2024.0303 – Autoriteit in Woord en Daad - Markus 1:21-34
Bijbelstudie en uitleg over de volgende centrale Bijbelverzen: Markus 1:21-34
Serie binnen Markus: Wees Dienstbaar #7
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
Sla alsjeblieft je Bijbel open naar Markus hoofdstuk één. Tot nu toe hebben we altijd één of een paar verzen behandeld, maar vandaag gaan we kijken naar veertien verzen, te weten vers eenentwintig tot en met vierendertig. En daar is een simpele reden voor. Het zijn drie verhalen die in elkaar overvloeien en op dezelfde dag plaatsvinden, met een zelfde onderliggend thema. Als we naar de context van dit Markus evangelie kijken dan zien we dat Markus vanaf het begin duidelijk wil maken wie Jezus is en wat Hij komt doen. Als in het eerste vers zegt hij dat Jezus de Zoon van God is, en in vers veertien en vijftien kunnen we lezen dat het Koninkrijk van God nabijgekomen is. Waarom is dat? Omdat de levende God in de persoon van Jezus Christus gekomen is om met zijn koninklijke soevereiniteit in te breken in onze gebroken en zondige wereld met Zijn Koninkrijk en als Redder redding te brengen door ons uit te nodigen tot Zijn Koninkrijk. En nu dat Jezus de kern van Zijn team compleet heeft en Zijn bediening op volle vaart van start kan, zien we in de tekst van vandaag hoe, op wat voor manier, Jezus als de komende Koning inbreekt in onze gebroken wereld.
En het is in deze bredere context dat we deze verzen dan ook moeten lezen zodat we niet verdwalen in de details van wat er verteld wordt. We gaan namelijk vandaag lezen over verschillende genezingen die Jezus doet, waaronder ook het uitdrijven van demonen. En dat zijn complexe en gevoelige onderwerpen die we met de juiste zorg moet behandelen. Ziekten en de hoop op genezing is namelijk iets wat vele, en misschien wel alle, van ons raakt omdat we er of mee te maken hebben gehad, of middenin zitten, of als we ouder worden mee te maken zullen krijgen. Maar ook weet ik dat we mensen onder ons hebben die ervaringen hebben gehad met onreine geesten. Ik denk dat het dus belangrijk is met dit soort onderwerpen om dicht bij de tekst te blijven en de context goed in ogenschouw te houden.
En de bredere context is het beeld van Jezus die als de komende Koning inbreekt in onze gebroken wereld. Dit wordt nog duidelijker als we de paralleltekst erbij halen in Lukas hoofdstuk 4. Daar kunnen we namelijk lezen dat vlak voor onze verzen van vandaag Jezus in Nazareth was, ook op de sabbat in de synagoge, en daar lezen we het volgende in vers zeventien tot en met negentien, “17En aan Hem werd het boek van de profeet Jesaja gegeven, en toen Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats waar geschreven stond: 18De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen wie gebroken van hart zijn, 19om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid, om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken.”
Deze woorden uit Jesaja 61 is wat met Jezus in vervulling is gegaan. Hij is gekomen om aan de armen het evangelie te verkondigen, om de gebroken van hart te genezen, om aan de gevangenen vrijlating te prediken, de blinden te laten zien, en de verslagenen te bevrijden. En weet je wat? Dat zijn wij; een ieder van ons. Wij, allemaal, zijn de armen, de gebroken van hart, de gevangenen, de blinden, de verslagenen. En dus als we verzen lezen zoals de verzen van vandaag, en we zien Jezus aan het werk in waar Hij voor gekomen is, dan mogen we inzien dat dit ons allemaal aangaat.
Dus met dat in het achterhoofd, laten we bidden.
