Gods reddende liefde - Ook voor jou!
Vandaag maken we een start aan de kleine profeten en we beginnen met Hosea. We gaan er vandaag ook weer snel doorheen want bij Route 66 bekijken we elk boek vanuit een hoogte van zo’n 10.000 meter; dus ladies and gentlemen, please fasten your seatbelts.
Ik hoop dat degenen die op onze namenlijst staan en die ons op social media volgen de inleiding op de profeten nog hebben bekeken of beluisterd, want dat geeft ons een belangrijke basis om de profeten te kunnen snappen. Zo niet, dan kan dat alsnog; deze inleiding is te vinden op onze website. Zoek op ‘Inleiding op de profeten’.
Inleiding
Hosea is de eerste van de 12 kleine profeten. En nogmaals, ze worden de kleine profeten genoemd vanwege de omvang van de boeken. Ze zijn kleiner in omvang ten opzichte van de grote profeten. Het heeft dus niets met belang of waarde te maken.
Alle profeten (profetische boeken), beginnend met Jesaja hebben geprofeteerd in de periode nadat Israël opgesplitst werd in het noordelijk en zuidelijk rijk.
We zouden alle profeten dus als een laag bovenop de in geel gekleurde historische boeken kunnen leggen. Want, Gods boodschap door deze profeten heen hadden betrekking op Israël en Juda in die periode; van ca. 840 tot 425 v.Chr.
Als je de profeten dus echt wil gaan begrijpen, is het van essentieel belang dat je 1) de historische boeken gelezen hebt en 2) dat je deze raadpleegt wanneer je de profeten leest. Je moet ze naast elkaar hebben liggen.
Want als je dit niet doet, dan blijf je gissen over waar de profeet het over heeft. Sterker nog, je loopt het gevaar dat je zaken uit z’n context haalt en dingen gaat toepassen op bijv. de kerk, wat niet Gods bedoeling is.
Hosea, wiens naam redding betekent is zelf de schrijver en hij profeteerde in het noordelijk rijk, Israël. De grote profeten die wij inmiddels behandeld hebben profeteerde allemaal tot het zuidelijk rijk, Juda.
Het noordelijk rijk Israël wordt zo’n 38 keer door God en Hosea Efraïm genoemd. En dat is omdat Israël vernoemd werd naar de grootste van de tien stammen; Efraïm. Efraïm had het ook het meeste invloed. Efraïm en Israël zijn hetzelfde.
De namen Hosea, Joshua en Yeshua (Jezus) zijn afgeleid van hetzelfde Hebreeuwse grondwoord. Maar waar Joshua en Yeshua betekenen: ‘YHWH is redding’, betekent Hosea gewoon ‘redding’. Hoe dan ook, redding is een mooie naam, en het is ook zeer toepasselijk op wie hij is en op zijn bediening.
Alle drie grote profeten hebben in hun profetieën Gods relatie met Israël o.a. afgebeeld als een huwelijk of een verloving waarin Israël de ontrouwe vrouw van God is. Dit is natuurlijk beeldspraak en alle drie hebben het hier meerdere malen over gehad.
En hoe moeilijk de bediening van Jesaja, Jeremia en Ezechiël ook was, persoonlijk zou ik eerder in hun schoenen gestaan hebben dan in die van Hosea.
Want alhoewel Jesaja, Jeremia en Ezechiël over de overspelige vrouw Israël profeteerde, moest Hosea deze boodschap letterlijk met zijn eigen leven uitbeelden, oftewel naspelen. Hij moest het persoonlijk doormaken.
Ezechiël kreeg ook de opdracht om Gods boodschap uit te beelden, maar hij deed dit d.m.v. straattoneel. Hosea krijgt van God de opdracht om zijn hart, ziel, emoties, liefde en trouw aan een ontrouwe vrouw te geven, om zo de boodschap van God uit te beelden.
Hosea verdeelt zich in grote lijnen vrij makkelijk. Het eerste deel gaat over Hosea die een trouwe echtgenoot is, en over Gomer, zijn overspelige vrouw die geheel ontrouw is.
