Juist voor een tijd als deze deel 1
Wij gaan vandaag een begin maken aan het 17e Bijbelboek, Esther. Ik had voorgenomen om het in een keer in vogelvlucht met elkaar door te nemen, maar tijdens mijn voorbereidingen crashte het vliegtuig meerdere malen neer waardoor ik vandaag niet verder kom dan ongeveer de helft. Noem de 1e 17 Bijbelboeken!
Wij bevinden ons aan het einde van de geschiedenis van Oud Testamentisch Israël. De geschiedenis eindigt met het laatste hoofdstuk van Nehemia, hoofdstuk 13.
Maar, alhoewel Esther in onze Bijbels op volgorde ná Nehemia komt, vond Esther plaats tussen Ezra 6 en 7 in.
Inleiding
De Bijbelboeken Ezra, Nehemia en Esther vertellen over Gods omgang met de Joden ná de door Jeremia voorspelde ballingschap van 70 jaar. En waar Ezra en Nehemia ons inzicht geven tot het overblijfsel dat uit Perzië naar Jeruzalem is teruggekeerd, geeft Esther ons inzicht tot het leven van de Joden die in Perzië waren gebleven.
In de vertelling komen wij vijf personages tegen waarvan Esther de hoofdrolspeler is; zij is de ster van het verhaal. Dit is trouwens passend omdat de naam Esther in het Perzisch ster betekent. Haar Hebreeuwse naam is Hadassa, maar zoals gebruikelijk kreeg zij een Perzische naam.
De andere vier zijn Ahasveros de koning van Perzië, Vasthi de koningin, Haman de Jodenhater, en Mordechai de neef van Esther. Op de achtergrond zien wij het koninklijk paleis, de hoofdstad Susan, en een aantal miljoen Joden die verspreid waren over het hele domein van deze koning Ahasveros, van India tot aan Afrika.
Het doel van het boek is om Gods voorzienigheid te tonen. Voorzienigheid is een heel bijzonder iets, want alhoewel Gods voorzienigheid iets bovennatuurlijk is, komt Gods voorzienigheid niet tot uiting in de vorm van bovennatuurlijke wonderen. Het is de manier waarop God bovennatuurlijk werkt maar op een natuurlijke wijze. Supernaturally natural!
Dus, in plaats van dat God in het boek Esther op een bovennatuurlijke wijze ingrijpt of handelt zoals bijv. bij Mozes en de Exodus, zullen wij zien dat de voorzienigheid van God juist achter de schermen aan het werk is en dat God hiermee zaken en situaties en gebeurtenissen en mensen overruled.
God is alwetend, dus Hij heeft voorkennis én Hij ziet de toekomst. En omdat alleen de God van de Bijbel dit kan, is Hij dan ook de enige die in staat is om zaken en gebeurtenissen en situaties en mensen te sturen voor Zijn doeleinden. En Hij doet dit d.m.v. Zijn voorzienigheid.
Opvallend is dat God of de naam van God nergens in het boek genoemd wordt. Er is geen enkele verwijzing naar de God van Israël. Ook komt gebed niet expliciet in Esther voor.
Een ongelovige zou alles dat in het verhaal gebeurt toe kunnen schrijven aan toeval. Maar degenen die God kennen, degenen die Gods werk en Gods goede hand herkennen en erkennen, die weten beter, die schrijven dit toe aan Zijn voorzienigheid.
Spreuken 3:5-6 – “5Vertrouw op de HEERE met heel je hart, en steun op je eigen inzicht niet. 6Ken Hem in al je wegen, dan zal Híj je paden rechtmaken.”
God kennen in al je wegen betekent dat je Hem in alles herkent en erkent. Dit in tegenstelling tot zaken toeschrijven aan toeval, of er gewoon blind voor zijn. En hoe meer jij en ik de voorzienigheid van God gaan leren onderscheiden, hoe meer wij Gods hand en werk in zaken gaan zien. Vooral in tijden waarin wij God juist niet zien.
Wat het boek Esther ook zeer bijzonder maakt is hoe God een onwaarschijnlijk Joods weesmeisje gebruikt om heel het Joods volk te redden van uitroeiing.
