Hun probleem was hun hart. Zij wilden pertinent niet geloven dat Jezus de Messias is, want wél in te Jezus geloven had grote gevolgen voor hun bestaan. En wat in hun hart leefde, kwam o.a. tot uiting in de dingen die zij uitspraken.
Waar het mij vanmorgen vooral om gaat is dit: ‘waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over.’
Als je hier goed over nadenkt en als je hier echt bij stil staat is dit zeer confronterend. Want als je stil staat bij sommige dingen die uit je mond komen, als je in sommige situaties naar jezelf luistert, dan kan je je best wel gaan schamen. Ik in ieder geval wel.
Dit is dan toch echt iets waar wij als Gods kinderen iets mee moeten. En ik geloof dat wat wij vanmorgen in Spreuken 4 gaan lezen ons nog duidelijker zal gaan maken dat wij dit niet langer op z’n beloop kunnen laten.
Spreuken 4
Vers 1-2 – “1Luister, kinderen, naar de vermaning van je vader en sla er acht op om inzicht te leren kennen, 2want ik geef jullie een goede les: verlaat mijn onderricht niet!”
Waar Salomo op andere plekken nadrukkelijk zijn zoon Rehabeam toespreekt, zegt Salomo hier: ‘Luister kinderen’.
Ondanks dat de Bijbel alleen Rehabeam als zijn zoon noemt, kan het goed zijn dat Salomo meerdere zoons had omdat er in 1 Koningen 11 staat dat hij 700 vrouwen had en 300 bijvrouwen waarmee hij evt. kinderen had gekregen. Dus, luister kinderen!
Salomo kan zeggen ‘luister kinderen’ omdat hij zeker is van de opvoeding van zijn kinderen. Hij is zeker van zijn vermaning en van zijn onderricht omdat hij zijn wijsheid van God heeft ontvangen.
Hoe waardevol zou het zijn als wij, als ouders en grootouders zo zeker zouden kunnen zijn van datgene dat wij aan onze kinderen en kleinkinderen meegeven, dat ook wij met zekerheid en vol vertrouwen zouden kunnen zeggen: ‘luister kinderen want ik geef jullie goed onderricht’.
Salomo laat ons hier zien dat de opvoeding van onze kinderen thuis moet gebeuren. Wij moeten het niet van de scholen, of van de naschoolse opvang of van de buitenschoolse opvang, of zelfs van de zondagsschool verwachten. Nee, het is als eerste de verantwoordelijkheid van de ouders om hun kinderen in het Woord van God en in de vreze Gods op te voeden.
Hierover zei Mozes in Deuteronomium 4 tegen het volk: ‘U moet ze uw kinderen en kleinkinderen bekend maken.’
Deuteronomium 6:7 – “U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat.”
De opvoeding in de vreze Gods en in de wijsheid Gods gebeurt dus thuis, wanneer je aan tafel zit, wanneer je met elkaar op de bank zit, als je onderweg bent, wanneer je gaat slapen en bij het opstaan.
Discipelschap, oftewel, het maken van discipelen begint dus eigenlijk bij ons thuis, met onze kinderen en kleinkinderen.
Laten wij ons eigen leven dan dusdanig inrichten en laten wij ons geestelijke wandel met Jezus Christus dusdanig sterk maken zodat ook wij tegen onze kinderen en kleinkinderen met goddelijke zekerheid kunnen zeggen: ‘luister kinderen want ik geef jullie goed onderricht’.
Vers 3 – “Want ik was een zoon voor mijn vader, onervaren en een enig kind voor mijn moeder.”
Salomo schrijft dat hij een zoon voor zijn vader, Koning David was. In Hebreeuws denken is dit geen kwestie van DNA, maar en kwestie van gehoorzaamheid aan de vader.
Hiermee zegt Salomo dus dat hij zijn vader gehoorzaamde, waarmee hij tegelijkertijd zegt dat ook zijn kinderen hem moeten gehoorzamen.
Salomo was een van vier kinderen die Koning David en Bathseba samen kregen. Maar hier schrijft Salomo dat hij een enig kind was voor z’n moeder, Bathseba.
Abraham had ook meerdere zoons, maar toch wordt Izak zijn enige zoon genoemd vanwege zijn unieke plaats.
