Loyaliteit, verraad en de ultieme liefde
Mattheüs 26:1-30
Vorige week hebben wij de rede van Jezus op de Olijfberg afgemaakt waarin Jezus het voornamelijk over Zijn wederkomst had. Jezus’ onderwijs hierover kwam naar aanleiding van de vraag van de discipelen: “Zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de wereld?” Vervolgens gaf Jezus hun in 94 verzen Zijn uitgebreid antwoord. Dit is de laatste keer dat Mattheüs schrijft dat Jezus onderwijs gaf. Vanaf Mattheüs 26 gaat het puur om het lijden van Jezus, over Zijn dood aan het kruis en Zijn opstanding uit de dood.
Vers 1-2 – “1En toen Jezus al deze woorden geëindigd had, gebeurde het dat Hij tegen Zijn discipelen zei: 2U weet dat over twee dagen het Pascha is, en dan zal de Zoon des mensen overgeleverd worden om gekruisigd te worden.”
Nadat Jezus Zijn discipelen zo veel geleerd had over Zijn wederkomst zegt hij nu met klem dat Hij tijdens het Pascha (het Paasfeest) overgeleverd gaat worden om gekruisigd te worden.
Ik kan me voorstellen dat de discipelen zoiets hadden van: “Waar hebt U het nu over? U heeft ons net verteld dat U het koninkrijk gaat oprichten en nu begint U alweer over het gedood gaan worden.”
Jezus wilde hun duidelijk laten weten dat Hij, dat God de Vader alles, wat er met Jezus gaat gebeuren, onder controle heeft.
Jezus moet lijden op het tijdstip dat God van tevoren bepaald heeft. En het tijdstip dat God bepaald heeft was tijdens het Pascha.
Vers 3-5 – “3Toen kwamen de overpriesters en de Schriftgeleerden en de oudsten van het volk bijeen in het paleis van de hogepriester, die Kajafas heette; 4en zij overlegden met elkaar om Jezus met list te grijpen en te doden, 5maar zij zeiden: Niet tijdens het feest, opdat er geen opschudding onder het volk komt.”
De Joodse religieuze leiders wilde Jezus geruime tijd al vermoorden, al sinds Mattheüs 12, maar nu speelt dit op het hoogste niveau. Nu wil het Sanhedrin, de Joodse Hoge Raad Jezus in het geheim gaan vermoorden.
Dit is nu een officiële bijeenkomst en hier beraamde zij een plan om Jezus onterecht en met list te grijpen en te doden.
Het is trouwens zeer waarschijnlijk dat Judas, die Jezus verraadde, op dit moment al in gesprek met hun was over hoe hij Jezus zou gaan verraden.
Dat zij Jezus wilde grijpen was zeker, alleen wilde zij het niet doen tijdens de festiviteiten.
Het Pascha was nabij, het feest van de ongezuurde broden was nabij, dus Jeruzalem zat bomvol.
De geschiedschrijver Flavius Josephus zei dat er tijdens het Pascha zo’n 2,6 miljoen mensen in Jeruzalem zaten om het feest te vieren.
Omdat er zo veel mensen waren, en omdat Jezus aan het begin van de week hartelijk verwelkomd werd vreesden deze leiders dat de menigte voor Jezus partij zou kiezen.
Ondanks dat het Sanhedrin Jezus per se niet tijdens het feest wilde grijpen en vermoorden, zien wij in vers 2 dat Jezus andere plannen heeft; om juist wél tijdens het Pascha door hun gegrepen te gaan worden.
Nogmaals, dit laat ons zien dat Jezus volgens het exacte plan en op het exacte tijdstip van God gearresteerd en gekruisigd moest worden.
Vers 6-7 – “6Toen Jezus in Bethanië was, in het huis van Simon, de melaatse, 7kwam er een vrouw naar Hem toe die een albasten fles met zeer kostbare zalf had; en zij goot die uit op Zijn hoofd terwijl Hij aanlag.”
Wanneer Jezus Jeruzalem bezocht, logeerde Hij vaker in Bethanië. Wij zien bijvoorbeeld bij Zijn aankomst in Jeruzalem in hoofdstuk 21 dat Jezus ook in Bethanië logeerde; waarschijnlijk bij Maria, Martha en Lazarus thuis.
