2 Samuël
Wij gaan verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht met elkaar doornemen, om 1) Jezus erin te ontdekken, 2) om de belangrijkste levenslessen eruit te halen, en 3) om Gods Woord beter te leren kennen zodat wij God beter gaan leren kennen, waardoor ons geloof in God en ons vertrouwen op God zal groeien, én zodat Jezus Christus steeds meer gestalte in ons zal krijgen.
Jesaja 40:8 – “Het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig.”
Vanmorgen kijken wij naar het 10e Bijbelboek 2 Samuël. Noem de eerste 10 Bijbelboeken. . .
INLEIDING:
2 Samuël is een vervolg op de vertelling in 1 Samuël. Het verslag gaat in 2 Samuël gewoon door.
1 Samuël gaat voornamelijk over de verandering in de regeringsvorm van Israël. De verandering van een theocratie naar een monarchie.
Jozua had Israël het beloofde land in geleid en had het land grotendeels veroverd. En nadat Jozua en die hele generatie stierf stond er een nieuwe generatie op die de HEERE niet kende.
Dit was het begin van de periode van de richteren wat zo’n 350 jaar lang duurde. Dit was de meest duistere periode in de geschiedenis van Israël omdat er in die dagen geen koning was en eenieder deed wat juist was in zijn ogen.
Deze duistere periode van de richteren eindigde met de komst van de laatste richter, Samuël, en God heeft door de bediening van Samuël de regeringsvorm veranderd van de theocratie waarin God Israël min of meer direct leidde tot een monarchie waarin God Israël d.m.v. een reeks koningen ging leiden. Deze overgang zien wij in 1 Samuël. De hoofdrolspelers in 1 Samuël waren Samuël, Saul en David.
2 Samuël begint met de dood van koning Saul en eindigt met de laatste dagen van het leven van Koning David. Hij sterft pas in 1 Koningen 2. Het boek beslaat een periode van 40 jaar, wat gelijk is aan de regeerperiode van Koning David.
Het boek kan verdeeld worden in drie delen: 1) de overwinningen van David, 2) de overtreding van David en 3) de ondergang van David.
Het boek weergeeft heel duidelijk het verschil tussen enerzijds, de zegen van God op een leven dat toegewijd is aan het houden van het Woord van God, en anderzijds de consequenties van een hart dat lak heeft aan het Woord van God, oftewel een hart dat het Woord van God veracht.
Voordat Koning David met Bathseba gezondigd had was hij onoverwinnelijk. David vergrootte het totale gebied van Israël van zo’n 15k m2 tot zo’n 155k m2. En hij had de stad Jeruzalem tot de hoofdstad van Israël gemaakt. Kortom, niets hield David tegen. God zorgde ervoor dat David in alles slaagde.
Maar nadat Koning David gezondigd had met Bathseba zei de profeet Nathan tegen David: ‘Waarom hebt u dan het Woord van de HEERE veracht, door te doen wat slecht is in Zijn ogen?’
Davids zonde uitte zich in het plegen van overspel met Bathseba en vervolgens de moord op haar man, Uria. Maar God zegt dat Davids zonde eigenlijk het verachten van Gods Woord is.
Hoofdstuk 11 heeft alles in Davids leven voor altijd veranderd. En vanaf hoofdstuk 13 tot aan het einde van zijn leven zien wij de blijvende consequenties van Davids zonde.
HOOFDSTUK 1-10
Hoofdstuk 1 begint met een jonge man, een Amalekiet die naar David toe kwam en hem vertelde dat hij Koning Saul had gedood. Dit was natuurlijk niet waar want in 1 Samuël 31 zien wij hoe Saul overleed. Deze Amalekiet dacht dat hij door het doden van Saul in Davids gunst zou komen, maar hij had David totaal verkeerd ingeschat.
2 Samuël 1:14 – “David zei tegen hem: Wat? Bent u niet bevreesd geweest uw hand uit te strekken om de gezalfde van de HEERE om te brengen?” Vervolgens liet David hem neersteken.
Je zou denken dat David al lang blij zou zijn geweest omdat zijn vijand Saul, die hem wilde doden nu dood was. Maar David hief een klaaglied aan over Saul en over Jonathan.