[Openingsgebed]
DE GENEZING VAN DE BEZETENE (21-28) – zie lk. 4:31-37
“21En zij kwamen in Kapernaüm; en op de sabbat ging Hij meteen naar de synagoge en gaf Hij onderwijs. 22En ze stonden versteld van Zijn onderricht, want Hij onderwees hen als gezaghebbende en niet zoals de schriftgeleerden. 23Nu was er in hun synagoge een man met een onreine geest, en die schreeuwde: 24Ga weg! Wat hebben wij met U te maken, Jezus de Nazarener? Bent U gekomen om ons te gronde te richten? Ik weet Wie U bent, namelijk de Heilige van God. 25En Jezus bestrafte hem en zei: Zwijg! Ga uit hem weg! 26En de onreine geest deed hem stuiptrekken en ging, roepend met luide stem, uit hem weg. 27En zij waren allen verbaasd, zodat zij elkaar vroegen: Wat is dit? Wat voor een nieuwe leer is dit, dat Hij ook de onreine geesten met gezag bevel geeft en zij Hem gehoorzaam zijn? 28En het gerucht over Hem verspreidde zich meteen in heel de omgeving van Galilea.” (Mk. 1:21-28)
Kort nadat Jezus de vier discipelen had geroepen gingen ze, als trouwe Joden, naar de synagoge op de sabbat, en Jezus gaf onderwijs. Het Joodse systeem van synagogen was opgezet ten tijde dat ze zeventig jaar in ballingschap waren in een vreemd land en een verwoeste tempel. Het was een manier om als kleinere groepen samen te komen. En toen ze weer terug waren in het land en zelfs toen er ook weer een tempel was, zijn ze hier mee doorgegaan. De synagoge, wat simpelweg bijeenkomst betekent, werd het middelpunt van de Joodse gemeenschap in een dorp. Het was een plek van aanbidding, een buurthuis, een school, en een rechtszaal. Een synagoge kon gevormd worden als er tenminste tien mannen van dertien of ouder aanwezig waren. En je zag in grotere steden dan ook meerdere synagogen.
Dus Jezus kwam op de sabbat in de synagoge en was gevraagd als gastspreker; iets wat een gewoonte was in die tijd. En het feit dat Jezus gevraagd werd betekent dat hij al een reputatie als leraar had opgebouwd. We lezen namelijk eerder in Lukas 4:15 dat Hij onderwijs gaf in de synagogen door heel Galilea en door allen werd geprezen. En ook hier zien we dat het resultaat van Zijn onderwijs is dat Hij wordt geprezen. De mensen stonden versteld van Zijn onderwijs. En dit woord voor ‘versteld’ in de grondtekst betekent letterlijk ‘buiten jezelf zijn’ van ontzag en bewondering, en is het meest intense woord voor ‘versteld staan’ wat je kan gebruiken. Met andere woorden, het dak ging eraf. We weten niets van wat Jezus preekte, maar het was blijkbaar zo meeslepend en krachtig dat iedereen in verbijsterende stilte aan Zijn lippen hing. En de reden dat iedereen aan Zijn lippen hing is dat Hij onderwees met gezag en niet zoals de schriftgeleerden.
Ten tijde van David[1] waren de schriftgeleerden meer een soort koninklijke ambtenaars, maar na het ballingschap werden het meer experts in de Thora, waarin Ezra[2] de eerste was. Vanwege hun kennis waren in staat gesteld om bindende beslissingen te nemen over de interpretatie van Gods Woord, en door de enorme groei van het aantal synagogen waren ze in de tijd van Jezus ook onderwijzers van Gods Woord, met soms zelfs meer aanzien dan de hogepriester. Ze kregen alle eer als ze op straat liepen. De voorste plekken in de synagogen werden voor hen gereserveerd, en mensen stonden op als zij de ruimte binnenliepen.
Maar als Jezus de synagoge binnenkomt en onderwijst wordt het verschil maar al te snel duidelijk. Zijn woorden zijn niet simpelweg een herhaling van eerdere of andere rabbi’s die toevoegingen gaven op Mozes en de profeten. Jezus spreekt met soevereine autoriteit waardoor er geen ruimte was voor debat of andere interpretaties. Hij confronteerde de synagoge met directe openbaring van Zijn Vader, met het pure Woord van God omdat Jezus Zelf het Woord van God is.
En het is die uiting van autoriteit waardoor de onreine geest in een aanwezige man niet langer zijn mond kan houden en zichzelf bekend maakt. Hij moet reageren op Jezus. Op wat Jezus zegt, maar nog meer op wie Jezus is. We hebben hier dus een situatie van een man met een onreine geest, oftewel een demon. Markus gebruikt beide termen[3] evenveel in zijn evangelie, en op sommige plekken worden ze ook door elkaar gebruikt[4].