Maar nu, deze keer was Jezus in het huis van een zekere Simon de melaatse.
Deze Simon was natuurlijk geen melaatse meer, anders zou niemand bij Hem in huis mogen komen, maar hij was hoogstwaarschijnlijk iemand die Jezus van zijn melaatsheid had genezen.
En zoals dat zo vaak gaat; kenden mensen hem nog steeds als Simon de melaatse.
Mattheüs geeft aan dat er een vrouw naar Jezus toe kwam met een albasten fles met zeer kostbare zalf, oftewel, geparfumeerde olie.
In de parallel verzen in Johannes 12 staat dat het Maria was, de zus van Martha en van Lazarus, die Jezus uit de dood had opgewekt. Ook staat er in Johannes 12 dat Martha en Lazarus er ook bij waren.
Mattheüs geeft aan dat Maria het op het hoofd van Jezus uit goot, maar Johannes geeft aan dat Maria de voeten van Jezus ermee zalfde.
Dit lijkt op eerste gezicht tegenstrijdig, maar dat is niet zo omdat Jezus in vers 12 zegt Jezus dat zij het op Zijn lichaam goot.
Volgens Johannes was het een pond narduszalf, het was dus geen klein flesje en het hele huis werd vervuld met de geur van de zalf.
De hoeveelheid narduszalf dat Maria had was veel geld waard; naar schatting één jaarsalaris van een arbeider.
Normaliter wordt deze olie gebruikt om een overledene te balsemen, dus waarom Maria dit had weten we niet.
Hoe dan ook, Maria nam iets dat haar zeer kostbaar was en besteedde het aan Jezus.
Vers 8-9 – “8Toen Zijn discipelen dat zagen, waren zij verontwaardigd en zeiden: Waartoe deze verkwisting? 9Deze zalf had immers duur verkocht kunnen worden en de opbrengst aan de armen gegeven.”
Mattheüs geeft aan dat de discipelen zich aan Maria ergerden en zeiden dat haar liefdesdaad jegens Jezus een verkwisting was. In de parallel verzen van Johannes 12 staat:
Johannes 12:4-6 – “4Toen zei een van Zijn discipelen, Judas Iskariot, de zoon van Simon, die Hem verraden zou: 5Waarom is deze zalf niet voor driehonderd penningen verkocht en aan de armen gegeven? 6En dit zei hij niet omdat hij zich bekommerde om de armen, maar omdat hij een dief was, en de beurs beheerde en droeg (stal) wat gegeven werd.”
Het was Judas die ermee begon! Het was Judas die de boel opstookte!
Ik kan me voorstellen dat Judas tegen de andere discipelen begon te morren: ‘Hey, wat vind jij daar nou van? Dit kan toch niet? Volgens mij is dit niet Bijbels?’
Vervolgens zeggen de andere discipelen: ‘Ja, je hebt helemaal gelijk; hoe durft zij dit te doen?’
Zo gaat dat vandaag de dag nog steeds! Een of twee invloedrijke mensen in de kerk die hun ongenoegen met anderen delen en vervolgens de boel gaan opstoken.
Elke kerk die Jezus in alle oprechtheid wil dienen krijgt hiermee te maken.
Bij Judas ging het om het geld, maar toch wist hij het op zo’n manier te brengen dat hij de andere discipelen met zich mee kreeg.
Vers 10-12 – “10Maar Jezus, Die dit merkte, zei tegen hen: Waarom valt u deze vrouw lastig? Want zij heeft een goed werk aan Mij verricht. 11De armen hebt u immers altijd bij u, maar Mij hebt u niet altijd. 12Want toen zij deze zalf op Mijn lichaam goot, deed zij dat als voorbereiding op Mijn begrafenis.”
Het geven van geld aan de armen werd beschouwd als een goede daad, of een goed werk. Maar hier komt Jezus op voor Maria en zegt met klem dat zij een goed werk aan Hem heeft verricht.
Maria aanbad Jezus. Zij gaf hem iets kostbaar. Zij was ook degene die aan Zijn voeten zat toen Jezus bij haar, Martha en Lazarus op bezoek was.
