2023.0716 – De Troostende Heer
Onze Heer: Troostend, Onvergelijkbaar, Betrouwbaar, Deel 1
Jesaja 40:1-11
[CC Haarlemmermeer, 16 juli 2023]
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
Vandaag gaat we beginnen aan een korte zomerserie, een drieluik, over Jesaja hoofdstuk 40, dus daar mag je je Bijbel naar openslaan. We gaan een begin maken door naar vers 1-11 te kijken, en in de laatste twee zondagen van augustus gaan we het drieluik afronden, maar we beginnen vandaag aan Jesaja 40 vers 1-11.
Als je Jesaja 40 niet kent, dan is dit wellicht een mooie aanleiding om het zelf te gaan lezen en misschien zelfs over deze zomermaanden het je thuis te maken en er lekker in te baden (om in zomerse termen te praten), want het is een absoluut prachtig hoofdstuk en ook een heel bemoedigend hoofdstuk waarin we drie verschillende karaktereigenschappen van de HEER zien. En vandaag in de eerste elf verzen zien we het karakter van de troostende HEER.
{Openingsgebed}
JESAJA: WAT ACHTERGROND
Aangezien we in de route66 serie al een prachtig overzicht hebben van het boek Jesaja wil ik alleen de context meegeven voor vandaag. Bijbel commentator John Oswalt heeft gezegd, “Van alle boeken in het Oude Testament is Jesaja misschien wel het rijkste. De literaire grootsheid is ongeëvenaard. De reikwijdte is ongeëvenaard. De breedte van zijn kijk op God is ongeëvenaard. In zoveel opzichten is het een boek van superlatieven (overtreffende trappen). Het is dus geen wonder dat Jesaja de meest geciteerde profeet in het Nieuwe Testament is, en samen met Psalmen en Deuteronomium een van de meest geciteerde van alle Oud Testamentische boeken”[1]
Maar dat maakt het niet een makkelijk boek. Het is een pittig boek om te lezen. De eerste negendertig hoofdstukken zijn een aanklacht en een oordeel van God tegen Juda, tegen Israël, tegen Jeruzalen, en tegen de omliggende naties. Het is oordeel na oordeel na oordeel. Maar tussen de regels door is er ook hoop. Er wordt gesproken over een nieuw Jeruzalem. Er wordt gesproken over een stronk dat het heilig zaad zal zijn. Er wordt gesproken over Immanuel (God met ons) die zal komen. Er wordt gesproken over een twijgje dat zal opgroeien uit de stronk. En we zien in die kleine glimpen van hoop dat God soeverein is. Niet alleen ten opzichte van Israël, maar ook ten opzichte van de omliggende naties die God zal gebruiken om Israël tot oordeel te brengen. Israël had namelijk steeds de neiging op het moment dat de druk te groot werd om naar andere naties te gaan voor hulp en hen te vertrouwen in plaats van God. En door al die hoofdstukken zegt God: “Doe dat niet, vertrouw op Mij. Want die andere naties zullen je falen. Sterker nog, Ik zal er voor zorgen dat ze je falen, want zo soeverein ben Ik, want Ik wil dat je op Mij vertrouwd. Ik zal je namelijk nooit verlaten, dus zie wat Ik ga doen, en zie wat er gaat komen, en zie wie Ik ga sturen.” Dat is de onderliggende boodschap in al die hoofdstukken. Hoofdstuk 39 eindigt dan met een profetie over het komende ballingschap van Juda naar Babel wat zo’n honderdvijftig jaar later plaatsvind.
De rest van het boek, hoofdstuk 40 tot 66 speelt zich aan het einde van de ballingschap af (ten tijde van van Ezra en Nehemia, ver na de tijd van Jesaja), maar Jesaja spreekt dus deze woorden vanuit het perspectief alsof hij zelf nog leeft in die tijd en ze dan uitspreekt. En als je na negendertig hoofdstukken oordeel die bladzijde omslaat naar hoofdstuk 40 is het net alsof je in een warm bad terechtkomt. God is klaar met het uitspreken van oordeel, en Hij komt met bemoediging, Hij komt met hoop, Hij komt de aankondiging van Zijn dienaar die Gods missie zal volbrengen, en Hij komt met het beeld van Zijn Koninkrijk.