Vaker dan niet denken mensen, ook christenen, dat hun leven hier op aarde weinig of niets voorstelt, of dat het niet veel betekenen kan, vooral vanwege hun stand of verleden. Maar God is bij machte om middels Zijn voorzienigheid betekenis aan jouw leven te geven in het alledaagse.
Misschien zie jij jouw leven als niets bijzonders. Misschien vraag je jezelf af waarom je überhaupt op deze aardbol bent. Kijk, God is niet slechts bij machte, Hij is juist welwillend om betekenis aan jouw leven te geven, juist voor een tijd als deze. Esther is hier een prachtig voorbeeld van.
Hoofdstuk 1
Vers 1-4 – “1Het gebeurde in de dagen van Ahasveros – hij is de Ahasveros die regeerde van India af tot Ethiopië toe over honderdzevenentwintig provincies. 2In die dagen, toen koning Ahasveros op zijn koninklijke troon zat die in de burcht Susan was, 3in het derde jaar van zijn regering, richtte hij een maaltijd aan voor al zijn vorsten en dienaren. De legerbevelhebbers van Perzië en Medië, de edelen en de vorsten van de gewesten waren bij hem, 4terwijl hij vele dagenlang de rijkdom en luister van zijn koninkrijk liet zien, en de glansrijke luister van zijn grootheid, honderdtachtig dagen.”
Deze koning Ahasveros was in de wereld beter gekend onder zijn Griekse naam Xerxes I. Hij was de zoon van koning Darius I die regeerde toen Zerubbabel in Ezra 6 de bouw aan de tempel voltooide.
Hij is de kleinzoon van koning Kores, die in Ezra 1 het bevel gaf om de Joden terug te laten keren naar Jeruzalem om daar de tempel te herbouwen.
Hij was ook de vader van koning Arthahsasta of Artaxerxes I, die Nehemia naar Jeruzalem terug liet gaan om de stadsmuur te herbouwen.
Als je de chronologie wil volgen dan is het zo:
Zijn rijk was gigantisch groot, van India tot Afrika. Hij was de machtigste koning op aarde en hij hield een 6-maandenlang durend feest waarvoor hij de edelen, de vorsten en legerbevelhebbers uit alle 127 provincies had uitgenodigd.
Dit was geen sociale bijeenkomst, maar eerder een summit, een topoverleg om een grote strijdmacht samen te stellen om Griekenland te veroveren.
Zo’n 8 jaar hiervoor had zijn vader, Darius I een poging gedaan om de stad Marathon in Griekenland te veroveren, maar dat was hem niet gelukt.
Dus nu maakte Ahasveros plannen om met een gigantisch grote strijdmacht Griekenland te veroveren. Volgens de Griekse historicus Herodotus had Ahasveros een strijdmacht van 1 miljoen man waarmee hij de slag van Thermopylae aanging. Slechts 300 Spartanen wisten de Perzische soldaten tegen te houden totdat iemand hen had verraden.
Maar, ondanks dat Perzië deze slag gewonnen had, stuitte zij tegen veel weerstand aan in de slag van Salamis waardoor koning Ahasveros zich terugtrok en terugkeerde naar het paleis in Susan. Wat wij zo meteen in hoofdstuk 2 zullen lezen. Hij was absoluut niet blij.
Na het topoverleg dat zes maanden lang duurde gaf Ahasveros nog een feest voor alle inwoners van de burcht in Susan, zowel arm als rijk. Dit feest duurde zeven dagen lang en het was het toppunt van decadentie. En terwijl de koning met al deze mannen aan het feesten was staat er dit:
Vers 9 – “Ook koningin Vasthi richtte een maaltijd aan, voor de vrouwen in het koninklijk huis dat van koning Ahasveros was.”
Het was gebruikelijk dat de koningin een apart feest hield voor de vrouwen.
En terwijl zij samen met de vrouwen aan het vieren is, staat er in vers 10 en 11 dat de koning op de zevende dag, toen hij zichzelf helemaal lam had gezopen, koningin Vasthi liet roepen omdat hij met zijn mooie vrouw wilde pronken.