De Bijbel vertelt niets over de oorsprong van deze onreine geesten, deze demonen. Maar het is belangrijk te erkennen dat ze door God geschapen zijn en onder Zijn soevereiniteit vallen. Paulus zegt in Kolossenzen 1:16, “Want door Hem [Jezus] zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen.” En we lezen in Genesis 1:31 dat God naar alles keek wat Hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was. Dus, demonen waren oorspronkelijk goed, maar zijn nu onder de macht van, en staan in dienst van, de Satan. Er zijn verschillende verzen die iets vertellen over engelen die met Satan zijn neergeworpen[5], en over engelen die gezondigd hebben en die God in de hel geworpen heeft wachtend tot het oordeel[6]. Dus het heel aannemelijk dat demonen een soort van, of een categorie van, gevallen engelen zijn en hen dus hetzelfde lot te wachten staat. Omdat ze in dienst van de Satan staan vertegenwoordigen ze alles waar hij voor staat, en zijn ze dus vijanden van God en Zijn volk; altijd uit op verdorvenheid in de wereld en bij Gods volk te brengen.
Wat we zien in onze tekst hier is dat deze onreine geest, deze demon, in een man huisvest als een aparte entiteit, maar wel met een dusdanige invloed dat het de controle van de persoon kan overnemen. Dit is hun ‘modus operandi’. Als demonen in iemand huisvesten dan is dit om meer en meer de controle over te nemen zodat de persoon meer en meer wordt blootgesteld aan hun demonische invloed in hun hart en leven. Dit was een werkelijkheid toen en dat is ook een werkelijkheid nu. Enerzijds moeten we dit niet teveel aandacht geven en alles als demonisch willen bestempelen, maar anderzijds moeten we er ook zeker niet te weinig aandacht aan besteden. De invloed van demonische krachten in de wereld mogen we niet onderschatten. Paulus zegt in 2 Korinthe 11:14 dat Satan zich kan voordoen als een “engel van het licht” en dat zal voor zijn onderdanen niet anders zijn.
Ook wij als gelovigen kunnen actief lastig gevallen worden door demonen. “Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.”[7] Paulus zelf noemt bijvoorbeeld zijn doorn in het vlees “een engel van de satan”[8]. Echter, als we wedergeboren zijn, als we in Christus zijn, dan kan geen demon zich ooit in ons doen huisvesten, omdat wij de tempel van de Heilige Geest zijn, en God in ons leeft[9]. “38Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, 39noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.”[10]
En de conversatie (als we het zo mogen noemen) tussen deze onreine geest en Jezus is erg onthullend denk ik. Zoals ik eerder zei, vanwege de autoriteit en waarheid waarmee Jezus sprak kon de demon niets anders dan reageren. Hij kon niet anders dan zichzelf bekendmaken. Demonen zijn niet onder de indruk van ons, maar wel van Jezus. Het is Zijn Woord, niet ons woord, dat indruk maakt. Het is Zijn autoriteit, niet onze autoriteit, dat indruk maakt, en hem tevoorschijn doet komen. En als de demon door de man heen spreekt (schreeuwt eigenlijk) dat doet hij dat in meervoud. Niet vanwege de aanwezigheid van meerdere demonen, maar omdat hij spreekt voor al zijn mede-demonen. Hij spreekt voor het collectief. En hij wil dat Jezus weg gaat. Hij kan de aanwezigheid van Jezus simpelweg niet aan. Waarom? Omdat hij weet wie Jezus is en wat Jezus uiteindelijk gaat doen. Hij kent Jezus door en door. De demon weet dat Jezus de Heilige van God is. Hij weet dat hij oog in oog staat met zijn schepper. Hij kent de autoriteit en soevereiniteit van Jezus en dat hij in de aanwezige is van zijn meerdere. Hij weet ook wat de missie van Jezus is. Hij weet dat Jezus is gekomen om de werken van de duivel te verbreken[11]. En dus schreeuwt hij, “Bent U gekomen om ons te gronde te richten? Ik weet Wie U bent, namelijk de Heilige van God.”[12]
Maar Jezus bestraft hem onmiddellijk, en zegt, “Zwijg! Ga uit hem weg!” Jezus heeft geen gratis publiciteit nodig van demonen. En met een woord beveelt Hij de demon uit de man te komen. Geen ritueel. Geen stunts. Geen poespas. Geen dialoog. Geen onderhandeling. Geen strijd. Maar simpelweg een bevel op basis van Zijn autoriteit. De demon had geen andere keus dan te gehoorzamen, ondanks dat hij wel tegenstribbelt en schreeuwt en de man deed stuiptrekken. En, de demon is uit hem weg. En iedereen in de synagoge was met stomheid geslagen, compleet verbouwereerd over wat hier zojuist was gebeurd. Het woord in de grondtekst voor ‘verbaasd’ betekent meer dat ze angstig en gealarmeerd waren. Als ze al niet compleet onder de indruk waren van Zijn onderwijs, dan waren ze nu helemaal onder de indruk dat Jezus niet alleen sprak met autoriteit, maar ook handelde met autoriteit. En het nieuws van wat er hier gebeurd was verspreidde zich meteen, als een wildvuur.
