Romeinen 9:1-5 Gods zegen over Israël
De laatste keer dat we naar Romeinen hebben gekeken, zagen we ‘Gods eeuwige plan met Israël’. We hebben gezien dat Hij het verleden (Romeinen 9), het heden (Romeinen 10) en de toekomst van Israël (Romeinen 11) opgeschreven heeft en in Zijn handen heeft.
- Vandaag gaan we beginnen aan de prachtige en uitdagende hoofdstukken over dit eeuwige plan. We gaan beginnen met Gods zegen over Israël (Romeinen 9:1-5).
v1-3 Paulus’ pijn
De rode draad van de Romeinen brief, is rechtvaardiging. Alle mensen hebben rechtvaardiging nodig (Romeinen 3:23). Jood en heiden hebben het Evangelie nodig (Romeinen 1:16). Vanuit het Oude Testament laat Paulus door de hele Romeinen brief zien dat geloof altijd al de weg is geweest.
- Redding is alleen door Jezus Christus (Romeinen 10:9), niet door de werken van de wet (Romeinen 3:21). Door de hele brief wordt Gods boodschap voor Jood en heiden duidelijk, vooral ook doordat Paulus zijn hele zaak bouwt op het Oude Testament.
- Daardoor laat hij zien dat rechtvaardiging uit geloof een Oud Testamentische waarheid is, die vervuld is in Jezus. Die waarheid geldt voor Jood en heiden, en is noodzakelijk voor beide.
Paulus eindigde Romeinen 8 met een prachtig stuk over zegen, zekerheid en hoop. Hij heeft daar Gods trouw laten zien naar Zijn kinderen. Een logische vraag, vanuit Joods perspectief, is dan: ‘en hoe ziet God Israël nu dan?’ De manier van omgang met de kerk, is hoe God Zichzelf ook uitte naar Israël.
- Kijkend naar het verleden van Israël (Romeinen 9), ziet Paulus Gods zegen, Gods uitverkiezing en Gods goedheid. Tegelijk ziet hij de ontrouw van Israël, ondanks Gods uitverkiezing. Er was continue zonde, continu gedoe met het volk. Paulus laat in dit alles Gods karakter zien.
- Belangrijk: laat de tekst voor zichzelf spreken. Deze hoofdstukken zijn een groot onderwerp van discussie. De discussie gaat vooral over hoe God voorbestemd; ik ga niet ontkomen aan die discussies, maar ik wil de tekst de tekst laten zijn.
- Hij begint echter met zijn eigen hart. Paulus’ hart is vol “droefheid” en “smart” (v2) als hij nadenkt over zijn volk. Paulus ziet dat God Dezelfde is, dat de weg naar redding geloof in Jezus Christus is. Tegelijk ziet hij dat de Joden hier geen deel aan willen hebben.
Romeinen 3:22 “namelijk gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid.”
Geloof in Jezus Christus is wat de Jood nodig heeft. Paulus ziet alleen dat dit niet aanwezig is. Hij zegt dit ook met volledige oprechtheid (v1); dit is echt wat er in zijn hart brandt. Het kan overkomen alsof Paulus vanuit een verheven positie tegen de ‘slechte mensen van Israël’ praat.
- Zijn hart is vol pijn en verdriet over zijn volk; het breekt zijn hart dat hij zovelen zien die niet geloven in Jezus. Het doet Paulus pijn om mensen verkeerde keuzes te zien maken; hij spreekt “de waarheid in Christus”.
- Volgens commentatoren spreekt Paulus hier een soort eed uit, “in Christus”. Hiermee wil hij duidelijk maken dat dit geen show is, maar juist echt zijn hart. Hij spreekt hier ook tegen Joodse christenen; hij wil hen geruststellen en tot hun harten spreken.
Het principe hier is heel bijzonder: Paulus heeft pijn in zijn hart over ongeloof van anderen. Het doet hem pijn om te zien (v3) dat zijn broeders “wat het vlees betreft.” niet dit reddende geloof hebben in de Heere Jezus.
- Zijn hart gaat zelfs zo naar hun uit, dat Paulus zegt: “ik zou zelf wel wensen vervloekt te zijn, weg van Christus, ten gunste van mijn broeders” Zo ver gaat zijn verlangen naar hun redding, zo groot is zijn passie voor de redding van Israël.
Exodus 32:31-32 “Toen keerde Mozes terug tot de HEERE en zei: Och, dit volk heeft een grote zonde begaan, want zij hebben voor zichzelf een gouden god gemaakt. Nu dan, of U toch hun zonde wilde vergeven! Maar indien niet, schrap mij alstublieft uit Uw boek, dat U geschreven hebt.”