Hiermee zegt Salomo dus dat hij een unieke relatie met z’n moeder had. Waar Koning David echt een ruige strijder was die in de openlucht opgroeide, was Salomo meer een moederskindje die in het comfort van zijn thuis opgroeide.
Desalniettemin onderwees Koning David hem van ganser harte.
Vers 4-5 – “4Hij onderwees mij en zei tegen mij: Laat je hart mijn woorden vasthouden: neem mijn geboden in acht en leef. 5Verwerf wijsheid, verwerf inzicht, vergeet niet een van de woorden van mijn mond en wijk er niet van af.”
Salomo herhaald de woorden van zijn vader, Koning David en het zijn in principe dezelfde woorden die hij aan zijn kinderen doorgeeft.
Vers 6 – “Verlaat de wijsheid niet en zij zal je bewaren, heb haar lief en zij zal je beschermen.”
Koning David zei om de wijsheid lief te hebben. Dit is eigenlijk te vergelijken met het grootste, het voornaamste gebod; om God lief te hebben met heel ons hart, ziel, kracht en verstand.
Het liefhebben van de wijsheid spreekt van het in acht nemen en het gehoorzamen van de wijsheid.
Nadat God Israël het grootste gebod gaf zei God dit:
Deuteronomium 11:1 – “U moet de HEERE, uw God liefhebben en Zijn voorschriften, Zijn verordeningen, Zijn bepalingen en Zijn geboden in acht nemen, alle dagen.”
Deuteronomium 11:13 – “En het zal gebeuren, wanneer u nauwgezet luistert naar Mijn geboden die Ik u heden gebied, door de HEERE uw God, lief te hebben en Hem te dienen met heel uw hart en met heel uw ziel, dat Ik. . .”
Hier stelt God het liefhebben gelijk aan het gehoorzamen van Zijn geboden.
Deuteronomium 11:22 – “Want als u al deze geboden die ik u gebied, nauwlettend in acht neemt door ze te houden, door de HEERE, uw God, lief te hebben, door in al Zijn wegen te gaan en u aan Hem vast te houden, 23dan zal de HEERE. . .”
Ook hier stelt God het liefhebben gelijk aan het gehoorzamen-en het nauwlettend in acht nemen van Zijn geboden.
Zo’n 1.500 jaar later zegt Jezus precies hetzelfde:
Johannes 14:21a – “Wie Mijn geboden heeft en die in acht neemt, die is het die Mij liefheeft.”
1 Johannes 5:3a – “Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen.”
Ik haal dit aan om aan te geven dat het liefhebben van de wijsheid gelijk is aan het gehoorzamen van de wijsheid.
Dit is eigenlijk heel logisch want je kan iemand per definitie niet gebieden om lief te hebben, maar je kan iemand wel gebieden om zich aan de geboden te houden uit liefde.
Vers 7-9 – “7Het beginsel van wijsheid is: verwerf wijsheid, en bij alles wat je verwerft: verwerf inzicht! 8Houd haar hoog en zij zal je verheffen. Zij zal jou vereren, als je haar omhelst. 9Zij zal je hoofd een bevallige krans geven, jou een sierlijke kroon schenken.
Het beginsel van wijsheid is: verwerf wijsheid. D.w.z. dat het een keus vereist. De wijsheid komt niet zomaar aanwaaien, je moet een bewuste keus maken om het na te jagen.
Het verwerven van inzicht is veel meer belangrijk dan het krijgen van kennis.
Bijvoorbeeld, als wij als broer of zus in deze kerk in kennis worden gesteld dat een christenman z’n vrouw ontrouw is, dan is de kennis daarvan belangrijk, want God heeft het tot het licht gebracht, maar het is inzicht dat ons helpt om hier op de juiste manier mee om te gaan; de hoe, de waar en de wanneer wij met dit echtpaar gaan praten en wat wij gaan vragen en wat wij gaan zeggen. Dat is wat inzicht ons geeft.
De beloning van het verwerven, van het hooghouden en van het omhelzen van wijsheid en inzicht is dat zij jou zal verheffen, jou zal vereren.
Het verheven worden, het vereerd worden, het krijgen van een bevallige krans en een sierlijke kroon spreekt allemaal van een publiekelijk aanzien.