Ik kan me voorstellen dat de koning te veel op had en dat er wellicht onsmakelijke mannenpraat aan de gang was; iets in de trant van ‘mijn vrouw is mooier dan jouw vrouw’. Er staat dus dat hij Vasthi’s schoonheid aan de vorsten wilde tonen omdat zij knap om te zien was.
Maar koningin Vasthi weigerde te komen. Zij wilde niet op zo’n denigrerende wijze tentoongesteld worden, en terecht. Maar omdat zij weigerde staat er dat de koning verschrikkelijk kwaad werd en in woede ontstak.
Ahasveros had totaal geen zelfbeheersing, vooral niet als hij dronken was, dus als hij boos werd dan gebeurde er helaas hele foute dingen.
Vervolgens vroeg Ahasveros aan zijn adviseurs, zijn legal team wat hij volgens de wet met Vasthi zou kunnen doen.
Vers 16-17 – “16Toen zei Memuchan ten overstaan van de koning en de vorsten: Niet alleen tegen de koning heeft koningin Vasthi zich misdragen, maar ook tegen alle vorsten en tegen alle volken in alle gewesten van koning Ahasveros. 17Het antwoord van de koningin zal namelijk alle vrouwen bereiken, zodat ze minachtend zullen neerkijken op hun man en zeggen: Koning Ahasveros zei dat men koningin Vasthi bij hem moest brengen, maar ze kwam niet.”
M.a.w. als alle vrouwen in het rijk te horen krijgen dat de koningin niet naar de koning luistert, dan gaan zij zeer zeker ook in opstand komen tegen hun eigen mannen. Dat wilde deze mannen koste wat kost voorkomen; uit eigenbelang natuurlijk!
Dus, de koning werd geadviseerd om een koninklijk besluit van hem uit te laten gaan dat schriftelijk vastgelegd werd in de wetten van Perzië en Medië zodat het niet herroepbaar was, dat koningin Vasthi afgezet werd en dat zij vervangen zal worden als koningin. En dus zond de koning brieven aan alle provincies!
Hoofdstuk 2
Er zit vier jaar tussen hoofdstuk 1 en 2 in, omdat in die periode Ahasveros oorlog ging voeren met zijn strijdmacht van 1 miljoen strijders om Griekenland te veroveren. Dit is waar ik het zoeven over had; de slag van Thermopylae en de slag van Salamis.
De Bijbel pakt het verhaal op nadat Ahasveros teruggekomen is van deze slagen. En nu, met dit als achtergrond begint het echte verhaal.
Vers 1-2 – “1Na deze gebeurtenissen, toen de woede van koning Ahasveros bedaard was, dacht hij aan Vasthi, en aan wat zij had gedaan en wat over haar besloten was. 2Toen zeiden de hovelingen van de koning, die hem dienden: Laat men voor de koning meisjes zoeken die maagd zijn en knap om te zien.”
Dus nu, vier jaar later nadat Ahasveros koningin Vasthi verbannen had en nadat hij afgekoeld was vanwege de nederlaag in Griekenland begon hij na te denken over zijn mooie Vasthi.
En toen zijn hovelingen hem zo weemoedig zagen, kwamen zij op het geweldig idee om een Miss Perzië verkiezing te houden zodat Ahasveros aan een andere koningin kon komen.
Vers 5-6 – “5Er was een Joods man in de burcht Susan en zijn naam was Mordechai, de zoon van Jaïr, de zoon van Simeï, de zoon van Kis, een man uit Benjamin, 6die weggevoerd was uit Jeruzalem met de ballingen die weggevoerd waren met Jechonia, de koning van Juda, die Nebukadnezar, de koning van Babel, in ballingschap had gevoerd.”
Hier komt de derde personage op het toneel. Mordechai een derde generatie banneling die een bepaalde functie bekleedde in dienst van de koning.
Vers 7 – 7En hij was het die Hadassa, dat is Esther, de dochter van zijn oom, opvoedde, want zij had geen vader of moeder. Het meisje nu was mooi van gestalte en knap om te zien. En toen haar vader en moeder gestorven waren, had Mordechai haar als dochter aangenomen.”
