Romeinen 12:8 (23-6-2024) God deelt uit Zijn kinderen
We pakken de studie vandaag op in Romeinen 12:8, waarbij we naar de genadegave van “geven” gaan kijken. In de vorige studie zagen we dat God Zijn kinderen bemoedigt; Hij weet dát je dit nodig hebt, Hij zorgt ook dat je dit dan krijgt.
- Vanochtend kijken we naar het feit dat Hij ook voor Zijn kinderen zorgt door uit te delen.
v8 God deelt uit aan Zijn kinderen
In onze studie naar genadegaven zien we Gods hart. We zien dat Hij van jou houdt, en daar doorheen zien we dat Hij jou beter kent dan je doorhebt. Hij weet precies wie jij bent, hoe jij in Zijn kerk past en wat jij, wanneer nodig hebt. Zijn kennis van jou is niet alleen theoretisch, Hij kent je door en door.
- Dit is een heel belangrijk uitgangspunt: je bent geliefd en gekend. God kent jou, in elk deel van je leven. En omdát Hij jou kent, weet Hij hoe Hij jou het beste kan zegenen. Hij weet wat je nodig hebt, hoe en wanneer. En daar wil Hij o.a. de genadegaven voor gebruiken.
Nu heb ik een bewuste keuze gemaakt in de studies, en dat is het dichtbij brengen van de gaven. Ik heb bewust gekozen om de genadegaven op de hele kerk toe te passen. Wat ik daarmee bedoel, is dat ik niet het idee wil geven dat de gaven voor ‘speciale christenen’ zijn, o.i.d.
- Ik wil niet dat jullie het idee krijgen dat de gaven ‘onbereikbaar’ zijn. De manier waarop Paulus er over praat, zijn de gaven juist voor ons allemaal, onder de leiding van de Geest. In de studies heb ik daar bewust de nadruk op gelegd.
Wat dat kan doen, is het idee geven dat ik de gaven platsla. Dat ik de gaven niet als zo ‘bijzonder’ zie als dat ze zijn. De reden dat ik dat gedaan heb, is dat we als gemeente meer wakker mogen worden voor de realiteit van het gemeente zijn, van het zijn van “één lichaam in Christus” (v5).
- De kerk is het lichaam van Christus (1 Korinthe 12), wat betekent dat we elkaar nodig hebben. We zijn aan elkaar gegeven, om elkaar te helpen, op te bouwen, te ondersteunen, etc. En dat is een realiteit waar we allemaal een plek en een taak in hebben.
- De genadegaven zijn ons o.a. gegeven om onze God-gegeven taken richting elkaar uit te voeren. Als de gaven goed functioneren komt niemand iets tekort in de kerk. Iedere nood wordt dan gezien en gediend; omdat de Geest daartoe leidt.
- Ook zijn de genadegaven ons gegeven om de wereld te kunnen dienen. Als het lichaam van Christus goed functioneert, blijft het niet bij het dienen van elkaar. De drang het Evangelie te delen met de wereld, door Hem geleid, hoort dan te groeien.
Mijn focus bij de genadegaven is om de gaven heel dichtbij te brengen. Om te zien dat het voorrecht van deze gaven gebruiken beschikbaar is voor iedere christen, op ieder moment. De Geest leidt om Zijn wil te doen, op Zijn tijd en op Zijn manier. En dat wil Hij door jou, u en mij heen doen.
- Hij wil dat Zijn kinderen niks tekortkomen, ten eerste geestelijk niet. De genadegaven zijn ten eerste gericht op het vervullen van onze geestelijke noden, maar ook de fysieke noden die we hebben. Hij wil ons in alles ondersteunen, in alles leiden, in alles geven wat nodig is.
De ‘speciale’ natuur van de gaven heb ik minder naar voren laten komen, bewust. En dat is om ons als gemeente op te bouwen en te richten op de prachtige taak die God ons naar elkaar en de wereld gegeven heeft. Als gemeente horen we meer en meer actief te worden, meer en meer te dienen.
- Ieder op zijn/haar door God geleide manier en terrein. Niemand moet zich door mij verplicht voelen om te dienen, we horen allemaal aan God te vragen wat Hij van ons wil. Het Woord bestuderen zou ons meer en meer moeten aanzetten tot het dóen van het Woord.
