2024.0714 – Een Nodig Doktersbezoek
Wees Dienstbaar #11
Markus 2:13-17 (Mattheüs 9:9-13; Lukas 5:27-32)
[CC Haarlemmermeer, 14 juli 2024]
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
Sla alsjeblieft je Bijbel open naar Markus hoofdstuk twee. In dit en het volgende hoofdstuk vinden we in totaal vijf conflicten tussen Jezus en de gevestigde orde waar het uiteindelijke resultaat van is dat ze Hem willen ombrengen. Vorige keer hebben we naar het eerste conflict gekeken in het genezen van de verlamde man die door zijn vrienden door het opengemaakte dak werd gebracht. Jezus maakte daar subtiel in woord en daad duidelijk dat Hij God is en dat Hij gekomen is om ons in onze grootste en diepste behoefte te voorzien, namelijk om vergeven te worden.
Vandaag gaan we kijken naar het tweede conflict tussen Jezus en de gevestigde orde, en zien we Jezus een prachtig voorbeeld of invulling geven aan hoe Hij het Koninkrijk komt brengen, en het raakt de Joodse cultuur diep, en zo ontstaat er opnieuw een conflict met de Farizeeën en schriftgeleerden. En ik denk dat het niet alleen de Joodse cultuur raakt, maar elke cultuur. Dus ook die van ons, en Jezus nodigt ons hier uit om op een andere manier, Zijn manier, te gaan kijken naar iets wat we dagelijks doen.
Dus, lees met mij Markus hoofdstuk twee, vers dertien tot en met zeventien.
“13En Hij vertrok weer naar de zee; en heel de menigte kwam naar Hem toe, en Hij onderwees hen. 14En Hij ging verder en zag Levi, de zoon van Alfeüs, in het tolhuis zitten en zei tegen hem: Volg Mij! En hij stond op en volgde Hem. 15En het gebeurde, toen Hij in diens huis aanlag, dat ook veel tollenaars en zondaars met Jezus en Zijn discipelen aanlagen; want zij waren met velen en waren Hem gevolgd. 16En toen de schriftgeleerden en de Farizeeën Hem zagen eten met de tollenaars en zondaars, zeiden zij tegen Zijn discipelen: Waarom eet en drinkt Hij met de tollenaars en zondaars? 17En toen Jezus dat hoorde, zei Hij tegen hen: Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars.” (Mk. 2:13-17)
Laten we bidden.
[Openingsgebed]
DE ROEP VAN LEVI (13-14)
“13En Hij vertrok weer naar de zee; en heel de menigte kwam naar Hem toe, en Hij onderwees hen. 14En Hij ging verder en zag Levi, de zoon van Alfeüs, in het tolhuis zitten en zei tegen hem: Volg Mij! En hij stond op en volgde Hem.” (Mk. 2:13-14)
Jezus was zojuist in de stad om de verlamde man te genezen en te vergeven en nu vertrekt Hij weer naar de zee, de stad uit, om alleen te zijn. We hebben dit al eerder gezien in hoofdstuk één dat na een demonstratie van de reddende kracht van God Jezus Zich terugtrekt om alleen te zijn. Maar Zijn rust was niet voor lang, want de menigte kwam naar Hem toe en Hij onderwijst hen. De grammatica in de grondtekst maakt duidelijk dat de menigte maar bleef komen, en Jezus maar bleef onderwijzen. Het is zo mooi om te zien hoe door dit hele evangelie heen we Jezus grote groepen mensen zien onderwijzen. Het laat niet alleen zien hoe belangrijk onderwijs uit Gods Woord door God is, maar ook dat Jezus niet een of andere esoterische goeroe die slechts voor intimi is, maar juist dat de boodschap van Jezus en plein public voor iedereen is. Want het Goede Nieuws, het Evangelie, is voor iedereen. En Jezus kwam het aan iedereen brengen die het wilde horen, want God wil dat alle mensen zalig worden en tot de kennis van de waarheid komen[1]. En Hij heeft Jezus als enige middelaar tussen Hemzelf en ons gezet om dat Evangelie te proclameren en volbrengen.
