De 144.000 behouden tot het eind
Openbaring 14:1-13
Toen de apostel Johannes de Openbaring van Jezus Christus kreeg, had de kerk het zwaar te verduren. De 144.000 behouden tot het eind De kerk werd op alle fronten vervolgd. Christenen werden door Keizer Domitianus gedood en Johannes zelf was op het moment van schrijven verbannen op het eiland, Patmos omwille van het Evangelie. De kerk dat op het moment van schrijven zo’n zestig jaar jong was had bemoediging nodig. De kerk had een boodschap van hoop nodig, want het zag er allemaal zeer somber uit.
Dus, op het moment dat de kerk bemoediging en hoop keihard nodig had, gaf God de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes, de enige apostel van Jezus Christus die nog leefde.
Vanmorgen pakken wij onze studie op in Openbaring 14, wat voor de kerk van toen én voor de kerk van nu zeer bemoedigend is.
Maar voordat wij de tekst met elkaar gaan doornemen wil ik een moment nemen om te peilen waar wij ons in de Openbaring bevinden.
Ik heb het al vaker laten zien, op deze slide zien wij de algehele indeling van het boek Openbaring:
Openbaring 1:19 – “Schrijf nu op wat u hebt gezien, en wat is, en wat hierna zal geschieden.”
Het ‘wat u hebt gezien’ doelt op Openbaring 1.
Het ‘wat is’ doelt op Openbaring 2-3, het tijdperk van de kerk; de periode vanaf Handeling 2 tot aan de opname van de kerk, wat nog toekomstig is.
Het ‘wat hierna zal geschieden’ doelt op de rest van het boek Openbaring, hoofdstuk 4-22.
Wij bevinden ons momenteel in hoofdstuk 14, waarvan de gebeurtenissen zich tijdens de verdrukking afspelen.
In grote lijnen is de volgorde dus 1) ‘wat u hebt gezien’, 2) ‘wat is’ en 3) ‘wat hierna zal geschieden’.
Het lastige van het boek Openbaring is dat de gebeurtenissen niet opeenvolgend voor ons geordend zijn.
De 7-jarig periode van de verdrukking begint in hoofdstuk 6 en eindigt met hoofdstuk 18.
Maar niet alles dat in deze 13 hoofdstukken geschreven staat volgt de chronologie, oftewel, niet alles hierin is opeenvolgend geordend.
De chronologische volgorde dat wij moeten aanhouden is dit: Eerst komen de zeven zegels, dan de zeven bazuinen en als laatste de zeven schalen.
Alles dat Johannes in het boek Openbaring tussen de zeven zegels, bazuinen en schalen in, vastlegt, is ‘parenthetisch’. Deze parenthetische Schriftgedeelten omschrijven de details van specifieke gebeurtenissen die tijdens het oordeel van de zeven zegels, bazuinen en schalen plaats vinden.
Het is dus zo dat wanneer wij de 144.000 verzegelde Joden in Openbaring 7 tegen komen, dan vindt dit ergens aan het begin van de verdrukking plaats; ondanks dat wij het pas in hoofdstuk 7 lezen.
Wij komen de 144.000 verzegelde Joden vandaag in hoofdstuk 14 weer tegen, alleen vindt dit plaats ná de grote verdrukking bij de wederkomst van Christus.
Dus, alleen Gods veroordelingen d.m.v. de zeven zegels, bazuinen en schalen gebeuren opeenvolgend. De rest, oftewel de parenthetische stukken kunnen aan het begin, midden of einde van de verdrukking plaatsvinden.
Nu, vanmorgen bevinden wij ons in hoofdstuk 14 nog steeds in een parenthetisch stuk. Over twee weken zal Casper de Haan hoofdstuk 16 gaan behandelen waarmee we de chronologie weer oppakken.
Lees Openbaring 14:1-13
In deze dertien verzen komen vijf verschillende zaken aan de orde. De eerste heeft te maken met de 144.000 verzegelden van God.
Vers 1 – “1En ik zag, en zie, het Lam stond op de berg Sion, en bij Hem honderdvierenveertigduizend mensen met op hun voorhoofd de Naam van Zijn Vader geschreven.”
Johannes krijgt in dit visioen een blik in de verre toekomst wanneer Jezus terugkomt op aarde om Zijn duizendjarig vrederijk op aarde te vestigen.
Wij weten vanuit de profetie van Zacharia 14 dat wanneer Jezus op aarde terugkomt, dat Hij met Zijn voeten zal staan op de Olijfberg, naast Jeruzalem.