Jezus leert ons in Mattheüs 5:44 om zelfs onze vijanden lief te hebben. David is hierin een perfect voorbeeld. Hij juicht de dood van zijn vijand niet toe, maar rouwt de dood van Saul en Jonathan. En hierin zien wij het hart van David, een man naar Gods hart. Hier zien wij de geestelijke volwassenheid van David.
Ezechiël 33:11a – “Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Ik vind geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft!”
In hoofdstuk 2 werd David als koning gezalfd over de stam Juda. Maar omdat Saul nu dood was wilde de legerbevelhebber van Saul, een zekere Abner, zijn machtspositie behouden door een andere zoon van Saul tot koning over de overige 11 stammen van Israël, te maken.
Door dit te doen zorgde Abner ervoor dat Israël David dus niet als hun koning aanvaardde. Dus alleen Juda aanvaarde David als hun koning en David regeerde over Juda voor 7,5 jaar.
In deze periode was er een en al conflict tussen Juda en Israël, oftewel tussen het huis van David en het huis van Saul omdat Israël weigerde David te aanvaarden als de koning die God over Israël had aangesteld.
2 Samuël 3:1 – “Er was een langdurige strijd tussen het huis van Saul en het huis van David. David werd gaandeweg sterker, maar het huis van Saul werd gaandeweg zwakker.”
God had David gekozen om koning te zijn over heel Israël, dus het was slechts een kwestie van tijd dat het huis van Saul zou bezwijken en David koning zou worden. Gods wil en Gods plan zullen altijd tot vervulling komen en daarop vertrouwde David ook terecht.
In hoofdstukken 3-4 zien wij verschillende gebeurtenissen rondom de machtsstrijd tussen Juda en Israël. Ik sla dit stuk over, maar ik raad jullie aan om dit te lezen want het is zeer boeiend.
In hoofdstuk 5 wordt David uiteindelijk gezalfd en aangesteld als de rechtmatige, door God geroepen koning over heel Israël, dus niet langer slechts over Juda.
2 Samuël 5:1-5 – “1Toen kwamen alle stammen van Israël naar David in Hebron en zeiden: Zie, wij zijn uw beenderen en uw vlees. 2Al eerder, toen Saul koning over ons was, was ú het die Israël liet uitgaan en ingaan. Ook heeft de HEERE tegen u gezegd: Ú zult Mijn volk Israël weiden en ú zult tot vorst zijn over Israël. 3Zo kwamen alle oudsten van Israël bij de koning in Hebron. En koning David sloot met hen in Hebron een verbond voor het aangezicht van de HEERE, en zij zalfden David tot koning over Israël. 4Dertig jaar oud was David toen hij koning werd; veertig jaar heeft hij geregeerd. 5Te Hebron regeerde hij zeven jaar en zes maanden over Juda, en in Jeruzalem regeerde hij drieëndertig jaar over heel Israël en Juda.”
Het eerste dat Koning David deed was het veroveren van de stad Jebus, wat Jeruzalem werd. Zo’n 400 jaar hiervoor moesten de Israëlieten het gehele beloofde land veroveren, maar nu was Jeruzalem nog steeds in handen van de Jebusieten.
Jebus was ondoordringbaar omdat het gelegen was op een bergtop en het was omringd door een muur. Het was en is nog steeds omringd door valleien en heuvels, dus als je Jebus wilde veroveren zou je eerst de heuvels af moeten, vervolgens door de valleien heen en dan de heuvel of de berg op waarop Jebus stond.
In 1 Kronieken 11 zien wij dat David zijn krijgers uitdaagde en zei dat degene die door kan dringen tot Jebus, zijn legerbevelhebber zal worden en het was Joab die een weg vond om de stad binnen te dringen.
Als koning van Israël maakte Koning David Jeruzalem dus de hoofdstad van Israël. Dit was niet een willekeurige keus, want volgens Psalm 78:68 verkoos God Zelf de stad Jeruzalem.
Nu weten wij dat de God van de Bijbel Jeruzalem heeft gekozen als hoofdstad van Israël en dit heeft niet alleen te maken met het verleden, maar ook met de toekomst.
Jeruzalem staat nu al zo’n 3.000 jaar lang bekend als de stad van David. Zowel David als Jezus stierven in Jeruzalem. Jezus zal bij zijn wederkomst terugkeren op de Olijfberg, de oostzijde van Jeruzalem. En, in Openbaring is er sprake van het nieuwe Jeruzalem. Geen toeval dus!
