Elke keer wanneer wij Gods Woord, de Bijbel biddend, zoekend, en kloppend lezen zal God daarmee tot Zijn doel komen. Het is nooit zinloos.
Daarom wil ik vanmorgen het Bijbelboek Habakuk voorlezen. Het is een kort boek; slechts drie korte hoofdstukken, maar ondanks dat het zo kort is kunnen wij er veel van leren.
Het verhaal van Habakuk is ons verhaal en ik geloof dat wij door de waarheden in dit verhaal 2019 met frisse moed in kunnen gaan.
Habakuk is de laatste profeet dat God aan Juda geeft voordat Juda in 586 v.Chr. door Babylonië in ballingschap genomen wordt.
Hij schreef rond 607 v.Chr.; een tijd waarin het sociale en politieke klimaat in Juda verschrikkelijk was. Alle lagen van de samenleving, tot aan de Koning toe was door en door slecht.
Hij begint dus ook in hoofdstuk 1 met wat hij om zich heen dag in en dag uit ziet gebeuren. Het zag er zeer somber uit!
Hoofdstuk 1:1-4
“1 De last die de profeet Habakuk gezien heeft. 2 HEERE, hoelang roep ik om hulp en luistert U niet, roep ik tot U: Geweld! en verlost U niet? 3 Waarom doet U mij onrecht zien en aanschouwt U de moeite? Ja, verwoesting en geweld zijn tegenover mij, er ontstaat onenigheid, ruzie verheft zich. 4 Daarom verliest de wet zijn kracht en komt het recht nooit meer tevoorschijn; want de goddeloze omsingelt de rechtvaardige, daarom komt het recht verdraaid tevoorschijn.”
Het probleem dat Habakuk had hebben wij ook. Hij ziet onder zijn volk, niets anders dan geweld.
Wij zien Anno 2018 ook een hoop geweld in de wereld. Van het schoolplein tot aan de oorlogen die momenteel gaande zijn, zien wij een en al geweld.
Habakuk ziet in Jeruzalem verwoesting!
Denk even aan alle verwoesting die waarnemen. Miljoenen abortussen die jaarlijks gepleegd worden. Kinderen die mishandeld worden op allerlei fronten, van huishoudelijk geweld tot kinderslavernij. Mensenhandel, jonge meisjes die verkocht worden aan seksslavernij, oplichterij, drugs en alcohol gebruik, allerlei verslaving, echtscheidingen, oorlog in Syrië, Jemen, hongersnood, enz.
Habakuk ziet onenigheid en ruzie.
Wie in de wereld is het nu wel eens met elkaar? Overal in de wereld, vooral onder de zogenaamde wereldleiders is er onenigheid en ruzie. Kijk hoe de wereldleiders ruzie maken over een heel klein stukje land dat Israël heet. Hassan Rohani, de president van Iran wil Israël van de kaart vegen! Niemand komt tot een overeenstemming wat Israël betreft. Een en al onenigheid en ruzie.
Zelfs in eigen land kunnen wij niet eens samen het land besturen. Politieke partijen die niet samen willen werken uit eigen belang.
Habakuk zegt dat zelfs degenen die de wet horen te handhaven corrupt zijn. Dat er geen sprake is van rechtvaardigheid, dat de wet totaal krachteloos is.
Ook het Nederlands gerechtelijk apparaat is in veel opzichten gebroken en onrechtvaardig.
Habakuk ziet dus al deze dingen om zich heen gebeuren en zegt tegen God: “HEERE, hoelang roep ik om hulp en luistert U niet, roep ik tot U: Geweld! en verlost U niet?” M.a.w. Heere, ik blijf maar bidden en smeken, maar U doet er helemaal niets aan. Het lijkt erop alsof mijn gebeden niet verder komen dan het plafond.
Er gebeurt totaal niets! Waarom laat u dit allemaal toe? Waarom doet U niets? Waarom wint het kwaad?
Habakuk ziet Israël en alles dat Israël doet, en alles dat in Israël gebeurt vanuit zijn perspectief. Hij gaat ervan uit dat God alles op z’n beloop laat. Hij ziet niet verder dan wat hij met zijn zintuigen kan waarnemen. En Hij snapt totaal niet waarom God Israël zo diep laat zakken zonder dat God ingrijpt.
En dan komt God met Zijn antwoord op het geklaag van Habakuk.
