Jozua
Wij gaan verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht gaan bekijken om 1) Jezus erin te ontdekken, 2) om de belangrijkste levenslessen eruit te halen, en 3) om Gods Woord beter te leren kennen zodat wij God beter gaan leren kennen en zodat ons geloof zal groeien. Vanmorgen kijken wij naar het 6e Bijbelboek Jozua.
Jozua duidt in het O.T. een overgang aan. Zoals bijvoorbeeld Handelingen de brug vormt tussen de vier Evangeliën en de rest van het N.T., vormt Jozua een brug tussen de eerste vijf boeken en de rest van de geschiedenis van Israël.
Mozes schreef de Pentateuch (vijf rollen) ook de Torah (de leer) genoemd en deze vijf boeken gaan in grote lijnen over het formeren van de natie, Israël.
In Genesis 12 koos en riep God Abram, en vanaf dat moment zien wij dat de focus op het formeren van Israël ligt.
God belooft Abram nageslacht, een land, een natie, én dat door zijn nageslacht alle volkeren gezegend zullen worden, namelijk door Jezus Christus die van hem zal afstammen.
En als we vervolgens door Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium heen gaan, dan zien wij dat Israël inderdaad door God geformeerd wordt.
En nu wij bij Jozua aangekomen zijn zit het volk Israël op de grens van het beloofde land en ze staan op het punt om de Jordaan over te steken en het land in te gaan.
Mozes is onlangs overleden en nu krijgt Jozua de leiding over het volk Israël, en hij is degene die het volk dus het beloofde land in zal leiden.
Jozua is ook het eerste boek van de tweede verdeling van het O.T. Om het ons makkelijker te maken is de Bijbel verdeeld in een aantal rubrieken. In het O.T. hebben we bijvoorbeeld de Torah, de historische boeken, de poëtische boeken, de grote profeten en de kleine profeten.
De eerste rubriek hebben we reeds behandeld en dat is de Pentateuch ook de Torah genoemd. De tweede rubriek bestaat uit de 12 historische boeken van Israël.
Een paar uitzonderingen daargelaten bestaan deze 12 boeken voornamelijk uit vertellingen. Jozua begon ca. 1.405 v.Chr. en Nehemia eindigt ca. 425 v.Chr.
Waarom zeg ik Nehemia i.p.v. Esther? Omdat het Oud Testamentisch gedeelte van de geschiedenis van Israël met Nehemia eindigt en niet met Esther. Het verhaal van Esther eindigde ca. 473 v.Chr. en Nehemia 425 v.Chr.
Ook verdeelt dit rubriek zich vrij makkelijk:
Het eerste gedeelte bestaat uit Jozua t/m 2 Kronieken. Dit is het gedeelte waarin Israël in het beloofde land woont, maar alleen totdat God de vijanden van Israël gebruikt om haar te straffen wegens haar afvalligheid. En dan wordt Israël gevangengenomen door de Babyloniërs en zullen ze 70 jaar lang in ballingschap gaan.
Het tweede gedeelte bestaat uit Ezra, Nehemia en Esther en deze drie boeken vinden plaats tijdens de Babylonische ballingschap. Ezra en Nehemia gaan voornamelijk over het einde van de ballingschap en de terugkeer van het volk uit Babylonië naar het land Israël.
Jozua is een super boeiend boek omdat het een aantal van de meest bijzondere gebeurtenissen in de geschiedenis van Israël bevat.
Ten eerste het oversteken van de rivier, de Jordaan.
Jozua’s ontmoeting met de Bevelhebber van het leger van de HEERE, wat een verschijning was van de pre-geïncarneerde Christus, of anders gezegd, Jezus voordat hij 1.400 jaar later als mens op aarde kwam.
Rachab, een Kanaänietische prostituee die tot geloof in de God van Israël komt.
De verovering van de eerste Kanaänietische stad, Jericho.
De pak slaag dat Israël krijgt in de slag van Aï vanwege de zonde van één man, namelijk Achan.
De zon die voor bijna een hele dag stil staat.
Kaleb en zijn heldhaftige verovering van het land van de reuzen.
Het verdelen van het beloofde land aan de 12 stammen.
Het overleiden van Jozua.
Er zijn twee goede redenen waarom wij Jozua niet alleen in vogelvlucht zouden moeten behandelen, maar het in alle rust zouden moeten bestuderen.