DE GENEZING VAN DE SCHOONMOEDER (29-31) – zie mt. 8:14-17, lk. 4:38-41
“29En toen zij uit de synagoge gegaan waren, gingen zij meteen naar het huis van Simon en Andreas, met Jakobus en Johannes. 30En de schoonmoeder van Simon lag met koorts op bed, en zij spraken meteen met Hem over haar. 31En Hij ging naar haar toe, pakte haar hand en richtte haar op, en meteen verliet de koorts haar; en zij diende hen.” (Mk. 1:29-31)
Een typische synagoge dienst eindigde rond het middaguur, en Jezus en Zijn discipelen gingen naar het huis van Simon en Andreas, waar de schoonmoeder van Simon met koorts op bed lag. Lukas, de dokter, schrijft[13] dat ze zelfs hoge koorts had. En ze vragen Jezus. Dat is denk ik de kern van dit verhaal. Ze weten dat ze zelf niet in staat zijn om iets te doen, en ze gaan naar de enige persoon waarvan ze weten dat Hij wel wat kan doen. Wij mogen naar Jezus komen. Wij kunnen naar Jezus komen. We zijn wellicht zo vaak geneigd om het eerst zelf te willen oplossen en Jezus als laatste redmiddel te zien, maar we mogen net als de discipelen hier meteen naar Jezus gaan. Zoals bijbelcommentator Bruce Barton[14] hierover zegt, “Al onze probleemoplossende strategieën moeten beginnen met gebed.” En Jezus gaat naar haar toe, pakt haar hand, zet haar rechtop, en de koorts verlaat haar meteen en ze begint te dienen. De paralleltekst zegt in Lukas 4:39 dat Jezus de koorts bestrafte en haar toen verliet. Dit is interessant, want in de Thora, in Leviticus 26:16 en Deuteronomium 28:22, kunnen we lezen dat koorts een straf was van God voor hen die het verbond schonden, en iets wat alleen door God Zelf kon worden genezen. Rabbijnse tradities zagen koorts ook vaak als de aanwezigheid van een demon. We weten niet wat hier de oorzaak was, maar vanuit die optiek mag deze genezing dan ook echt als bovennatuurlijk gezien worden, en is wellicht meer in lijn met het voorgaande verhaal dan we denken.
Wat zo mooi is hier is dat Jezus geen publiek nodig heeft om Zijn werk te doen. Dit gebeurt allemaal in de beslotenheid van Simons huis, zonder dat iemand het verder weet. Het laat zo mooi de algenoegzaamheid zien van Jezus als genezer. Voorgaand demonisch, en hier, zoals Markus het verhaalt, fysiek. Voorgaand wat het een streng woord, hier is het een zachte aanraking van compassie. Hoe dan ook, in beide gevallen is de genezing onmiddellijk en volledig. En wederom zonder ritueel, stunts, of poespas. In beide gevallen is het de autoriteit van Jezus in zowel woord als daad dat het verschil maakt, en Jezus reageert op passende wijze en vervult zo de behoefte.