Jakobus 1:22-25 “En wees daders van het Woord en niet alleen hoorders. Anders bedriegt u uzelf. Als iemand immers een hoorder van het Woord is en geen dader, lijkt hij op een man die het gezicht waarmee hij geboren is, in een spiegel bekijkt, want hij heeft zichzelf bekeken, is weggegaan en is meteen vergeten hoe hij eruitzag. Hij echter die zich in de volmaakte wet verdiept, die van de vrijheid, en daarbij blijft, die zal, omdat hij niet een vergeetachtige hoorder geworden is, maar een dader van het werk, zalig zijn in wat hij doet.”
Jakobus, Jezus’ halfbroer, had dit door. Hij wist dat de kerk een actieve, uitvoerden kerk moet zijn. Hij zag wat het Woord met Jezus deed, met de discipelen; hij wil dat wij datzelfde effect meemaken. Luisteren naar het Woord, het Woord bestuderen, hoort jou aan te zetten tot het dóen van het Woord.
- Door de genadegaven heel dichtbij te brengen, voor iedereen van toepassing te maken, is mijn gebed dat iedereen in de gemeente een God-gegeven urgentie voelt om hiermee aan de slag te gaan. Om biddend te vragen wat God voor jou heeft; zowel in geven als ontvangen.
- Want we kunnen niet allemaal alleen maar uitvoeren, er is júist hiermee ruimte om te ontvangen. Er is júist hierdoor ruimte om zwak te zijn, het niet meer te weten, hulp nodig te hebben, etc. Dat is waar de genadegaven voor zijn.
God heeft de gaven gegeven om Zijn lichaam te dienen. Als iedereen alleen maar druk is, wordt er niemand gediend. Doordat God ons kent, weet Hij dat we hulp nodig hebben. Hij weet wanneer we het zelf niet meer kunnen, er doorheen zitten, etc. Dát is waar de gaven op hun best zijn.
Zo ook met de genadegave van ‘uitdelen’. Dit is er een die misschien gek lijkt in deze lijst; een die niet per se een ‘genadegave’ van de Geest lijkt te zijn. Hoe is ‘uitdelen’ iets waar de Geest je toe moet leiden? Volgens Paulus, geleid door de Geest, is dit er een, en daarmee is dit belangrijk.
- In de grondtekst gaat het om een woord dat ‘overgeven’ of ‘schenken’ betekent. Het idee is dat je iets dat je zelf hebt, aan de ander geeft. En in dit geval dat je dat door de Heilige Geest geleid doet.
- Daar bovenop is het is dat “in oprechtheid” moet gebeuren. Dit gaat over ‘in eenvoud’, ‘oprecht’ en ‘vrijgevig’. Dat is de manier van geven, en dat maakt dit al een stuk ingewikkelder. Het is namelijk geven op een specifieke manier.
De genadegave van ‘uitdelen’ is gericht op het geven aan de ander, wat de ander nodig heeft. Het gaat dan vaak om geven ongeacht de kosten, omdat God je leidt om dat te geven. Gods leiding is wat je écht belangrijk vindt; wat leidt tot het belangrijk vinden wat de ander nodig heeft.
- Je zíet de noden van de ander en je bent bereid daarop in te spelen. Je geeft omdat je liefhebt, de ander liefhebt; je geeft omdat Gods liefde je dringt. Geven is niet optioneel, je dóet niet anders; ‘uitdelen’ is een levensstijl.
- Het mooie aan dit ‘uitdelen’ is dat je niks terugverwacht van degene aan wie je geeft. Wij denken vaak in ‘voor wat hoort wat’; dat is niet deze genadegave. Je geeft aan de persoon om God te dienen, dus is er geen verwachting van de mens.
- Ook niet stiekem, o.i.d. Het enige dat je wil is God dienen, door te geven. Je vindt vreugde in het geven, in het ‘uitdelen’. Het feit dat je een nood mag vervullen is reden genoeg om de Geest te gehoorzamen. Dát is hoe door de Geest geleid uitdelen werkt.
Dit volgt het voorbeeld van God Zelf, Hij is een Gever. Hij gaf Zijn Zoon, de Geest, eeuwig leven, etc. Dat is Wie Hij is; het is dan ook volstrekt logisch en passend bij Zijn karakter, dat een van de “genadegaven” ‘uitdelen’ is. We mogen dus doen zoals Hij door te geven.
Kijkend naar de grondtekst voor ‘uitdelen’, kan het gaan om spullen, maar ook geestelijke dingen.
1 Thessalonicenzen 2:8 “Wij waren zo vol verlangen naar u dat wij graag met u niet alleen het Evangelie van God wilden delen, maar ook onszelf, omdat u ons lief geworden was.”
