Route 66 – Leviticus 1/2

Route 66 – Leviticus 1/2

Deel 1 van 2

Vandaag gaan wij verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht gaan bekijken. Mijn streven is om elke zondag één Bijbelboek te behandelen, maar bij sommigen lukt dat gewoon niet. Maar ondanks dat feit blijft de serie wel Route 66 heten, want het aantal Bijbelboeken blijft wel gewoon op 66 staan.

Vanmorgen gaan wij het Bijbelboek behandelen waarop de meeste aspirant-Bijbellezers afhaken. Veel mensen, die zich voorgenomen hebben om de Bijbel systematisch helemaal door te lezen, lopen vast bij Leviticus; en dat is best te begrijpen. Het is een moeilijk te lezen boek en daar zijn een aantal goede redenen voor.

Het lezen van Leviticus is enigszins te vergelijken met het lezen van een wetboek, of als je je dit nog kan herinneren, een telefoonboek. Genesis en Exodus verteld over ware gebeurtenissen, maar in Leviticus is er nauwelijks sprake van een vertelling.

Toon volledige notities

Ook zegt Leviticus ons, anno 2019 eigenlijk niets. Het komt uit een heel ander cultuur, tijd en locatie. Bovendien lezen wij over zaken zoals hoe men destijds met besmettelijke ziekten omging; heel bizar trouwens.

Leviticus lijkt voor ons dus volstrekt onbelangrijk te zijn. Want wat heeft dit nog met ons te maken wanneer we ’s maandags naar ons werk toe gaan?

Nu is het mijn hoop en gebed dat dit ‘saai’ boek voor ons tot leven gaat komen en dat wij de onschatbare waarde ervan gaan inzien.

LEVITICUS

Leviticus is het 3e boek van 5 in de Wet van Mozes, de Torah. Met slechts 27 hoofdstukken is Leviticus het kortste boek van alle vijf en het centrale thema is hoe de nu verloste kinderen van God een relatie met God kunnen behouden, oftewel, hoe Gods kinderen fellowship met Hem kunnen blijven hebben.

In Exodus werd Israël uit de slavernij in Egypte verlost door het bloed van het onschuldig lam dat op de deurposten werd gesmeerd. In Leviticus krijgt het verlost volk duidelijke en onbuigzame regels en voorschriften om, 1) hoe zij met de enige echte heilige God om horen te gaan en hoe zij hun relatie met die God kunnen behouden, 2) om zelf heilig te leven, en 3) hoe God te aanbidden.

Leviticus is een van de meest verwaarloosde boeken van de Bijbel ondanks dat het Nieuw Testament meer dan 40 keer naar Leviticus verwijst. Het is daarom ook onmisbaar om het Nieuw Testament te kunnen begrijpen.

Het boek Hebreeën bijvoorbeeld is zowat geheel gebaseerd op de leer uit Leviticus. Zonder Leviticus zouden wij Hebreeën totaal niet kunnen snappen.

Sterker nog, het Evangelie van Jezus Christus en het gehele Nieuw Testament zou niet eens mogelijk zijn geweest zonder Leviticus. Niet onbelangrijk dus!

In Leviticus spreekt God meer/vaker rechtstreeks tot de mens dan in enig ander Bijbelboek. Zo’n 50 keer staat er: ‘De HEERE sprak tot Mozes’.

Toen Jezus gevraagd werd over het voornaamste gebod, citeerde Hij niet alleen Deuteronomium 6:4, maar ook Leviticus 19:18 waarin staat: (Mattheüs 22:34-40 en Markus 12: 28-31)

Leviticus 19:18 – “U mag geen wraak nemen of een wrok koesteren tegen uw volksgenoten, maar u moet uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben de HEERE.”

Toen Jezus dus het gebod in Johannes 13 aan Zijn discipelen gaf om elkaar lief te hebben zoals Jezus hen liefheeft, was het geen nieuw gebod. Jezus greep terug naar Leviticus.

Alhoewel de praktijken in Leviticus achterhaald zijn, zijn de principes achter die praktijken tijdloos.

