2024.1013 – Feesten en Vasten
Wees Dienstbaar #12
Markus 2:18-22 (Mattheus 9:14-17, Lukas 5:33-39)
[CC Haarlemmermeer, 13 oktober 2024]
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
Sla alsjeblieft je Bijbel open naar Markus hoofdstuk twee. Wij vervolgen vandaag weer onze serie in het evangelie van Markus. In dit hoofdstuk en het begin van het volgende hoofdstuk vinden we in totaal vijf conflicten tussen Jezus en de gevestigde orde, waar het uiteindelijke resultaat is dat ze Hem willen ombrengen. Het eerste conflict was het genezen van de verlamde man die door zijn vrienden door het opengemaakte dak werd gebracht. Jezus maakte daar subtiel in woord en daad duidelijk dat Hij God is en dat Hij gekomen is om ons in onze grootste en diepste behoefte te voorzien, namelijk om vergeven te worden. En vorige keer, aan de start van de zomer, hebben we gekeken naar het tweede conflict waar Jezus liet zien hoe Hij het Koninkrijk kwam brengen, namelijk in het omgang hebben en fellowship hebben met zondaars en verlorenen, en met hen aan de maaltijd te gaan als een beeld van de vergeving en verzoening die Hij kwam brengen.
En vandaag gaan we naar het derde conflict kijken waarin duidelijk wordt waarom Jezus als zo een bedreiging op de gevestigde orde werd gezien. Vele van de conflicten ontstonden in de context van vragen die Hem gesteld werden. Vragen die vaak het resultaat waren van het gedrag van Jezus wat als tegengesteld ervaren werd. Ofwel Hij schendt een van hun wetten, of Hij doet iets op de sabbat wat Hij niet zou moeten doen, of er is een bepaald bedrag waar Hij of Zijn discipelen zich mee bezighouden wat een schending is van een bepaalde traditie. En dit leidt dan tot een conflict. En zo ook in onze tekst van vandaag waar het gaat om vasten. En we zien in het antwoord van Jezus als het ware de kern waarom Hij als zo een bedreiging werd gezien. Hij kwam namelijk iets radicaals nieuws brengen; een nieuwe manier van leven die compleet onverenigbaar was met de manier van leven die men gewend was. En het is goed voor ons vandaag om het punt wat Jezus hier maakt ook echt te pakken, want het heeft een radicaal effect op hoe we Jezus zien en hoe we het uitleven van ons discipelschap zien.
Dus, lees met mij Markus hoofdstuk twee, vers achttien tot en met tweeëntwintig.
“18En de discipelen van Johannes en van de Farizeeën vastten; en zij kwamen en zeiden tegen Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes en van de Farizeeën wel en waarom vasten Uw discipelen niet? 19En Jezus zei tegen hen: De bruiloftsgasten kunnen toch niet vasten terwijl de Bruidegom bij hen is? Zolang zij de Bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten, 20maar de dagen zullen komen dat de Bruidegom van hen weggenomen zal zijn, en dan, in die dagen, zullen zij vasten. 21En niemand naait een lap niet-gekrompen stof op een oud bovenkleed; anders scheurt de nieuwe aangenaaide lap iets af van het oude bovenkleed en ontstaat er een ergere scheur. 22Ook doet niemand nieuwe wijn in oude leren zakken; anders doet de nieuwe wijn de zakken barsten en stroomt de wijn eruit en gaan de zakken verloren; maar nieuwe wijn moet men in nieuwe zakken doen.” (Mark 2:18-22)
Laten we bidden.
DE VRAAG OVER HET VASTEN (2:18)
“18En de discipelen van Johannes en van de Farizeeën vastten; en zij kwamen en zeiden tegen Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes en van de Farizeeën wel en waarom vasten Uw discipelen niet?” (Mk. 2:18)
We zien hier twee groepen mensen die bij Jezus komen. De Farizeeën kennen we inmiddels redelijk. Het zijn de religieuze zeer conservatieven die pleitten voor een meer dan nauwkeurige gehoorzaamheid aan de Joodse wet en tradities, maar daardoor voorbijgingen aan de belangrijkere zaken van de wet, namelijk recht, barmhartigheid, en liefde[1]. Hun focus was meer op de letter van de wet dan op de geest van de wet, en konden Jezus daarom ook niet zien als de Messias, de vervulling van de wet. Wat alleen verwarrend is hier is dat de Farizeeën geen discipelen hebben, dus ik denk dat we dit meer moeten lezen als een grotere groep mensen die beïnvloed waren door Farizeïsche idealen en praktijken. Maar als we naar de paralleltekst in Mattheus 9:14 zouden kijken dan lijkt het dat de focus meer is op de discipelen van Johannes de Doper, want daar zegt het, “Toen kwamen de discipelen van Johannes bij Hem en zeiden: Waarom vasten wij en de Farizeeën veel en vasten Uw discipelen niet?”
De andere groep zijn dus de discipelen van Johannes de Doper. Je zou verwachten dat al deze discipelen met de komst van Jezus volgers van Jezus zou zijn geworden, zeker omdat Johannes de Doper duidelijk naar Jezus wees als de Messias. Maar niets is minder waar. We zien hier, ook na de gevangenneming van Johannes de Doper, dat er nog discipelen van hem zijn, en ook later nog[2] in de bediening van Jezus, en zelfs nog helemaal tot ver in het boek Handelingen, zo’n 25-26 jaar later[3]. We weten niet precies wat de reden hiervan is, anders dan dat bijvoorbeeld die discipelen in Handelingen niet eens wisten dat de Messias al gekomen was. En dat kan natuurlijk ook het geval hier zijn geweest.