Ten eerste omdat het vertelt over het in bezitnemen van het land dat God aan hen beloofd had. Nu weten wij dat, om het land in bezit te kunnen nemen, Israël de Kanaänieten het land zouden moeten ontzeggen. En veel mensen hebben hier moeite mee. Mensen hebben moeite met een God dat Israël aanzet tot volkerenmoord.
Niet-gelovigen gebruiken dit vaak als argument om niet in de Bijbel of niet in de God van de Bijbel te willen geloven, want als God een god van liefde is, waarom zou Hij dan genocide plegen? Goeie vraag. Gelukkig is er een goed antwoord op die vraag.
Genesis 15:12 – “12En het gebeurde, toen de zon bijna onderging, dat er een diepe slaap op Abram viel. En zie, een grote, schrikwekkende duisternis viel op hem.”
Abram, die een paar hoofdstukken later door God Abraham genoemd wordt, valt in slaap en krijgt een verschrikkelijke nachtmerrie.
Genesis 15:13 – “13Toen zei God tegen Abram: Weet wel dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land dat niet van hen is; zij zullen hen dienen en men zal hen vierhonderd jaar onderdrukken.”
God legt hier de nachtmerrie aan Abram uit. En wat God tegen Abram zegt is dat nadat Abram gestorven is zal God zijn nakomelingen naar een vreemd land toe brengen; Egypte.
En Abrams nakomelingen, aan wie God een land heeft beloofd, aan wie God beloofd heeft dat God van hen een natie zal maken, aan wie God beloofd heeft dat uit hun midden de Messias zal komen, zullen vierhonderd jaar lang als slaven in dit vreemd land moeten lijden onder de tirannie van de farao.
Genesis 15:14 – “14Maar ook zal Ik over het volk dat zij zullen dienen, rechtspreken en daarna zullen zij met veel bezittingen wegtrekken.”
Hier verteld God aan Abraham dat het volk verlost zal worden door het Pascha, en dat Hij hen zal bevrijden uit de slavernij in Egypte.
Genesis 15:15-16 – “15Maar ú zult in vrede tot uw vaderen heengaan; u zult in goede ouderdom begraven worden.16De vierde generatie zal hier terugkeren, want de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten is tot nu toe niet vol.”
God spreekt hier over de vierde generatie, wat in dit geval ná 400 jaar is. Ná 400 jaar, wat het aantal jaren is dat Israël in Egypte in slavernij was, zal God Israël in het land terugbrengen; en dit is wat wij nu in Jozua gaan zien.
Het tweede gedeelte van vers 16 beantwoord de vraag: ‘Als God een god van liefde is, waarom zou Hij Israël aanzetten tot genocide/volkerenmoord?
Zo’n 600 jaar voordat God Jozua opdraagt om alle Kanaänieten te vernietigen spreekt God hier in Genesis 15 met Abram en zegt dat tegen die tijd zullen de Kanaänieten zichzelf dusdanig tegen de God van de Bijbel verhard hebben, dat zij niet langer in staat zijn om zich tot de God van de Bijbel te kunnen/willen bekeren. Zij moesten dus voor hun eigen zonden met de dood betalen.
(Trouwens de Amorieten zijn Kanaänieten. Kanaänieten is een verzamelnaam voor alle zeven ‘ieten’ die in Jozua genoemd worden.)
Deze tweede zin in vers 16 legt dus uit wat de reden is voor de uitroeiing van de Kanaänieten.
Dus, God beloofde het land aan Abrams nageslacht, Israël. Maar voordat God het aan hen zou geven moest God het volk eerst 400 jaar lang uit het land weghalen om voor 400 jaar lang te gaan lijden.
En terwijl Israël voor 400 jaar lang aan het lijden was, bleef God voor 400 jaar lang Zijn genade en barmhartigheid aan de Kanaänieten tonen door hen de kans te geven om zich tot Hem te bekeren.
En God die alwetend is, wist van tevoren dat na 400 jaar, Kanaäns zonde dusdanig groot zou zijn en dat zij zich niet tot de levende God van de Bijbel zou wenden.
Dus, omdat ná deze 400 jaar de maat van de zonde vol zal zijn, gaat God Israël gebruiken om de Kanaänieten te veroordelen.