Ook weten wij vanuit Handelingen 1:11 dat Jezus op de Olijfberg terug zal komen. Toen Jezus vanaf de Olijfberg naar de hemel terugvoer zeiden twee engelen tegen de discipelen:
Handelingen 1:11 – “Galilese mannen, waarom staat u omhoog te kijken naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan.”
Dus, wat Johannes hier in Openbaring 14 opgeschreven heeft, heeft te maken met de wederkomst van Jezus.
Over het algemeen wanneer de Bijbel spreekt van Sion of de berg Sion, dan wordt daarmee Jeruzalem bedoeld. Aan de hand van de profetie van Zacharia 14 geloof ik dan ook dat Jezus, het Lam, dan ook samen met de 144.00 in Jeruzalem staat.
Wij kwamen deze 144.000 al eerder tegen in Openbaring 7.
Openbaring 7:1-4 – “1Hierna zag ik vier engelen staan op de vier hoeken van de aarde. Zij hielden de vier winden van de aarde tegen, opdat er geen wind zou waaien op de aarde, of op de zee of tegen enige boom. 2En ik zag een andere engel opkomen van waar de zon opgaat, met het zegel van de levende God. En hij riep met luide stem tegen de vier engelen aan wie het gegeven was de aarde en de zee schade toe te brengen, 3en zei: Breng geen schade toe aan de aarde, en ook niet aan de zee en de bomen, totdat wij de dienaren van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben. 4En ik hoorde het aantal van hen die verzegeld waren: 144.000 waren er verzegeld uit alle stammen van de Israëlieten.”
12.000 uit elk van de 12 stammen van Israël werden door God verzegeld om hun te beschermen tegen alle plagen die tijdens de verdrukking plaats vonden én tegen de macht van satan, de antichrist en de valse profeet.
De context in hoofdstuk 7 impliceert dat deze 144.000 toegewijde dienstknechten van de Heere, de wereld over zullen gaan evangeliseren.
In hoofdstuk 7 staat dat zij door engelen een verzegeling op hun voorhoofd hebben gekregen. Uit hoofdstuk 14:1 blijkt dat zij de Naam van God de Vader op hun voorhoofden hebben gekregen.
In tegenstelling tot de menigte die het merkteken van het beest op hun voorhoofd of rechterhand hebben genomen hebben deze 144.000 Gods zegel ontvangen.
Dit spreekt duidelijk van eigenaarschap, van eigendom. Iedereen die hun tegen zal komen zal weten dat zij door de Almachtige God verzegeld zijn als Zijn eigendom. Zij behoren God toe en niets en niemand kan iets tegen hun doen; zij zijn onoverwinnelijk.
Vers 2-3 – “2En ik hoorde een geluid uit de hemel, als een geluid van vele wateren en als het geluid van een zware donderslag. En ik hoorde het geluid van citerspelers die op hun citers spelen. 3En zij zongen als een nieuw lied vóór de troon, vóór de vier dieren en de ouderlingen. En niemand kon dat lied leren behalve de honderdvierenveertigduizend, die van de aarde gekocht waren.”
Johannes hoort nu keiharde geluiden en muziek vanuit de hemel komen. Er wordt ook een nieuw lied gezongen dat alleen toepasselijk is op de 144.000.
De Bijbel geeft niet aan wat de inhoud van dit lied is, maar blijkbaar is de tekst van het lied dusdanig toegespitst op de unieke situatie van de 144.000.
Dit doet me denken aan eenieder van ons. Stel dat eenieder van ons een tijdlijn zou maken van ons leven met God; beginnend bij onze bekering en eindigend bij ons sterven.
Als wij dan een lied zouden moeten zingen over onze unieke relatie met God, onze unieke roeping, bediening, onze unieke en intieme belevenissen met God, enz., dan zou mijn lied een lied zijn die alleen ik zou kunnen zingen. En zo ook met deze 144.000; hun situatie was uniek!
Johannes zegt aan het eind van het vers dat deze 144.000 van de aarde gekocht waren.
Zoals de kerk door het bloed van Jezus vrijgekocht is, zijn ook dezen gekocht door het kostbaar bloed van Jezus Christus.
Vers 4 – “4Zij zijn het die niet met vrouwen bevlekt zijn, want zij zijn maagden. Dezen zijn het die het Lam volgen waar Het ook naartoe gaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen, als eerstelingen voor God en het Lam.”
Sommige Bijbelleraren deinzen terug van de mogelijkheid dat vrouwen mannen kunnen bevlekken, oftewel, bezoedelen, want Hebreeën 13:4 leert ons dat het huwelijksbed voor man en vrouw onbevlekt is.