Wanneer jij dit naleeft dan zal jij bekend staan als een wijs mens, vol inzicht, integer, betrouwbaar, onberispelijk.
Al deze dingen heeft Koning David aan zijn zoon Salomo doorgegeven en nu geeft Salomo deze door aan zijn kinderen.
Wisten jullie, jullie die nu je kinderen aan het opvoeden zijn, tegelijkertijd ook jullie toekomstige kleinkinderen aan het opvoeden zijn?
Vers 10-12 – “10Luister, mijn zoon, en neem mijn woorden aan: de jaren van je leven zullen talrijk worden. 11Ik onderwijs je in de weg van de wijsheid en laat je in de rechte sporen treden. 12Als je gaat, zullen je voetstappen niet belemmerd worden en als je rent, zul je niet struikelen.”
Het niet belemmerd worden in je voetstappen en het niet struikelen betekent dat de dingen die je onderneemt zullen slagen. Je zal dus niet constant en in alles tegenslag meemaken. Je leven zal niet gekenmerkt worden door pech.
Vers 13-19 – “13Houd vast aan de vermaning, laat niet los, neem haar in acht, want zij is je leven. 14Kom niet op het pad van goddelozen, en begeef je niet op de weg van kwaaddoeners. 15Verwerp die, ga die niet op, wijk daarvan af en ga voorbij! 16Zij slapen immers niet als zij geen kwaad hebben gedaan, zij worden van hun slaap beroofd als zij niet iemand hebben laten struikelen. 17Want zij eten brood van goddeloosheid en drinken wijn van gewelddaden, 18maar het pad van rechtvaardigen is als een schijnend licht, dat gaandeweg helderder gaat schijnen tot het volledig dag is geworden. 19De weg van goddelozen is als de donkerheid. Zij weten niet waarover zij struikelen zullen.”
Hier zien wij het groot contrast tussen het leven en de gevolgen van het leven van de rechtvaardigen, die de wijsheid naleven, en de goddelozen die dat niet doen.
Vers 20-22 – “20Mijn zoon, sla acht op mijn woorden, neig je oor tot wat ik zeg. 21Laat ze niet wijken van je ogen, bewaar ze in het binnenste van je hart. 22Ze zijn immers leven voor wie ze vinden, en genezing voor heel hun vlees.”
Vers 23 – “Bescherm je hart boven alles wat te behoeden is, want daaruit zijn de uitingen van het leven.”
In heel het Nieuw Testament komt het Grieks woord voor hart (kardia) meer dan 150 keer voor. In Spreuken komt het Hebreeuws woord voor hart (leb) zo’n 100 keer voor.
Maar, van de 150 keer dat het in het N.T. voorkomt, wordt het slechts 1 keer gebruikt om het menselijk orgaan te beschrijven en in Spreuken helemaal niet.
Wanneer de Bijbel over het hart spreekt dan gaat het om het binnenste van de mens. Zowel het Hebreeuws woord (leb) alsook het Grieks woord (kardia) betekent het volgende:
De innerlijke mens, de kern van een mens, het binnenste van de mens.
Het hart is de zetel van mens verstand, de wil, begrip, geest, gevoel, kennis, denken, overdenken, geheugen, neiging of zin, vastberadenheid, voornemens, verlangens, geweten, begeertes, emoties, passies, moed, liefde, genegenheid, streven, karakter, gevoeligheid, enz.
Al deze eigenschappen zijn innerlijk, het is wie je bent.
Soms spreekt de Bijbel over de ziel of de geest van de mens. In sommige van deze gevallen bedoelt de Bijbel gewoon het hart.
En hier, in vers 23 schrijft de wijste man die ooit heeft geleefd, om ons hart te beschermen boven alles wat te behoeden is.
Wij zijn tegenwoordig goed in het beschermen van zaken. Denk aan alle vormen van verzekering die jullie hebben. Denk aan de sloten op de deuren van je woning, of een alarmsysteem. Denk aan de firewall op je Internetverbinding of de beveiligingssoftware op je computer. Denk aan vitaminen en supplementen, de antioxidanten die je inneemt. Ze zijn allemaal bedoeld om iets te beschermen.
Maar hier zegt Salomo, dat wij boven alle andere dingen die wij beschermen, onze harten moeten beschermen. Waarom?