Hoofdstuk 1:5-11
“5 Zie rond onder de heidenvolken en aanschouw, verbijster u, sta verbijsterd, want Ik breng in uw dagen een werk tot stand dat u niet zult geloven wanneer het verteld wordt. 6 Want zie, Ik doe de Chaldeeën opstaan, dat grimmige en onstuimige volk, dat de breedten van de aarde doorkruist om woningen in bezit te nemen die niet van hem zijn. 7 Schrikwekkend en ontzagwekkend is het. Zijn recht en zijn hoogheid gaan van hem uit. 8 Zijn paarden zijn sneller dan luipaarden, feller dan avondwolven. Zijn ruiters komen eraan in galop, zijn ruiters komen van ver aangevlogen als een arend die toeschiet om te verslinden. 9 Ieder van hen komt om geweld te bedrijven, hun gezichten oostwaarts gericht, en men verzamelt gevangenen als zand. 10 Ja, zelf drijft hij de spot met de koningen, vorsten zijn hem een bespotting. Zelf lacht hij om elke vesting, hij hoopt er aarde tegenop en neemt hem in. 11 Dan zal hij als de wind veranderen en verder trekken. Zo maakt hij zich schuldig die van zijn kracht zijn god maakt.”
Het antwoord dat God aan Habakuk geeft is voor Habakuk nog erger dan de staat waarin Israël zich op dat moment verkeerd.
God zegt hiermee dat Hij een slechter volk, een nog meer onrechtvaardig volk zal gaan gebruiken om Israël te straffen.
Nu snapt Habakuk het helemaal niet, hij is verward omdat hij niet kan begrijpen dat God zoiets zou kan doen. En hij gaat meteen naar God toe met zijn bezwaar. Hij gaat God vertellen hoe erg de Chaldeeën zijn en dat hij het er niet mee eens is dat God dit verschrikkelijk volk gaat gebruiken om Israël te straffen.
Hoofdstuk 1:12-17
12 Bent U niet van oudsher de HEERE, mijn God, mijn Heilige? Wij zullen niet sterven. HEERE, U hebt hem gesteld tot een oordeel. Rots, U hebt hem gegrondvest om te straffen. 13 U bent te rein van ogen om het kwade aan te zien, moeite kunt U niet aanschouwen. Waarom aanschouwt U wie trouweloos handelen, zwijgt U, wanneer een goddeloze hem verslindt die rechtvaardiger is dan hijzelf? 14 U maakt de mensen als vissen in de zee, als kruipende dieren, die geen heerser hebben. 15 Hij haalt ze alle met een vishaak op, brengt ze bijeen met zijn sleepnet, en verzamelt ze met zijn werpnet. Daarom verblijdt en verheugt hij zich. 16 Daarom offert hij aan zijn sleepnet, brengt hij een reukoffer aan zijn werpnet, want daardoor is zijn vangst groot en zijn voedsel overvloedig. 17 Mag hij daarom zijn sleepnet blijven leegmaken, volken zonder medelijden blijven doden?
Habakuk kan het niet bevatten dat God de uiterst kwade Chaldeeën toe zal laten om Israël te straffen.
Het zou ongeveer hetzelfde zijn als wanneer jij en ik nu tegen alle Nederlanders zouden zeggen dat omdat zij zo goddeloos zijn, God een Noord-Korea zal gebruiken om Nederland te gaan straffen. Zo ondenkbaar als dit is, was het nog meer ondenkbaar voor Habakuk.
Maar nadat Habakuk zijn zegje had gedaan gaat hij iets doen dat wij allemaal moeten leren doen.
Hoofdstuk 2:1
1 Ik ging op mijn wachtpost staan, nam mijn plaats in op de vestingwal, en keek uit om te zien wat Hij in mij spreken zou en wat ik antwoorden zou op mijn aanklacht.
Habakuk ging wachten. Hij ging wachten om te horen wat God hem uiteindelijk zou gaan vertellen.
Wat niet duidelijk naar voren komt in deze vertaling is dat Habakuk zegt dat hij afwacht wat hij zelf tegen God zal zeggen wanneer God hem corrigeert.
Wanneer wij niet snappen wat er gebeurt. Wanneer wij denken dat God op deze wijze of op die wijze moet gaan handelen en God iets totaal anders doet, dan is het niet zo dat God verkeerd zit, maar dat wij verkeerd zitten.
En het allerbeste dat wij kunnen doen is om te wachten. In gebed te wachten op een duidelijk antwoord.
Wachten houdt vaak ook in dat wij Gods Woord nog veel meer moeten gaan lezen zodat onze foute opvattingen en onze foute gedachten over de toestand gecorrigeerd zullen worden.
Habakuk wachtte niet alleen op wat God hem zou vertellen, maar juist ook op hoe zijn hart door God veranderd zou worden en wat hij uiteindelijk tegen God zou zeggen.
Jezus zegt: ‘uit de overvloed van het hart, spreekt de mond’.
Habakuk kende God en uiteindelijk vertrouwde Hij God en hij keek ernaar uit dat God zijn hart en zijn kijk zou veranderen waardoor hij niet langer tegen God zou klagen, maar dat Hij God zou prijzen.