Het veroveren van Kanaän was dus Gods oordeel over deze volkeren die honderden jaren lang de tijd en de gelegenheid van God gekregen hadden om zich van hun gruweldaden te bekeren.
Deze Kanaänieten waren polytheïsten wat simpelweg betekent dat zij meerdere afgoden aanhingen en aanbaden, waaronder Baäl. Baäl komt in het O.T. telkens weer terug.
En archeologische vondsten hebben aangetoond dat deze volkeren hun baby’s aan hun afgoden offerden. Dit was een gevolg van het ongewenst zwanger raken door de religieuze prostitutie waarmee zij zich bezighielden.
Dus door de losbandigheid van de religieuze praktijken raakte de prostituees ongewenst zwanger. En hoe zij vervolgens omgingen met deze ongewenste baby’s, was door hen aan hun afgoden te offeren door hen levend te verbranden op hun altaren. Leviticus 18:21 spreekt over het offeren van kinderen aan de afgod Molech.
Het was dus totaal niet zo dat God zoiets had van: ‘Hey, ik heb Israël dat stuk land beloofd dus pakken wij het gewoon van de Kanaänieten af’. Nee, God had honderden jaren lang geduld met deze volkeren gehad en nu was de maat vol en nu was het de tijd om hen te straffen, want het loon van de zonde is de dood.
Omwille van de Kanaänieten lijkt het lijden van Israël voor 400 jaar lang super oneerlijk, want waarom zou Israël voor 400 jaar lang moeten lijden totdat de maat vol was? Hierin zie ik een parallel met het Christelijk leven.
Ik word weleens moe van het Christen zijn in een vijandige en zondige wereld. En dan niet alleen voor mezelf, maar vooral voor mijn broers en zussen die veel meer dan mij lijden.
Soms heb ik zoiets van: ‘Heere, kom nu alsjeblieft terug en haal ons hiervan weg! Waarom en hoe lang moeten wij dit leven hier op deze vijandige aardbol nog verduren? Het zou zo veel beter zijn als U ons nu naar huis brengt!’ In een ondeelbaar ogenblik, whoosh!
Maar Petrus laat ons weten waarom God dit niet doet, althans nog niet. Over de wederkomst van de Heere schrijft Petrus:
2 Petrus 3:9 – “De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen.”
Dus, zoals God zo’n 400 jaar lang geduld had met de Kanaänieten, heeft God geduld met de ongelovige wereld omdat Hij niet wil dat enigen verloren gaan.
Maar in de tussentijd, dus totdat Jezus terugkomt moeten wij, wij die Jezus nu navolgen, wij waarvan God onvoorwaardelijk van ons houdt, wij waarvoor Jezus aan het kruis is gestorven, in verschillende mate lijden in deze gevallen wereld totdat de maat ook nu vol is en God de wereld zal gaan oordelen.
En dus heeft God toegestaan dat Zijn eigen volk voor honderden jaren lang heeft moeten lijden omdat God wilde dat de Kanaänieten zich bekeerden. Maar omdat de maat van hun zonden nu vol is, stuurt God Jozua en de Israëlieten naar Kanaän toe als Gods oordeel voor hun zonden.
Dus, de eerste reden waarom wij Jozua zouden moeten bestuderen is om goed te kunnen begrijpen dat Israël het beloofde land verovert heeft een ook waarom. De tweede reden is omdat het verhaal van Jozua te vergelijken is met het Christelijk leven.
Israël is reeds verlost uit Egypte, zij hebben de zwerftocht in de woestijn overleefd en nu gaan zij de Jordaan oversteken naar het beloofde land.
In een aantal hymnes én zelfs in een aantal kerken wordt de Jordaan afgeschilderd als de dood en dat Kanaän de hemel is. En alhoewel het sentiment goed kan voelen, is het geen zuivere interpretatie van de Schrift.
Kijk, Kanaän is geen beeld van de hemel omdat zodra Israël de Jordaan oversteekt zal er in Kanaän oorlog ontstaan. Er is in de hemel geen oorlog.
In Kanaän zal er zonde aanwezig zijn, zal Israël te maken krijgen met pijn en ellende. Geen van deze dingen zullen in de hemel aanwezig zijn dus de vergelijking tussen Kanaän en de hemel gaat niet op.