Het lijkt er op dat Maria Jezus als enige geloofde dat Hij binnenkort vermoord zou worden en het mooie hiervan is dat zij deze liefdesdaad doet terwijl Jezus nog leeft.
Zo vaak maken mensen de fout door hun liefde, hun vergeving, hun genade of hun trouw niet aan een ander te tonen terwijl de ander leeft en wanneer deze persoon komt te sterven hebben mensen er ontzettend veel spijt van.
Maar niet Maria. Wij weten niet of zij echt doorhad dat Jezus binnen 48 uur gekruisigd zou worden, maar Jezus geeft hier wel aan dat zij een goed werk aan Hem verrichte terwijl Hij nog bij hun was.
Jezus zegt hier dat toen Maria de zalf op Zijn lichaam goot, deed zij dat als voorbereiding op Zijn begrafenis.
Voor de Joden van die tijd was het begraven van een overledene zeer belangrijk.
De overledene werd zeer zorgvuldig gewassen en gebalsemd met deze kostbare narduszalf. Hij/zij werd gewikkeld in grafkleding en vervolgens werd hij/zij begraven.
Jezus wist van tevoren dat Hij als een misdadiger gekruisigd zou worden, en van een misdadiger werd deze zorgvuldige wijze van wassen, balsemen en begraven ontnomen.
Maria’s daad jegens Hem is Jezus dus zeer kostbaar. Zij toonde hiermee aan dat Jezus haar meer dierbaar was dan het verrichten van goede daden, of het voor zichzelf houden van een kostbaar bezit.
Maria durfde iets voor Jezus te doen waar de anderen niet eens aan hadden gedacht.
Dit was een geloofsdaad, dit was aanbidding. Als respons op wie Jezus voor haar was stapte zij uit haar comfortzone en deed iets voor Jezus waarvoor zij hevige kritiek over zich heen kreeg.
Volgens Johannes 12:3 werd het hele huis vervuld met de geur van de zalf.
Ik kan me voorstellen dat Jezus nog na zijn arrestatie de geur van de zalf kon ruiken. Misschien zelfs terwijl Hij aan het kruis hing, kon hij het nog ruiken.
Wat een bijzondere liefdesdaad van deze Maria.
Vers 13 – “13Voorwaar, Ik zeg u: overal waar dit Evangelie gepredikt zal worden in heel de wereld, zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden over wat zij gedaan heeft.”
Momenteel, in meer dan 1.330 talen* is het Nieuw Testament vertaald en elke keer wanneer iemand Mattheüs 26 en Johannes 12 leest wordt Maria’s liefdesdaad herdacht. (*https://www.wycliffe.org/about/why)
Vers 14-16 – “14Toen ging een van de twaalf, die Judas Iskariot heette, naar de overpriesters 15en zei: Wat wilt u mij geven, als ik Hem aan u overlever? En zij kenden hem dertig zilveren penningen toe. 16En van toen af zocht hij een geschikte gelegenheid om Hem over te leveren.”
Dertig zilveren penningen was gelijk aan vier maand salarissen van een arbeider.
Volgens Exodus 21:32 moest men 30 zilveren penningen aan boete betalen wanneer iemands slaaf werd gedood. Jezus is dus voor weinig geld door Judas verraden.
In de parallel verzen in Lukas 22 schrijft Lukas:
Lukas 22:3-6 – “3Toen voer de satan in Judas, die de bijnaam Iskariot had, die bij het getal van de twaalf behoorde. 4En hij ging weg en sprak met de overpriesters en bevelhebbers van de tempelwacht hoe hij Hem aan hen zou overleveren. 5En zij verblijdden zich en kwamen overeen hem geld te geven. 6 En hij stemde erin toe en zocht een geschikte gelegenheid om Hem, buiten de menigte om, aan hen over te leveren.”
Natuurlijk zat de satan hierachter, maar vinden jullie het niet apart dat Judas, één van de twaalf zo beïnvloedbaar was voor de satan? Hier kom ik zo meteen op terug.