Deel twee is de gesproken boodschap van God, de profetie zelf dat in het eerste deel werd uitgebeeld door het huwelijk en het gezin van Hosea en Gomer.
Hosea’s bediening begon ca. 755 v.Chr. en dat was zo’n 33 jaar voordat de Assyriërs de hoofdstad Samaria geheel veroverd hadden in 722 v.Chr.
Hosea profeteerde dus tijdens het 11e uur van Israëls bestaan. God wilde Israël nog sparen, maar zoals we weten had Israël daar geen trek in, waardoor God Israël moest straffen. Het gevolg daarvan is dat Israël tot op de dag van vandaag, sinds 722 v.Chr. nog steeds verstrooid is.
En zoals Jeremia de verwoesting en ondergang van Jeruzalem met eigen ogen gezien heeft, maakte Hosea de ondergang van Israëls hoofdstad, Samaria persoonlijk mee.
Hoofdstuk 1
Vers 1 – “Het woord van de HEERE dat gekomen is tot Hosea, de zoon van Beëri, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz, Hizkia, de koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, de koning van Israël.”
God sprak tot Hosea vanaf de laatste dagen van Israëls koning Jerobeam II tot aan het bewind van koning Hizkia van Juda.
Hieraan kunnen wij afleiden dat Hosea nog vóór Juda’s ballingschap en ook vóór Israëls ondergang profeteerde. Hij waarschuwde Israël en zij hadden op dat moment nog altijd de gelegenheid om zich te bekeren.
Ook kunnen we o.a. hierdoor bepalen wie Hosea’s tijdgenoten waren, namelijk Jesaja, Amos en Micha, én wie de wereldmacht was tijdens hun bediening; namelijk Assyrië.
Wat opvallend is, is dat Hosea vier Judese koningen noemt en dan alleen Jerobeam van Israël. Jerobeam regeerde hooguit nog zo’n twee jaar lang nadat Hosea begon te profeteren, en ná Jerobeam waren er nog zes koningen in Israël.
Het kan zijn dat deze laatste zes koningen van Israël dusdanig onbeduidend waren dat God het niet nodig achtte om hun namen te noemen en op te schrijven.
Omdat ná koning Salomo Israël geen enkele Godvrezende koning had, was Israël sowieso rijp voor Gods toorn, wat we ook zullen zien. Opvallend is dat God deze laatste zes dan niet bij naam noemt.
Wat ben ik dan blij dat God mij bij mijn naam kent en dat mijn naam, in Christus voor eeuwig in het Boek des Levens opgeschreven staat. En, dat God mij op een gegeven moment een nieuwe naam zal geven, Zijn naam.
Vers 2 – “Het begin van het spreken van de HEERE door Hosea. De HEERE zei tegen Hosea: Ga! Neem voor u een vrouw van de hoererijen en kinderen van de hoererijen, want het land wendt zich in schandelijke hoererij van de HEERE af.”
Het eerste dat God Hosea opdraagt is om zichzelf geheel te verloochen. Zoals bij iedere oprechte Jood van die tijd was het zijn verlangen om een deugdelijke vrouw voor zich te nemen, een maagd.
Maar God vereist van Hosea dat hij zijn verlangens geheel aan de kant zet door met een losbandige vrouw, oftewel met een hoer te trouwen, die volgens de tekst bastaardkinderen had.
Er zijn verschillende meningen over wat God in dit vers bedoelt met ‘een vrouw van de hoererijen en kinderen van de hoererijen’. Ik ga hier omwille van de tijd niet op in. Ik wil wel zeggen dat ik geloof dat God het bedoeld heeft zoals het er staat; ‘een vrouw en kinderen van de hoererijen’.
En de reden waarom God dit van Hosea vereist is omdat Israël zich schuldig maakte aan geestelijke hoererij en overspel tegenover God, en op dit moment voor zo’n ruim 175 jaar lang.
En God wilde Zijn boodschap aan Israël duidelijk maken en dan niet alleen met woorden. Hosea’s leven moest Gods boodschap uitbeelden; en dit ging ten koste van Hosea’s eigen verlangens naar een ‘normaal leven’.