In hoofdstuk 6 wil David Jeruzalem ook het religieus centrum van Israël maken, dus ging hij erop uit om de Ark van het Verbond naar Jeruzalem toe te halen. Alleen was David erg onverschillig met het vervoeren van de Ark. Hij had zijn Bijbel niet gelezen.
In Exodus 25 staat expliciet dat wanneer de Ark van het Verbond vervoert zou worden dat de houten draagbomen door de vier gouden ringen heen gestoken moesten worden en dan mochten alleen de nakomelingen van Kahath uit de stam van Levi de Ark dragen.
Numeri 4:15 – “Pas als Aäron en zijn zonen de onderdelen van de tent en alle gewijde voorwerpen hebben bedekt, mogen de nakomelingen van Kehat komen om alles te dragen. Maar ze mogen de voorwerpen zelf niet aanraken, anders zullen ze sterven. De nakomelingen van Kehat zijn dus verantwoordelijk voor het dragen van de ontmoetingstent en alle voorwerpen die erbij horen.” (GNB96)
Dus, wat David deed was niet conform de expliciete voorschriften van God in Exodus en Numeri.
Er staat in hoofdstuk 6 dat David 30.000 van zijn beste mannen verzamelde en met hen naar het huis van een zekere Abinadab toe ging om de Ark van het Verbond op te halen om het naar Jeruzalem te vervoeren. Hij had eigenlijk de Levieten daar naartoe moeten sturen want dat was hun taak.
Omdat de Ark best wel zwaar was dachten zij het best om het op een kar te zetten en het te laten trekken door een paar runderen. Maar op een gegeven moment struikelde de runderen en de Ark dreigde van de kar af te vallen.
En een zekere Uzza, die de kar bestuurde strekte zijn hand uit naar de Ark van God en greep het vast zodat het niet van de kar af viel.
2 Samuël 6:7 – “Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Uzza, en God strafte hem daar om deze onbedachtzaamheid, en hij stierf daar bij de ark van God.”
Er staat in vers 8 dat David woest werd omdat God zo streng had gehandeld. Uiteindelijk deed Uzza toch niets verkeerd? Als hij de Ark niet gegrepen had was het waarschijnlijk van de kar afgevallen en beschadigd geraakt. Uzza was oprecht in zijn handeling. Maar, de vraag is, is oprechtheid voldoende bij God?
Het feit dat God zo’n 500 jaar daarvoor expliciete instructies aan Mozes gaf om Gods heiligheid niet te schenden waren David en Uzza vergeten. Nogmaals, David had zijn Bijbel niet gelezen en geraadpleegd.
God en Zijn heiligheid mag door zondig mens niet geschonden worden. De Hoge Priester, nadat hij allerlei reinigingsrituelen onderging mocht slechts één keer per jaar op de Grote Verzoendag het Heilige der heiligen in. En hij mocht met slechts één vinger het verzoendeksel op de Ark van het Verbond besprenkelen met het bloed van een jonge stier en van een bok.
Het verzoendeksel van de Ark van het Verbond was waar God als het ware woonde en omdat God heilig is en niets met zondig mens te maken kan hebben, was God genoodzaakt om zich te houden aan het Woord dat Hij 500 jaar hiervoor aan Mozes had gegeven. In Numeri staat: ‘Ze mogen de voorwerpen niet aanraken, anders zullen ze sterven’. Zelfs de aangewezen dragers, de Kahathieten uit de stam van Levi mochten de Ark niet aanraken, laat staan iemand zoals Uzza.
Dus, nee. Oprechtheid is niet voldoende bij God, Zijn Woord is te allen tijde leidend. Uzza zat er oprecht naast.
Uiteindelijk volgt David drie maanden na deze gebeurtenis wel Gods voorschriften en brengt de Ark van het Verbond naar Jeruzalem toe.
Hoofdstuk 7 is een van de meest belangrijke hoofdstukken in de Bijbel. Alles dat hierna volgt in de algehele boodschap van de Bijbel is gebaseerd op dit hoofdstuk.
Omdat wij 2 Samuël in vogelvlucht met elkaar doornemen kan ik hier nu niet op ingaan. Maar omdat het zo’n belangrijk hoofdstuk is denk ik eraan om a.s. zondag een aparte studie te doen over dit hoofdstuk, dus sla ik het vandaag over.
Hoofdstukken 8-10 vertellen ons over de militaire overwinningen van Koning David.