Vers 17-19 – “17Op de eerste dag van de ongezuurde broden kwamen de discipelen naar Jezus toe en zeiden tegen Hem: Waar wilt U dat wij voorbereidingen voor U treffen om het Pascha te eten? 18Hij zei: Ga de stad in naar een zeker persoon en zeg tegen hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; Ik zal bij u het Pascha houden met Mijn discipelen. 19En de discipelen deden zoals Jezus hun opgedragen had, en maakten het Pascha gereed.”
Volgens Lukas 22 stuurde Jezus Petrus en Johannes erop uit om het Pascha voor te bereiden. Dit was meer dan even boodschappen halen.
Zij moesten in alle drukte naar de tempel toe om daar hun lam te laten slachten. Deze moest vervolgens door de priesters geroosterd worden. Dit koste een hoop tijd.
Markus 14 en Lukas 22 geven ons meer details over de instructies die Jezus aan Petrus en Johannes geeft.
De persoon die zij moesten vinden was een man die een kruik water op z’n hoofd droeg. Dit zou opvallen want normaliter droegen alleen de vrouwen kruiken met water.
Of Jezus de zaal met deze man van tevoren had geregeld weten we niet. Het kan zijn dat Jezus dit gewoon wist.
Hoe dan ook, Jezus regelde het op dit moment en stuurde Petrus en Johannes erop uit.
Vers 20-22 – “20Toen het avond geworden was, lag Hij aan met de twaalf. 21En toen zij aten, zei Hij: Voorwaar, Ik zeg u dat een van u Mij zal verraden. 22En zij werden zeer bedroefd en ieder van hen begon tegen Hem te zeggen: Ik ben het toch niet, Heere?”
In tegenstelling tot hoe wij vandaag de dag aan tafel zitten, lagen zij op de grond met hun hoofd aan tafel en hun voeten zo ver mogelijk van de tafel verwijderd.
Zij steunden op hun linkerarm en aten met hun rechterhand.
En terwijl zij daar gezellig aan het eten waren verteld Jezus hun dat een van hun Hem zal verraden.
Ik denk niet dat zij precies wisten wat Jezus hiermee bedoelde, maar hoe dan ook, raakten zij er zeer bedroefd om.
Ik kan me voorstellen dat alle discipelen zoiets hadden van: ‘hè, hoe kan dat nou? Wie van ons zou zoiets kunnen doen?’
Geen van hen had een vermoeden over wie Jezus het zou kunnen hebben en in plaats van de vinger naar de ander te wijzen, begon eenieder tegen Hem te zeggen: ‘Ik ben het toch niet, Heere?’ Zij snapten er helemaal niets van.
Vers 23 – “23Hij antwoordde en zei: Wie de hand met Mij in de schotel indoopt, die zal Mij verraden.”
Jezus wijst hier niet één persoon mee aan, maar geeft hiermee aan dat het iemand is die de hand samen met Jezus in de schotel doopt.
M.a.w. het is iemand vanuit Jezus’ oogpunt waarmee Jezus Zijn maaltijd deelt. Het is iemand waarmee Jezus Zijn leven deelt. Het is iemand die een persoonlijke relatie met Jezus heeft. Het is iemand die Jezus vertrouwd.
Vers 24 – “24De Zoon des mensen gaat wel heen zoals over Hem geschreven is, maar wee die mens door wie de Zoon des mensen verraden wordt! Het zou goed voor die mens zijn als hij niet geboren was.”
Aan de ene kant stond het reeds vast dat Jezus overgeleverd en gekruisigd zou worden. God heeft dit d.m.v. Zijn profeten in het Oude Testament reeds honderden jaren van tevoren vastgelegd.
Maar Jezus zegt hier dat ondanks het reeds vast staat, dat er wél een mens erbij betrokken zal zijn; een mens die ervoor zal kiezen om Jezus te verraden.
En over deze persoon zegt Jezus dat het beter zou zijn geweest als hij nooit geboren was want Jezus weet wat hem voor eeuwig te wachten staat.
Vers 25 – “25Judas, die Hem verraadde, antwoordde en zei: Ik ben het toch niet, Rabbi? Hij zei tegen hem: U hebt het gezegd.”