Om deze reden gaan zij ervan uit dat de maagdelijkheid niet letterlijk genomen moet worden, maar dat het om een geestelijke maagdelijkheid gaat, zoals toen Paulus in 2 Kor. 11:2 zei dat hij de kerk in Korinthe ten huwelijk gegeven heeft aan één Man, om haar als een reine maagd aan Christus voor te stellen.
Dit zou eventueel kunnen kloppen, maar zoals wij tot nu toe Openbaring letterlijk genomen hebben, denk ik dat wij ook dit letterlijk horen op te vatten.
Vergeet niet dat de apostel Paulus zelf ongehuwd is gebleven en dat hij de Korinthiërs aanraadde om ook ongehuwd te blijven, mits zij zich daartoe geroepen wisten.
De Heere Jezus Zelf zei ook dat sommigen eunuchen, oftewel ontmanden zouden zijn.
Mattheüs 19:12 – “Want er zijn ontmanden die uit de moederschoot zo geboren zijn; en er zijn ontmanden die door de mensen ontmand zijn; en er zijn ontmanden die zichzelf ontmand hebben omwille van het Koninkrijk der hemelen. Wie dit vatten kan, laat die het vatten.”
Ik geloof dat de last van hun bijzondere bediening tijdens de verdrukking zo ontzettend veeleisend zal zijn en zo urgent, dat deze 144.000 mannen zich niet bezig kunnen houden met hun eigen verlangens of dat zij zich kunnen bekommeren om een vrouw en gezin.
Ik geloof dat zij letterlijk geen tijd en aandacht zouden kunnen hebben voor een vrouw en kinderen; want dezen zijn het die het Lam volgen waar Het ook naartoe gaat. Over het onvoorwaardelijk en onverdeeld dienen van de Heere zei Paulus dit in 1 Korinthe 7:
1 Korinthe 7:32-33 – “32En ik wil dat u zonder zorgen bent. De ongehuwde draagt zorg voor de dingen van de Heere, hoe hij de Heere zal behagen. 33Wie echter gehuwd is, draagt zorg voor de dingen van de wereld, hoe hij zijn vrouw zal behagen.”
Ik geloof dus dat de 144.000, echte ongehuwde maagden waren, die God niet alleen uitverkoren had, maar ook voorbereid had op hun roeping en bediening.
Dezen zijn gekocht uit de mensen, als eerstelingen voor God en het Lam.
Dit betekent dat zij de eerstelingen zijn uit de verdrukking en aannemelijk ook de eerstelingen van het weer tot leven gebrachte Israël.
Vers 5 – “5En in hun mond is geen leugen gevonden, want zij zijn smetteloos voor de troon van God.”
Waar de satan, de antichrist en de valse profeet de hele wereld misleiden door hun leugens, zullen de 144.000 evangelisten alleen maar de waarheid zeggen.
Deze zijn zo gefocust en zo overgegeven aan de zaak van de Heere dat zij, zoals hun Meester, Die geen zonde gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog gevonden is (1 Petr. 2:22), hun tongen geheel toegewijd hebben aan het Evangelie.
Jakobus 3:2 – “Wie nooit struikelt in het spreken kan zich een volmaakt mens noemen, die in staat is om zelfs het hele lichaam in toom te houden.” (NBV)
Dit principe leert ons dat omdat in de monden van de 144.000 geen bedrog of leugen is gevonden, hun daden tevens onbevlekt waren.
“De 144.000 verzegelden worden hier getypeerd als ‘onberispelijk’, niet in de zin van volmaaktheid of zondeloosheid, maar in de zin dat ze beantwoorden aan het doel waarvoor ze bestemd zijn, namelijk een volkomen toewijding aan God en het Lam.” (CvB)
Wat mij het meest bemoedigd van de 144.000 is dat God, aan het begin van de verdrukking 144.000 Joden heeft gekozen en verzegeld om het Evangelie te verkondigen zonder belemmerd te worden door alle calamiteiten en het gevaar van de antichrist.
Nu zien wij de 144.000 aan het einde van de verdrukking wanneer Jezus op de aarde terugkomt.
Ondanks alles dat er tijdens de verdrukking gebeurde zijn er nog steeds 144.000. Er staat niet dat er 143.999 overgebleven zijn. Nee. 144.000. God heeft er geen één verloren!!
God is bij machte om ook jou en mij te behouden!
Vers 6 – “6En ik zag een andere engel, die hoog aan de hemel vloog. En hij had het eeuwige Evangelie, om dat te verkondigen aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie, stam, taal en volk.”
God, die rechtvaardig is zal ervoor zorgen dat de hele wereld het Evangelie te horen zal krijgen. Hij zal dat doen d.m.v. de 144.000, de twee getuigen, degenen die tijdens de verdrukking tot geloof zullen komen, én deze engel.