Hier spreekt Paulus over het ‘delen’ van geestelijke zaken, namelijk het Evangelie.
Efeze 4:28 “Wie gestolen heeft, moet niet meer stelen, maar zich liever inspannen om met de handen goed werk te doen, om iets te kunnen delen met wie gebrek heeft.”
Terwijl het hier gaat over fysieke zaken. De Geest wil leiden om het juiste te geven voor het moment.
- De focus van deze genadegave ligt op het ‘uitdelen’. Het idee is dat je gééft, ongeacht wat de ander nodig heeft. Je geeft wat de Geest wil dat je geeft, op de tijd en manier die Hij voor jou heeft. Daar is echt Zijn leiding voor nodig.
- Mensen maken hier, in hun zondige vlees, misbruik van als ze kunnen. Of mensen wíllen dit niet, omdat ze iets kostbaars moeten weggeven. Alleen de Geest kan je leiden om uit te delen naar Zijn standaard: “in oprechtheid”, vrijgevig en eenvoudig.
- Hoe deed Jezus dit?
De Heere Jezus was gevoelig voor de noden van mensen. Hij wist altijd precies wat mensen nodig hadden; zij het geestelijk, zij het fysiek. En Hij deelde altijd royaal uit, Hij was gericht op het geven aan de ander, Hij gaf heel oprecht, vol liefde. Ultiem zien we dat in waarvoor Hij naar de aarde kwam.
Mattheüs 20:25-28 “En toen Jezus hen bij Zich geroepen had, zei Hij: U weet dat de leiders van de volken heerschappij over hen voeren, en de groten macht over hen uitoefenen. Maar zo zal het onder u niet zijn; maar wie onder u groot wil worden, die moet uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, die moet uw dienaar zijn, zoals ook de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een losprijs voor velen.”
- Jezus kwam om te geven; dat was Zijn hele reden om op de aarde te zijn. Dat is nog eens een hart om ‘uit te delen’, om te geven aan de ander. Zijn hele leven was gericht op de ander, het géven aan de ander, het liefhebben van de ander.
- Hij zag onze nood en wilde daar wat aan doen. Hij stond niet aan de zijlijn, Hij wilde ons helpen, ons geven wat nodig was. Dát is het hart van geven, het hart van de genadegave van ‘uitdelen’.
Kijk naar wat het Jezus kostte; Hij gaf álles van Zichzelf. Hij was letterlijk bereid Zijn leven te geven voor de ander. Het ‘uitdelen’ voor Hem was “in oprechtheid”; dit was niet ‘met tegenzin of uit dwang’, dit was een ‘blijmoedige gever’. Dat was Zijn hart, wat ook gezien werd door mensen om Hem heen.
- Het patroon dat Jezus ons meegeeft, is dat Hij geeft wat Hij van de Vader kreeg. Hij zei dat Hij niks deed, tenzij Hij het Vader zag doen (Johannes 5:19). De Vader gáf de Zoon (Johannes 3:16), Hij toonde Zijn liefde door te geven. God gaf maximaal door Zichzelf te geven.
Dat patroon is nog steeds hetzelfde; Jezus geeft ons dingen, die we mogen doorgeven aan de ander. Zijn hele bediening op aarde was gericht op dit principe. En dit principe gaat nog steeds door. Hij zegent jou met dingen, die mag je onder Zijn leiding ‘uitdelen’ aan de ander wanneer nodig.
- We mogen leren geven zoals Jezus. Hij ontving van God en dat gaf Hij door. Hij zag een nood en voorzag in die nood. Jezus was niet rijk, Hij gaf wat de Vader Hem gaf. Hij gaf materieel, geestelijk, etc. Hij gaf wat de Vader Hem vroeg te geven.
- Hoe deed de eerste kerk dit?
De eerste kerk volgde het voorbeeld van Jezus, zoals bij alle genadegaven. Ze deden wat Hij deed, wat Hij hen geleerd had. Zijn onderwijs is terug te vinden in de daden van de apostelen, en in het verlengde daarvan, van de eerste gemeente.
Handelingen 2:44-47 “En allen die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeenschappelijk; en zij verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder nodig had. En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart; en zij loofden God en vonden genade bij heel het volk. En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe.”