Daarentegen is Kanaän een beeld van het ingaan tot een dieper en meer betekenisvolle ervaring met God.
“Zowel de Schrift alsook persoonlijke ervaring bevestigen dat naast het werk van de wedergeboorte, onze redding, er een apart werk van Gods genade is.” J. Sidlow Baxter
Dus, iemand komt tot geloof in Christus en zijn/haar zonden zijn vergeven waardoor die persoon een relatie met God kan aangaan. Maar zowel de Schrift alsook persoonlijke ervaring bevestigen dat er meer is dan alleen door Jezus gered te zijn. Er is meer dat God met ons wil doen en Jozua laat ons dat heel duidelijk zien.
Jozua laat ons die persoon zien die met God de diepte in wil gaan. Jezus noemde dit ‘leven en overvloed’, de apostel Paulus noemde dit het ‘leven in de Geest’.
Galaten 2:20 – “Ik ben samen met Christus aan het kruis gestorven. Daarom leef ik zelf niet meer, maar Christus leeft in mij. Zolang ik nog in dit lichaam ben, leef ik door het geloof in de Zoon van God. Hij hield zoveel van mij dat Hij zijn leven voor mij heeft gegeven.” (Het Boek)
Hiermee maakt Paulus duidelijk dat zijn leven niet meer om hem gaat, dat het niet om zijn verlangens gaat, niet om zijn voorkeuren, niet om zijn ideeën, niet om wat hem gelukkig maakt, niet om wat hij denkt dat het beste is voor zijn leven, maar om wat Christus met zijn leven wil. Dit is echt next level.
Dit is leven en overvloed, dit is leven in de Geest en wanneer iemand tot dit punt komt, waarin hij zegt: ‘ja ik weet dat Jezus mij gered heeft en dat ik in de hemel kom, maar ik wil dat Jezus meer dan slechts mijn Verlosser is, ik wil dat Hij Heere en Meester zal zijn over mijn leven en ik wil Hem toegewijd zijn en ik wil voor Hem leven.’
Filippenzen 1:21 – “Voor mij is het leven Christus Zelf en het sterven pure winst.” (Het Boek)
Wat Paulus hiermee zegt is dat zijn leven alleen om Jezus draait. Wat is de betekenis van het leven, Paulus? Jezus. Wat is nou de bedoeling van het leven, Paulus? Jezus. Waar leef jij voor, Paulus, waar kunnen wij jou wakker voor maken, Paulus? Jezus.
Dit is wat Jozua ons duidelijk zal maken, hoe een leven eruitziet waarin je zegt: ‘Ik wil de volle mep. Ik wil het uiterste ervaren van waartoe God Zijn eniggeboren Zoon naar de aarde toegestuurd heeft om mij door Zijn dood aan het kruis, te redden.’
Als je dit niet wil, dan mag dat, maar dan neem je genoegen met een middelmatig Christelijk bestaan. Bij wie wil je liever horen; de generatie die 38 jaar lang rondzwierf of de generatie die het beloofde land introk en mocht genieten van al Gods beloften en zegeningen?
God had Abraham, Mozes en Israël een overvloed aan beloften van zegen gegeven, maar men kon alleen van deze beloften en zegeningen genieten als zij de Jordaan overstaken en deze zich toe-eigenden.
Zolang men aan deze kant van de Jordaan bleef staan waren Gods beloften slechts ideeën.
En voor velen is het zo dat wanneer zij de Bijbel lezen, Gods beloften slechts abstracte ideeën zijn. Voor velen is de Bijbel theoretisch, het leeft niet.
Maar God wil juist dat Zijn kinderen genieten van alles dat Hij voor hen, voor ons in petto heeft, maar wij moeten Gods beloften in bezit nemen.
Iemand beschreef Jozua eens als ‘het erven van je erfenis’. Een ander beschreef het als ‘Jouw bezit in bezit nemen’.
Toen God Israël beloofde dat het land van hen was, was het reeds hun eigendom, zij hoefde het alleen maar in bezit te nemen.
Het boek Jozua pakt de vertelling op waar Deuteronomium eindigde en het kan in 3 delen opgesplitst worden: 1) het land binnengaan, 2) het land veroveren en 3) het land verdelen en bezetten.
Nadat Mozes gefaald had door de rots te slaan i.p.v. tot de rots te spreken moest er een opvolger voor Mozes komen.