Er is nu bijvoorbeeld geen altaar waarop wij dieren offeren en verbranden. Er is geen hogepriester die met een designer mantel het heilige der heiligen ingaat om voor ons te bemiddelen.

Deze voorschriften zijn nu in Christus vervuld, want Hij heeft Zichzelf eens en voor altijd als het perfecte offerlam aan God geofferd. Ook is Jezus voor ons de volmaakte grote Hoge Priester geworden. Hij is onze bemiddelaar.

Dus, de praktijken zijn achterhaald, maar de principes niet. De principes zijn nu in Jezus Christus vervuld.

De centrale boodschap van Leviticus is te vinden in 19:2

Leviticus 19:2 – “Spreek tot heel de gemeenschap van de Israëlieten, en zeg tegen hen: Heilig moet u zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig.”

Het woord heilig in alle vormen komt meer dan 120 keer in Leviticus voor.

Leviticus leert ons dus dat om een relatie met de heilige God van de Bijbel te kunnen behouden moeten ook Gods kinderen heilig zijn en heilig leven. Hier kom ik later op terug.

Genesis behelst een periode van 2.500 jaar. Exodus behelst een periode van 82 jaar en Leviticus behelst een periode van slechts één maand.

Zoals ik al eerder zei bestaat Leviticus voornamelijk uit regels, wetten en voorschriften. Er zijn slechts twee Schriftgedeelten die vertellend zijn en deze zijn te vinden in hoofdstuk 10 en 24.

Leviticus begint waar Exodus is geëindigd. Aan het einde van Exodus is de tabernakel reeds gebouwd en Gods heerlijkheid vervulde de tabernakel. En nu in Leviticus 1 spreekt God tot Mozes vanuit de heerlijkheid in de tabernakel, ook de tent van ontmoeting genoemd.

Leviticus 1:1 – “De HEERE riep Mozes en sprak tot hem vanuit de tent van ontmoeting:”

Voorheen sprak God vanaf de top van de berg Sinaï. Er was vuur en rook en aardbevingen, en God sprak tot de mensen op grote afstand, maar nu woont God onder de mensen en nu spreekt God van heel dichtbij. Meteen al in vers 1 zien wij een beeld van Jezus Christus.

Johannes 1:14 – “Ja, het Woord is mens geworden! Hij is onder ons zijn tent komen opslaan en we hebben zijn heerlijkheid gezien, de heerlijkheid die Hij als eniggeboren Zoon aan de Vader ontleende, vervuld als Hij was van genade en waarheid.” (WV2012)

Jezus leefde onder de mensen en Hij, die God was ging met de mensen om, trok met mensen op.

Leviticus kunnen wij verdelen in twee delen: 1) rechtvaardiging, oftewel de weg naar God, en 2) heiliging, oftewel het wandelen met God.

De eerste 17 hoofdstukken leren ons dat God alleen benaderd kan worden d.m.v. de offerdienst, de bemiddeling van de priesters, de reiniging van de natie, en de bepalingen voor gemeenschap met God. God is hier zeer strikt in.

De laatste 10 hoofdstukken leren ons dat omdat God heilig is, Israël ook heilig moet zijn. In de meest simpele zin van het woord betekent heilig ‘anders zijn’. God is geheel anders dan wie of wat dan ook. Daarom zegt God keer op keer tegen Mozes: ‘Ik ben de HEERE’. M.a.w. Ik ben heilig, Ik ben anders, Ik ben de HEERE!

Het woord heilig betekent ook ‘apart gezet’ of ‘afgezonderd’. Dit hield voor de Israëlieten in dat zij voor God apart gezet werden of afgezonderd werden voor Zijn doeleinden.

Omdat God heilig is, oftewel anders is dan alle andere zogenaamde afgoden, moest Israël afgezonderd zijn van alle andere volkeren, hun godsdiensten en hun gebruiken.

Het idee van heiliging betekent twee dingen: 1) positionele heiliging, wat bedoeld wordt met het ‘apart gezet’ of het ‘afgezonderd’ zijn voor God, en 2) progressieve heiliging, wat de voortgang of de progressie van het heilig worden weergeeft.