En we lezen dat Jezus vanaf de zee verder gaat en Levi, de zoon van Alfeüs, ziet. Omdat wij bekend zijn met de andere evangeliën kan het zo zijn dat we de naam ‘Levi’ hier lezen, maar in ons hoofd ‘Mattheüs’ lezen, omdat we weten dat Mattheüs de tollenaar is uit de groep van twaalf discipelen die Jezus later roept. Maar we moeten voorzichtig zijn hiermee, want dit is niet perse duidelijk. Hier in Markus en ook in de paralleltekst in Lukas 5:27 staat er inderdaad ‘Levi’. Echter de paralleltekst in Mattheüs 9:9 zegt het Mattheüs. We mogen er vanuit gaan dat Mattheüs zijn eigen naam weet, en dat deze tollenaar inderdaad Mattheüs heet. Maar, waarom zeggen Markus en Lukas dan Levi, een naam die verder helemaal niet meer terugkomt in de evangelie vertellingen? Markus en Lukas benoemen later wel een Mattheüs in hun lijst van twaalf discipelen, maar zeggen hierbij niet dat hij een tollenaar is[2]. Om de situatie nog complexer te maken, is het alleen Markus die ook nog eens zegt dat deze Levi de zoon van Alfeüs is, terwijl elke andere referentie[3] naar ‘de zoon van Alfeüs’ verwijst naar Jakobus, één van de andere twaalf discipelen. Dus hoe moeten we dit lezen? De academici zijn er niet uit. Waren Mattheüs en Levi dezelfde persoon met twee namen (iets wat vaker voorkwam)? Of zijn het twee verschillende personen en waren Mattheüs en Levi beide tollenaars, en werd alleen Mattheüs later een van de twaalf? Maar waarom horen we dan niets meer over deze Levi? En waarom wordt hij überhaupt benoemt? En wat doen we met de informatie dat Levi de zoon van Alfeüs is? Ik denk dat een veilige aanname is dat Mattheüs en Levi dezelfde persoon waren, voor wat voor reden dan ook aangeduid met twee namen, en aangezien blijkbaar Alfeüs geen gangbare naam was is het zeer mogelijk dat deze Mattheüs/Levi de broer was van Jakobus, en we dus drie paar broers hadden in de twaalf discipelen.
We lezen verder dat deze Levi in het tolhuis zat, en dus tollenaar was. Kapernaüm is aan de noordkant van de zee van Galilea en een grensplaats voor reizigers die vanuit het noorden of oosten, vanuit het gebied van Filippus de tetrarch of de Dekapolis, kwamen. Levi was als tollenaar in dienst van Herodes Antipas, de tetrarch van Galilea en Perea. Land- en hoofdelijke belastingen werden rechtstreeks door de Romeinen geïnd, maar belastingen op vervoerde goederen werden uitbesteed aan plaatselijke tollenaars. Deze tollenaars deden of hun dagelijkse ronde om koste wat kost geld te innen, of zaten in een tolhuis zoals hier, met de boeken open en de pen in de hand. Er zijn twee inscripties gevonden waaruit men kan opmaken dat er ook belasting op vis betaald moest worden, dus het is zeer aannemelijk dat Levi de vissers kende die bij Jezus waren. Als tollenaar was hij makkelijk te vinden voor iedereen in de stad die belasting moest betalen.
De meeste tollenaars waren etnische Joden, maar zeer waarschijnlijk geen Joden die strikt de Thora volgden aangezien het werk van tollenaar betekende dat ze zaken deden met Heidenen. Als een Jood tollenaar werd dan werd hij ook een verschoppeling voor de Joodse samenleving. Het betekende diskwalificatie als rechter of getuige in een rechtszaak, excommunicatie van de synagoge, en in de ogen van de gemeenschap een schande voor de familie. Het was Joden verboden om geld of een aalmoes aan te nemen van een tollenaar, omdat de winst uit belastingen als diefstal beschouwd werd. Tollenaars waren een zichtbare herinnering aan de Romeinse bezetting, en werden door iedereen gehaat, onder andere omdat er de aanname was dat God nog niet teruggekomen was om Zijn volk te redden deels vanwege de aanwezigheid van zondaars zoals tollenaars.