Numeri 27:15-18 – “15Mozes sprak tot de HEER: 16‘Laat dan de HEER, de God die aan alle mensen het leven schenkt, over de gemeenschap iemand aanstellen 17die hen leidt en thuisbrengt; anders wordt de gemeenschap van de HEER als schapen zonder herder.’ 18Toen zei de HEER tegen Mozes: ‘Leg Jozua, zoon van Nun, een man die van de geest vervuld is, de handen op;” (WV2012)
Mozes, die echt het hart van een herder had vraagt God hier dus voor de juiste persoon om Israël het beloofde land in te leiden. En God koos Jozua.
Ondanks dat God in Zijn soevereiniteit Jozua koos, is het belangrijk om te zien waarom God Jozua koos.
Ten eerste diende Jozua God al. In Exodus 17:10 lezen wij dat Jozua de troepen leidde in de slag tegen de Amalekieten.
Dus, als je God meer wil gaan dienen, dan moet je nu al bezig zijn met het dienen van God. God kiest altijd de persoon die reeds in beweging is.
Jozua was iemand die veel waarde hechte aan gemeenschap met God. In Exodus 33:11 lezen wij dat nadat Mozes van de berg afkwam nadat het volk het gouden kalf had gemaakt, Jozua in de tent van ontmoeting verbleef. Hij wilde dichtbij God zijn en blijven.
Jozua was de assistent voorganger van Mozes. Hij liet zich door Mozes discipelen, hij wilde leren van Mozes die meer ervaring met God had, hij plaatste zichzelf in een positie waarin hij de kneepjes van de bediening kon leren zodat wanneer het moment aan zou breken om een stap vooruit te zetten, hij reeds goed voorbereid was. Volgens Numeri 11:28 was Jozua een echte discipel.
En Jozua was niet alleen een discipel, hij was ook een discipelaar. In Numeri 14 lezen wij dat Jozua het ongelovig volk aanspoorde om juist in God te geloven en niet bevreesd te zijn.
Dus, aan deze dingen zien wij waarom God Jozua gekozen had. Natuurlijk is God soeverein in Zijn keus, maar aan de hand van wie Jozua was, was Gods keus niet willekeurig.
Jozua 1:1-6 – “1Het gebeurde na de dood van Mozes, de dienaar van de HEERE, dat de HEERE tegen Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes, zei: 2Mijn dienaar Mozes is gestorven. Nu dan, sta op, steek deze Jordaan over, u en heel dit volk, naar het land dat Ik aan hen, de Israëlieten, ga geven. 3Elke plaats die uw voetzool betreedt, heb Ik u gegeven, overeenkomstig wat Ik tot Mozes gesproken heb. 4Van de woestijn en deze Libanon af tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat, heel het land van de Hethieten, en tot de Grote Zee, waar de zon ondergaat, zal uw gebied zijn. 5Niemand zal tegenover u standhouden al de dagen van uw leven. Zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn. Ik zal u niet loslaten en u niet verlaten. 6Wees sterk en moedig, want ú zult dit volk het land dat Ik hun vaderen gezworen heb hun te geven, in erfbezit laten nemen.
Hier zien wij waartoe God Jozua geroepen heeft. Twee dingen. Hij moest het volk Israël het land in leiden en het land veroveren, én hij moest het land verdelen onder de twaalf stammen.
Dit is in principe waar Jozua over gaat. Israël gaat het beloofde land binnen, zij veroveren het, ieder stam krijgt zijn stuk land toegewezen en Jozua sterft.
God kiest en roept Jozua om het onmogelijke te doen, maar God geeft Jozua ook de sleutel om het onmogelijke te doen.
Jozua 1:7-8 – “7Alleen, wees sterk en zeer moedig, door nauwlettend te handelen overeenkomstig heel de wet die Mozes, Mijn dienaar, u geboden heeft. Wijk daar niet van af, naar rechts of naar links, opdat u verstandig zult handelen overal waar u gaat. 8Dit boek met deze wet mag niet wijken uit uw mond, maar u moet het dag en nacht overdenken, zodat u nauwlettend zult handelen overeenkomstig alles wat daarin geschreven staat. Dan immers zult u uw wegen voorspoedig maken en dan zult u verstandig handelen.”