DE GENEZING VAN DE VELEN (32-34) – zie mt. 4:23-25, lk. 4:42-44
“32Toen het nu avond geworden was en de zon onderging, brachten ze bij Hem allen die er slecht aan toe waren, en hen die door demonen bezeten waren. 33En heel de stad had zich verzameld bij de deur. 34En Hij genas er velen, die er door allerlei ziekten slecht aan toe waren, en dreef veel demonen uit, en Hij liet de demonen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden.” (Mk. 1:32-34)
Het is inmiddels avond geworden, de zon is ondergegaan, en dat betekent dat de sabbat voorbij is, en dat men dus weer mocht reizen volgens de wet. En we zien dan ook meteen dat het nieuws van wat er in de ochtend in de synagoge is gebeurd snel verspreid is, en mensen staan (of liggen) in drommen op de stoep bij het huis van Simon. Markus zegt zelfs dat de heel stad zich verzameld had. Mensen met allerlei ziekten, en mensen die door demonen bezeten waren. En de velen die kwamen werden allemaal genezen[15]. De deur van Jezus’ compassie en macht staat altijd open. En net zoals eerder in de synagoge, stond Jezus het de demonen niet toe om te spreken omdat ze wisten wie Hij was. Daar waar in de synagoge de demon Jezus de “Heilige van God” noemde, verteld de paralleltekst in Lukas 4:41 dat ze zeiden dat Hij “de Christus, de Zoon van God” was. Met andere woorden, de demonen weten precies wie Jezus is.
En geen ziekte was een verrassing voor Jezus. Geen ziekte was meer dan Hij kon genezen. Nee, Hij genas hen allemaal. En wat in al deze drie verhalen ook zo mooi naar boven komt is dat Jezus niet erop uit gaat om te genezen. Hij startte geen genezingscampagnes. Hoe belangrijk en hoe een groot onderdeel het genezen van mensen ook was in Zijn bediening. Als we een paar verzen vooruitkijken naar vers achtendertig en negenendertig, dan lezen we dat Hij een dag later tegen Zijn discipelen zegt, “38Laten wij naar de naburige plaatsen gaan, opdat Ik ook daar predik, want daarvoor ben Ik uitgegaan. 39En Hij predikte in hun synagogen door heel Galilea en dreef de demonen uit.” (Mk. 1:38-39) Oftewel, Hij kwam om het Koninkrijk van God (Zichzelf, het Woord) te prediken. Hij kwam met de autoriteit van Zijn Woord, en dat werd kracht bijgezet door de daad als een gevolg daarvan.
AUTORITEIT IN WOORD EN DAAD
In het begin zei ik dat de bredere context belangrijk is hier. Het beeld van Jezus die als komende Koning inbreekt in onze gebroken wereld. En hoe dit voor een ieder van ons van belang is, want wij zijn allemaal gebroken mensen. Wij zijn de armen, de gebroken van hart, de gevangenen, de blinden, de verslagenen. Dus laten we wat verder kijken naar deze bredere context en hoe dat in onze verzen van vandaag duidelijk wordt.
Er is één woord wat spreekt door deze drie verhalen, door deze dag in het leven van Jezus, en dat is het woord ‘autoriteit’. En dit woord ‘autoriteit’ verwijst zowel naar de macht of het vermogen om iets te doen, alswel het recht om gezag uit te voeren. Onze tekst begint dat de mensen in de synagoge onder de indruk zijn van de autoriteit waarmee Jezus onderwijst en het Woord brengt. In de situatie met de onreine geest zien we vervolgens dat deze onder de indruk is van de autoriteit van Jezus’ persoon en daardoor het dreigende oordeel wat er gaat komen. En we zien vervolgens dat Jezus Zijn autoriteit, Zijn recht, Zijn macht, uitoefent in het genezen van de man met de onreine geest, Simons schoonmoeder, en vervolgens een heel dorp. De autoriteit van Jezus spreekt door deze drie verhalen zowel in woord als in daad.
En dat komt omdat die autoriteit Hem is gegeven, zoals we eerder in de tekst in Lukas zagen waar Jezus de profeet Jesaja aanhaalt. “18De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden…”[16] God de Vader heeft Jezus gezonden en Hem de autoriteit gegeven om te handelen naar de wil van de Vader. Als onderdeel van de Grote Opdracht zegt Jezus overduidelijk, “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.”[17] Niet een beetje macht. Niet sommige macht. Nee, alle macht. Jezus zegt ook in Johannes 5:27, “en Hij heeft Hem ook macht gegeven om oordeel te vellen, omdat Hij de Zoon des mensen is.” De bron van Jezus’ autoriteit, de gedelegeerde autoriteit, komt van God de Vader[18].