En hoofdstuk 40 is als het ware een proloog op de rest van Jesaja. En Jesaja spreekt tot een volk dat nu in ballingschap is en lijdt in een land ver van huis. Jeruzalem lag in puin, verwoest door de troepen van Nebukadnezar en de Babyloniërs. De voorwerpen van de tempel waren vernietigd of afgevoerd naar Babylon, de tempel zelf was platgebrand en degenen die niet gedood waren, zijn weggevoerd in een leven van ballingschap. Het is in deze verschrikkelijke, schijnbaar hopeloze nasleep dat de woorden van de profeet weerklinken, gericht aan een volk van de toekomst. Het volk heeft troost nodig, heeft bemoediging nodig. Ik weet niet wat uw situatie is, maar misschien heeft u ook troost en bemoediging nodig. Hebben we op een bepaalde manier niet allemaal bemoediging nodig? Willen we allemaal niet horen dat het goed gaat komen? Dat er verlossing komt? Dat we God horen zeggen: “Vertrouw Mij; zie wat ik ga doen”?
En in de eerste elf verzen van dit hoofdstuk horen we vier keer een stem die spreekt. En voor de Bijbel commentatoren is het niet duidelijk wie die vier stemmen zijn, maar dat is ook niet zo belangrijk. Het is van belang dat vier keer God spreekt door die stem. En elk van die vier stemmen brengt een bericht van troost voor mensen die het nodig hebben. En dit zijn ook stemmen van troost die wij nodig hebben om te horen en aan herinnerd moeten worden. Dus ik wil kijken naar de tekst in de situatie toen, maar ook kijken hoe de tekst tot ons vandaag spreekt.
GODS STEM VAN VERGEVING (1-2): VAN OORDEEL NAAR VERZOENING
Dus laten we lezen en beginnen met de eerste stem in vers 1-2, en dat is Gods stem van vergeving en het zegt, “1Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen, 2spreek naar het hart van Jeruzalem en roep haar toe dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij uit de hand van de HEERE het dubbele ontvangen heeft voor al haar zonden.” (Jes. 40:1-2).
God spreekt troost aan een volk in ballingschap denkende dat God hen verlaten had. Ze hadden deze woorden van troost nodig. Ze moesten horen dat Gods uiteindelijke doel met hen niet verwoesting maar juist verlossing was; niet dood was maar juist leven. En God spreekt deze woorden met compassie en liefde. Hij wilt dat zij Zijn woorden voelen. Hij wil laten weten dat zij nog steeds Zijn volk zijn; het volk van het verbond. Hij wil hen laten weten dat Hij hen niet vergeten is. Hij is hun God en zij zijn Zijn volk. God spreekt naar het hart van het volk intieme woorden van troost en bemoediging.
En als God “troost, troost” zegt, dan zijn dit geen lege woorden. Hij roept hen niet op tot slechts positief denken. Hij zegt niet, “Joh, kop op, het komt wel weer goed.” Nee, Hij spreekt woorden van echte troost. Woorden die het volk moest horen. God is de enige die woorden van échte troost kán spreken, want Hij is niet alleen bij machte maar ook gewillig om te handelen naar Zijn woorden. Gód is degene die troost gaat brengen. Gód gaat in actie komen. Hij wilt het volk een hart onder de riem steken en Hij wilt dat ze weer gaan geloven. Paulus zegt niet voor niets in 2 Korinthe 1:3, “3Geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de barmhartigheden en de God van alle vertroosting, 4Die ons troost in al onze verdrukking…”
En God spreekt drie woorden van troost: dat de strijd gestreden is, dat er verzoening is, en dat er voor zonde betaald is. Dat was zeker een boodschap van troost voor het volk. Het verleden is het verleden. Een nieuw tijdperk is aangebroken. Een tijdperk waar er niets meer te vrezen was van Gods hand. God die zegt: “Ik ga jullie vergeven!”
Maar dit is ook zo’n een woord van troost voor ons! Net als Israël wordt ook ons verleden gekenmerkt door zonde en ballingschap, een leven gescheiden van Hem. Misschien kenmerkt het ons leven nog steeds wel. Hardnekkige zonden, terugkerende zonden. Fouten of verkeerde keuzes. Slechte patronen. We kunnen ons zo bewust zijn van wat er niet goed is in ons leven, en zo verwikkeld zijn in die strijd. En het houdt ons af van Hem en Zijn gemeenschap. Maar als je in Christus bent, dan is de strijd al gestreden. “4Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof. 5Wie anders is het die de wereld overwint dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is?” (1 Joh. 5:4-5). Als je in Christus bent, dan is er verzoening met God. “17Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden. 18En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus…” (2 Kor. 5:17-18). Als je in Christus bent, zijn je zonden vergeven. “In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de zonden.” (Kol. 1:14). Wij mogen nu al de geestelijke zegeningen ervaren van het Nieuwe Verbond, maar er zal ook straks een tijd komen dat voor zowel Israël als voor ons de strijd daadwerkelijk gestreden is, en dat wij alle zegeningen van Zijn vergeving mogen ontvangen.