Voor ons die wedergeboren zijn geldt dat ook wij positioneel geheiligd zijn door God. Hij heeft ons apart gezet voor Zijn doeleinden, voor Zijn werk in de gemeente en erbuiten.

Ook geldt voor ons dat wij progressief, oftewel voortdurend geheiligd worden doordat wij steeds meer en meer anders worden; anders dan de wereld en meer als Jezus.

In het Oude Testament zit in Exodus Gods redding en verlossing door het paaslam, en in Leviticus zit vervolgens de instructie over hoe het verlost volk van God hoort te aanbidden en te leven.

In het Nieuw Testament zit in de Evangeliën Gods redding en verlossing in Jezus Christus, en o.a. in de brieven zit vervolgens de instructie over hoe wij als wedergeboren christenen horen te aanbidden en te leven.

Dus zoals God Zijn verlost volk Israël moest leren te leven zoals Hij dat wilde, moet God ook ons leren hoe Hij wil dat wij leven. Dit is voor ons het heiligingsproces.

Leviticus 18:3 – “U mag de gebruiken van het land Egypte, waarin u gewoond hebt, niet navolgen, en ook de gebruiken van het land Kanaän, waar Ik u naartoe breng, mag u niet navolgen. U mag niet in hun verordeningen gaan.”

God zegt hier dat Israël heilig, oftewel geheel anders moet zijn dan de Egyptenaren die zij achter zich hebben gelaten, én geheel anders dan de Kanaänieten die in het beloofde land wonen waar Israël naartoe gaat.

Alle voor ons bizarre voorschriften in het tweede deel van Leviticus heeft hiermee te maken. Alles dat God Israël verbiedt zijn dingen die alle volkeren om Israël heen doen.

En als God tot Zijn doel met Israël wil komen dan moet Israël zich van deze dingen heiligen, zij moeten zich van deze dingen afzonderen, want God kan Israël niet gebruiken om andere volkeren te redden als zij blijven doen wat de andere volkeren doen.

En zo ook met ons. God wil niet dat wij blijven zoals wij zijn wanneer wij door de wedergeboorte door Jezus verlost worden van ons oude leven.

Ten eerste moeten wij ons van ons oude leven bekeren, en vervolgens moeten wij bewust heilig, oftewel anders worden dan wat wij waren, anders worden dan de wereld waaruit wij kwamen, anders worden dan de wereld waarin wij nu moeten leven.

Er is eens gezegd dat het slechts één nacht duurde om Israël uit Egypte te halen, maar het duurde 40 jaar om Egypte uit Israël te halen.

Voor ons geldt ook dat onze redding uit de wereld, ons wedergeboorte in een enkel ogenblik tot stand is gekomen. Maar hoe lang ben jij nu al bezig om de wereld uit jou te krijgen?

Zit er een stijgende lijn in jouw heiliging? Ben jij heilig aan het worden zoals God heilig is? Of ben je blijven steken in de woestijn? En zo ja, waarom?

Een hele generatie van Israël is blijven steken in de woestijn en zijn het beloofde land niet ingegaan omdat zij hardnekkig, of koppig waren. Zij wilde zich niet aan God onderwerpen en dat stond hun heiligheid in de weg.

Ik vrees dat dit bij sommigen van ons ook het geval is.

Israël wist heel goed hoe zij als slaven moesten leven. Elke ochtend stonden ze op en wisten precies hoe hun dag eruit zou zien. Er werd voor hen gezorgd in de zin dat zij onderdak en eten kregen.

Het enige dat zij wisten, is als gevangenen te leven die verder niets mochten en konden, zij moesten gewoon doen wat de slavendrijvers hun opdroeg, meer wisten zij niet.

Maar nu, nu zij door God verlost waren moesten zij leren hoe zij als vrije mensen mochten leven, en dit was heel wat anders. Zij wisten niet hoe zij met die vrijheid om moesten gaan.

