“En u zult niet stelen.” (Deuteronomium 5:19) Gods uitleg van de wet gaat door, Israël moet opnieuw horen wat Zijn wet is. Onderdeel van het 2e deel van de wet, de omgang tussen mensen, is ‘niet stelen’. Dit is heel belangrijk voor hoe men met elkaar hoort om te gaan.

Niet stelen

God wil dat Zijn volk heilig is (Leviticus 11:44), apart gezet, anders dan de volken om hen heen. Hij wil dat Zijn volk heilig is in de omgang met Hem, maar zeker ook in de omgang met elkaar. Als stelen normaal zou zijn voor Israël, als diefstal de norm zou zijn, dan zou de omgang met elkaar niet veilig zijn. Je weet dan nooit wat er met je spullen gebeurt, of je een ander wel kan vertrouwen; en dat zit de eenheid, de liefde en de onderlinge genade die God wil zien in de weg.

‘Niet stelen’ is een manier om een onderlinge band te hebben naar Gods wil. God wijst aan dat diefstal een zonde is, iets waar Hij niet door geëerd wordt. Door dit aan te wijzen wil Hij dat we niet verkeerd naar spullen kijken, niet verkeerd naar de spullen van een ander kijken. We moeten leren om te kijken naar wat we wel hebben, hoe we gezegend zijn. God heeft ons alles gegeven dat we nodig hebben, stelen is niet nodig.

Zaak van het hart

Zoals met alle geboden draait ook ‘niet stelen’ uiteindelijk om het hart. Geloof je dat God je alles gegeven heeft dat je nodig hebt? Of vind jij dat je meer nodig hebt dan wat God geeft? Satan wil jou overtuigen dat je meer nodig hebt, andere dingen, duurdere dingen, etc. God wil dat je inziet wat David schrijft in Psalm 23:1 “De HEERE is mijn Herder, mij ontbreekt niets.” In elke situatie is het zo dat ons niets ontbreekt als christenen. We zijn namelijk gezegend door God met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten (Efeze 1:3).

Als jij, door God geleid, ervoor kiest om ‘niet stelen’ te gehoorzamen, dan zal je ook als christen heilig en apart gezet leven. In je hart zal een mate van tevredenheid komen, omdat je blij bent met wat God je gegeven heeft. Je moet er soms wel voor kiezen om tevreden te zijn, want de spullen van een ander kunnen nog steeds mooier en beter lijken dan die van jou. Misschien zijn die spullen ook wel mooier en beter, maar je kiest er dan voor om te rusten in het feit dat God je geeft wat je nodig hebt.

Wat wil jij?

God wil alleen het allerbeste voor jou (Jeremia 31:3), Hij wil de dingen voor jou die je nodig hebt. Hij wil de dingen die jouw leven meer op Hem richten, die jou afhankelijk maken en houden van Hem. Paulus wilde in 2 Korinthe 12 dat God iets bij hem weghaalde, een ‘doorn in het vlees’ (2 Korinthe 12:7). Hij vroeg God 3x om dit weg te halen, maar God antwoordde: “Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.” (2 Korinthe 12:9). Paulus moest leren rusten in wat God hem gaf, vreugde vinden in wat God hem gaf. Dat moest genoeg zijn, niet wat hij zelf wilde.

Dat hoort het hart van de christen te zijn; ‘niet stelen’ is Gods gebod, wat dit effect in ons hart hoort te hebben. We horen tevreden, blij en gelukkig te zijn met wat we hebben. Als we kiezen voor ‘niet stelen’, kiezen we voor God, voor dankbaarheid voor wat Hij gegeven heeft. Het hart van de christen hoort dankbaar te zijn naar God voor alles dat we hebben, dankbaar in elke situatie. Als jij steelt, zeg je eigenlijk tegen God dat je ondankbaar bent en vindt dat Hij Zijn zaakjes niet op orde heeft. Wat wil jij? Wil jij God eren, God dankbaar zijn? Of weet jij beter dan God wat je nodig hebt? God zegt ‘niet stelen’, wat zeg en wil jij?

Als je vragen hebt, voel je vrij om contact met ons op te nemen.