God benadrukt hier dat Jozua sterk en zeer moedig moet zijn. Niet om het land te veroveren, niet om te strijden, maar om te doen wat er in de Bijbel staat.
Hetzelfde geld voor ons. Als wij met God de diepte in willen gaan, als wij voorspoedig willen zijn in het Christen zijn, als wij straks van Jezus te horen willen krijgen: ‘Goed gedaan, goede en trouwe dienaar’, dan moeten ook wij sterk en zeer moedig zijn in het doen wat er in de Bijbel staat.
Om te kunnen doen wat God van hem vroeg mocht de Bijbel niet uit zijn mond wijken, wat simpelweg betekent dat hij het moest lezen. Mensen lazen destijds hardop. Jozua moest het Woord van God dag en nacht in gedachten houden. Dit was de sleutel tot zijn succes en dit is ook de sleutel tot ons succes in het navolgen van Jezus.
In hoofdstuk 2 zien wij dat Jozua twee verkenners de Jordaan laat oversteken om Jericho te gaan verkennen.
En terwijl deze twee in Jericho zijn, komen zij een zekere prostituee, Rachab tegen. Zij had veel over de God van Israël gehoord en vroeg aan deze twee verkenners of zij haar leven en dat van haar familie zouden willen sparen wanneer Israël de stad Jericho gaat veroveren.
Omdat Rachab deze twee had verborgen en hen heeft laten ontsnappen, hadden zij haar beloofd dat zij haar en allen die in haar huis zouden zijn zouden sparen.
Hier zien wij dat ondanks dat de maat van zonde vol was, toch nog iemand tot geloof komt in de God van de Bijbel. Sterker nog, als je de geslachtsregister van Jezus leest die in Mattheüs 1 staat, dan zie je dat Rachab de betovergrootmoeder van Koning David was en dus ook een van de voorouders van Jezus Christus.
Haar voorbeeld geeft aan dat het bij God totaal niet uitmaakt wie je bent of wat je hebt gedaan. Als je voor God kiest dan zal je Hem niet alleen toebehoren, dan zal je niet alleen het leven krijgen, maar God zal je ook nog eens gaan gebruiken, zoals met Rachab.
In hoofdstuk 3-4 zien wij dat de priesters de Ark van het Verbond naar de oever van de Jordaan moesten dragen en met hun voeten moesten zij in het water gaan staan.
Op het moment dat zij met hun voeten in het water stonden bleef het water, staan als een dam.
Dus, waar het in de Schelfzee zo was dat toen Mozes zijn staf ophief en zijn hand richting de zee uitstrekte, de zee onmiddellijk openging, was het nu zo dat er niets gebeurde want het bleef wel staan maar ver bij hun vandaan.
Zij moesten dus wachten totdat zij het resultaat van het wonder zagen voordat zij de Jordaan over konden steken.
Vaak is het ook zo met ons. God vraagt ons om iets te doen. Vervolgens doen wij wat God van ons vraagt en wij zien niet dat er iets gaande is. Vaak moeten ook wij wachten op het resultaat. Maar zoals hier gebeurt, betekent het niet dat God niets aan het doen is; het is vaak alleen buiten ons zicht.
In hoofdstuk 5 zien wij dat alhoewel Israël nu de Jordaan overgestoken was, zij nog een aantal essentiële zaken moesten afhandelen voordat zij de strijd aangingen om het land te veroveren.
Omdat Israël 38 jaar lang in de woestijn had gezworven, hadden zij het Pascha niet gevierd, wat elk jaar gevierd moest worden, én zij hadden deze generatie mannen niet besneden.
Dus, op dit moment moesten alle mannen nog besneden worden voordat zij de strijd aangingen met de Kanaänieten.
Wat God hiermee zegt is dat voordat zij de strijd aangaan, en om alles te kunnen ervaren wat God voor hen in petto had, moest er wat vlees bij hun weggesneden worden. God wil hiermee een stuk bij hen weghalen dat zeer gevoelig is, dat zeer privé is.
Dit is ook een beeld van wat er met ons moet gebeuren. Niet dat wij letterlijk besneden hoeven te worden, maar Mozes en Paulus laten ons weten dat de besnijdenis een besnijdenis van ons hart is.