En dus we zien hier Jezus komen, en spreken en handelen in die autoriteit. En Hij breekt in in onze gebroken wereld en Hij trekt mensen naar Zich toe door het Woord wat Hij spreekt, en Hij drijft demonen uit, en Hij geneest die genezing nodig hebben. Hij laat wat dat betreft in volle glorie zien wie Hij is en wat Hij komt doen. En de mensen in de synagoge zijn verbaasd en verwonderd over het onderwijs van Jezus, en ze zijn verbaasd en verwonderd over hoe Hij gezag heeft over onreine geesten. En ze verspreiden het nieuws en komen later op de dag in drommen naar Jezus toe om genezen te worden, en Hij geneest een ieder die bij Hem komt. En ook de discipelen zelf zijn denk ik verbaasd (ook al staat dat er niet zo), want als ze thuis komen dan vragen ze meteen aan Jezus of Simons schoonmoeder ook genezen kan worden, en Hij doet dat.
Iedereen is verbaasd en verwonderd over de autoriteit van Jezus, en iedereen komt naar Hem toe voor genezing. Maar, ondanks dit overduidelijke vertoon van de autoriteit van Jezus, erkent niemand wie Jezus dan dus is. Iedereen wil maar al te graag naar Jezus toekomen vanwege wat Hij doet, maar niemand komt naar Hem toe vanwege wie Hij is. Maar, er is één uitzondering hierop. Eén groep die Jezus wel erkent voor wie Hij is: de demonen. In de synagoge had de demon geen probleem om tegen Jezus te zeggen: “Ik weet Wie U bent, namelijk de Heilige van God.”[19] En later op de avond, toen de zon onder was, en iedereen op de stoep stond, hadden de demonen geen probleem om tegen Jezus te zeggen: “U bent de Christus, de Zoon van God!”[20] De demonen wisten precies wie Jezus was en erkende Hem daarin. En hier hebben we denk ik ook meteen de enorme paradox in onze tekst van vandaag.
Een de ene kant hebben we demonen die Jezus erkennen voor wie Hij is, en daarom reageren in afschuw, angst, en paniek. Waarom? Omdat ze weten wat hun lot is. Ze weten dat Jezus hun Rechter gaat zijn aan het einde en hen in het eeuwige vuur zal werpen[21]. Ze weten ook dat er voor hen geen redding is[22]. Nu dat de Zoon van God naar de aarde was gekomen om een begin van het vestigen van Zijn heerschappij te maken, hadden ze alle reden om angstig te zijn. Het begin van het einde was ingezet. Hun reactie op de getoonde autoriteit van Jezus is geheel correct.
Aan de andere kant hebben we de mensen die Jezus niet erkennen voor wie Hij is en dus alleen maar Jezus zien als wonderdoener, als een verlichter van pijn en ellende. Met mededogen en genade geneest Jezus hen ook echt, maar dat is niet waar Hij voor gekomen is. Jezus deed Zijn genezingen niet als een soort gratis gezondheidszorg, maar Hij was gekomen om bekering en nabijheid van het Koninkrijk te prediken. Hij was gekomen om het ware Evangelie te bevestigen en Zijn aanspraak als Messiaanse Koning, de Zoon van God, en de Verlosser van de wereld te bevestigen[23]. Maar de mensen zagen dat niet. Ze zagen niet dat net zoals Jezus de Rechter gaat zijn van de demonen, Hij ook de Rechter gaat zijn van ons. En dat Zijn komst dus niet alleen de nederlaag is voor de demonen, maar ook de nederlaag voor ons. Ons staat namelijk dezelfde uitkomst te wachten als de demonen.
Openbaring 20:11-15 zegt, “11En ik zag een grote witte troon, en Hem Die daarop zat. Voor Zijn aangezicht vluchtten de aarde en de hemel weg, zodat er geen plaats meer voor hen te vinden was. 12En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, overeenkomstig hun werken. 13En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. 14En de dood en het rijk van de dood werden in de poel van vuur geworpen. Dit is de tweede dood. 15En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in de poel van vuur geworpen.”