En ook wij die wedergeboren zijn, zijn hier op aarde om de boodschap van Christus door ons leven heen uit te beelden naar elkaar toe en naar de ongelovige wereld om ons heen. En ook dit zal ten koste gaan van onze eigen verlangens naar een ‘normaal leven’.
Hosea moest zichzelf omwille van God en Zijn boodschap geheel verloochenen, hij moest sterven aan zichzelf, én, hij moest hierdoor aan levende lijve te weten komen hoe veel God Zelf lijdde vanwege de geestelijke hoererij van Israël.
Misschien heb je er nooit eerder aan gedacht, of misschien denk je er niet vaak genoeg aan, maar onze zonden overtreden het Woord van God niet alleen, onze zonden breken het hart van God. Onze zonden doen God pijn! Sterker nog, verloren zielen, mensen die om welke reden dan ook Jezus Christus niet willen navolgen, niet willen dienen, niet willen gehoorzamen, die mensen breken het hart van God.
God de Vader heeft Zijn eigen Zoon voor jou en mij opgeofferd. Dat alleen al brak Zijn vader hart. En om dan Zijn offer niet aan te willen nemen, om Jezus links te laten liggen, dat breekt Zijn hart nog meer. Want waarom heeft Hij dan Zijn Zoon voor jou geofferd? Jij die niet in Jezus wíl geloven?
De apostel Paulus begreep Hosea’s levensverhaal en Gods bedoeling daarmee. Paulus zei op een gegeven moment dat hij Christus dusdanig wilde kennen dat hij zelfs het lijden van Christus wilde kennen.
M.a.w. hij wilde aan levende lijve weten en doormaken hoe veel en hoe diep Jezus geleden heeft om hem te redden.
En hij gaf dit in Filippenzen 3 aan door te schrijven dat hij in Jezus’ lijden wilde delen, hij wilde gemeenschap (fellowship) hebben met het lijden van Christus. Mensen, dit is next-level. Dit bewijst dat christen zijn niet voor de zwakken is; zoals veel ongelovigen dat beweren.
Dus om God en Zijn boodschap echt goed te kunnen begrijpen, om het echt eigen te kunnen maken, om het met passie en overtuiging aan Israël over te kunnen brengen moest Hosea de pijn, hartzeer en verdriet dat God heeft, zelf ook doormaken.
Vers 3-5 – “3Hij ging en nam Gomer, een dochter van Diblaïm; zij werd zwanger en baarde hem een zoon. 4Toen zei de HEERE tegen hem: Geef hem de naam Jizreël, want nog even en Ik zal de bloedschulden van Jizreël vergelden aan het huis van Jehu, en Ik zal het koningschap van het huis van Israël wegdoen. 5Op die dag zal het gebeuren dat Ik de boog van Israël zal breken in het dal van Jizreël.”
Hosea trouwde met deze Gomer en zij kregen samen een zoontje die zij van God Jizreël moesten noemen. De naam Jizreël betekent o.a. ‘God zaait’, oftewel, ‘God verstrooit’.
Door deze zoon Jizreël te noemen geeft God aan dat Hij het koningschap van Israël zal afnemen, dat Hij de militaire macht van Israël zal breken en dat Hij Israël zal Jizreëllen, oftewel verstrooien.
Dit gebeurde ook letterlijk toen Salmaneser de koning van Assyrië Samaria in 722 v.Chr. veroverde en het volk Israël vervolgens verstrooide over het hele gebied van het Assyrisch rijk. En tot op de dag van vandaag zijn zij op basis van de Bijbelse definitie nog steeds verstrooid.
Vers 6 – “6Zij werd opnieuw zwanger, en zij baarde een dochter. Daarop zei Hij tegen hem: Geef haar de naam Lo-Ruchama, want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis van Israël, want Ik zal hen zeker wegvoeren.”