Deze zelfde houding zien we in Mozes, en natuurlijk in de Heere Jezus. Nu is het niet zo dat als Paulus dit zegt, hij God ‘dwingt’ om iets te doen of om dit aanbod aan te nemen. Paulus weet zelf heel goed dat dit geen zin heeft en dat dit ook niet gaat gebeuren.
- Tegelijk laat het wel heel veel zien over de passie die hij heeft voor zijn volk. Het laat zien dat hij zich bezig houdt met de dingen die er echt toe doen. Het hart van Paulus ging uit naar zijn volk, vooral als het om redding ging. Hij wilde, meer dan alles, dat Israël gered zou worden.
Romeinen 10:1 “Broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zaligheid.”
- Dit is Paulus’ hart, ook gebaseerd op het feit dat Israël Gods volk is, dat God nog een plan met hen heeft en dat Hij ons opdraagt om voor Israël te bidden (Psalm 122). Niet alleen is dit Paulus’ hart dit is ook Gods hart; voor Jood en heiden.
1 Timotheüs 2:4 “Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.”
De simpele lezing van deze tekst laat zien dat God wil dat allen gered worden, Hij wil Jood en heiden bij Zich hebben. Hij wil dat Jood en heiden gered worden van de eeuwige dood. Dat is Gods verlangen, dat is Gods wil voor de mens.
- Net zoals het Gods wil is dat we niet zondigen (1 Johannes 2:1), is het Gods wil dat ieder mens gered wordt. Net zoals ieder mens Gods wil faalt door te zondigen, zal ook niet iedereen de keuze maken om Jezus te geloven als Zoon van God (Johannes 20:31).
- Dat doet echter niks af aan Gods wil, aan Gods verlangen dat ieder mens gered wordt van de eeuwige dood. Precies dat verlangen zien we in Paulus, precies dat verlangen hoort ook het hart en de gedachten van de christen te regeren.
Jouw hart hoort vol te zijn van dezelfde dingen als Jezus; wat betekent dat jouw en mijn hart hoort uit te gaan naar de ongelovigen. We horen allemaal pijn in ons hart te voelen over de nog-niet-gelovigen om ons heen. Dit is namelijk Gods hart, dit is het hart van Zijn apostelen.
- Door verschillende gelijkenissen heen die Jezus vertelde, zien we Gods hart. De verloren zoon (Lukas 15:11-32), de vrouw die 10 munten had (Lukas 15:8-10), het verloren schaap (Mattheüs 18:10-14). In al deze gelijkenissen zien we hoe Jezus omgaat met dat wat verloren is.
- We zien dat Jezus uit gaat om te zoeken, op de uitkijk staat en staat te wachten. We zien Gods hart voor de verlorenen, een hart dat wil dat mensen bij Hem komen. En dit hart zet God ook aan tot actie, de ultieme actie: Hij gaf Zijn Zoon.
Net zoals Paulus een hart had dat brandde van verlangen voor zijn volk, zo hoort ons hart uit te gaan naar de verlorenen. We horen te bidden voor de verlorenen, we horen uit te reiken naar de verlorenen, we horen de leiding van de Heilige Geest te zoeken over met wie we het Evangelie mogen delen.
- Gods hart hoort meer en meer ons hart te worden. Gods gedachten moeten onze gedachten worden. Net zo hard als dat jij bekering en redding nodig hebt, zo hard heeft ieder mens die bekering en redding nodig.
De vraag is dan waar jouw hart naar uit gaat? Ben jij vol passie over de verlorenen en vind je dat zij ook gered moeten worden? Of doet het je niks en is dat iets voor mensen die ‘gezegend zijn als evangelist’? Dat is namelijk niet wat we in het Woord zien, we zien dat we allemaal dezelfde oproep krijgen.
Mattheüs 28:18-20 “En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.”
- We hebben allemaal van God een taak gekregen, allemaal de opdracht om uit te gaan en discipelen te maken van alle volken. Dat is iets dat we niet mogen vergeten, iets waar we aandacht en tijd voor moeten maken.
- Ga biddend aan de slag met de vraag of er iets is dat jou tegenhoudt om mensen over Jezus te vertellen. En vraag jezelf vooral biddend af of datgene dat jou tegenhoudt zwaarder weegt dan de eeuwigheid van de ander.