Dit geld ook voor ons, want alhoewel het Nieuw Testament ons zeer duidelijk en zeer gedetailleerd leert hoe wij als discipelen van Jezus Christus horen te leven, zijn wij vrij om daar wel of niet voor te kiezen.

Dit is dan ook vaak de reden dat mensen voor religie kiezen in plaats van een relatie met God. In religie moet men veel, er zijn veel geboden en verboden en als men zich daar niet aan houdt, dan wordt men uit de desbetreffende godsdienst verbannen.

Maar als wedergeboren kind van God moeten wij zelf aan onze relatie met God werken. Wij moeten ervoor kiezen om de Bijbel te lezen, wij moeten ervoor kiezen om onze relatie met God te onderhouden, wij moeten ervoor kiezen om door Gods Woord en door de Heilige Geest geheiligd te worden. En al te vaak kiezen wij dit niet.

Leviticus gaat dus voornamelijk om rechtvaardiging, de weg naar God, en om heiliging, het wandelen met God.

Hoofdstuk 1-17 gaat om rechtvaardiging d.m.v. aanbidding en dit gedeelte kan worden opgesplitst in drie delen; 1) de offers, 2) het priesterschap, 3) reiniging.

Vandaag gaan wij slechts het eerste deel met elkaar doornemen en het tweede en derde deel a.s. zondag wanneer wij het Heilig Avondmaal vieren.

Als je in je Bijbel titels hebt staan dan zie je dat de eerste vijf hoofdstukken over de wetten voor de verschillende offers gaan. 1) brandoffer, 2) graanoffer, 3) dankoffer, 4) zondoffer, 5) schuldoffer. In hoofdstuk 6-7 geeft God de priesters specifieke instructies voor deze offers.

Alle vijf offers zijn beelden van Jezus:

Het brandoffer spreekt van het feit dat Jezus Zichzelf geheel vrijwillig voor ons gaf. Jezus zei dat niemand Zijn leven van hem afneemt, Hij geeft Zijn leven uit eigen vrije wil. (Johannes 10:18)

 Het graanoffer is een beeld van het perfecte leven van Jezus.

Het dankoffer is een beeld van het feit dat door het werk van Jezus aan het kruis, wij nu gemeenschap met God mogen hebben.

Het zondoffer is een beeld van Jezus, die onze zonde op Zich nam zodat wij Zijn volledige rechtvaardigheid hebben mogen ontvangen.

Het schuldoffer is een beeld van het feit dat Jezus de prijs voor onze zonden heeft betaald.

Alle vijf offers spreken van de persoon en van het werk van Jezus Christus; ze zijn allen vervuld in Jezus.

Maar niet alleen dat, ze spreken ook tot ons, over hoe wij de Heere, anno 2019 dienen te aanbidden.

Hoofdstuk 1 gaat over het brandoffer wat voor het gehele Levitisch systeem fundamenteel is. Israël moest elke ochtend en elke avond een brandoffer aan de Heere offeren.

Het verschil tussen dit en alle andere offers was dat het gehele offer op het altaar verteerd moest worden. Niets bleef ervan over en niets ervan werd door de priesters gegeten. Het werd geheel aan God geofferd.

Dit is een prachtig beeld van hoe wij als christenen onszelf geheel aan God horen te wijden.

Dit offer was vrijwillig. En zo moeten wij ook die keus maken om onszelf wel of niet geheel aan God over te geven.

Romeinen 12:1 – “Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.”

Het woord ‘godsdienst’ heeft betrekking op aanbidding. Dit betekent dus dat de christen die God aanbidt, God aanbidt door zichzelf ten eerste geheel aan God over te geven.

Ware aanbidding van God wordt niet uitgedrukt in de liederen die je zingt, of in het geld dat je aan Hem geeft, of in de bediening die je uitoefent, of de taak die je in de kerk hebt. Het is ten eerste jezelf geheel aan Hem overgeven, jezelf geheel aan Hem offeren. God is veel meer in jou geïnteresseerd dan in wat je voor hem doet. Maar het woord offer zegt het al, het gaat je jezelf kosten.