Deze engel zal ervoor zorgen dat iedereen, van elke natie, stam, taal en volk het Evangelie in eigen taal en dialect te horen zal krijgen.
Mattheüs 24:14 – “Pas als het goede nieuws over het koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd als getuigenis voor alle volken, zal het einde komen.” (NBV)
Er zijn kerken die beweren dat wij, de gelovigen op moeten schieten met het verkondigen van het Evangelie, want zodra eenieder het heeft gehoord, Jezus zal komen om de kerk op te nemen.
Maar Jezus heeft het hier niet over de opname, Hij heeft het hier over Zijn wederkomst, wanneer Hij terugkomt om Zijn duizendjarig Messiasrijk te vestigen. Ik geloof dat deze engel hiervoor zal zorgen.
Het Evangelie dat de engel brengen zal wordt hier het eeuwige Evangelie genoemd. Dit geeft aan dat het tijdloos is, het is bestemd voor alle tijdperken. Het houdt ook in dat God uiteindelijk op aarde in gerechtigheid zal optreden, en dat Hij uiteindelijk Zijn soevereiniteit over de aarde zal uitoefenen.
Vers 7 – “7En hij zei met een luide stem: Vrees God en geef Hem eer, want het uur van Zijn oordeel is gekomen. En aanbid Hem Die de hemel, de aarde, de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.
De boodschap dat de hele wereld van de antichrist en de valse profeet tijdens de verdrukking te horen krijgt is om het beeld van het beest te aanbidden en het eer te geven.
Nu komt de engel van God om juist het tegenovergestelde te vertellen; om God te vrezen, Hem te eren en Hem te aanbidden.
In tegenstelling tot hoe wij vandaag de dag het Evangelie vertellen, spreekt de engel vooral over het uur van Gods oordeel dat gekomen is; d.w.z. de verdrukking.
Ook zegt de engel dat alle elementen die door Gods toorn getroffen zijn: de hemel, de aarde en de waterbronnen, door God Zelf geschapen zijn.
Als Schepper van hemel en aarde is Jezus Christus bij machte om alles te controleren en te oordelen. Als Verlosser is Jezus bij machte om hen volledig te redden wie door Zijn bemiddeling tot God naderen. Er is dus nog hoop!
Vers 8 – “8En een andere engel volgde, die zei: Zij is gevallen, zij is gevallen, Babylon, de grote stad, omdat zij alle volken van de wijn van de toorn van haar hoererij heeft laten drinken.”
Nog steeds kijkend naar het einde van de verdrukking zegt de engel dat Babylon gevallen is.
Vanuit een profetisch oogpunt wordt Babylon soms gezien als de fysieke stad, Babylon; soms als een religieus systeem en soms als een politiek systeem.
Aangezien de engel hier verklaart dat het gevallen is, wat pas aan het eind van de verdrukking plaats zal vinden, kunnen wij ervan uitgaan dat dit gaat om het hoofdkwartier en het antichristelijk wereldsysteem van de antichrist.
De belofte van God, dat Babylon en alle mensen die deelnamen aan haar antichristelijke corruptie uiteindelijk veroordeeld zullen worden, wordt gegeven om de gelovigen die door de verdrukking heen gaan, te troosten.
Dit hoort ook ons te troosten. God is rechtvaardig!
Vers 9-11 – “9En een derde engel volgde hen, die met een luide stem zei: Als iemand het beest en zijn beeld aanbidt, en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt,10dan zal hij ook drinken van de wijn van de toorn van God, die onvermengd is ingeschonken in de drinkbeker van Zijn toorn, en gepijnigd worden in vuur en zwavel voor het oog van de heilige engelen en van het Lam. 11En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid, en zij die het beest en zijn beeld aanbidden, hebben dag en nacht geen rust, evenmin als iemand die het merkteken van zijn naam ontvangt.”
Alle mensen die Christus in dit leven niet nagevolgd hebben, die vóór de opname van de kerk sterven, zullen door God veroordeeld worden.
In deze verzen geeft God nu specifiek aan wat er met degenen zal gebeuren die tijdens de verdrukking Jezus Christus hebben verworpen en die het beeld van het beest hebben aanbeden en die het merkteken van het beest hebben aangenomen.
Hun straf is de wijn van de toorn van God, die onvermengd ingeschonken is. D.w.z. dat de straf dat deze mensen zullen krijgen op geen enkele wijze getemperd zal worden door Gods barmhartigheid en genade.
Er zijn mensen die beweren dat God een mens nooit voor eeuwig in de hel zal straffen; dat God een mens nooit naar de hel zal sturen.