We mogen er vanuit gaan dat dit niet de eerste keer was dat Jezus Levi zag, of Levi Jezus, want Levi in zijn tolhuis was prominent aanwezig in de stad en Jezus zal ongetwijfeld vaak in zijn buurt zijn geweest. Maar deze keer als Jezus voorbij loopt ziet Hij Levi en roept Jezus hier Levi en zei tegen hem: “Volg Mij”. En Levi liet alles vallen en volgde Jezus. De parallel uit hoofdstuk één en de vier vissers is duidelijk. Beide waren aan het werk. Beide werden door Jezus geroepen. En beide lieten alles vallen en volgden Jezus. Met één groot verschil denk ik: de gehoorzaamheid van Levi is noch groter, want de vissers altijd weer konden teruggaan naar vissen[4], maar Levi kon nooit meer in dat tolhuis zitten.
JEZUS EET MET ZONDAARS (15)
“15En het gebeurde, toen Hij in diens huis aanlag, dat ook veel tollenaars en zondaars met Jezus en Zijn discipelen aanlagen; want zij waren met velen en waren Hem gevolgd.” (Mk. 2:15)
De paralleltekst in Lukas 5:29 maakt het duidelijk dat Levi voor Jezus een grote maaltijd bij hem thuis bereidde. Levi had gehoor gegeven aan de roeping van Jezus en zijn reactie was om al zijn vrienden uit te nodigen om ook Jezus te ontmoeten. En dus puilt het huis van Levi uit van de tollenaars en andere zondaars die tezamen met Jezus en Zijn discipelen aan de maaltijd gaan, met Jezus als eregast.
Door de evangeliën heen zien we dat samen een maaltijd nuttigen een belangrijke rol speelt in de bediening van Jezus, maar nergens is dat zo duidelijk als in het evangelie van Lukas. In Lukas 5[5] vinden de paralleltekst van onze tekst van vandaag waar Jezus eet met tollenaars en zondaars. In Lukas 7[6] wordt Jezus tijdens een maaltijd gezalfd in het huis van Simon de Farizeeër. In Lukas 9[7] nuttigt Jezus een maaltijd van brood en vis met vijfduizend man. In Lukas 10[8] eet Jezus in het huis van Martha en Maria. In Lukas 11[9] veroordeelt Jezus de Farizeeërs tijdens een maaltijd bij een van hen thuis. In Lukas 14[10] is Jezus aan het eten als Hij de mensen oproept om juist de armen in plaats van hun vrienden, en vertelt vervolgens de gelijkenis over de grote maaltijd aan het einde der tijden[11]. In Lukas 19[12] nodigt Jezus Zichzelf uit voor een maaltijd in het huis van Zacheüs. In Lukas 22[13] viert Jezus met Zijn discipelen de Pesach maaltijd. En in Lukas 24 heeft Jezus eerst een maaltijd met de twee Emmaüsgangers[14] en vervolgens eet Hij vis met Zijn elf discipelen in Jeruzalem[15].
Bijbelcommentator en schrijver Robert Karris[16] concludeert: “In het evangelie van Lukas gaat Jezus naar een maaltijd, zit aan een maaltijd of komt van een maaltijd.” En dit vertelt ons veel over wie Jezus is en wat Jezus doet. In Markus 10:45 lezen dat Jezus “niet [is] gekomen om gediend te worden, maar om te dienen”. In Lukas 19:10 lezen dat Jezus is gekomen “om te zoeken en zalig te maken wat verloren is.” Dat is waarom Hij kwam. Maar in Lukas 7:34 lezen we hoe Hij kwam, want daar staat dat Hij kwam om te eten en drinken[17].