Dus hoor God tegen je zeggen: “Ik heb je vergeven. De prijs voor je zonden is reeds betaald. De strijd is al gewonnen.” Wat er ook gebeurd is, geen zonde is te groot voor God. Hij staat altijd klaar om te vergeven! Hoe groot de strijd ook is, Jezus heeft ‘m al voor je gewonnen! Hoor Zijn stem van troost. Luister naar Zijn stem en ga naar Hem toe om Zijn troost ook te ontvangen. Het oordeel is voorbij door geloof in Jezus Christus.
GODS STEM VAN VOORZIENIGHEID (3-5): DE HEER KOMT!
Laten we verder lezen naar de tweede stem in vers 3-5, en dat is Gods stem van voorzienigheid dat zegt: “3Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereid de weg van de HEERE, maak recht in de wildernis een gebaande weg voor onze God. 4Alle dalen zullen verhoogd worden, alle bergen en heuvels zullen verlaagd worden; wat krom is, zal recht worden; wat rotsachtig is, zal tot een vlakte worden. 5De heerlijkheid van de HEERE zal geopenbaard worden, en alle vlees tezamen zal het zien, want de mond van de HEERE heeft gesproken.” (Jes. 40:3-5)
God zei tegen het volk: “Ik ga jullie vergeven.” Maar hoe gaat Hij dat doen? We zien hier twee woorden van troost voor het volk. Ten eerste zegt God, “Ik kom!” God gaat naar Zijn volk komen als een triomferende Koning en zal onder hen heersen! Dat is hoe Hij hen gaat redden. Met andere woorden, Israël kan zichzelf niet redden. Het is God die in actie moet komen. Het is God en God alleen die redt. Israëls enige hoop is dat God komt, en wat een woord van troost is het dat dat precies is wat Hij gaat doen. Het was in die tijd een gebruik als de koning een gemeenschap kwam bezoeken om dan een nieuwe weg voor hem te maken om zo de komst te vieren en de koning te eren. Maar het schetst wellicht ook een beeld dat God als het ware vanaf de berg Sinaï door de wildernis naar hen toe komt om Zijn volk in hun uur van nood te redden. Men kan zichzelf niet redden en er is niemand anders, dus God Zelf moet komen. En het is alsof God zegt: “Ik zie dat jullie in de wildernis zitten en Ik zie dat jullie jezelf er niet uit kunnen krijgen. Dus bereid de weg voor zodat Ik kan komen.” Het enige wat het volk dan ook kan doen is de weg voor te bereiden. En dit is een stap van geloof voor het volk, want ze kunnen de triomftocht van hun overwinnende Koning nog niet zien, dus ze moeten erop vertrouwen dat Hij komt. Het brengt het volk dat ontmoedigd is in actie.
Het tweede woord van troost is dat God zegt: “Je zal zien wie Ik ben.” De heerlijkheid van God zal geopenbaard worden. In Exodus 24:17 ervaren de Israëlieten de heerlijkheid van Heer als een verterend vuur. Diezelfde heerlijkheid vervulde later de tabernakel (Exo. 40:35). In Leviticus 9:23 verscheen de heerlijkheid aan heel het volk. Later vervulde de heerlijkheid ook Salomos tempel (1 Kgn. 8:11), maar in Ezechiël lezen we hoe de heerlijkheid van de Heer zowel de tempel als Jeruzalem verlaat in aanloop op het ballingschap. Wat een woord van troost dan voor het volk om te lezen dat ze Zijn heerlijkheid weer zullen zien. Om de nabijheid van God weer te mogen ervaren.
We lezen in het Nieuwe Testament dat deze verzen worden toegepast op Johannes de Doper[2] die de stem in de woestijn was om het volk voor te bereiden op de komst van Jezus. En de vraag is of u die stem, die roep van de Koning, in de wildernis ook in uw hart hoort? Want Jezus is ook voor u gekomen. Maar wat moet er nog allemaal verhoogd of verlaagd worden wat nu heuvels en dalen zijn? Wat moet er nog allemaal vlak gemaakt worden wat nu rotsachtig is? Wat moet er nog allemaal recht gemaakt worden wat nu krom is? Zodat de triomferende Koning kan komen – voor jou! Zodat Hij Zijn heerlijkheid kan openbaren – aan jou! Zodat Hij als Koning en Heer kan plaatsnemen op de troon van jouw hart!