M.a.w. als wij zeggen dat wij alles willen ervaren wat God voor ons heeft, dan moet er eerst iets van ons vlees weggesneden worden, iets dat wij nog eerst aan de Heere moeten overgeven, zonden waarvan wij ons nog eerst moeten bekeren. God wil deze dingen wegsnijden zodat Hij ons nog meer in staat zal stellen om Zijn zegen te kunnen ontvangen. Lees Johannes 15.
Jozua 5:13-15 – “13Het gebeurde, toen Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen opsloeg en zag, en zie, er stond een Man voor hem met een getrokken zwaard in Zijn hand. Jozua ging naar Hem toe en zei tegen Hem: Hoort U bij ons of bij onze tegenstanders? 14Hij zei: Nee, maar Ik ben de Bevelhebber van het leger van de HEERE. Nu ben Ik gekomen. Toen wierp Jozua zich met het gezicht ter aarde, boog zich neer en zei tegen Hem: Wat wil mijn Heere tot Zijn dienaar spreken? 15Toen zei de Bevelhebber van het leger van de HEERE tegen Jozua: Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop u staat, is heilig. En Jozua deed dat.”
Ten eerste is het bijzonder dat Jozua richting die Man met een getrokken zwaard toe ging. Dit zegt veel over hoe dapper hij was. En toen Jozua de Man vroeg of hij voor Israël of tegen Israël was, antwoordde hij met ‘Nee’.
M.a.w. het gaat er niet om of ik voor of tegen jou ben, het gaat erom of jij voor Mij bent. Dit is een verschijning van Jezus Christus voordat Hij 1.400 jaar later geboren zou worden als mens.
En Jezus zegt hier dat Hij de bevelhebber is van het leger van de HEERE. Hij gaat voor Israël met Gods leger de strijd aan.
Natuurlijk is het voor ons fijn om te weten dat Jezus voor ons is, de Bijbel leert ons dat ook. Maar wat in veel gevallen toch wel echt een issue is, is of wij voor Hem zijn.
Vaak wil de mens Jezus erbij hebben als een soort toevoeging in zijn/haar leven, want ik kan alle dingen aan door Christus, Die mij kracht geeft. Te vaak wil de mens Jezus in zijn/haar leven hebben als een soort talisman om hen te doen slagen in wat zij willen bereiken.
Maar waar het God omgaat is of wij voor Hém zijn!
In hoofdstukken 6-12 zien wij dat Israël bij Jericho begint om het land te veroveren. Uiteindelijk verslaan zij 31 koningen en dan staat er dat het land rustte van de strijd.
In hoofdstukken 13-24 zien wij dat Jozua het land verdeeld onder de overige 9,5 stammen. En wat opvallend is, is dat God dit tegen Jozua zegt:
Jozua 13:1 – “Jozua was erg oud geworden. De Heer zei tegen hem: ‘Je bent nu erg oud geworden, maar toch moet een groot deel van het land nog veroverd worden.” (GNB96)
Ja, Jozua was op dit moment erg oud, maar God zei tegen hem dat er nog veel moest gebeuren. M.a.w. Jozua, ja je bent oud, je hebt veel bereikt, maar ik ben nog niet klaar met je.
Ook voor jullie oudjes is er nog veel meer dat God in jullie, met jullie en door jullie heen wil doen. Het maakt niet uit wat je tot nu toe allemaal met de Heere hebt meegemaakt en ervaren, er is meer. Ik zei onlangs tegen een broeder die iets ouder is dan ik dat ‘the best is yet to come!’
Misschien heb je niet zo veel energie meer, misschien stelt je lichaam je vaak teleur. Weet dat God jou nog steeds wil uitdagen, jou nog steeds uit je comfort zone wil halen, jou nog steeds wil snoeien en gebruiken. Misschien heeft God totaal iets nieuw voor jou in petto.
In zijn afscheidsspeech herinnert Jozua het volk aan wat God voor hen gedaan heeft en dat zij zich moeten houden aan de Bijbel. En dan stelt Jozua het volk voor een keus:
Jozua 24:15 – “Als u de HEERE niet verkiest te dienen, kies dan nu wie u wel wilt dienen: de goden die uw voorouders aan de overkant van de Rivier hebben vereerd, of de goden van de Amorieten, van wie u nu het land bewoont. Ik en mijn familie, wij dienen de HEERE.’” (WV2012)