- Voor de kerk was ‘uitdelen’ iets heel gewoons. Ze leerden blijkbaar dat dit was wat ze moesten doen, want ze deden het. Mensen “verkochten hun bezittingen en eigendommen” om uit te delen (v45); men wilde dat iedereen “alle dingen gemeenschappelijk” had (v44).
Dit kostte de mensen veel; bezittingen verkopen, alles uitdelen, etc. En toch deden ze het, omdat de Geest hier heel actief aan het leiden was in ‘uitdelen’. Hij leidde de kerk om in materiële noden te voorzien voor allen die in Jezus geloofden.
- Er waren veel Joden in Jeruzalem voor Pesach (Handelingen 2). Die mensen waren ver van huis, hadden waarschijnlijk geen spullen bij zich voor een lang verblijf en hadden dus veel noden. Dat is waar de kerk voor elkaar ging zorgen; ze gingen ‘uitdelen’.
- Als kerk horen we echt bekend te staan om de zorg voor elkaar (Galaten 6). Er hoort een Geest-geleide cultuur te zijn van ‘uitdelen’. Wat een prachtig getuigenis is dit naar elkaar, als we ‘uitdelen’ onder de leiding van de Geest?
Dit was ook een prachtig getuigenis naar de wereld. Men zag dit, wat ertoe leidde dat de kerk “genade [vond] bij heel het volk” (v47). De kerk stond bekend om wat ze deden, om het uitleven van hun geloof. Ze stonden bekend om ‘uitdelen’, elkaar dienen en daarmee het betonen van Gods liefde.
- Doordat ze “alle dingen” gemeen hadden, zien we dat ze ervoor kozen om niet alle afdankertjes te geven. Ze gaven van het beste van dat ze hadden, zoals God ook vraagt. Gods leiding is niet om alles dat je zelf niet meer wil weg te geven.
- Gods wil is dat we Hem het beste geven van onszelf. En in het verlengde daarvan, dat we Zijn kerk het beste geven dat we hebben. Materieel, maar ook geestelijk. Hij wil dat we “alle dingen” gemeen hebben met Zijn kerk; het is namelijk Zijn kerk.
- Hoe wordt dit praktisch?
God heeft ons in dit land zeer gezegend; gemiddeld gezien zijn wij rijker dan miljoenen mensen op deze aarde. Tegelijk is ook hier nood, komen mensen dingen tekort. God wil ons leiden om uit te delen, wat de ander dan ook nodig heeft.
- Dit is een taak voor ons allemaal, om hierin te vragen hoe God leidt. We horen allemaal de Geest te vragen hoe Hij wil leiden in het dienen van de ander. En als Hij leidt om uit te delen aan de ander, dan is dat iets fantastisch.
- Het kan ook echt jouw gave zijn; dat je op zo’n manier gezegend bent, dat je meer uit kan delen. Gebruik die gave, de zegeningen die God gegeven heeft dan ook. Laat het zo zijn dat je zoekt naar hoe Hij die gave wil inzetten; zowel in het lokale lichaam, als groter.
- Dien jij God met je bezittingen?
Lukas 8:1-3 “En het gebeurde daarna dat Hij van stad tot stad en van dorp tot dorp trok en er predikte en het Evangelie van het Koninkrijk van God verkondigde. En de twaalf waren bij Hem, en sommige vrouwen die van boze geesten en ziekten genezen waren, namelijk Maria, die Magdalena genoemd werd, van wie zeven demonen uitgegaan waren, en Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna en vele anderen, die Hem dienden met hun eigen bezittingen.”
Deze dames ondersteunden Jezus’ bediening op aarde. Zij waren instrumenteel in het verspreiden van het Evangelie. De reden was dat ze “Hem dienden met hun eigen bezittingen” (v3). Dit is een zeer belangrijke manier van ‘uitdelen’.
- God heeft je geld niet nodig, Hij heeft het aan jou in bruikleen gegeven. De vraag is of jij het geld als van Hem ziet en daardoor vraagt hoe Hij dat geld wil inzetten? God heeft jou gezegend met veel of weinig; maar Hij wil dat wat je hebt voor Hem te gebruiken is.
Het belangrijkste is niet hoeveel, het belangrijkste is dát je geeft en Hem dient. Dát is waar het ‘uitdelen’ over gaat. Nergens staat dat je dit pas kan doen als je miljonair bent. Het gaat om de Heere dienen met je bezittingen, hoeveel Hij je ook heeft toevertrouwd.