Ik vind dit zelf ook lastig, ik faal hier zelf ook in. De momenten dat ik hierin faal, zijn de momenten dat mijn vlees en mijn gedachten zwaarder wegen dan de gedachten en wil van God. Bekeer je hiervan en vraag aan God om je hart te vullen met Zijn passie voor mensen.
- Vraag aan God om jou Zijn hart voor de verlorenen te geven, zodat je ook uit zal reiken naar de wereld, het Woord zal delen en dat God jou zal gebruiken om mensen tot bekering te brengen. Dat is Zijn wil voor jou, Zijn wil voor de mens.
Paulus had deze passie voor Israël, een passie die wij horen te delen. Jood en heiden horen bekeerd te worden; Jood en heiden hebben ons gebed nodig. Onderzoek je hart of jij net zo hard wil dat mensen gered worden als dat God dat wil.
v4-5 Zij zijn immers Israël
Paulus gaat in deze verzen in op wie zijn broeders zijn en specifiek, wat hun voorrechten en zegeningen zijn die ze van de Heere ontvangen hebben. Hij gaat 7 dingen noemen die speciaal zijn aan Israël, die voor allen die echte Israëlieten zijn ook echt een zegen zijn; Gods zegen over Israël wordt hier zichtbaar.
- Aanneming tot kinderen (v4)
Exodus 4:22 “Dan moet u tegen de farao zeggen: Zo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël.”
Israël is door God aangenomen als Zijn volk. Hij heeft hen aangewezen en uitgekozen als Zijn volk (Deuteronomium 7:6-8). Dat is wie dit volk voor Hem is. Ze zijn Zijn kinderen, Zijn volk en daarmee hebben ze automatisch een speciale plek in Gods hart gekregen.
- Zoals voor elke ouder kinderen een speciale plek in het hart hebben. Let wel, het gaat hier om geadopteerde kinderen, God heeft hen aangenomen en uitgekozen als Zijn kinderen. En Zijn geweldige liefde en zorg, is er voor deze geadopteerde kinderen.
- Dat is hoe groot Gods hart is, hoe groot Zijn liefde en trouw is. Hij heeft ons geadopteerd, zelfs voorbestemd om Zijn kinderen te worden (Efeze 1:5). En in Zijn grootheid behandelt Hij Israël nu als Zijn eigen kind.
Dat is de liefde van de Vader die we zien voor Zijn volk. Dat is de verklaring voor waarom Hij hen behandelt als Zijn eigen kinderen, waarom Hij hen wil opvoeden door de wet. God is bezig om Israël te laten zien wat goed, en niet goed, voor hen is. Daarvoor gaf Hij Zijn Woord.
- Heerlijkheid (v4)
Exodus 40:34-35 “Toen overdekte de wolk de tent van ontmoeting, en de heerlijkheid van de HEERE vervulde de tabernakel, zodat Mozes de tent van ontmoeting niet kon binnengaan, omdat de wolk daarop bleef en de heerlijkheid van de HEERE de tabernakel vervulde.”
Zowel de tabernakel, als de tempel (1 Koningen 8:11) laten Gods glorie zien. Wanneer Gods glorie komt, kan geen mens daar blijven, kan geen mens blijven staan. De aanwezigheid van God Zelf kwam op die plekken, ook, waardoor dat heilige en speciale plekken werden.
- Israël mocht ook de heerlijkheid van God zien (Exodus 24), Mozes vroeg om Gods heerlijkheid te zien (Exodus 33). Gods heerlijkheid greep in wanneer Israël verkeerde dingen deed (Numeri 14).
- Jesaja zag Gods heerlijkheid (Jesaja 6), Gods heerlijkheid wordt aanbeden (Ezechiël 3), de aarde zal vol worden van het kennen van Gods heerlijkheid (Habakuk 2). God zal in Israëls midden de heerlijkheid van Zijn volk zijn (Zacharia 2).
Deze beloftes zijn aan Israël gegeven, over Gods heerlijkheid. Waar Gods heerlijkheid is, daar is God zelf. Doordat Zijn heerlijkheid in de tempel en tabernakel kwam, was God Zelf bij hen. Dat is het voorrecht van Israël, ze hadden God Zelf in hun midden.
- De verbonden (v4)
Er zijn verschillende verbonden in het Oude Testament, verbonden die allemaal aan Israël beloofd werden door God; onderdeel van Gods zegen over Israël. In dit alles staat God centraal en laat Hij zien dat Hij een relatie wil met de mens; die relatie moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen, want Hij is God.
- Verbond met Abraham (Genesis 12:1-3). God sluit hier een verbond met Abraham, waar Hij besnijdenis een voorwaarde van maakt. Dat is ook waarom alle Joodse jongetjes op de 8e dag besneden worden, door dit verbond.