Hoofdstuk 2 gaat over het graanoffer, wat ook geheel anders was dan alle andere offers omdat het geen ‘offer’ was in de zin dat er geen bloed vergoten werd. Dit had dus niets te maken met zonde.

Dit offer was een gift vanuit de akkers van de mensen. In Numeri zien wij dat God op een gegeven moment ophield met het voorzien van het manna, dus toen Israël het beloofde land introk, moesten zij het land bebouwen, zij moesten zaaien en oogsten.

Dit was natuurlijk hard werk en vanuit de opbrengst van hun arbeid moesten zij een gedeelte aan de Heere offeren. Een gedeelte werd op het altaar verbrand en een ander gedeelte ervan werd door de priesters gegeten.

Dit is een beeld van onze dienst aan de Heere. Paulus schrijft dat wij ALLES van harte moeten doen, als voor de Heere.

Dus, de ware aanbidder geeft ten eerste zichzelf geheel aan God over en vervolgens geeft de ware aanbidden ook zijn dienst aan God.

Ik moet mijn tijd en mijn energie en mijn inspanning en mijn kracht en mijn bekwaamheden en mijn gaven offeren in mijn dienst aan God. En het meeste van deze dienst vindt plaats in en door de plaatselijke kerk, Zijn gemeente.

Hoofdstuk 3 gaat over het dankoffer en ook dit offer was uniek. Het brandoffer werd geheel verteerd, het graanoffer was geen offer van bloed, maar ging om arbeid voor de Heere. En het dankoffer, ook het fellowship of gemeenschap offer genoemd was bijzonder omdat het onder drie partijen verdeeld werd.

De offeraar bracht het offerdier en een gedeelte ervan werd op het brandaltaar geplaats voor God. Dit was voor God een aangename geur. Keer op keer staat er dat de brandoffers een aangename geur voor de Heere was.

God hield van die geur en ik begrijp dat volkomen, want ook ik hou van die geur. Als je mij echt blij wil maken, dan doe je dat door een heerlijk stuk rib-eye vlees op de BBQ te leggen. Heerlijk!

Een ander gedeelte van dit offer werd aan de priester gegeven en hij mocht het zelf eten.

Het derde gedeelte mocht de offeraar zelf op die dag opeten.

Dus, de offeraar brengt vrijwillig een dier naar de tabernakel toe en symbolisch eet God daar een deel van, de priester eet daar een deel van en de offeraar eet daar een deel van.

Dit is symbolisch van de gemeenschap dat wij nu kunnen hebben met God en met elkaar.

1 Johannes 1:3 – “Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij u, opdat ook u gemeenschap met ons hebt; en deze gemeenschap van ons is er ook met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus.”

In dit vers zegt de apostel Johannes dat wij christenen, gemeenschap met elkaar hebben doordat wij gemeenschap met God en met Jezus hebben.

Dus wat wij door het dankoffer te zien krijgen is dat gemeenschap, oftewel relatie met God en met elkaar door het offer van Jezus Christus nu mogelijk is in het Lichaam van Christus, oftewel de kerk. Er is nog iets zeer bijzonder aan dit offer.

Leviticus 7:13 – “Ten slotte moet er ook brood met gist geofferd worden. Alles moet tegelijk met het dier geofferd worden.” (BGT)

Behalve tijdens het feest van ongezuurde broden mocht Israël gewoon brood met zuurdesem of met gist eten. Dat was totaal geen probleem.

Maar waar het gaat om de offers, moest Israël altijd ongezuurde broden aan God offeren omdat zuurdesem of gist in de Bijbel symbool staat voor de zonde. Dit geldt voor alle offers behalve deze.

Het dankoffer, ook het gemeenschap offer genoemd gaat om de gemeenschap dat ik met God heb en de gemeenschap dat ik met jullie heb. En weet je wat, in deze gemeenschap hebben wij nog altijd te maken met ons zondig natuur. Wij blijven aan deze kant van de eeuwigheid nog altijd zondaren; weliswaar zondaren door genade gered.