Gomer kreeg deze keer een dochter, maar er staat niet in de Schrift dat het kindje van Hosea was. Veel Bijbelgeleerden zijn het er over eens dat Gomer vreemd ging en dat dit kind dus van een andere man is.
Hoe dan ook, Hosea moest haar de naam Lo-Ruchama geven wat betekent ‘geen barmhartigheid’, in het Engels, ‘no mercy’. Want God zal Zich op een gegeven moment niet meer over Israël ontfermen. M.a.w., er zal een punt komen waarin Israël zal krijgen wat zij verdient en dat is Gods toorn en Gods straf.
God is honderden jaren lang lankmoedig met deze overspelige vrouw geweest, maar nu is de maat vol. Israël zal zich niet bekeren en daarvoor zullen zij moeten boeten.
Toen de apostel Paulus op zijn 2e zendingsreis was sprak hij op een gegeven moment tegen een denktank in Athene:
Handelingen 17:30-31 – “30God heeft de domheid van de mensen een hele tijd geduldig verdragen, maar roept hen nu allemaal op tot bekering. 31Want God heeft een dag vastgesteld waarop Hij rechtvaardig over de mensheid zal oordelen, door een Man die Hij daartoe heeft aangewezen. Om iedereen te garanderen dat Hij zijn woord zal houden, heeft Hij die Man uit de dood laten terugkomen.’” (Het Boek)
Hier zien wij precies hetzelfde dat we in Hosea zien. God heeft alle jaren van jouw onwetendheid door de vingers gezien, maar er zal een moment komen waarin Jezus Christus als de rechtvaardige rechter jou zal oordelen.
En dan komt het op één ding neer: Heb jij je bekeerd en ben jij een wedergeboren discipel van Jezus Christus? Zo ja, dan heeft Jezus jouw oordeel reeds op Zich genomen. Zo niet, dan moet je voor je eigen zonden gaan boeten en dat betekent dat je voor eeuwig verloren gaat. Waar je voor eeuwig spijt zal hebben, waar je je voor eeuwig ellendig zal voelen, waar volgens Jezus gejammer en tandengeknars zal zijn.
God wil dit niet voor jou, daarom roept Hij jou nu op om je te bekeren, om in Jezus te gaan geloven en Hem koste wat kost na te volgen.
‘No sin is ever merely passed over. None! It will be paid for in hell, or it will be paid for on the cross.”
God trok zijn erbarming dus van Israël af. Maar, vs. 7:
Vers 7 – “7Maar over het huis van Juda zal Ik Mij ontfermen, en Ik zal hen verlossen door de HEERE, hun God. Ik zal hen echter niet verlossen door boog, door zwaard, door strijd, door paarden of door ruiters.”
God maakte onderscheid tussen Israël en Juda omdat Juda periodes had waarin zij God echt dienden en behaagden. Waar Israël geen enkele goede Godvrezende koning had, had Juda wel 5 goede koningen en 4 die òf goed begonnen waren òf goed eindigden.
Dus, toen dezelfde Assyriërs die Israël in 722 v.Chr. veroverde Juda en Jeruzalem probeerde te veroveren, kwam God Juda te hulp. En in vers 7 staat dat de HEERE hun niet zou verlossen door boog, of zwaard, of door strijd met paarden en ruiters.
En in 701 v.Chr. toen de Assyrische koning Sanherib Jeruzalem wilde veroveren, kwam er een engel van de HEERE die 185.000 Assyrische troepen in één nacht neersloeg, waardoor Sanherib zich terugtrok en terugging naar zijn land.
Vers 8-9 – “8Toen zij Lo-Ruchama niet meer de borst gaf, werd zij weer zwanger, en zij baarde een zoon. 9En Hij zei: Geef hem de naam Lo-Ammi, want u bent niet Mijn volk en Ík zal er voor u niet zijn.”
Ook dit kind was niet van Hosea. Zijn naam, Lo-Ammi zegt het al, want het betekent ‘niet mijn kind’ of ‘niet mijn volk’. Gomer is dus weer vreemd gegaan. En omdat Israël niet langer Gods volk zal zijn, zal God er ook niet langer voor hen zijn. God is er nu echt klaar mee.