2 Samuël 7:9 – “Ik was met u overal waar u heen ging, en heb al uw vijanden voor uw ogen uitgeroeid. Ik heb een grote naam voor u gemaakt, zoals de naam van de groten die op aarde zijn.”
2 Samuël 8:14b – “De HEERE gaf David de overwinning overal waar hij heen ging.”
De zegen van God en het succes dat God David gaf is het gevolg van een leven en een hart dat toegewijd is aan God en aan Zijn werk.
En als wij ons leven en hart toewijden aan God en aan Zijn werk, dan zal God ook ons in het werk zegenen, dan zal God ook ons doen slagen in het werk van de Heere.
In hoofdstuk 11 zien wij een keerpunt in het leven van Koning David. Wat hier gebeurt verandert alles in zijn privéleven, en in zijn koningschap. Wat hier gebeurt heeft verstrekkende gevolgen voor Koning David, voor zijn familie en voor het koninkrijk. Vanaf dit moment gaat alles bergafwaarts.
David had op dit moment zijn piek bereikt. Heel Israël vanaf de rivier de Eufraat tot aan de grens van Egypte behoorde tot zijn koninkrijk, en de Heere had David rust gegeven van al zijn vijanden van rondom. Hij was tot op dit moment één groot succes! Maar laten we lezen wat er op dit moment gebeurde.
2 Samuël 11:1-5 – “1Het gebeurde bij het aanbreken van het nieuwe jaar, in de tijd dat de koningen ten strijde trekken, dat David Joab en zijn manschappen met hem en heel Israël eropuit stuurde. Zij richtten de Ammonieten te gronde en belegerden Rabba. David bleef echter in Jeruzalem. 2Tegen de avond gebeurde het dat David opstond van zijn slaapplaats en op het dak van het huis van de koning wandelde. Vanaf het dak zag hij een vrouw die zich aan het wassen was; deze vrouw nu was heel knap om te zien. 3David stuurde een bode en liet naar deze vrouw vragen; en men zei: Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de vrouw van Uria, de Hethiet? 4Toen stuurde David boden en liet haar halen. Toen zij bij hem gekomen was, sliep hij met haar – zij had zich zojuist van haar onreinheid gezuiverd. Daarna keerde zij terug naar haar huis. 5De vrouw werd zwanger; daarom stuurde zij een bode en vertelde David en zei: Ik ben zwanger.”
De eerste foute beslissing dat Koning David nam was om thuis te blijven terwijl zijn legerbevelhebber en al zijn troepen erop uitgingen om te strijden tegen de Ammonieten. Hij had er ook op uit moeten gaan, want nu was hij thuis en hoefde zich aan niemand te verantwoorden. Hij was niet langer in fellowship en was niet langer bezig met het werk van God.
De beslissing om niet mee te doen was op zich al erg genoeg, maar het gevolg daarvan gaf gelegenheid tot ergere zonde. En dat geldt voor ons ook, wanneer wij niet in fellowship zijn met broers en zussen aan wie wij ons moeten verantwoorden, wanneer wij niet bezig zijn met het vervullen van de Grote Opdracht, dan geeft dat gelegenheid tot zonde.
Koning David was aan het niksen en zag vanaf zijn dakterras een prachtige vrouw die zich aan het baden was.
Voor alle duidelijkheid, het is geen zonde wanneer iets zoals een mooie vrouw of man in ons zichtveld komt, de zonde ligt in die tweede blik. Toen Koning David haar zag had hij meteen naar binnen moeten gaan, maar hij kon zijn ogen niet van haar af houden en dat was voor hem funest.
Ook voor ons, mannen. Wanneer de temperatuur stijgt kleden de vrouwen zich veel minder en af en toe komt er dan iets heel aantrekkelijk in ons zichtveld. Daar is niets aan te doen behalve dat wij weg moeten kijken.
Denk ook aan de ‘click bait’ of afbeeldingen van mooie vrouwen op het Internet. Wij kunnen er niets aan doen dat dit soort verleidingen op sommige webpagina’s tevoorschijn komen, maar wij hebben wel de keus om het òf weg te klikken, òf door te klikken.
David klikte door, hij liet haar halen en ging met haar naar bed en zij raakte zwanger.
Dit was Bathseba, iemands dochter en de vrouw van een van zijn heldhaftige strijders, Uria, de Hethiet. Wat een drama!