Dit is de uitkomst die ook ons te wachten staat. “Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.”[24] De demonen erkennen Jezus voor wie Hij is, erkennen wat hen te wachten staat, maar voor hen is er geen redding mogelijk. De mensen erkennen Jezus niet voor wie Hij is, erkennen niet wat hen te wachten, maar voor hen is Jezus juist gekomen om redding mogelijk te maken. Dit is de paradox.
CONCLUSIE
Zondaars zoals u en ik behoren zowel doodsbang alswel verbaasd te zijn. Doodsbang vanwege de Rechter die Hij is, en overweldigend verbaasd over de Redder die Hij is. Het is niet genoeg om alleen verbaasd te zijn door Jezus. Hij is niet tevreden met louter nieuwsgierigheid, verwondering, of verbazing. Hij wil dat wij, zondaars, Hem vrezen als Rechter en dan naar Hem toe rennen als Redder.
En dit is ook de vraag die ik bij een ieder van ons wil voorleggen: hoe kijkt u naar Jezus? Kijkt u slechts met nieuwsgierigheid, verbazing of verwondering naar Jezus? Ziet u Hem slechts als wonderdoener? Of ziet u Hem voor wie Hij werkelijk is als Rechter en Redder, en rent u naar Hem toe als de enige oplossing voor uw gebrokenheid?
De genezingen in onze tekst van vandaag laten ons geen ruimte om te twijfelen over Zijn autoriteit over demonen en ziektes. Ze laten geen twijfel over Zijn autoriteit over zowel de geestelijk als fysieke schepping. Dus zie hoe Hij in onze gebroken wereld inbreekt, en Zijn absolute autoriteit laat zien in woord en daad, en ons zo uit onze gebrokenheid kan halen. Zie Hem voor wie Hij werkelijk is, en kijk dan naar het kruis, ren dan naar het kruis, waar Hij de ultieme prijs betaald voor de verwoestende gevolgen van onze zonden, en waar Hij satan, zonde, en dood overwint om ons te redden van Zijn oordeel, en ons eeuwig leven te geven met nieuwe lichamen, en voor altijd zonder gebrokenheid, pijn, en verdriet in Zijn aanwezigheid te kunnen zijn.
De autoriteit van Jezus is verbazingwekkend. Niet als een blijk van Jezus’ grootsheid, maar de enige verlossingskracht voor gebroken mensen zoals u en ik. Dus, ren naar Hem!
Ik wil afsluiten met een couplet uit een hymne[25] uit 1882 getiteld ‘O liefde die mij niet wil laten gaan’
O Vreugde die mij door pijn heen zoekt,
Ik kan mijn hart niet voor U sluiten.
Ik volg de regenboog door de regen,
En voel dat de belofte niet ijdel is,
dat die morgen traanloos zal zijn.
Laten we bidden.
[1] 2 Sam 8:16–17; 20:24–25; 1 Kgn. 4:3
[2] Ez. 7:6,11,12,21
[3] “Onreine geest” (Mk. 1:23, 26, 27; 3:11, 30; 5:2, 8, 13; 6:7; 7:25; 9:25); “demon(en)” (Mk. 1:34, 39; 3:15, 22; 6:13; 7:26, 29, 30; 9:38)
[4] Mk. 3:22, 30; 7:25, 26, 29, 30
[5] Op. 12:7-9
[6] 2 Pet. 2:4; Jud. 6
[7] Efe. 6:12
[8] 2 Kor. 12:7
[9] 1 Kor. 6:19; 2 Kor. 6:16
[10] Rom. 8:38-39
[11] 1 Joh. 3:8
[12] Mk. 1:24ff
[13] Lk. 4:38
[14] “All of our problem-solving strategies need to begin with prayer.” ~ Bruce B. Barton, Mark, Life Application Bible Commentary (Wheaton, IL: Tyndale House Publishers, 1994), 34.
[15] Mat. 8:16
[16] Luk. 4:18a
[17] Mat. 28:18
[18] Zie ook Joh. 17:1-2
[19] Mk. 1:24
[20] Lk. 4:41
[21] 2 Pet. 2:4; Mat. 25:41
[22] Heb. 2:6-7, 14-17; Ps. 8:5-6
[23] Joh. 10:38
[24] Joh. 3:18
[25] https://hymnary.org/text/o_love_that_wilt_not_let_me_go