En nu de vierde personage die tegelijk onze hoofdrolspeler is, Esther. Haar Hebreeuwse naam was Hadassa en zij was een weesmeisje. Mordechai, die haar veel oudere neef was had haar als dochter aangenomen en heeft haar opgevoed.
Er staat dat Esther mooi van gestalte was en knap om te zien. M.a.w., zij was van top tot teen een prachtig schepsel, echt een lust voor het oog.
Toen men op zoek ging naar meisjes voor de koning werd ook Esther meegenomen naar het huis van de koning en zij kwam onder de hoede van een zekere eunuch, Hegai, de bewaarder van de vrouwen. Zij verwierf gunst bij deze Hegai en hij behandelde haar heel goed.
Omdat Mordechai Esther liefhad en de vinger op de pols wilde houden v.w.b. haar welzijn, kwam hij elke dag bij het voorhof van het vrouwenverblijf langs om te zien hoe het met Esther ging.
Esther en de andere deelnemers kregen 12 maanden lang schoonheidsbehandelingen ter voorbereiding op het verschijnen voor de koning.
En wanneer een meisje klaar was werd zij ’s avonds meegenomen naar het huis van de koning en de volgende ochtend keerde zij terug naar het vrouwenverblijf.
Deze meisjes waren tot op dat moment maagden en allen die niet door de koning gekozen werden om koningin te worden bleven na die nacht in het vrouwenverblijf als bijvrouw. En omdat de koning wellicht honderden bijvrouwen had, was de kans er dat zo’n meisje de koning slechts deze ene keer te zien kreeg, want als zij hem niet zinde, dan hoefde hij haar nooit meer te zien, hij had genoeg keus.
Dus stel je voor wat voor een eenzaam bestaan dat had moeten zijn geweest. Zo’n meisje gaat als maagd naar de koning toe, wordt ontmaagd en vervolgens komt ze nergens meer in aanmerking voor en zit ze de rest van haar leven vast in de harem van de koning.
En hier wordt Esther, het Joods weesmeisje, niet uit vrije wil in zo’n situatie geplaatst waar zij de kans loopt om zo’n eenzaam leven te gaan leiden.
Maar Esther kreeg gunst bij Hegai, de bewaarder van de vrouwen die haar voortrok en haar coachte. In vers 15 staat dat Esther genade verwierf in de ogen van ieder die haar zag.
En in vers 17 staat dat de koning Esther meer liefhad dan alle andere vrouwen en dat zij bij hem meer genade en gunst verwierf dan alle andere meisjes waardoor de koning haar gekroond had tot zijn koningin.
Hierna zat Mordechai in de poort van de koning en op een gegeven moment hoorde hij twee hovelingen van de koning die erg kwaad op de koning waren; zij wilde de koning vermoorden.
Mordechai vertelde dit aan Esther, die het aan de koning vertelde. En nadat het verhaal van Mordechai bevestigd werd, werden beide hovelingen aan een galg gehangen.
Dit soort complotten kwamen in die tijd vaak voor. Ahasveros werd later vermoord door zijn eigen bewakers.
En dan staat er aan het eind van hoofdstuk 2 dat deze gebeurtenis opgetekend werd in de kronieken van de koning.
Dit is zo’n zin waar wij heel snel overheen lezen, maar de Heilige Geest vond het nodig dat zo’n klein detail vastgelegd werd. Later in de vertelling zullen wij zien waarom.
Hoofdstuk 3
Er zit vijf jaar tussen hoofdstuk 2 en 3 in, en hoofdstuk 3 stelt ons voor aan de vijfde personage, Haman de Agagiet. Deze Haman is een nakomeling van de Amalekieten, vijanden van Israël.
Weten jullie nog toen de eerste koning van Israël, koning Saul de opdracht kreeg om alle Amalekieten te doden, dat hij God hierin niet had gehoorzaamd en dat hij de koning, Agag liet leven, maar hem wel gevangennam?