Om niet op te vallen vroeg Judas uiteindelijk ook aan Jezus of hij het was. Opvallend is dat de andere discipelen Jezus Heere noemde en Judas Jezus Rabbi noemt.
Vanuit de relatie die Judas met Jezus heeft is Rabbi is een veel minder sterke uitdrukking. Het betekent leraar, oftewel iemand die de Wet van Mozes kon uitleggen.
We zien hier dus dat Judas al afstand van Jezus aan het nemen is.
Jezus beantwoord Judas door te zeggen: ‘U hebt het gezegd’, oftewel ‘Jij zegt het zelf, Judas’.
M.a.w. ‘Ja, jij bent het Judas en ik weet het!’
Hoe is het mogelijk dat Judas, als een van de twaalf Jezus heeft kunnen verraden?
In Lukas 6 staat dat Jezus de hele nacht door tot God de Vader had gebeden om een keus te maken over wie Zijn twaalf discipelen zouden worden.
En na de hele nacht gebeden te hebben koos Jezus Judas.
Judas heeft samen met de twaalf, drie jaar lang, dag-en-nacht met Jezus opgetrokken. Hij is persoonlijk door Jezus onderwezen.
Judas heeft Jezus van dichtbij meegemaakt, hij heeft Jezus wonder na wonder zien verrichten, hij heeft Jezus de monden van de religieuze leiders zien snoeren.
Judas werd in Mattheüs 10 samen met de andere elf discipelen uitgezonden en ook Judas predikte het Evangelie van het Koninkrijk van God. Judas genas zieken, reinigde melaatsen, wekte doden op, dreef demonen uit mensen, enz.
Niemand in het team had Judas door. Toen Jezus zei dat een van hen Hem zou verraden zeiden zij niet allemaal tegelijk: ‘dat is zeker Judas’. Nee!
Judas kerkte samen met Jezus en de twaalf. Judas had een taak en een bediening. Judas ging mee op zendingsreizen. Judas ging mee naar de conferenties. Judas zong net zo hard mee tijdens de samenkomsten. Wat het team betrof, hoorde Judas er gewoon bij.
Dus, hoe is het mogelijk dat hij een van de twaalf was maar uiteindelijk toch niet een van de twaalf was?
Schijnbaar had Judas alle kenmerken van een echte discipel, maar het is nu wel heel duidelijk dat, alhoewel Judas aan de buitenkant een discipel was, hij dat aan de binnenkant absoluut niet was.
Judas hield zich aan alle religieuze voorwaarden, maar uiteindelijk hield hij niet van God met heel zijn hart, ziel, verstand en kracht.
Judas had een verborgen agenda, Judas had andere ambities en aspiraties en omdat hij een verborgen agenda en andere ambities had, had de satan toegang tot zijn leven.
Mensen kunnen de schijn heel lang ophouden, maar vroeg of laat komt de aap uit de mouw en dan wordt het voor iedereen die geestelijk is, duidelijk.
Zoals het voor de overige elf discipelen niet waar te nemen was dat Judas een verrader was, is het voor ons, vandaag de dag even moeilijk om het waar te nemen.
Ik heb me de afgelopen 9 jaar sinds we de Calvary Chapel zijn gestart zo vaak in mensen vergist!
Ik kan me niet voorstellen hoe erg Jezus Zich had gevoeld dat een van de twaalf, waarmee Hij drie jaar lang dagelijks optrok, waarin Hij zo veel tijd en energie had gestoken, aan wie Hij zo veel had toevertrouwd, Hem zou verraden.
Verraad is per definitie verschrikkelijk, maar verraad door iemand waarvan je het echt niet zou mogen verwachten is het allerergste wat je een ander mens aan kan doen.
Vers 26 – “26En terwijl zij aten, nam Jezus het brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en Hij zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam.”
Het Pascha, Paasfeest of Pesach herdenkt het moment dat God het volk Israël heeft bespaard van Zijn oordeel.
Toen Israël zo’n 430 jaar lang in Egypte in slavernij was riep God Mozes om het volk te gaan bevrijden.
Natuurlijk werkte de Farao (de koning van Egypte) niet mee waardoor God tien verschrikkelijke plagen aan de Egyptenaren bracht. De tiende plaag was de dood van alle eerstgeborenen.