Laat deze woorden van troost ook voor jou zijn. De Heer wil komen en regeren. Hij is voor je, maar hoe houd jij Hem tegen? De schrijver van de Hebreeën brief zegt dat Jezus “de afstraling van Gods heerlijkheid” is, en Paulus zegt in 2 Korinthe 4:6, “Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is ook Degene Die in onze harten geschenen heeft tot verlichting met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus.”
Met andere woorden, God doet het licht in ons hart schijnen en wat we zien is het gezicht van Jezus, en in het zien van Zijn gezicht nemen we kennis van de heerlijkheid van God. Dus, geef gehoor aan die stem die roept en de weg voor de Heer voorbereid, en neem kennis van de heerlijkheid van God. “Zie, nu is het de tijd van het welbehagen, zie, nu is het de dag van het heil!”, zo zegt Paulus in 2 Korinthe 6:2. Er zal een tijd komen dat inderdaad alle vlees tezamen de heerlijkheid van de Heer zal zien. Er zal een dag komen dat de hele wereld zal zien wie God is en dat inderdaad Hij alleen God is. De dag waarop God zegt, “Ik ben de HEERE, en niemand anders, buiten Mij is er geen God.” (Jes. 45:5) Er zal een dag komen dat élke knie zal buigen en élke tong zal belijden dat Jezus Christus de Heer is. Buig de knie nu. Belijd Hem nu. Hoor de woorden van troost dat de Heer komt en dat nu de tijd van voorbereiding is; nu de tijd is waarop we ‘ja’ zeggen tegen Hem. Zijn komst is op handen. Wacht niet tot morgen.
GODS STEM VAN BELOFTE (6-8): NIETS HOUDT HEM TEGEN
De derde stem is in vers 6-8 en dat is Gods stem van belofte dat zegt: “6Een stem zegt: Roep! En hij zegt: Wat moet ik roepen? Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid als een bloem op het veld. 7Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest van de HEERE erover blaast. Voorwaar, het volk is gras. 8Het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig.” (Jes. 40:6-8)
Zie hier het contrast met de vorige stem. Waar we in de vorige verzen de onstopbare realiteit van God zagen, verschuift het beeld nu van God naar de mens, en het verschil is enorm! Van eeuwigheid naar tijdelijkheid, van almacht naar machteloosheid, van significantie naar insignificantie. De mens is niet in staat zichzelf te redden noch degene te verhinderen die besluit om te redden. Hoe nietig is de mens in contrast tot God! Psalm 144:3-4 zegt, “3HEERE, wat is de mens, dat U hem kent, de sterveling, dat U aan hem denkt? 4De mens lijkt op een zucht, zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw.” In verhouding tot de eeuwigheid is de tijd op aarde maar kort. Een wereldgeschiedenis van zo’n zesduizend jaar, een mensenleven van zo’n tachtig jaar; wat is dat op de eeuwigheid? Het is een zucht, een nevel, een moment en dan is het voorbij. Waar Israël dan ook doorheen gaat is van korte duur. Ballingschap? Slechts zeventig jaar. Het overmeesterd worden door grotere naties? Waar is het Assyrische, Babylonische, of Perzische Rijk nu? Het is alweer voorbij. Wij zijn als gras, en dus alle mensen die Gods plan proberen te dwarsbomen zijn als gras.
Echter, in contrast tot de wegebbende betrouwbaarheid van de mens is de complete standvastigheid en betrouwbaarheid van Gods Woord. De Heer is niet tijdelijk, maar eeuwig. Zijn Woord is niet tijdelijk, maar eeuwig. Zijn beloftes zijn niet tijdelijk, maar eeuwig. En dat is precies hoe het hoort te zijn. Wij nietig; Hij groot. Dat contrast moet zo groot mogelijk zijn. Wat wij nodig hebben is een God die zo groot mogelijk is. Onze God kan niet groot genoeg zijn. Hij is een niet te stoppen eeuwige realiteit. Niets houdt Hem tegen. Zijn Woord staat.