Nu geeft God voor de tweede keer antwoord, maar deze keer laat God Habakuk zien dat Babylonië uiteindelijk ten val zal komen; iets dat in 539 v.Chr. ook gebeurde toen Cyrus, de koning van Perzië het veroverde.
Hoofdstuk 2:2-20
2 Toen antwoordde de HEERE mij: Schrijf het visioen op, grif het duidelijk in tafelen, zodat het in het snel voorbijlopen te lezen is. 3 Voorzeker, het visioen wacht nog op de vastgestelde tijd, aan het einde zal Hij het werkelijkheid maken. Hij liegt niet. Als Hij uitblijft, verwacht Hem, want Hij komt zeker, Hij zal niet wegblijven. 4 Zie, zijn ziel is hoogmoedig, niet oprecht in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. 5 En ook omdat hij trouweloos handelt bij de wijn, en een trots man is, maar hij zal niet slagen; hij die zijn keel wijd openspert als het graf, en net als de dood is, die niet verzadigd wordt, en alle heidenvolken bij zich verzameld heeft, en alle volken bij zich bijeengebracht heeft. 6 Zullen dan die allen niet een spreuk en een spotlied, vol raadsels, over hem aanheffen? Men zal zeggen: Wee hem die vermeerdert wat niet van hem is – hoelang nog? – die gepand goed op zich laadt! 7 Zullen niet, opeens, zij die u bijten, opstaan, ontwaken wie u doen beven, zodat u hun tot buit wordt? 8 Omdat ú vele heidenvolken beroofd hebt, zullen alle overgebleven volken u beroven, vanwege het vergoten bloed van de mensen en het geweld tegen het land, de stad en al zijn inwoners. 9 Wee hem die op winstbejag uit is voor zijn huis, om zijn nest in de hoogte te bouwen, om zich te redden uit de greep van het kwaad! 10 U hebt schande voor uw huis beraamd. Door vele volken uit te roeien, hebt u tegen uw leven gezondigd, 11 want de steen schreeuwt vanuit de muur, en de balk antwoordt erop vanuit het houtwerk. 12 Wee hem die een stad met vergoten bloed bouwt, die een stad op onrecht grondvest! 13 Zie, is het niet van de HEERE van de legermachten dat volken zich inspannen voor het vuur en natiën zich voor niets afmatten? 14 Want de aarde zal vol worden met de kennis van de heerlijkheid van de HEERE zoals het water de bodem van de zee bedekt. 15 Wee hem die zijn naaste te drinken geeft, u die uw vergif daaraan toevoegt, en hem ook dronken maakt om hun naaktheid te aanschouwen. 16 U bent meer met schande verzadigd dan met eer. Drink ook zelf en laat uw voorhuid zien. De beker in de rechterhand van de HEERE zal op u overgaan: schandelijk braaksel over uw eer. 17 Want het geweld tegen de Libanon zal u bedekken en de verwoesting onder de dieren zal ontsteltenis teweegbrengen, vanwege het vergoten bloed van de mensen, en het geweld aan het land, de stad en al zijn inwoners. 18 Wat is het nut van een gesneden beeld, wanneer zijn maker het gesneden heeft, of van een gegoten beeld dat leugens onderwijst, wanneer de maker op zijn maaksel vertrouwt terwijl het stomme afgoden zijn die hij maakt? 19 Wee hem die tegen het stuk hout zegt: Word wakker! en Ontwaak! tegen een zwijgende steen. Zouden zij iemand kunnen onderwijzen? Zie, het is met goud en zilver overtrokken, maar er zit volstrekt geen levensgeest in hem. 20 Maar de HEERE is in Zijn heilige tempel. Wees stil voor Zijn aangezicht, heel de aarde!
God was Habakuk niets verschuldigd, maar omdat Habakuk rechtvaardig was, omdat hij oprecht naar God en Zijn weg en wil zocht, gaf God Habakuk inzage in Zijn plan.
In Spreuken 3:32 en Psalm 25:14 staat dat God met de oprechte vertrouwelijk omgaat. M.a.w. wanneer een mens oprecht God zoekt, wanneer een mens God oprecht dient tot eer en glorie van Zijn naam, God hem/haar Zijn zaken zal toevertrouwen.
Dit is natuurlijk te wonderlijk voor woorden, maar God neemt een oprecht mens dus in vertrouwen. Wanneer ik oprecht ben naar God toe dan word ik Gods vertrouweling. En dus ook zo hier met Habakuk.
Nadat God Zichzelf had uitgelegd aan Habakuk spreekt Habakuk een gebed uit.