Het feit dat God David een man naar Zijn hart noemde betekende niet dat David volmaakt was; verre van. Het betekende simpelweg dat David Gods plan vervulde. En het feit dat David hier zo grof zondigde was niet iets dat hem plotseling overviel.
Koning David had 8 vrouwen waar wij weet van hebben en een hoop bijvrouwen. Een bijvrouw was gewoon een vriendin, een scharrel waaraan hij totaal geen verplichtingen had. Maar in Deuteronomium 17:17 staat expliciet dat Gods koning niet meerdere vrouwen mocht hebben want anders vervalt hij in afgodendienst.
Koning David had op dit gebied concessies gedaan en doordat hij zich niet hield aan wat God al in Genesis had vastgesteld, dat het huwelijk tussen één man en één vrouw moest zijn, was hij op dit moment ongevoelig voor wat God van hem vereiste. Zijn geweten raakte door deze concessies afgestompt.
Deze zonde met Bathseba overviel Koning David dus niet. Het was het gevolg van een proces dat jaren daarvoor al op gang gezet werd door concessies te doen op het gebied van het huwelijk. Zijn lust voor vrouwen werd een afgod.
Daarom is het zo ontzettend belangrijk dat wij zonde in de kiem smoren. Als jij denkt dat die ene zonde die jij koestert niet zo veel uitmaakt, niet zo erg is, dan misleid jij jezelf en vroeg of laat zal het jouw getuigenis als Christen schaden.
Dus, Koning David pleegde overspel met Bathseba waardoor zij zwanger raakte. Kijk nu hoe deze zonde zichzelf voortzet.
2 Samuël 11:6 – “Toen stuurde David een bode naar Joab om te zeggen: Stuur Uria, de Hethiet, naar mij toe. En Joab stuurde Uria naar David.”
David haalde Uria de man van Bathseba uit de strijd zodat hij naar zijn eigen huis zou kunnen gaan en hopelijk met zijn vrouw, Bathseba naar bed zou gaan. David dacht dat als Uria met Bathseba naar bed gaat dan zal iedereen denken dat zij door haar eigen man zwanger is geworden.
Maar Uria sliep die avond niet thuis, maar bij de ingang van het koninklijk huis. Hij zei tegen David dat hij het absoluut niet kon verantwoorden om lekker thuis in zijn eigen bed met z’n vrouw te gaan slapen terwijl al zijn vrienden aan de gevechtslinie in het open veld hun kamp hebben opgeslagen.
Toen David merkte dat Uria zo’n integere man was nodigde hij hem uit om aan de tafel van de koning te zitten om hem dronken te krijgen. David ging ervan uit dat als Uria dronken is dat hij zeker naar Bathseba toe zou gaan om met haar naar bed te gaan. Maar ook nu ging Uria niet naar zijn eigen huis.
Toen David doorkreeg dat Uria niet met zijn vrouw naar bed zou gaan besloot David om Uria te doden.
Een ongeremde zonde zal altijd leiden tot meer zonden. Davids lust leidde tot overspel, overspel leidde tot bedrog, bedrog leidde tot uitlokking en uitlokking tot moord.
Hierna verborg David zijn zonde voor bijna een jaar lang en in die periode voelde hij zich ontzettend ellendig.
Psalm 32:3-4 – “3Eerst verzweeg ik mijn zonden, ik bezweek eronder, ik kon de hele dag wel schreeuwen. 4Heer, dag en nacht zette u mij onder druk, ik voelde me lusteloos als in de hitte van de zomer.” (GNB96)
Ondanks dat David zijn zonde verborg bleef God geduldig op hem wachten, totdat God ingreep en de profeet Nathan naar David toe stuurde.
In hoofdstuk 12 lezen wij dat de profeet Nathan naar David toe kwam en hem een verhaal vertelde over een rijke man die veel schapen en runderen had. Er was ook een arme man, die slechts één klein ooilam had dat bij hem in huis woonde, dat hij verzorgde zoals hij een dochtertje zou verzorgen. Dit ooilammetje was alles voor deze arme man.
Toen er iemand bij de rijke man op bezoek kwam wilde de rijke man niet een van zijn eigen schapen or runderen slachten om een maaltijd voor het bezoek te bereiden, dus nam hij het ooilammetje van die arme man en maakte daarvan een maaltijd.