Nu is het waar dat God een mens niet naar de hel stuurt. Ieder mens heeft daarin de keus om Gods redding aan te nemen of niet.
Het is niet waar dat Gods straf niet voor eeuwig zal zijn. Het woord hel komt 12 keer in het N.T. voor. 11 van de 12 keer word het door Jezus Christus gebruikt om mensen te waarschuwen.
Jezus zegt ook dat de straf in de hel voor eeuwig zal zijn. (Matt. 25:41)
Vers 12 – “12Hier zien we de volharding van de heiligen. Hier komen openbaar die de geboden van God en het geloof in Jezus in acht nemen.”
De volharding van de heiligen wordt uiteindelijk beloont.
Het lot van alle goddelozen die de gelovigen tijdens de verdrukking hebben vervolgd zal voor deze heiligen een troost zijn.
Ook, in tegenstelling tot het lot van de goddelozen, zal het eeuwig leven met Christus vele malen beter zijn, ondanks dat zij hebben moeten lijden, ondanks dat zij een marteldood hebben moeten ondergaan.
Johannes noemt de heiligen hier, degenen die de geboden van God en het geloof in Jezus in acht nemen.
Als men beweert een christen te zijn, dan zal zijn/haar christen zijn zich uiten in het in acht nemen van het Woord van God.
Het gaat er niet om hoe veel Bijbelkennis men heeft, maar om wat men doet met de Bijbelkennis die hij heeft.
Ik zie liever iemand met een beetje Bijbelkennis, die alles in acht neemt wat hij weet, dan iemand die veel Bijbelkennis heeft, maar er slechts een beetje van toepast.
Vers 13 – “13En ik hoorde een stem uit de hemel tegen mij zeggen: Schrijf: Zalig zijn de doden die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten van hun inspanningen, en hun werken volgen met hen.”
Menselijk gezien moet dit een van de meest tegenstrijdige verklaringen zijn: ‘zalig zijn de doden. . .’
Zalig betekent blij, het betekent dolgelukkig zijn. En hier zegt Johannes dat een stem uit de hemel zei dat de gelovig mens, de echte navolger van Christus, die tijdens de verdrukking komt te sterven, dolgelukkig zal zijn.
De Heilige Geest geeft aan dat hun geluk samen zal gaan met hun rust.
Wat ik als christen, anno 2017 mee maak is niets in vergelijking met wat de christen tijdens de verdrukking mee zal maken. En toch heb ik zelf vaak heel sterk het verlangen naar die rust; rust van mijn inspanningen.
Inspanning is op zich niet verkeerd, maar 9 van de 10 keer span ik me in terwijl ik op alle fronten word tegen gewerkt.
Hetzij door lichamelijke zwakheden, hetzij door gezin/familie situaties, hetzij door kerk situaties, hetzij door allerlei moeilijke dingen in het leven.
Nogmaals, in vergelijking met de heiligen uit de verdrukking heb ik het zeer makkelijk, maar toch.
Wij die Jezus navolgen hebben de hoop en de garantie in Christus dat wij op een gegeven moment in ons leven, Zijn rust zullen intreden; waarin wij zullen rusten van onze inspanningen.
Ook staat hier dat hun werken hun de eeuwigheid in zullen volgen. Dit betekent simpelweg dat zij beloont gaan worden voor al het werk dat zij in Christus gedaan hebben.
Ook wij, die vóór de opname komen te sterven, of die met de opname meegenomen zullen worden, zullen beloond worden wanneer de kerk opgenomen wordt.
Kortom, wij zullen niet alleen rust krijgen, maar wij zullen ook beloond worden voor alle zuivere, God erende dingen die wij in Zijn naam hier op aarde gedaan hebben.
Ondanks alle onvoorstelbare ellende dat de wereld te wachten staat, staan de beloften van God vast.
God is bij machte eenieder te behouden die Hij verzegeld heeft.
God belooft om het Evangelie over de hele wereld te gaan verkondigen d.m.v. de 144.000, de twee getuigen, de christenen die tijdens de verdrukking leven, en de engel die het eeuwig Evangelie de wereld over zal verkondigen.
God belooft dat Jezus Christus uiteindelijk zal zegevieren en dat Babylon, het religieus en politiek wereldsysteem van de antichrist zal vallen.
God belooft dat de antichristelijke goddeloze mensen, die de heiligen vervolgd en gemarteld hebben, uiteindelijk voor eeuwig gestraft zullen worden.
God belooft zaligheid, dolgelukkigheid aan eenieder die Jezus onvoorwaardelijk navolgen en Zijn Woord in acht nemen.