- Het Mozaïsche verbond (Exodus 34:27-28); dit verbond was gesloten tussen God en Mozes, en in het verlengde van Mozes Israël. Het idee was dat Israël zich aan de wet zou houden en dat ze dan gezegend zouden worden; indien niet, zouden er vloeken over hen komen.
- Het Davidische verbond (2 Samuël 7). Het verbond tussen God en David is een onvoorwaardelijk verbond, Davids doen en laten heeft geen invloed, om een koning uit Davids lijn op de troon te houden. Wat uiteindelijk door verwijst naar de Heere Jezus.
- Het nieuwe verbond (Jeremia 31:31-33) was een belofte voor een beter verbond dat zou komen, een verbond waarin het niet langer gaat om hoe goed de mens het doet. Het gaat dan om wat God in ons doet.
Dat is het verbond waar wij nu onder leven, maar wat belangrijk is: Paulus’ punt is dat deze verbonden allemaal eerst aan Israël gegeven zijn. Zij zijn duidelijk Gods uitverkoren volk, duidelijk Gods kinderen; duidelijk het volk dat gezegend is door God.
- De wetgeving (v4)
In Exodus 21-24, 31-35 zijn de plekken waar God initieel de wet aan Zijn volk geeft. De wet die hen moest helpen in wat te doen, te laten, hoe te doen, etc. De wet die uiteindelijk hun leermeester moest zijn tot Christus (Galaten 3:24). Dat is de wet die ten eerste aan Israël gegeven is, ook Gods zegen over Israël.
- Door de wet heen wilde God aan de mens laten zien dat we uit onszelf niet in staat zijn om de wet te houden. Dat we allemaal zondaren zijn, die Zijn redding nodig hebben (Romeinen 3:23). We hebben een offer nodig, van een perfecte plaatsvervanger.
- En doordat Hij een systeem gegeven had wat daarin voorzag, het offersysteem, kon Hij een perfect offer geven. Jezus is de vervulling van de wet en de profeten, die ten eerste aan Israël gegeven waren (Mattheüs 5:17).
- De eredienst (v4)
Exodus en Leviticus laten zien welke eredienst Israël richting God mocht uitvoeren. Ze hadden het voorrecht gekregen om Hem te dienen in de tabernakel en in hun huizen. De priesters dienden, het volk kwam om te offeren en om de feesten te vieren.
- Zo had Israël als eerste structurele eredienst voor de Heere gekregen, waarin ze hoorden te wandelen. Dat was Zijn wil voor Zijn volk. Zo kon Israël een relatie met God hebben, zo kon Israël die relatie onderhouden.
- De beloften (v4)
Er zijn honderden beloftes die God aan Israël gedaan heeft, eerst aan Israël. In Zijn Woord zijn er vele dingen die Hij alleen aan hen belooft, dingen die Hij alleen voor hen heeft. Vooral de profeten staan vol van dingen die God voor Israël heeft, beloftes van God aan Zijn volk.
- Hij is trouw aan al die beloftes, want Hij kan niet liegen (Numeri 23:19). Al Zijn beloftes zijn waarheid en zullen vervuld worden; kijk maar naar het feit dat er na bijna 2000 jaar weer een land is dat Israël heet. Dat is een vervulling van Gods beloftes aan Zijn volk. En zo zijn er vele.
- Het nageslacht (vaderen en Christus) (v5)
Tot dit Israël, behoren “de vaderen” en uit hen is Jezus gekomen (v5). Ook dat is via Israël gegaan; Gods trouw aan Israël, Gods zegen over Israël is geweldig groot. Dat zie je terug in alle zegeningen die Paulus noemt, juist ook in de vaderen (het begin van het volk) en Jezus (de Redder).
- Dat alles is via de Joden gekomen, via Gods uitverkoren volk. Hij heeft hen uitgekozen en hen gezegend. Hij heeft Zijn plannen met hen niet gestopt, Zijn trouw aan Israël gaat door. Hij is de God Die trouw is aan alles dat Hij zegt en doet.
Het nageslacht heeft ons Christus gegeven, “Die God is”. Dit is een zeer duidelijk statement van Paulus dat Jezus echt God is; de Bijbel maakt op verschillende manieren duidelijk dat Jezus God is. Dit is er een van. Deze God is “boven alles te prijzen tot in eeuwigheid. Amen!”