Prijst God voor die gemeenschap! Maar weet dat er in deze gemeenschap mensen zullen falen, mensen fouten zullen maken, mensen elkaar pijn zullen doen. Dit is nu eenmaal de realiteit van het kerk zijn.

In hoofdstuk 4 en 5 zijn de offers anders in de zin dat zij niet vrijwillig zijn, maar verplicht. Deze twee waren noodzakelijk om de gemeenschap met God en met elkaar te behouden.

Leviticus 4:14 – “Als de zonde die zij daartegen begaan hebben, bekend is geworden, dan moet de gemeente een jonge stier – het jong van een rund – als zondoffer aanbieden en die vóór de tent van ontmoeting brengen.”

Het gaat hier om een zonde die zij onbewust begaan hebben, maar die op een gegeven moment bekend is geworden. Dus, iemand komt op welke manier dan ook op een gegeven moment tot het besef dat hij gezondigd heeft. Op dat moment moet er een zondoffer geofferd worden.

Vergeet niet dat Israël reeds verlost is door het Paaslam, én dat de zonden van Israël als natie elk jaar op de grote verzoendag bedekt werden. Maar hier gaat het om individuele zonden.

Voor ons geld dit principe ook. Wij zijn eens en voor altijd verlost van de zonden door het volbracht werk van Jezus aan het kruis. Maar 1 Johannes leert ons wel het volgende:

1 Johannes 1:9 – “Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.”

Dus, wanneer wij zondigen moeten wij onze zonden aan God belijden om die intieme relatie met God te behouden. Het is dus zaak om die zonden te belijden en om daarvan te bekeren.

Het belijden betekent dat wij het met God eens zijn dat wat wij gedaan hebben zonde is voor God.

Er is nog iets dat ik even wil noemen:

Leviticus 4:2 – “Als een persoon zondigt door een onopzettelijke overtreding van enig gebod van de HEERE, iets wat niet gedaan mag worden, maar wat hij toch doet tegen één van de geboden.”

Dit offer is dus voor mensen die onopzettelijk gezondigd hebben. Het is niet bedoeld voor mensen die bijvoorbeeld zoiets hebben van: ‘ik heb echt een hekel aan die persoon en om hem eindelijk een lesje te gaan leren steek ik z’n geit lek, want ik heb toch een vlekkeloos lam die ik vervolgens kan offeren. Nee, het is voor onopzettelijke zonden.

Ook wij horen zoiets niet te denken of doen want Paulus schrijft in Romeinen 6: “Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt? Volstrekt niet!”

M.a.w. zullen wij gewoon blijven doorgaan met zondigen omdat er toch genade en vergeving is? Het kruis is er toch, dus ik kan gewoon doorgaan met wat ik zelf wil. Paulus zegt: ‘Volstrekt niet’, nee dus!

Hoofdstuk 5 gaat om het schuldoffer en dat offer is bijna hetzelfde als het zondoffer, maar met het schuldoffer moest de offeraar 20% er bovenop vergoeden aan degene tegen wie hij gezondigd heeft.

Dit geeft aan dat wanneer wij zondigen, wij in sommige gevallen niet alleen naar God toe moeten gaan, maar ook naar een ander.

In deze gevallen moeten wij naar de desbetreffende persoon toe gaan om toe te geven dat wij tegen hem/haar gezondigd hebben en wij moeten hem/haar om vergeving vragen; wij moeten het goed maken.

Bovendien hebben sommige zonden blijvende consequenties. Sommige zonden gaan gepaard met een boete of met een gevangenisstraf, sommige zonden kunnen bepalen hoe je vervolgens mag dienen in het lichaam van Christus.

Sommige zonden kunnen bijvoorbeeld bepalen of je ooit weer in de kinderbediening werkzaam mag zijn. Er zijn sommige zonden die mij bijvoorbeeld zouden kunnen weerhouden van ooit weer voor te kunnen gaan.

Natuurlijk worden wij door God en door elkaar voor al deze zonden vergeven, maar het feit is dat er in sommige gevallen van zonde, blijvende consequenties kunnen zijn.