Maaltijden maakten een integraal onderdeel uit van de Joodse cultuur. Het belang van een maaltijd delen in die tijd was moeilijk te overschatten. Het stond symbool voor vriendschap, intimiteit, en eenheid. Jezus kwam en we zien Hem gebruikmaken van de maaltijd in het brengen van het goede nieuws, in het brengen van het Koninkrijk van God. In datzelfde vers Lukas 7:34 wordt Jezus zelfs een vraatzuchtig mens en drinker genoemd, en een vriend van tollenaars en zondaars. Dat is hoe Hij bekend stond. Niet dat Jezus een veelvraat of drinker was, maar dat is hoe men Hem zag. Eten en drinken waren zo belangrijk in de bediening van Jezus. Ze waren een teken van Zijn vriendschap met tollenaars en zondaars.
Ik wil dat je even nadenkt over je eetkamertafel of je keukentafel, zowel in het heden maar wellicht ook herinneringen uit het verleden. Denk na over wat er zich allemaal aan die eettafel heeft afgespeeld onder het eten. De alledaagse maaltijden met je vrouw en kinderen, en in het verleden je ouders en broers en/of zussen. De gesprekken die over helemaal niets gingen of juist diepe betekenis hadden dat je het nu nog weet. Het delen van elkaars levens en verhalen. De serieuze en moeilijke gesprekken wellicht. Of de tijden van zoveel plezier en gelach onder het eten. Wellicht werd of wordt de eettafel ook gebruikt om spelletjes aan te spelen terwijl je aan iets snackt en een conversatie hebt.
Wij aten vroeger altijd aan de keukentafel waar ik als enig kind menig gesprek met mijn ouders aan heb gevoerd. In de weekenden aten we aan de eettafel in de huiskamer terwijl dan vaak de televisie aanstond voor bijvoorbeeld Studio Sport terwijl we aan het eten en praten waren. Als we gasten of familie over hadden aten we ook altijd aan de eettafel in de huiskamer, soms met tien tot vijftien man, en hielden we van lang tafelen. Als gezin nu is de eettafel prominent aanwezig in onze huiskamer en eten we daar altijd aan en hebben we als gezin al onze gesprekken aan. En als we gasten hebben zitten we eigenlijk ook altijd aan de eettafel, niet alleen voor de maaltijd maar houden we van lang tafelen onder het genot van goede gesprekken. Eten is een essentieel onderdeel van ons leven, en een maaltijd met elkaar delen is vaak hoe we relaties met elkaar bouwen. Schrijfster van het boek ‘Hungry City: How Food Shapes Our Lives, Carolyn Steel[18] heeft gezegd: “Er zijn maar weinig handelingen die meer uitdrukking geven aan kameraadschap dan de gezamenlijke maaltijd... Iemand met wie we eten delen, zal waarschijnlijk onze vriend zijn, of goed op weg om er een te worden.”
De vraag die we onszelf mogen stellen is welke rol het delen van een maaltijd speelt in ons leven. Heeft het een rol? En zo ja, welke? Wat is de waarde die wij eraan hechten? Hoe belangrijk vinden we het? In welke mate doen we dit? En als je dan een maaltijd deelt met elkaar, hoe doe je dit dan? Levi bereidde een grote maaltijd voor Jezus. Het is duidelijk hierin dat Jezus de eregast was. De maaltijd was voor Jezus. Hij was de hoofdpersoon. Hij was de reden voor de maaltijd. Hij was de reden waarom iedereen uitgenodigd was. En Hij zal ongetwijfeld ook het onderwerp van gesprek zijn geweest tijdens de maaltijd. Hoe is dat bij ons? Is Jezus bij ons ook de eregast, de reden voor de maaltijd, en het onderwerp van gesprek?