Toen David dit aanhoorde werd hij woest. Hij dacht dat dit een waargebeurd verhaal was en zei dat deze rijke man de doodstraf zou krijgen én dat het ooilam viervoudig vergoed zou moeten worden.
Nathan zei tegen David dat hij die rijke man was en dat God David het koningschap had gegeven, hem uit de hand van Saul had gered, hem Israël en Juda gegeven. ‘Waarom hebt u dan het Woord van de HEERE veracht, door te doen wat slecht is in Zijn ogen?’
2 Samuël 12:10-14 – “10Daarom zal er in jouw koningshuis altijd moord en doodslag voorkomen, want jij hebt Mij aan de kant gezet, de Hethiet Uria zijn vrouw afgenomen en haar je vrouw gemaakt. 11Ik, de Heere, zeg je dit: Je eigen familie wordt een bron van rampen voor je. Je zult moeten aanzien dat Ik jou je vrouwen afneem en hen aan een ander geef, die hier op klaarlichte dag bij hen zal slapen. 12Jij hebt in het diepste geheim gehandeld, maar Ik zal deze bedreiging uitvoeren ten aanschouwen van heel Israël en in het volle daglicht.’ David zei tegen Natan: ‘Ik heb tegen de Heer gezondigd.’ 13‘De Heere vergeeft uw zonde,’ antwoordde Natan, ‘u zult niet sterven. 14Maar omdat u door deze daad de vijanden van de Heere een reden hebt gegeven om te lasteren, moet wel uw pasgeboren kind sterven.’” (GNB96)
Wat een gigantisch groot verlies! Dit is zo ontzettend triest en tegelijk zien wij de genade van God doordat God David had vergeven en hem niet doodde.
Maar ondanks dat David vergeving kreeg moest hij nog wel met de gevolgen leven van zijn zonden. En vanaf dit moment zou zijn leven voor altijd anders zijn. Zijn leven zal vanaf dit moment gekenmerkt zijn door ellende.
In 2 Sam. en in 1 Kron. zien wij slechts de buitenkant van David, de externe handelingen van David. Maar in de Psalmen, vooral Psalm 32 en 51 zien wij het hart van Koning David.
Psalm 32:1-4 – “1Gelukkig ben je als God je vergeeft en vergeet wat je misdaan hebt. 2Gelukkig ben je als de Heer je niets ten laste legt en je vrijuit kunt spreken. 3Eerst verzweeg ik mijn zonden, ik bezweek eronder, ik kon de hele dag wel schreeuwen. 4Heer, dag en nacht zette u mij onder druk, ik voelde me lusteloos als in de hitte van de zomer.” (GNB96)
Psalm 51:1-21 – “1Een psalm van David, voor de koorleider; 2toen de profeet Nathan bij hem was gekomen, nadat hij bij Bathseba was gekomen. 3Wees mij genadig, o God, overeenkomstig Uw goedertierenheid, delg mijn overtreding uit overeenkomstig Uw grote barmhartigheid. 4Was mij schoon van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. 5Want ík ken mijn overtredingen, mijn zonde staat mij voortdurend voor ogen. 6Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, ik heb gedaan wat kwaad is in Uw ogen, zodat U rechtvaardig bent wanneer U rechtspreekt en rein bent wanneer U oordeelt. 7Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen. 8Zie, U vindt vreugde in waarheid in het binnenste, in het verborgene maakt U mij wijsheid bekend. 9Ontzondig mij met hysop, dan zal ik rein zijn, was mij, dan zal ik witter zijn dan sneeuw. 10Doe mij vreugde en blijdschap horen; laat de beenderen zich verheugen die U verbrijzeld hebt. 11Verberg Uw aangezicht voor mijn zonden; delg al mijn ongerechtigheden uit. 12Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest. 13Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg. 14Geef mij de vreugde over Uw heil terug, ondersteun mij met een geest van vrijmoedigheid. 15Dan zal ik overtreders Uw wegen leren en zondaars zullen zich tot U bekeren. 16Red mij van bloedschulden, o God, God van mijn heil, dan zal mijn tong vrolijk zingen van Uw gerechtigheid. 17Heere, open mijn lippen; dan zal mijn mond Uw lof verkondigen. 18Want U vindt geen vreugde in offers, anders zou ik ze brengen; in brandoffers schept U geen behagen. 19De offers voor God zijn een gebroken geest; een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten. 20Doe goed aan Sion, naar Uw welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op. 21Dan zult U vreugde vinden in offers van gerechtigheid, in een brandoffer en een offer dat geheel verteerd wordt; dan zal men jonge stieren offeren op Uw altaar.”