Hoofdstuk 3:1-19
1 Een gebed van Habakuk, de profeet. Op Sjigjonot. 2 HEERE, toen ik Uw tijding hoorde, heb ik gevreesd. HEERE, Uw werk, behoud het in het leven in het midden van de jaren, maak het bekend in het midden van de jaren; denk in Uw toorn aan ontferming! 3 God kwam van Teman, de Heilige van het gebergte Paran. Zijn majesteit bedekte de hemel, de aarde was vol van Zijn lof. 4 Er was een glans als van het zonlicht; lichtstralen kwamen uit Zijn hand, daarin ging Zijn macht schuil. 5 Voor Hem uit ging de pest, de gloed ervan volgde Hem op de voet. 6 Hij stond en deed de aarde schudden, Hij keek en liet heidenvolken opspringen. De aloude bergen werden verpletterd, de eeuwige heuvels hebben zich neergebogen. De eeuwige wegen zijn van Hem. 7 Ik zag de tenten van Kusjan gebogen onder het onrecht, de tentkleden van het land Midian sidderden. 8 Was de HEERE tegen de rivieren ontbrand? Woedde Uw toorn tegen de rivieren, of was Uw verbolgenheid tegen de zee, dat U op Uw paarden reed? Uw wagens brachten heil. 9 U haalde Uw boog tevoorschijn om de eden, aan de stammen gedaan door het woord. Met rivieren spleet U de aarde. 10 De bergen zagen U, zij beefden van angst. Een vloed van water stroomde voorbij, de watervloed liet zijn stem klinken, hoog hief hij zijn handen op. 11 Zon en maan stonden stil in hun woning; met het licht bewogen Uw pijlen zich voort, met de gloed Uw glinsterende speer. 12 In gramschap schreed U voort over de aarde, in toorn vertrapte U de heidenvolken. 13 U bent uitgetrokken tot heil van Uw volk, tot heil van Uw Gezalfde. U hebt het dak van het huis van de goddeloze verbrijzeld, U legt het fundament bloot tot de hals toe. 14 U doorboorde met zijn eigen pijlen het hoofd van zijn strijders. Zij stormden aan om mij te verspreiden, zij die zich verheugden alsof zij de ellendige in een verborgen plaats wilden verslinden. 15 U betrad met Uw paarden de zee, de schuimkoppen van grote wateren. 16 Ik hoorde het en mijn buik sidderde. Bij het geluid trilden mijn lippen. Verrotting tastte mijn beenderen aan. Ik sidderde op de plaats waar ik stond. Zeker, ik zal rustig wachten op de dag van de benauwdheid, als die aanbreekt voor het volk dat ons zal aanvallen. 17 Al zal de vijgenboom niet in bloei staan en er geen vrucht aan de wijnstok zijn, al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen en zullen de velden geen voedsel voortbrengen, al zal het kleinvee uit de kooi verdwenen zijn en er geen rund in de stallen over zijn – 18 ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil. 19 De HEERE Heere is mijn kracht, Hij maakt mijn voeten als die van de hinden, en Hij doet mij treden op mijn hoogten.
Voor de koorleider, bij mijn snarenspel
In dit gebed vraagt Habakuk slechts één ding; in vers 2. Het overige is geschreven in poëtische vorm zoals de Psalmen geschreven zijn.
Habakuk herinnert zich aan de grote dingen dat God gedaan had o.a. tijdens de Exodus uit Egypte.
Wanneer wij twijfelen, of wanneer wij iets niet begrijpen is het altijd goed om terug te blikken naar de grote dingen die God in het verleden gedaan heeft.
God die onveranderlijk is, zal Zijn kinderen nooit in de steek laten. Dus hoe God in het verleden heeft gehandeld is voor ons een garantie dat God in het heden en in de toekomst op dezelfde manier zal handelen.
Waar ik mee afsluit is vers 17-19 waarin Habakuk ons helpt om op God te vertrouwen.
17 Al zal de vijgenboom niet in bloei staan en er geen vrucht aan de wijnstok zijn, al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen en zullen de velden geen voedsel voortbrengen, al zal het kleinvee uit de kooi verdwenen zijn en er geen rund in de stallen over zijn – 18 ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil. 19 De HEERE Heere is mijn kracht, Hij maakt mijn voeten als die van de hinden, en Hij doet mij treden op mijn hoogten.
In hedendaagse termen zouden wij kunnen zeggen: Al zou de economie geheel instorten, al zou er geen eten op de schappen liggen in de supermarkt, al zou alles waar ik menselijk op bouw en vertrouw weg komen te vallen, dan zal ik toch in de HEERE van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil.
Dit is waarmee wij 2019 in moeten gaan. Het allerbeste goede voornemen voor 2019 is om het nieuw jaar in te gaan met dezelfde vastberadenheid als die van Habakuk.
‘De HEERE Heere is mijn kracht, Hij maakt mijn voeten als die van de hinden, en Hij doet mij treden op mijn hoogten.’
‘Hij maakt mij sterk, Hij maakt me snel als een hert, met Hem beklim ik iedere berg!’ (GNB96)