Daarnaast zien we hier Jezus en de discipelen een maaltijd nuttigen met vele tollenaars en zondaars. En ‘zondaars’ wordt hier niet als een algemene term gebruikt, maar meer als een denigrerende term voor de verschoppelingen, degenen die onder het volk, en zeker onder de Farizeeërs , als veracht werden gezien. En hier wordt het misschien wat spannender. Wie zijn de verschoppelingen en de verachten in onze cultuur? De mensen waar niemand eigenlijk mee te maken wilt hebben? Wie zijn de tollenaars en zondaars bij ons? Of laat ik de vraag specifieker maken: met wie hebben wij christenen, collectief, over het algemeen, de meeste moeite in onze cultuur en houden we ons vaak ver weg van als het kan? Zijn dit misschien de straatjongeren, de hangjongeren, op hun fat bikes en opgevoerde brommers die voor niemand respect lijken te hebben en tot laat in de avond en nacht lawaai maken? Is het misschien de LGBTQIA+ gemeenschap die vol trots hun regenboogvlag zwaait, veel aandacht trekt met hun jaarlijkse Pride Amsterdam evenement, en onderscheid maakt tussen sekse en gender? Is het misschien de linkse liberale politiek en hun agenda voor een andere verdeling van kapitaal en welvaart in de samenleving? Of is het simpelweg iedereen die het eens is met deze groeperingen ook al zijn ze er geen onderdeel van? Of misschien is het iets heel anders.
De vraag is: hoe gaan we om met de mensen waar we het meest moeite mee hebben? Laten we ze links liggen, of laten we ons uitnodigen bij hun maaltijden, zoals Jezus hier, of nodigen we hen uit? Dat is misschien een spannende en confronterende vraag, ook voor mij. Maar om uit te nodigen of uitgenodigd te worden zal er eerst een relatie moeten zijn. En we zien in onze tekst van vandaag Jezus hier de eerste stap in nemen door Levi te roepen. En dit is geen toeval. Jezus is niet per toeval bij hen en wacht niet op uitnodigingen. Hij initieert fellowship.
WIE GEZOND ZIJN HEBBEN GEEN DOKTER NODIG (17)
“16En toen de schriftgeleerden en de Farizeeën Hem zagen eten met de tollenaars en zondaars, zeiden zij tegen Zijn discipelen: Waarom eet en drinkt Hij met de tollenaars en zondaars? 17En toen Jezus dat hoorde, zei Hij tegen hen: Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars.” (Mk. 2:16-17)
De Farizeeën waren bekend door hun ijver voor het naleven van de Wet. Ze waren diep toegewijd hieraan en leefden jun leven strikt volgens de interpretatie zoals die in de mondelinge tradities werd doorgegeven door de schriftgeleerden. Niet alle schriftgeleerden waren Farizeeërs en slechts een paar Farizeeërs waren schriftgeleerden. De Farizeeën en schriftgeleerden zagen dat Jezus met de tollenaars en zondaars at. En we weten als we door de evangeliën lezen dat elke keer dat zij een probleem hebben met iets dat Jezus doet dat we alert moeten zijn, want dan speelt er meer dan we misschien denken.
In Jezus’ tijd waren voedingswetten veel uitgebreider geworden dan zoals in Leviticus beschreven staan, en dus waren de grenzen van wat wel of niet toegestaan is nog veel meer aangescherpt. Deels kwam dit door de, in dit geval, Romeinse bezetting van het Beloofde Land. De Farizeeërs geloofden dat Israël puur moest zijn voordat ze hersteld kon worden, en zij hadden dus de zuiverheid wetten die primair voor in de tempel golden doorgetrokken naar ieders huis. Dus ze spoorden iedereen aan om vrijwillig de wetten die alleen voor de priesters golden ook in acht te nemen, het hele jaar door. De Farizeeërs beschouwden de eettafel thuis als het altaar in de tempel in Jeruzalem, met het doel dat heel Israël in een staat van heiligheid zou leven, omdat ze geloofden dat Israëls identiteit en gezegende toekomst er vanaf hing. De grote vraag in Jezus’ tijd was dus: met wie kan ik eten? Een maaltijd hebben was theologie bedrijven. En Jezus deelt hier een maaltijd met de hen die deze aansporingen van de Farizeeërs niet volgden.