In tegenstelling tot Koning Saul, die met veel mooie woorden sprak nadat hij gezondigd had, en zelfs met krokodillentranen zijn zogenaamde berouw uitte, meent Koning David dit echt. Davids berouw is echt.
Hoe grof de zonde van David ook was, hij bleef een man naar Gods hart want zelfs terwijl God hem voor zijn zonde strafte, bleef David trouw aan God en aan het vervullen van Gods plan.
Vanaf hoofdstuk 13 tot het einde zien wij dat het zoontje van David en Bathseba een week na zijn geboorte overleed. Wij zien dat Davids dochter, Tamar verkracht werd door haar halfbroer Amnon. Vervolgens doodde Davids zoon Absalom deze Amnon. Daarna pleegde Absalom hoogverraad door het koningschap van David omver te werpen, wat hem niet is gelukt. Joab, de legerbevelhebber doodde Absalom, de zoon van David, enz.
Ondanks al deze ellende, bleef David trouw aan God. En alhoewel hij hier en daar wat misstappen beging, vervulde hij uiteindelijk wel Gods wil en Gods plan. Hij bleef een man naar Gods hart.
De eerste foute beslissing dat David maakte was om zichzelf af te zonderen van de fellowship en door zich niet in te zetten voor het werk van de Heere waardoor hij thuis zat te niksen, waardoor hij in verleiding raakte, waardoor hij zondigde, waardoor zijn leven geruïneerd werd.
Wat doe jij om ervoor te zorgen dat je in fellowship blijft, dat je mensen in je leven hebt waaraan je verantwoording aflegt, mensen die in liefde ervoor zorgen dat je niet zit te niksen? Wat doe jij aan de Grote Opdracht? Fellowship is jouw keus.
Wat doe jij om ervoor te zorgen dat je jezelf niet in de gelegenheid stelt om te zondigen? Zorg je ervoor dat je niet op bepaalde plekken terecht komt? Hetzij fysiek, hetzij online? Zorg jij ervoor dat je niet met mensen omgaat die een slechte invloed op jou hebben? Luister, zonde is een overdraagbare aandoening; wie met pek omgaat wordt ermee besmet.
Blijf dus zo ver mogelijk bij deze verleidingen vandaan. Klik niet door, maar klik het weg en dan bedoel ik niet alleen online.
1 Johannes 2:1 – “Mijn kinderen, ik schrijf dit, om u te helpen niet te zondigen. Mocht een van u toch zondigen, weet dan dat we bij de Vader iemand hebben die voor ons pleit en die rechtvaardig is: Jezus Christus.” (GNB96)
Wanneer wij als wedergeboren Christenen zondigen dan is vergeving van die zonden altijd mogelijk. ‘Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.’ (1 Johannes 1:9)
Daarom vieren wij het Heilig Avondmaal, om ons eraan te herinneren dat er bij God altijd een weg terug is. Er is niets dat jij gedaan hebt dat God niet kan vergeven. Er is maar één onvergefelijke zonde en dat is de zonde van het verwerpen van Jezus Christus.
Als jij vandaag komt te overleiden zonder dat je je leven aan Jezus Christus hebt gegeven, zonder dat je je hebt bekeerd, zonder dat je Zijn vergeving hebt ontvangen, dan zal je voor eeuwig verloren gaan.
Maar God heeft jou zo lief, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Dus, wees een David, zie in dat je een zondaar bent, dat je tegen de God van de Bijbel gezondigd hebt en heb daarover oprecht en echt berouw en bekeer je van die zonde en de Heere zal jou vergeven.
Mattheüs 26:26-29 – “26En terwijl zij aten, nam Jezus het brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en Hij zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. 27Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit, 28want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. 29Ik zeg u dat Ik van nu aan van de vrucht van de wijnstok niet zal drinken tot op de dag wanneer Ik die met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk van Mijn Vader.”
Hebreeën 13:20-21 – “20De God nu van de vrede, Die de grote Herder van de schapen, onze Heere Jezus Christus, uit de doden heeft teruggebracht, op grond van het bloed van het eeuwige verbond, 21moge u toerusten tot elk goed werk om Zijn wil te doen, en in u werken wat in Zijn ogen welbehaaglijk is, door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.”