Omdat God per se wilde dat alle Amalekieten uitgeroeid werden en omdat Saul God hierin niet gehoorzaamde was de profeet Samuël woedend, waardoor hij zelf het heft in handen nam en deze Agag in stukken hakte. Dit staat in 1 Samuël 15.
Agag was niet de naam van deze koning van de Amalekieten, maar een titel. Dus, deze Haman was niet zomaar een Amalekiet, hij was van koninklijk bloed, hij was een Agagiet.
En omdat hij als adel deze geschiedenis kende, haatte hij de Joden.
Koning Ahasveros verhoogde deze Haman boven alle vorsten en maakte hem zijn rechterhand. En de koning beviel iedereen om zich voor Haman neer te buigen wat iedereen dan ook deed; iedereen behalve Mordechai.
Toen Mordechai door zijn collega’s gevraagd werd waarom hij zich niet neerboog voor Haman, gaf hij als reden aan dat hij een Jood was.
En toen Haman merkte dat Mordechai niet voor hem neerboog werd Haman woest. Zo woest zelfs dat hij niet alleen Mordechai hiervoor wilde doden, maar gelijk ook alle Joden die in heel het koninkrijk van Ahasveros waren, dus ook die Joden die reeds teruggekeerd waren naar Jeruzalem. Naar schatting waren er in het rijk in totaal enkele miljoenen Joden.
Vers 7-10 – “7In de eerste maand, dat is de maand Nisan, in het twaalfde jaar van koning Ahasveros, wierp men het ‘pur’, dat is het lot, in de tegenwoordigheid van Haman, van dag tot dag en van maand tot maand, tot de twaalfde maand, dat is de maand Adar. 8Toen zei Haman tegen koning Ahasveros: Eén volk is er dat verstrooid en verspreid is onder de volken in alle gewesten van uw koninkrijk. Hun wetten zijn anders dan die van alle volken en er is niemand die de wetten van de koning uitvoert. Het past de koning niet hen met rust te laten. 9Als het de koning goeddunkt, laat er dan geschreven worden dat men hen ombrengt. Dan zal ik tienduizend talent zilver afwegen op de handen van hen die het werk doen, om die naar de schatkist van de koning te brengen. 10Toen nam de koning zijn zegelring van zijn hand en gaf die aan Haman, de zoon van Hammedatha, de Agagiet, de tegenstander van de Joden.”
Haman beraamde een complot om alle Joden te doden en middels het werpen van het ‘pur’, een soort dobbelsteen wilde hij te weten komen welke maand en welke dag het meest geschikt was om dit te doen. Hij kwam uiteindelijk uit op 13e dag van de 12e maand, dus hij had nog 11 maanden de tijd om dit te gaan regelen. Haman legde de zaak aan Ahasveros voor en hij stemde ermee in.
Vervolgens werden brieven geschreven met het bevel alle Joden weg te vagen, te doden en om te brengen, van jong tot oud, met de kleine kinderen en de vrouwen, op één dag. Deze brieven werden door boden door het gehele rijk verspreid en het woord van Haman werd wet.
Dus, alle volkeren in alle 127 provincies van India tot Afrika werden opgedragen om op de 13e dag van de 12e maand alle Joden in hun eigen straten uit te roeien. Dit was nu een wet!
Hoofdstuk 4
Toen Mordechai dit te weten kwam scheurde hij zijn kleren en ging in zak en as zitten, wat een teken was van rouw. Esther vernam dit, maar omdat zij niets afwist van deze wet om de Joden uit te roeien zond zij een zekere Hatach naar Mordechai toe om uit te zoeken wat er aan de hand was.
Mordechai vertelde aan Hatach wat er gaande was en hij zond een afschrift van de tekst van de wet met hem mee om het aan Esther te geven en om haar te vertellen wat er met Mordechai aan de hand was.
Ook droeg Mordechai Esther op om naar de koning toe te gaan om hem om genade te smeken en bij hem te pleiten voor haar volk. Maar kijk naar wat Esther aan Mordechai bericht:
Vers 11 – “Alle dienaren van de koning en de bevolking van de gewesten van de koning weten dat voor ieder, man of vrouw, die naar de koning gaat, in het binnenste voorhof, en die niet geroepen is, zijn enige vonnis is dat men hem doodt, tenzij de koning hem de gouden scepter toereikt; dan zal hij in leven blijven. En wat mij betreft, ik ben nu al dertig dagen niet geroepen om naar de koning te komen.”