Ze bekritiseerden Jezus omdat hij het onderscheid tussen “de rechtvaardigen” en “de zondaars” niet in acht nam, wat een essentieel onderdeel van hun vroomheid was. Ze bekritiseerden Jezus ook omdat Hij een andere strategie had dan zij hadden. De Farizeeërs zonderde zich niet alleen af om hun puurheid te behouden, maar ook om op die manier de zondaars aan te moedigen zich te bekeren en zich bij hen aan te sluiten in het zorgvuldig gehoorzamen van God. Met andere woorden, hun strategie was uitsluiting, terwijl Jezus’ strategie omarming was. Maar we moeten Jezus’ omarming wel op de juiste manier zien. Jezus was niet simpelweg aan het feestvieren met deze zondaars. Zijn doel was niet om een gezellige tijd te hebben, maar om transformatie in hun levens teweeg te brengen. In plaats dat Jezus mensen sorteerde in groepen zoals de Farizeeërs deden, heilig en niet heilig, rein en onrein, rechtvaardig en zondaar, neemt Jezus allen onder de vleugels van Gods genade en liefde. En de Farizeeërs vonden het schandalig dat Jezus bekering geen voorwaarde maakt voor Zijn liefde en aanvaarding. In plaats daarvan heeft Jezus lief en accepteert hij hen zoals ze zijn. En als ze hun leven veranderen doen ze dat, net als Zacheüs[19], niet om de gunst van Jezus te winnen, maar omdat Jezus hen als zondaars heeft liefgehad.
Maar er speelt nog iets anders. Er is nog een ander beeld wat hier door Jezus geschetst wordt wat de Farizeeërs tegen de borst stuitte. En dat heeft te maken met het feit dat in die tijd als mensen van elkaar vervreemd waren, een uitnodiging voor een maaltijd de weg naar verzoening was. En alhoewel deze maaltijd in het huis was van Levi en door Levi voorbereid was, was het Jezus, niet Levi, die de gastheer was van deze feestelijke maaltijd. Iedereen zat aan de maaltijd met Hem. Het was de Messias die met een huis vol zondaars aan de maaltijd was. Toen Jezus brood brak met deze tollenaars en zondaars was het de Messias die met hen aan tafel at en Hij nodigde hen uit deel te nemen aan de fellowship die Hij reeds met God had. Door deze maaltijd laat Jezus de vergeving zien die Hij aanbiedt als Messias. We weten dit is wat de Farizeeërs dwars zat op basis van hoe Jezus reageert in vers 17 als Hij zegt, “Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars.” Het is een beeld van vergeving, en de maaltijd was een voorschot, was vooruitlopend, was in verwachting van, de grote maaltijd die gaat komen.
We kunnen hierover lezen in Jesaja vijfentwintig van vers zes tot en met acht, wat zegt, “6De HEERE van de legermachten zal op deze berg voor alle volken een feestmaal met uitgelezen gerechten aanrichten, een feestmaal met gerijpte wijnen, met uitgelezen gerechten vol merg, met gezuiverde gerijpte wijnen. 7En Hij zal op deze berg verslinden de sluier waarmee het gezicht van alle volken omsluierd is, en de bedekking waarmee alle naties bedekt zijn. 8Hij zal de dood voor altijd verslinden, de Heere HEERE zal de tranen van alle gezichten afwissen en de smaad van Zijn volk wegnemen van heel de aarde, want de HEERE heeft gesproken.” (Jes. 25:6-8) Het is waar Jezus later aan refereert tijdens de Paasmaaltijd als Hij na de derde beker zegt, “Ik zeg u dat Ik van nu aan van de vrucht van de wijnstok niet zal drinken tot op de dag wanneer Ik die met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk van Mijn Vader.”[20] En het is wat we in Openbaring negentien in vervulling zien gaan bij de bruiloft van het lam. Dit was het beeld wat de Farizeeërs zagen en zo een probleem mee hadden, want het niet hoe zij de invulling hiervan zagen. Het probleem was niet zo zeer de feestmaaltijd, maar de gastenlijst. Jezus doet hier iets nieuws dat niet past binnen de oude categorieën. Het is niet wet, maar genade wat toegang geeft tot de maaltijd met Jezus. Hij geeft hier ons een beeld van de radicale natuur van genade.