Maar zie ook de troost die wij hierin kunnen vinden. Niemand is namelijk gevrijwaard van pijn en lijden in dit leven. De vraag is niet of het gaat komen, maar wanneer het gaat komen. Maar wat er ook in je leven gespeeld heeft, of speelt, of gaat spelen, hoor de stem van God die zegt dat het maar voor korte duur is. Het lijkt lang vanuit ons perspectief, maar het is kort. Het is tijdelijk. En dat lijkt misschien te makkelijk gezegd, maar luister naar wat Petrus zegt, “5U wordt immers door de kracht van God bewaakt door het geloof tot de zaligheid, die gereedligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd. 6Daarin verheugt u zich, ook al wordt u nu voor een korte tijd – als het nodig is – bedroefd door allerlei verzoekingen, 7opdat de beproeving van uw geloof – die van groter waarde is dan die van goud, dat vergaat en door het vuur beproefd wordt – mag blijken te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, bij de openbaring van Jezus Christus.” (1 Pet. 1:5-7). Hoor de stem van God die zegt, “Nog eventjes en dan ben je bij Mij.”
Daarnaast is er troost te vinden in het onomstotelijke feit dat Gods Woord voor eeuwig is. Dat betekent namelijk dat we mogen bouwen en vertrouwen op Zijn Woord. We mogen bouwen en vertrouwen op Zijn beloften. In Psalm 119:89 lezen we, “Voor eeuwig, HEERE, staat Uw woord vast in de hemel.” Dus leun op Zijn Woord. Nahum 1:7 (WV) zegt, “De HEER is goed, meer dan een houvast op de dag van de nood. Hij kent diegenen die bij Hem hun toevlucht zoeken”. En we lezen is Psalm 91:15-16, “15Roep je mij aan, ik geef antwoord, in de nood zal ik bij je zijn, je bevrijden en met roem overladen, 16je overvloed geven van dagen. Ik zal je redding zijn.”
Wat er ook speelt in je leven, het is tijdelijk, God is soeverein, en Zijn Woord, Zijn beloften houden eeuwig stand. Dus, hoor die stem van Gods belofte te midden van alles wat het leven brengt, en vertrouw op Zijn eeuwige Woord, want niets houdt Hem tegen om Zijn Woord uit te voeren.
GODS STEM VAN VREDE (9-11): MACHT EN MEDEDOGEN
En dan komen we bij de vierde en laatste stem in vers 9-11, Gods stem van vrede, dat zegt: “9Klim op een hoge berg, Sion, verkondigster van een goede boodschap; verhef uw stem met kracht, Jeruzalem, verkondigster van een goede boodschap. Verhef die, wees niet bevreesd. Zeg tegen de steden van Juda: Zie, uw God! 10Zie, de Heere HEERE zal komen tegen de sterke, en Zijn arm zal heersen. Zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich, Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit. 11Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden: Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.” (Jes. 40:9-11)
God zou Israël gaan redden door naar Jeruzalem te komen als heerser en herder, en niets zou Hem daarin tegenhouden. En nu is Hij eindelijk daar. En nu is het aan Jeruzalem om op het hoogste berg te klimmen, haar stem met kracht te verheffen, niet bevreesd te zijn, en deze goede boodschap aan de steden van Juda te vertellen. En die goede boodschap is: zie, uw God! Dit is het uiteindelijke beeld wat Jesaja hier schetst. God zal bij Zijn volk wonen en Hij zal heersen met een sterke arm, en Hij zal weiden met een zachte arm. Hij zal komen met macht en mededogen. En we zien dit deels in vervulling gaan bij Jezus’ eerste komst als Hij komt met mededogen als de goede Herder om Zijn leven voor de schapen te geven. Hij komt naar Jeruzalem, maar als Hij de stad ziet weende Hij over haar, want Israël erkende niet de dag de Messias zou komen zoals gesproken door Daniel. Pas bij Zijn wederkomst zal Hij komen met macht als heerser, zoals we kunnen lezen in Zacharia 14. Dit zijn woorden van troost voor het volk: de bevestiging dat God daadwerkelijk zal komen, zoals Hij ook heeft gezegd. En er zal vrede zijn.