Esther had geen toegang tot de koning. Alleen als zij expliciet door de koning geroepen werd mocht zij audiëntie bij de koning krijgen. Als zij ongevraagd bij hem aan kwam waaien dan zou het haar haar leven kunnen kosten. Dit werd aan Mordechai verteld waarop hij antwoorde:
Vers 13-14 – “13Beeld je niet in dat jij als enige van alle Joden zult ontkomen, omdat je in het huis van de koning bent. 14Want als je je in deze tijd in diep stilzwijgen hult, dan zal er vanuit een andere plaats verlichting en verlossing voor de Joden komen, maar jij en het huis van je vader zullen omkomen. En wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent.”
Mordechai weet dat ook Esther onder deze wet omgebracht zou worden, én hij weet ook dat als Esther niets doet, dan zal God op een of andere manier de Joden verlossen, al is het slechts een overblijfsel. Maar omdat de bedreiging nu op dit moment actueel was zal ook Esther en Mordechai omkomen.
En dan zegt hij de meest gewichtige woorden in heel het boek: ‘En wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent’.
Met deze woorden wil Mordechai Esther bemoedigen. Hij wil haar in laten zien dat God haar misschien wil gaan gebruiken om heel het Joods volk te redden van de ondergang.
Denk even met me mee. Hier hebben wij een Joods weesmeisje in een vreemd land die haar ouders heeft verloren. Wat een verdriet en verlies en trauma had zij meegemaakt. Zij had volgens het hedendaags psychologisch geleuter een slachtoffer moeten zijn geweest en had vast psychotropische medicijnen nodig gehad.
Maar hier zien wij dat God achter de schermen, middels zijn voorzienigheid ervoor gezorgd heeft dat dit Joods weesmeisje koningin van het machtigste rijk op aarde is geworden. Zij is zeer zeker geen slachtoffer.
En ondanks dat zij koningin is, zien wij dat zij nog steeds naar haar pleegvader luistert. Zij weet wie zij is en waar zij vandaan komt en is van binnenin dus niet verandert. Zij is nog steeds Hadassa, zij is zeker van haar identiteit.
En natuurlijk zullen wij hoogstwaarschijnlijk niet door God in zo’n gewichtige positie geplaatst worden, maar wij die wedergeboren zijn, zijn wel kinderen van dé Koning. En wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze door de HEERE op een bijzondere wijze gebruikt wil worden.
Sommigen van jullie weten op dit moment echt niet wat God met jou wil, of wat het nut van jouw leven is, of wat voor zin het leven voor jou überhaupt nog heeft.
En tegen jullie wil ik juist zeggen dat het heel goed mogelijk is dat God achter de schermen voor jou bezig is om jouw leven betekenis te geven.
Efeze 2:10 – “Wij zijn het werk van God, hij heeft ons geschapen in Christus Jezus om het goede werk te doen dat hij heeft voorbereid.” (GNB)
Dit is geen loze kreet, maar een belofte van de God van de Bijbel die zich aan al zijn beloften houdt.
God gaf Esther betekenis in haar leven, niet door haar koningin te maken, maar wat zij als koningin kon doen; namelijk heel het Joods volk redden van uitroeiing.
Wie weet hoe God betekenis aan jouw leven wil geven?
Zoals Esther haar door God gegeven Joodse identiteit niet had verloochend, blijf groeien in jouw identiteit in Jezus Christus en verloochen Hem niet.
Blijf trouw in het volharden in de leer van de apostelen, in de fellowship, in de gebeden en in het breken van het brood.
Wandel in gehoorzaamheid aan de HEERE en waar Hij Zijn wil reeds aan jou bekend heeft gemaakt, d.m.v. de Bijbel, doe Zijn wil. Wees een dader van het Woord van God en terwijl je zo bezig bent, weet ik zeker dat God betekenis aan jouw leven zal geven.