En het is daarom dat de Farizeeërs vragen: “Waarom eet en drinkt Hij met de tollenaars en zondaars?” En Jezus antwoord eerst met een bekende spreuk uit die tijd: “Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn.” Mensen die gezond zijn, zoeken geen arts; de wachtkamer van de arts is gevuld met zieke mensen. Ze erkennen hun behoefte en komen naar degene die hen beter kan maken. De arts besteedt op zijn beurt zijn tijd aan het helpen van de zieken om beter te worden. En vervolgens legt Hij Zijn bediening uit. “Nee, Ik breng geen tijd door met zulke mensen, omdat Ik een veelvraat ben en een zondaar in hart en nieren – verre van dat. Ik ben hier omdat dit de mensen zijn die hun behoefte beseffen en Mij verwelkomen.” Jezus kwam niet om de rechtvaardigen (ironisch gebruikt – degenen, zoals deze Farizeeën, die dachten dat ze rechtvaardig waren) tot bekering te roepen, want de eigengerechtigden erkenden hun zondigheid niet. Maar deze zondaars zagen hun nood. Dit was het publiek van Jezus. “Er is niemand rechtvaardig, ook niet één.”[21] De vraag is niet of je rechtvaardig bent of een zondaar. Je bent een zondaar. De vraag is of je denkt rechtvaardig te zijn, of dat je weet dat je een zondaar bent. Jezus weet dat niemand rechtvaardig is, dat iedereen geestelijk ziek is en behoefte heeft aan de Dokter, met hoofdletter D, om hen te genezen. Maar Jezus is gekomen om de verlorenen te zoek en te redden[22]. Met andere woorden, degenen die weten dat ze verloren zijn. Dit zijn de patiënten waar Jezus naar op zoek is.
APPLICATIE: WE BRENGEN DOOR EEN MAALTIJD ZONDAARS BIJ DE DOKTER
De liefde van Jezus voor allerlei soorten zondaars, Zijn initiatief om hen te zoeken, Zijn volledige aanvaarding en Zijn verlangen om fellowship met hen te hebben, waren nieuw en revolutionair en in scherp contrast met hoe de Farizeeërs en schriftgeleerden er naar keken. De boodschap van Jezus was duidelijk: Hij kwam voor de losers, de verschoppelingen, degenen waar de meeste het liefst ver weg van bleven en met een boog omheen liepen. En Hij nodigde hen uit bij Hem aan de maaltijd, en liet hen radicale genade en onvoorwaardelijke liefde en acceptatie zien. Maar Jezus kwam voor iedereen, want iedereen is verloren en ziek en heeft Jezus als dokter nodig om genezen te worden. Maar de enige patiënten die Jezus niet kan genezen van hun zonde zijn mensen die Hem of niet kennen, of kennen maar weigeren Hem te vertrouwen, of die niet willen toegeven dat ze Hem nodig hebben omdat hun eigengerechtigheid of eigenbelang hen in de weg zit.
In het lezen en mediteren op deze tekst voor vandaag bleef ik maar terugkomen op hetzelfde beeld in mijn hoofd. En dat beeld is tweeledig. Aan de ene kant is het de maaltijd en fellowship zien met de ogen van Jezus. En aan de andere kant is het de maaltijd zien met de ogen van Levi. En ik denk dat daar voor ons de uitdaging zit voor vandaag. Laat me dit verder uitleggen.