Wij waren vanmorgen begonnen met de woorden van Jezus in Mattheüs 12:34-35:
Mattheüs 12:34-35 – “34O jullie adders, hoe kunt u die slecht bent, iets goeds zeggen? Want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over. 35Iemand die goed is, haalt uit zijn goede voorraadkamer goede dingen tevoorschijn; iemand die slecht is, haalt uit zijn slechte voorraadkamer slechte dingen tevoorschijn.” (GNB)
De voorraadkamer waar Jezus over spreekt is het hart van de mens. En alles dat een mens doet of laat, komt voort vanuit deze voorraadkamer, het hart. Dit is wat Salomo bedoelt met ‘want daaruit zijn de uitingen van het leven’.
Dus, als wij wijs willen leven, als wij goddelijk willen leven, als wij Jezus Christus met ons leven willen eren, als wij willen dat Jezus Christus gestalte in ons gaat krijgen zodat wij in ons binnenste steeds meer op Hem gaan lijken, dan moeten wij onze voorraadkamer nog beter gaan beschermen en bewaken dan dat bijvoorbeeld een farmaceutisch bedrijf haar clean rooms beschermt.
Wij moeten bewust zijn van waarmee wij onze voorraadkamers bevoorraden, van wat wij alzo binnenlaten.
Wat hebben wij op de schappen liggen? Waarvan hebben wij altijd een overschot aan voorraad? Zijn het de dingen die ons wijs en goddelijk doen leven, of zijn het dingen die onze relatie met Jezus Christus in de weg staan?
Als je het niet zeker weet dan kan je dat toetsen. Een manier is bijvoorbeeld om naar jezelf te luisteren. Wat komt er uit je mond? En dan bedoel ik niet op de zondagochtend tussen 10:00-12:00 uur, maar op alle overige tijdstippen.
“waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over.”
“Iemand die goed is, haalt uit zijn goede voorraadkamer goede dingen tevoorschijn; iemand die slecht is, haalt uit zijn slechte voorraadkamer slechte dingen tevoorschijn.”
Iets dat Salomo in zijn tijd persoonlijk nog niet wist, maar God die hem inspireerde om dit te schrijven wist het wel, was dat het fysieke hart het centrum is van het leven van de mens.
Pas in het begin van de 17e eeuw had William Harvey, een Engelse arts ontdekt hoe het menselijk bloedvatenstelsel en de bloedsomloop in elkaar zit. (https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2776239/)
Bijbelleraar Adam Clarke uit begin 19e eeuw schreef dit hierover:
“Want uit het hart zijn de uitingen van het leven. Is dit niet een overduidelijke zinspeling op de slagaders die het bloed vanuit het hart naar het hele lichaam en naar haar uiteinden vervoeren. Zo lang het hart in staat is om bloed te ontvangen en voort te bewegen zal het leven voortgaan. Omdat het hart de bron is waaruit alle levensstromen voortvloeien, moet ervoor gezorgd worden dat de bron niet verstopt raakt of verwond. Dubbele zorg voor haar beveiliging moet gehandhaafd blijven. Dus ook m.b.t. geestelijke zaken: het hart is de zetel van de Heere van het leven en glorie; en de geestelijke levensstromen vloeien uit Hem voort naar alle krachten en geestvermogen van de ziel. Waak met alle toewijding om te voorkomen dat deze bron niet afgesloten wordt waardoor de levensstromen geblokkeerd worden.”
Het is zo mooi en zo indrukwekkend hoe God ons fysiek hart gemaakt heeft, met verschillende (voorraad)kamers. En dat God dan het fysiek hart en hoe het werkt gebruikt om ons duidelijk te maken dat wij de voorraadkamer van ons hart, ons innerlijke mens moeten beschermen boven alles dat te behoeden is, want daaruit zijn de uitingen van het leven.
Vers 24-27 – “24Doe weg van jou valsheid van mond en houd bedrog van lippen ver van je verwijderd. 25Laten je ogen recht vooruitkijken en je oogleden zich recht vóór je houden. 26Baan het spoor voor je voet, en laten al je wegen vaststaan. 27Wijk niet af naar rechts of naar links, keer je voet af van het kwade!”