Hij kan het, Hij wil het, Hij heeft het beloofd. Wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze door de HEERE op een bijzondere wijze gebruikt wil worden. En voor alle duidelijkheid, het maakt niet uit hoe je door de HEERE gebruikt wordt, het is per definitie altijd bijzonder omdat door Hem gebruikt te worden eeuwigheidswaarde heeft.
Esther slaat acht op de woorden van Mordechai en bericht het volgende aan hem:
Vers 16-17 – “16Ga, verzamel alle Joden die zich in Susan bevinden, en vast voor mij: eet niet en drink niet, drie dagen lang, nacht en dag. Ook ikzelf zal zo vasten, samen met mijn dienaressen, en dan zal ik naar de koning gaan, wat niet overeenkomstig de wet is. Als ik dan omkom, dan kom ik om. 17Toen ging Mordechai weg en hij deed overeenkomstig alles wat Esther hem had opgedragen.”
Ik zei aan het begin dat gebed in het boek Esther niet expliciet genoemd wordt. Maar, hier wordt drie dagen lang, nacht en dag gevast. Geen eten en geen drinken. In de Bijbel gaat vasten altijd gepaard met gebed. Soms wordt er gebeden zonder te vasten, maar er werd nooit gevast zonder te bidden.
En dus Esther zelf gaat vasten, haar dienstmeisjes ook en buiten het hof, Mordechai en alle Joden die zich in de stad Susan bevinden.
Naast het feit dat alle Joden in de hele stad drie dagen lang gingen vasten vind ik de houding van Esther nog het mooist. Wetende dat zij eventueel gedood zou kunnen worden door ongevraagd naar de koning toe te gaan stemt ze ermee in en zegt: ‘Als ik dan omkom, dan kom ik om’. Wat een heldin!!
Zij heeft hart voor God en voor Gods volk, de Joden. Zij heeft hart voor Gods zaak en voor de belofte dat de Messias uit haar volk voort zal komen. Zij heeft hart voor Mordechai en voor alle overige Joden die haar dierbaar zijn en zij is ertoe bereid om omwille van God en Zijn volk te sterven.
Met die houding gaat zij vasten en met die houding gaat zij een geloofsstap zetten.
Ik geloof dat toen Jezus mensen tot Zich toe riep om Zijn discipelen te worden, oftewel om christen te worden, Hij iets dergelijks voor ogen had.
Jezus zei in Mattheüs 16, Markus 8 en Lukas 9 dat indien iemand Zijn discipel wil worden, hij/zij zichzelf moest verloochenen, z’n kruis op zich moest nemen en Hem moest navolgen.
Jezus had op dat moment de eeuwige redding van de mensen voor ogen. En Hij wist dat iemand die met Hem samen zou gaan werken om mensen te redden dezelfde houding als Esther moest hebben, namelijk ‘Als ik dan omkom, dan kom ik om’.
Kijk, ik geloof niet dat God van ons vraagt om letterlijk lichamelijk voor Hem en Zijn zaak te sterven, maar als wij door Hem gebruikt willen worden om samen met Hem aan Zijn reddingsplan te werken, dan moeten wij wel diezelfde houding hebben als Esther. Wij moeten onszelf verloochenen, wij moeten sterven aan ons eigen ik.
Zonder dit te doen kunnen wij geen hart voor God hebben, kunnen wij geen hart voor Zijn kinderen, de kerk hebben, kunnen wij geen hart hebben voor de zaak van Christus.
Wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze door de HEERE hiertoe gebruikt wil worden.
Hiermee eindigt hoofdstuk 4 en hiermee stop ik ook. Het spijt me dat ik niet verder kom dan dit. Ik houd jullie de rest tegoed.
Hebreeën 13:20-21 – “20De God nu van de vrede, Die de grote Herder van de schapen, onze Heere Jezus Christus, uit de doden heeft teruggebracht, op grond van het bloed van het eeuwige verbond, 21moge u toerusten tot elk goed werk om Zijn wil te doen, en in u werken wat in Zijn ogen welbehaaglijk is, door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.”