Wat als we onze maaltijden en fellowship gaan zien met de ogen van Levi? Het was Levi die Jezus uitnodigde en Hem de eregast maakte van de maaltijd. Hij was de hoofdpersoon. Is Jezus bij ons ook de eregast van elke maaltijd? Draait de maaltijd bij ons om Hem en krijgt Hij alle eer in onze gesprekken? Geven we Hem de eer die Hij toekomt als de Gever van alles dat het mogelijk maakt om een maaltijd voor te bereiden en te consumeren? Zijn de gesprekken die we aan tafel hebben op Hem gericht en nemen we de tijd om fellowship met elkaar en met Hem te hebben? Het was ook Levi die al zijn tollenaar vrienden uitnodigden aan de maaltijd. Hij nodigde iedereen die hij kon uit waarvan hij wist dat ze net als hij Jezus nodig hadden. En hij bracht ze door de maaltijd in contact met Jezus. Hoe vaak nodigen wij mensen uit aan onze maaltijd waarvan we weten dat ze Jezus nodig hebben? En gebruiken we de maaltijd dan ook echt om hen in contact met Jezus te brengen? Anders gezegd, is Jezus ook de eregast aan de maaltijd als er gasten bij zijn die Hem niet kennen?
Wat als we onze maaltijden en fellowship gaan zien met de ogen van Jezus? Het was Jezus die bekend stond om zijn eten en drinken met mensen.
Het was Jezus die bekend stond om zijn vriendschap met tollenaars en zondaars. Hij ging vrijelijk aan de maaltijd met hen, wetende hoe men hier tegenover stond. Hij maakte geen onderscheid tussen mensen, maar handelde vanuit de wetenschap dat iedereen Hem evenveel nodig had. En Hij omarmde hen met onvoorwaardelijke liefde en genade. Gaan wij aan de maaltijd met mensen in onze omgeving of cultuur waar we het meeste moeite mee hebben? Durven wij met hen gezien te worden; een relatie aan te gaan? Durven wij bekend te staan om onze vriendschap met tollenaars en zondaars? Is onze maaltijd open voor een ieder, en ontvangen we ieder met open armen en onvoorwaardelijke liefde om ze op die manier in contact te laten komen met de radicale genade van Jezus?
Ik denk echt dat deze tekst ons uitnodigt om met andere ogen te kijken naar de rol van de maaltijd in ons dagelijks leven, en hoe we het kunnen gebruiken als een krachtige methode om mensen bij Jezus te brengen. Laten we er voor waken om hierin te zijn als de Farizeeërs en ons af te zonderen of afstand te houden, maar juist ons te laten overtuigen door de liefde van Jezus hierin. Iedereen die Jezus niet kent heeft het, of ze dit nu willen toegeven of niet, een doktersbezoek zo nodig. Ze hebben het zo nodig om door de Dokter met een hoofdletter D genezen te worden van zonde. En wij mogen hen door een maaltijd bij Hem brengen.
Laten we bidden.
[1] 1 Tim 2:4
[2] Mk. 3:18; Lk. 6:15
[3] Mat. 10:3; Mk. 2:14, 3:18; Lk. 6:15; Hand. 1:13
[4] Joh. 21:3
[5] Lk. 5:27-32
[6] Lk. 7:36-50
[7] Lk. 9:10-17
[8] Lk. 10:38-41
[9] Lk. 11:37-54
[10] Lk. 14:12-14
[11] Lk. 14:15-24
[12] Lk. 19:1-10
[13] Lk. 22:14-23
[14] Lk. 24:30-35
[15] Lk. 24:41-43
[16] “In Luke’s gospel Jesus is either going to a meal, at a meal, or coming from a meal” ~ Robert Karris (Eating Your Way Through Luke’s Gospel)
[17] Zie ook Lk. 5:33
[18] “Few acts are more expressive of companionship than the shared meal… Someone with whom we share food is likely to be our friend, or well on the way to becoming one.” ~ Carolyn Steel (Hungry City: How Food Shapes Our Lives)
[19] Lk. 19:1-10
[20] Mat. 26:29
[21] Rom. 3:10
[22] Lk. 19:10