Wat God hier verklaart is echt diepzinnig en verregaand. Want toen God het voorwaardelijk verbond met Mozes sloot beloofde God 1) Ik zal uw God zijn, 2) u zal Mijn volk zijn, en 3) Ik zal te midden van u wonen.
Maar Israël heeft dit verbond met God verbroken en God is ondanks dat nog honderden jaren lang geduldig met hen geweest. Maar nu is het echt over. Maar. . .
Vers 10-12 – “10Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden: Kinderen van de levende God. 11Dan zullen de Judeeërs bijeengebracht worden samen met de Israëlieten. Zij zullen voor zich één Hoofd aanstellen en uit het land oprukken; want groot zal de dag van Jizreël zijn. 12Zeg tegen uw broeders: Ammi (Mijn volk), en tegen uw zusters: Ruchama (barmhartigheid).”
Ondanks dat God Zijn toorn zal uitoefenen en Zijn straf zal uitmeten blijft God van Israël houden. En wat God aan Abram in Genesis 12 beloofde, middels Zijn onvoorwaardelijk verbond, zal Hij tot voleinding brengen.
Kortom, er zal een periode aanbreken dat Israël zich zal bekeren en tot geloof zal komen in Jezus Christus als de langverwachte Messias. En Jezus zal als Koning der koningen over Israël en alle natiën regeren vanuit Jeruzalem. En dit alles zal geschieden vanwege Gods reddende liefde.
Hierin zien wij dus hoe ver Gods reddende liefde gaat.
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2 is geschreven in de vorm van poëtische reflectie. Hosea denkt na over zijn eigen huwelijkssituatie en gebruikt beeldspraak om zijn situatie te vergelijken met de situatie tussen God en Israël.
Dus alhoewel het in o.a. de Herziene Statenvertaling geschreven staat alsof het God is die hier over Israël spreekt, is het eigenlijk Hosea die het hier heeft over zijn eigen ellendig huwelijk met Gomer.
Tegelijkertijd moeten wij voor ogen houden dat Hosea’s situatie met Gomer een uitbeelding is van Gods situatie met Israël. Laten we lezen:
De zonde van overspel en hoererij
Vers 1-4 – “1Klaag uw moeder aan, klaag haar aan, want zij is Mijn vrouw niet en Ik ben haar Man niet. Laat zij haar hoererij van haar gezicht wegdoen, en haar overspel van tussen haar borsten. 2Anders zal Ik haar naakt uitkleden, haar neerzetten als op haar geboortedag, haar maken als de woestijn, haar doen worden als een dor land en haar doen sterven van de dorst. 3Ook over haar kinderen zal Ik Mij niet ontfermen, omdat zij kinderen van de hoererijen zijn. 4Want hun moeder heeft hoererij bedreven; zij die van hen zwanger is geweest, heeft zich schandelijk gedragen. Zij zegt immers: Ik ga achter mijn minnaars aan die geven mij mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn drank.”
Gods oordeel
Vers 5- 12– “5Daarom, zie, Ik ga uw weg met dorens omheinen, Ik zal haar met een muur omgeven, zodat zij haar paden niet zal kunnen vinden. 6Zij zal haar minnaars najagen, maar hen niet inhalen; hen zoeken, maar hen niet vinden. Dan zal zij zeggen: Ik ga, ik keer terug naar mijn vorige Man, want toen had ik het beter dan nu. 7Zíj erkent echter niet dat Ik het ben Die haar gegeven heeft het koren, de nieuwe wijn en de olie, dat Ik het zilver en het goud voor haar vermeerderd heb, dat zij voor de Baäl gebruikt hebben. 8Daarom keer Ik terug en neem Ik Mijn koren weg op zijn tijd, en Mijn nieuwe wijn op de daarvoor vastgestelde tijd. Ik ruk Mijn wol en Mijn vlas weg, waarmee zij haar naaktheid moet bedekken. 9Nu dan, Ik zal haar schaamte ontbloten voor de ogen van haar minnaars, en niemand zal haar uit Mijn hand redden. 10Ik zal al haar vreugde doen ophouden, haar feesten, haar nieuwemaansdagen en haar sabbatten, ja, al haar feestdagen. 11Ik zal haar wijnstok en haar vijgenboom verwoesten, waarvan zij zegt: Die vormen voor mij het hoerenloon dat mijn minnaars mij gegeven hebben. Maar Ik zal er een woud van maken en de dieren van het veld zullen ervan vreten. 12Ik zal haar de dagen van de Baäls vergelden, waarop zij reukoffers aan hen bracht. Zij tooide zich met haar ring en haar halssieraad en ging achter haar minnaars aan, maar Mij vergeet zij, spreekt de HEERE.”