Zoals God de Israëlieten had beschermd tegen de plagen, had God ervoor gezorgd dat Israël ook beschermd zou zijn tegen deze tiende plaag, maar de Israëlieten moesten er iets voor doen.
Zij moesten per huishuiden of per 10 mensen een lam slachten en het bloed van het lam moesten zij op de deurposten aanbrengen.
Op het moment dat de engel des doods het land doortrok en alle eerstgeborenen van de Egyptenaren doodde, sloeg de engel des doods de huizen over waar het bloed van het lam op de deurposten was aangebracht.
Zo waren allen die het bloed van het lam aangebracht hadden bespaard.
En dit werd sindsdien ieder jaar door de Joden gevierd. In het Engels heet dit feest Passover, wat letterlijk ‘overslaan’ of ‘voorbijgaan aan’ betekent.
En dit is wat er op dit moment gevierd werd.
Wat Jezus hier zegt is geheel ongebruikelijk en geheel nieuw. Jezus zegt hiermee dat Hij nu het Pascha is, oftewel het Lam door wie Gods oordeel aan de mens voorbijgaat.
Tot op dit moment moesten de Joden elk jaar op de Grote Verzoendag een offer brengen om hun zonden te bedekken.
Hun zonden werden nooit geheel weggenomen, zij werden slechts bedekt. Het is alsof God de zonden tijdelijk door de vingers zag.
Maar nu zegt Jezus dat het brood Zijn lichaam vertegenwoordigd dat voor ons gebroken zal worden.
Nu zegt Jezus dat zij geen lammeren meer hoeven te offeren want Jezus is het Lam dat de zonde van de wereld wegneemt.
Vers 27-28 – “27Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit, 28want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.”
Hier stelt Jezus het nieuwe verbond in met Zijn bloed. In Exodus 24 stelde God het oude verbond in en dat ging ook niet zonder dat er bloed vergoten werd.
Exodus 24:7-8 – “7Mozes nam het boek van het verbond en las dit ten aanhoren van het volk voor. En zij zeiden: ‘Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en Hem gehoorzamen.’ 8Toen nam Mozes het bloed, sprenkelde het op het volk en zei: ‘Zie, dit is het bloed van het verbond dat de HEERE met u gesloten heeft op grond van al die woorden’.
Jezus zegt hiermee dat Zijn bloed eens en voor altijd vergoten werd tot vergeving van zonden.
Zijn offer aan het kruis is volmaakt waardoor de zonden van de mens niet alleen bedekt zijn, zoals in het oude verbond, maar de zonden zijn geheel weggenomen.
En de wijn of het druivensap vertegenwoordigd het bloed van Jezus dat voor onze vergeving vergoten werd.
Vers 29 – “29Ik zeg u dat Ik van nu aan van de vrucht van de wijnstok niet zal drinken tot op de dag wanneer Ik die met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk van Mijn Vader.”
Ondanks dat Jezus wist dat Hij binnen 48 uur gekruisigd zou worden als een misdadiger, keek Jezus vooruit naar het moment dat Hij het Koninkrijk zal gaan vestigen in het duizend jarig rijk.
Vers 30 – “30En toen zij de lofzang gezongen hadden, vertrokken zij naar de Olijfberg.”
HEILIG AVONDMAAL
Maria toonde liefde jegens Jezus. Judas verraadde Jezus. Allebei zaten in dezelfde kerk. Wat doet Jezus hiermee?
Jezus gaat door met Zijn plan; Gods plan om de mens te redden van de zonde en de dood, Gods plan om de mens vergeving te kunnen schenken.
Ondanks dat Maria zo veel goed voor Jezus had gedaan had Maria Gods vergeving en Gods redding nodig.
Dezelfde vergeving en redding was voor Judas nog mogelijk, het enige dat hij hoefde te doen was te erkennen dat hij een zondaar is en dat hij een redder nodig had.
Voor ons geld precies hetzelfde. Ik denk dat wij allemaal iets van Maria in ons hebben en iets van Judas. Hoe dan ook, wij hebben Gods vergeving en redding nodig en het nieuw verbond maakt dat ons mogelijk.