- Dat is een van de zegeningen die God de wereld door Israël gegeven heeft. Doordat Hij dit volk uitgekozen heeft, heeft dit volk ons de Messias, Gods Zoon, gegeven. Gods zegen over Israël is daarmee ook een zegen over de rest van de wereld geworden.
In Romeinen 8 hebben we Gods trouw gezien, trouw in heiliging, pijn, moeite en vreugde. Het thema van Gods trouw is van groot belang, zeker als het aankomt op rechtvaardiging, het thema van Romeinen. Als God namelijk niet trouw zou blijken te zijn, dan kunnen we niet rechtvaardig worden.
- Daarom is Gods trouw richting Israël cruciaal voor het begrijpen van Gods trouw naar Zijn kerk. Gods trouw richting Israël is de blauwdruk voor hoe God met Zijn kerk omgaat. En die trouw zien we in Gods zegen voor Israël.
De 7 zegeningen die we gezien hebben laten zien dat God niet klaar is met Israël (Romeinen 11:1), maar dat Zijn plannen met hen doorgaan. Ondanks dat hun verleden laat zien dat ze niet altijd doen wat naar Gods wil is (Romeinen 9).
- Gods trouw aan het echte Israël (v6) is ongelofelijk, is onwaarschijnlijk en is geweldig. Die trouw is er ook voor de kerk. Die trouw, die zegen, die liefde en zorg is er voor jou. God koos Israël uit (Deuteronomium 7), God koos ook jou (Johannes 15:16).
- Zoals Israël duidelijk geliefd is door God, zo is de kerk ook geliefd. God houdt van Israël als geheel en van ieder individu; God houdt van de kerk en Hij houdt van jou. Dat is Wie Hij is, dat is de trouw die we van Hem zien door de eeuwen heen.
Gods liefde voor Israël is daar, ondanks dat niet iedereen Hem aanneemt (Romeinen 9). Gods liefde voor de wereld is daar, ondanks dat niet iedereen gelooft (Johannes 3:16). Gods trouw zal niet veranderen, Hij zal altijd trouw blijven aan Zijn beloftes.
- Dat is waar jij op mag leren vertrouwen en bouwen. Je mag leren leven naar Wie Hij is, wat Hij gedaan heeft, hoe goed en hoe trouw Hij is. Net als Mozes mag je vragen: “Toon mij toch uw heerlijkheid!” (Exodus 32:18) En laat God jou dan openbaren Wie Hij is.
- Een openbaring van Wie God is verandert de mens; dat zien we bij Paulus, Johannes, Daniël, Jesaja, etc. Of je nou al gelooft of niet, dit heb jij nodig; je hebt het nodig om God te zien. De God Die Israël zegent, de God Die jou ook zegent.
God verandert niet (Hebreeën 13:8). Dat betekent dat we mogen genieten van Wie Hij is en zekerheid hebben dat Hij niet veranderen zal. De manier van omgaan die Hij met Israël had, heeft Hij tot op de dag van vandaag met de kerk. Daar mogen en kunnen we op bouwen.
- Gods zegen over Israël geeft ons zekerheid voor hoe Hij met ons om zal gaan. Gods liefde, rechtvaardigheid, heiligheid, genade en barmhartigheid geven ons richting over hoe Hij met ons omgaat. Daar mag je op vertrouwen, daar mag je op bouwen.
- Als je hier moeite mee hebt, als je vragen aan God hebt, als je twijfels of pijn hebt; ga naar God toe. Vraag Hem om jou opnieuw te laten zien Wie Hij is. Zoals gezegd, God zien verandert alles.
Als jij nog niet gelooft heb je een ontmoeting met God nodig. Dit gaat namelijk over leven en dood, over waar jij de eeuwigheid doorbrengt. Gods liefde is er voor jou (Johannes 3:16), voor iedereen; neem Zijn ultieme uiting van liefde aan: Zijn Zoon Die voor de zonde van de wereld stierf en opstond.
Christen, Gods zegen over Israël is heel duidelijk zichtbaar. Daardoor mag je weten dat Gods trouw richting jou niet ophoudt. Je mag leren vertrouwen op Hem, op Wie Hij is. In het verleden behaalde resultaten, door God, geven 100% garantie voor de toekomst.
- Heb jij een hart voor nog-niet-gelovigen, een hart zoals Paulus heeft?
- Sta jij op Gods trouw, vertrouw jij God?
- Wat doe jij met de zegeningen die God jou gegeven heeft?
- Vraag aan God om jou opnieuw te laten zien Wie Hij is, zodat je mag leven naar Wie Hij is.
Romeinen 16:24 “De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.”