Gods herstel
Vers 13-22 – “13Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar hart spreken. 14Ik zal haar daarvandaan haar wijngaarden geven, en het Dal van Achor tot een deur van hoop. Daar zal zij zingen als in de dagen van haar jeugd, als op de dag dat zij wegtrok uit het land Egypte. 15Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE, dat u Mij zult noemen: mijn Man, en Mij niet meer zult noemen: mijn Baäl! 16Dan zal Ik de namen van de Baäls uit haar mond wegdoen en aan hun namen zal niet meer gedacht worden. 17Ik zal voor hen een verbond sluiten op die dag met de dieren van het veld, met de vogels in de lucht en de kruipende dieren op de aarde. En boog, zwaard en strijd zal Ik van de aarde doen verdwijnen, en Ik zal hen onbezorgd doen neerliggen. 18Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen: ja, Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en in recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid. 19In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen. 20Op die dag zal het geschieden, spreekt de HEERE, dat Ik zal verhoren. Ik zal de hemel verhoren en die zal de aarde verhoren. 21Dan zal de aarde het koren, de nieuwe wijn en de olie verhoren, en die zullen Jizreël verhoren. 22En Ik zal haar voor Mij in de aarde zaaien en Mij ontfermen over Lo-Ruchama. Ik zal zeggen tegen Lo-Ammi: U bent Mijn volk, en hij zal zeggen: Mijn God!”
Gods reddende liefde zal er uiteindelijk voor zorgen dat Israël zich terug zal keren tot de levende God van de Bijbel. Het is nú nog niet zo, maar de voltooiing hiervan zal plaatsvinden wanneer Jezus op aarde terugkomt en Zijn 1.000-jarig vrederijk zal stichten.
Hoofdstuk 3
In hoofdstuk 3 krijgt Hosea Gods laatste bevel en deze is vele malen moeilijker om uit te voeren dan de eerste.
Op dit punt in de vertelling is Gomer al geruime tijd bij Hosea weg. Zij is meerdere malen vreemd gegaan en op dit moment is zij niet langer ‘vrij’ om te doen wat zij wil.
Zij is door haar zondig levensstijl verstrikt geraakt in een nog ergere situatie dan die van iemand die ‘alleen’ hoererij en overspel pleegt. Zij bevindt zich nu in een situatie van slavernij. Zij kan nu zelf niets meer. Zij is gebonden.
Dit is trouwens altijd het gevolg van de verkeerde keuzes maken, kiezen om willens en wetens te zondigen tegen de levende God van de Bijbel.
Zonde leidt altijd tot slavernij en gebondenheid. En eenmaal in zo’n situatie kan de desbetreffende persoon zelf niets meer. Hij is gebonden en is verlamd. Zijn enige hoop is dat hij door een rechtvaardig en liefdevol persoon vrijgekocht wordt.
En dat is precies wat Jezus Christus doet met mensen die zich in de slavernij van zonden bevinden, die gebonden zijn door de zonden van hun foute levenskeuzen. Christus kan en wil mensen vrijkopen. Ik ben daar een levend voorbeeld van.
God beveelt Hosea dan om Gomer, zijn eigen vrouw, vrij te kopen uit de slavernij. Hij moet zijn eigen vrouw, die hem volkomen belazerd heeft kopen bij de slavenmarkt om haar weer lief te hebben, om haar opnieuw te beminnen.