- Daarmee is de vraag dan of jij ‘uitdelen’ of ‘geven’ dezelfde prioriteit geeft als Hij? Hij maakt heel duidelijk dat het prioriteit hoort te hebben; wij mogen leren denken zoals Hij. Wij horen ons denken te laten hervormen, zodat we hier ook naar gaan handelen.
Laat de Geest je leiden om ‘uit te delen’, Hem te dienen met je bezittingen. Laat Hem bepalen wat juist is, zodat je wat Hij je dan ook vraagt te geven ook zal doen. Dien jij God of dien jij geld? Je keuzes hierin laten het antwoord zien.
- Geef jij wat God je vraagt te geven, wat het ook kost?
Jezus’ geven kostte Hem Zijn leven. De apostelen zagen dit voorbeeld en gaven hun levens voor Hem. De kerk zag dit en verkochten hun bezittingen om elkaar te ondersteunen. Hun hart was er een van gehoorzaamheid, van geven; de kosten waren ondergeschikt.
- Dat maakt dit een “genadegave”, iets waar de Heilige Geest in moet leiden. Bijbels ‘uitdelen’ is gericht op het dienen van God, het volgen van het voorbeeld van de God Die Zelf een gever is. Bijbels ‘uitdelen’ volgt in Zijn voetsporen.
Egoïsme, afleiding, etc. kan hier in de weg zitten. Als je gericht bent op wat je níet hebt, of zélf wil bereiken, dan zal dat impact hebben op je geven. Je bent dan meer bezig met het aardse dan het hemelse. En dat zit Bijbels geven in de weg.
- Ananias en Safira (Handelingen 5) gaven aan de kerk om er zélf beter van te worden. Ze wilden gezien worden, i.p.v. aan God geven zoals Hij vraagt. Dat kostte hen het leven. Ze stierven omdat hun geven niet Bijbels was, maar egoïstisch.
Wees wijs in je geven, maar laat het Bijbelse wijsheid zijn. De kerk ondersteunen is een opdracht; geven hoort Bijbelse prioriteit te krijgen. God mag dan bepalen wanneer, hoeveel en aan wie. Maar geeft wat Hij vraagt, zonder dat de kosten overheersen.
- Ben jij een vreugdevolle gever?
Hebreeën 12:2 “terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God.”
Dit is de vreugde waarmee Jezus Zijn leven gaf. Dit is de vreugde die Hij had ín Zijn pijn. Hij keek vooruit, Hij was bezig met de eeuwigheid. Dat maakte Hem een vreugdevolle Gever; Hij gaf Zijn leven vol vreugde, omdat Hij keek naar de vreugde in de toekomst.
- De genadegave van ‘uitdelen’ maakt iemand een vreugdevolle gever. Hij/zij zal wíllen geven, zelfs als het veel kost. Dat is een geweldig voorbeeld; dat volgt Jezus’ voorbeeld. Dat is namelijk hoe God Zijn Zoon gaf aan ons.
Tegelijk kunnen wij ‘vreugdeloze’, ‘plichtmatige’ gevers zijn. Dat we ‘uitdelen’ omdat het ‘moet’, i.p.v. dat er Bijbelse, eeuwige vreugde in zit. Onderzoek je hart over het hoe en waarom van jouw geven. En laat God bepalen wat de uitkomst is.
God is een gevend God; Hij deelt uit aan Zijn kinderen. Dat is Wie Hij is; Hij laat dat zien door Jezus te geven, de Geest te sturen, door Zijn liefde te tonen. Dát is het voorbeeld dat de genadegave van ‘uitdelen’ volgt. Dit is hoe elke christen mag leren geven/uitdelen.
Als je nog niet gelooft, mag je vandaag inzien dat God zoveel geeft. Je mag zien dat Hij méér gaf dan wie dan ook ooit, omdat Hij van jou houdt. Jezus kwam, stierf voor de zonde van de wereld en stond op uit de dood. Geloof in Hem, vraag vergeving voor je zonde, bekeer je en je bent gered.
Christen, God deelt uit aan Zijn kinderen; volg jij Zijn voorbeeld?
- Laat de genadegaven jou motiveren om Gods leiding te zoeken in hoe Hij wil dat je dient/gediend wordt
- Onderzoek je hart als het gaat om ‘uitdelen’, volg je Jezus’ voorbeeld?
- Dien jij God met je bezittingen, geef jij naar Gods wil ongeacht de kosten en ben jij een vreugdevolle gever?
2 Korinthe 13:13 “De genade van de Heere Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen. Amen.”