Ook voor ons zijn dit woorden van troost. God is namelijk gekomen en als de goede Herder heeft Hij Zijn leven neergelegd voor ons. Hij is aan het kruis gegaan voor onze zonde en de prijs volledig betaald, zodat we nu gerechtvaardigd uit het geloof vrede hebben bij God. Wat een troost dat dit voor ons al is gebeurd door geloof in Jezus Christus. Als we in Hem zijn dan is Hij onze herder en zijn wij Zijn kudde en weidt en leidt Hij ons zachtjes. Hij doet ons neerliggen in grazige weiden. Hij verkwikt onze ziel. Zijn stok en Zijn staf vertroosten ons. En wij zullen tot in lengte van dagen in het huis van Heer blijven. Wij zijn niet de sterke tegen wie Zijn arm zal heersen. Wij hoeven niet bevreesd te zijn, want Hij is voor ons.
En onbevreesd mogen wij onze stem met kracht verheffen en de goede boodschap delen. Wij zijn in die zin een voorbode van het hemelse Jeruzalem. Wij zijn het licht van de wereld. God woont in ons en Zijn licht mogen we laten schijnen voor de mensen om ons heen. We mogen verkondigers zijn van de goede boodschap: Zie God. Zie hoe Hij verzoening voor ons en in ons heeft bewerkstelligd. Zie hoe Hij in ons en door ons leeft, dus laat je ook met Hem verzoenen. Laat Hem je herder zijn. Dat is de goede boodschap. Met de vertroosting waarmee wij zelf door God getroost zijn mogen wij nu boodschappers zijn van die troost richting anderen.
CONCLUSIE
Vier stemmen van troost voor het volk toen, maar ook zeker voor ons vandaag.
De stem van Gods vergeving. Hoor de woorden van troost dat Hij de prijs voor je zonden reeds betaald heeft, de strijd al gewonnen heeft, en klaar staat om je te vergeven. De stem van Gods voorzienigheid. Hoor de woorden van troost dat Hij wil dat we ons voorbereiden op Zijn komst, want Zijn komst is op handen. Dus nu is de tijd om de knie te buigen en Hem te belijden en ‘ja’ te zeggen tegen Hem. Wacht niet tot morgen. De stem van belofte. Hoor de woorden van troost dat wat het leven ook brengt, het snel voorbij zal gaan en dat we te midden van alles mogen vertrouwen op Zijn eeuwige Woord dat stand houdt, want niets houdt Hem tegen om Zijn Woord en al Zijn beloften uit te voeren. De stem van vrede. Hoor de woorden van troost dat God inderdaad gekomen is en gedaan heeft wat Hij zei te gaan doen, en vrede heeft bewerkstelligd voor ons door ons onderdeel van Zijn kudde te maken.
En dit alles heeft Hij gedaan door Jezus. God is gekomen in de persoon van Jezus, om een Beeld te zijn van de onzichtbare God, om een Trooster in ons midden te zijn door te doen voor ons wat wij zelf nooit konden doen: het leven te leiden wat wij hadden moeten leiden, de dood te sterven die wij hadden moeten sterven, om ons zo weer terug te brengen bij God. Verzoend te zijn met Hem. Vrede te hebben met Hem. Nieuw leven te hebben in Hem.
Dus hoor die stem die zegt: “Zie, uw God!” Kijk naar Mij, zegt God. Aanschouw Mij, zegt God. Hoor die stem die zegt: Ik ben gekomen, Ik heb overwonnen.” Hoor die stem die zegt: “Ik ben bij je. Houd vol. Het komt goed.” Hoor die stem die zegt: “Ik zal komen en Ik zal heersen. Vrede is onderweg.”
God spreekt als een Vader, teder en vol liefde de woorden van ‘troost, troost’ voor een ieder die in Christus is, en nodigt een ieder uit om tot Christus te komen. Als een Herder wil Hij ons troosten. Hij wil ons bemoedigen. Hij wil ons verkwikken. Hij wil ons steunen. Hij wil onze Heer zijn. Hij wil onze Vrede zijn. Hij wil onze Overwinnaar zijn. Hoor die stem. Luister naar die stem.
Laten we bidden.
Laten we bidden.
[1] “Of all the books in the Old Testament, Isaiah is perhaps the richest. Its literary grandeur is unequaled. Its scope is unparalleled. The breadth of its view of God is unmatched. In so many ways it is a book of superlatives. Thus it is no wonder that Isaiah is the most quoted prophet in the New Testament, and along with Psalms and Deuteronomy, one of the most frequently cited of all Old Testament books.” ~ John N. Oswalt, The Book of Isaiah, Chapters 1–39, The New International Commentary on the Old Testament (Grand Rapids, MI: Wm. B. Eerdmans Publishing Co., 1986), 3.
[2] Mat. 3:3, Mk. 1:3, Luk. 3:3-6