Hosea moet dit doen ondanks alles dat zij gedaan heeft om hem te bedriegen. Hij had het recht om van haar te scheiden. Hij had haar aan haar lot over kunnen laten. Zij verdiende het totaal niet om door hem opnieuw bemind te worden, om door hem vrijgekocht te worden.
Maar omdat God zó met Israël omgaat en ook met jou en mij, moest Hosea dit met zijn leven uitbeelden. Hij moest de pijn en liefdesverdriet en hartzeer zelf doormaken, want alleen dan zou hij iets van Gods pijn, verdriet en hartzeer over Israël kunnen begrijpen. En alleen dan zou hij Gods boodschap, naar Gods hart over kunnen brengen.
Gods reddende liefde gaat veel verder dan wij dat beseffen. En Zijn reddende liefde is er voor jou en mij. En als jij je als kind van God in een situatie bevindt waarin jij gebonden bent door de foute keuzes die je hebt gemaakt, als jij afvallig bent, dan wil Christus jou vrij maken.
Jezus heeft de losprijs al betaald. Hij heeft jou al uit de slavernij vrijgekocht met Zijn kostbaar bloed. Hij heeft voor jou en mij de hoogste prijs mogelijk betaald om ons vrij te kopen, zo ver gaat Zijn liefde.
Er is niets, maar dan ook niets dat jij hebt gedaan of ooit zou kunnen doen waardoor Hij ophoudt jou lief te hebben. Beantwoord Zijn liefde dan door jezelf geheel aan Hem over te geven. Zijn reddende liefde moet beantwoord worden, anders blijft het eenzijdig.
Dit geld ook voor jou, jij die nog niet in Jezus Christus gelooft zoals de Bijbel dat voorschrijft. In welke vorm van slavernij zit jij? Wat houdt jou gebonden?
Ben jij gebonden door trots of arrogantie? Denk je dat je God niet nodig hebt omdat je het zelf allemaal wel redt?
Ben jij gebonden door ongeloof? Ja, je gelooft wel in de historische Jezus, maar ja, dat Jezus voor de mens gekruisigd is en uit de dood is opgestaan, en dat Hij de kerk zal opnemen en dat Hij terug zal komen om Zijn vrederijk te stichten, dat gaat er bij jou niet in.
Ben jij gebonden door je liefde voor je eigen zondig leven? Je wil je zonden niet opgeven. Je wil je niet bekeren. Je wil gewoon lekker doorgaan met wat jou behaagt en bevredigt en je wil niet dat Iemand jou aanspreekt op jouw zonden.
In welk opzicht je ook gebonden bent, Jezus is bij machte en Hij is welwillend om jou daaruit te bevrijden. Jezus Zelf zei: ‘Als dan de Zoon, Jezus u vrijgemaakt heeft, zult u werkelijk vrij zijn.’
Hoofdstuk 4-14
Het begrijpen van de eerste drie hoofdstukken is onmisbaar om de rest van Hosea te kunnen begrijpen. Hoofdstukken 4-14 herhalen in groter detail de thema’s van de eerste drie hoofdstukken.
Gomers overspel illustreert de zonde van Israël in hoofdstukken 4-7.
Het neerwaarts spiraal van Gomer weergeeft het oordeel van Israël in hoofdstukken 8-10.
En Hosea’s verlossing van Gomer laat ons Gods uiteindelijk verlossing van Israël zien.
Ik weet dat we veel hebben overgeslagen, maar dat hoort bij dit soort overzichten. Ik hoop jullie hiermee een raamwerk te geven zodat wanneer je Hosea zelf gaat lezen en bestuderen, je wat handvatten hebt om het te kunnen volgen.
Ik heb de beelden en de verwijzingen naar Jezus Christus deze keer bewust niet genoemd omdat ik hoop dat jullie zelf aan het leren zijn om deze te herkennen. (11:1, het verlossend werk van Hosea is een typebeeld van Jesus’ verlossend werk)
Titus 2:11-14 – “11Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen, 12en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven,13terwijl wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus. 14Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.”