En deze twee groepen vergelijken zichzelf met de discipelen van Jezus als het gaat om vasten, een van de belangrijkste pijlers van het Jodendom in die tijd. Het Oude Testament benoemt één dag per jaar waarbij vasten verplicht was voor heel Israël, en dat was op de Grote Verzoendag[4] als een daad van berouw ter voorbereiding op verzoening. Echter, in de tussentijd, door de jaren heen, waren er meerdere redenen bijgekomen om te vasten, zoals als gevolg van nationale rampen[5], in tijden van crisis zoals oorlog, droogte of hongersnood, en ook voor persoonlijke redenen[6]. En in de tijd van Jezus was vasten eigenlijk een vereiste geworden voor religieuze toewijding, een teken van berouw voor God, en een algemene hulp bij gebed. De discipelen van Johannes vastten als een teken van toewijding van hun geloof in de boodschap van Johannes de Doper dat de Messias, die vergeving van zonde kwam brengen, nabij was. Hun vasten was dus een bekentenis van hun behoefte voor de reiniging van hun zonden. En hoewel de Farizeeën ongetwijfeld ook verlangden dat God zou terugkeren en komen redden, was hun vasten meer een uiterlijk vertoon geworden om mensen te imponeren met hun vroomheid. Ze vastten zelfs twee keer per week[7].
De onderliggende hartmotivatie van deze twee groepen was misschien anders, maar beide groepen onderscheidde door te vasten. Echter, ze zien dat de discipelen van Jezus niet vasten. Sterker nog, ze zijn aan het feesten! We hebben dat in de voorgaande verzen kunnen lezen. Dit is natuurlijk schandalig gedrag in hun ogen! Waarom zijn ze niet aan het vasten? Waarom zijn ze zelfs aan het feesten? Maken zij zich ook niet druk om de redding van Israël? Willen zij niet dat God Zijn beloften gedenkt, dat Hij trouw is aan het verbond en dat Hij Zijn volk rechtvaardigt? Maken zij zich ook niet druk om de redding van Israël? Willen zij niet dat God Zijn beloften gedenkt, dat Hij trouw is aan het verbond en dat Hij Zijn volk rechtvaardigt?
Dit was geen objectieve vraag, maar serieuze kritiek op Jezus en Zijn discipelen! Waarom handelt Jezus zo tegengesteld aan de gevestigde orde en doet Hij dingen zo anders? Waarom negeert Hij de vereiste scheiding van zondaars? Waarom negeert Hij het vereiste vasten? En als ik zeg vereist, bedoel ik dat het echt vereist was, vanuit hun perspectief. Met andere woorden, als Jezus en Zijn discipelen serieus genomen willen worden, dan zullen ze meer aandacht moeten besteden aan het gevestigde “vastenprotocol” zoals zij dat doen. Laten we lezen hoe Jezus op deze vraag antwoord geeft.
HET BEELD VAN DE BRUILOFT (2:19-20)
“19En Jezus zei tegen hen: De bruiloftsgasten kunnen toch niet vasten terwijl de Bruidegom bij hen is? Zolang zij de Bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten, 20maar de dagen zullen komen dat de Bruidegom van hen weggenomen zal zijn, en dan, in die dagen, zullen zij vasten.” (Mk. 2:19-20)
Jezus antwoord op een typische Jezus manier, en stelt een wedervraag die de vinger op de zere plek legt, door een illustratie te geven die voor iedereen in die tijd duidelijk was. Iedereen wist namelijk dat je niet vast op een bruiloft. Een Joodse bruiloft in die tijd duurde normaal gesproken zeven dagen. Vrienden en gasten hadden geen andere verantwoordelijkheid dan te genieten van de festiviteiten. Er was een overvloed aan eten en wijn, gecombineerd met zang, dans en plezier, zowel in huis als op straat. Het is ondenkbaar voor de bruiloftsgasten om op dat moment te gaan vasten, want het is feest, en vasten gaat gepaard met rouwen wat niet rijmt met een bruiloft. Je kon niet vasten tijdens een bruiloft omdat het simpelweg niet toegestaan was. Hebben we vorige week ook niet gehoord, “Verblijd u met hen die blij zijn…”[8]? En zegt de Prediker niet, er is “een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, [en] een tijd om rouw te bedrijven…”[9]?
Jezus veroordeelde vasten dus niet. Hij vastte tenslotte zelf ook[10]. Het is dus prima om te vasten na de bruiloft, en dat zullen zijn discipelen ook doen, maar tijdens de bruiloft is niet de juiste tijd. Hij benadrukte dus dat vasten op het juiste moment en voor de juiste redenen gedaan moet worden. Maar de vraag die we onszelf moeten stellen is: waarom reageert Jezus vanuit de context van een bruiloft? Verschillende redenen. Jezus wil aan de ene kant communiceren dat dit niet de juiste tijd is om te vasten, maar aan de andere kant wil Hij ook subtiel iets communiceren over wie Hij is en wat er gaat gebeuren waardoor het dan wel de juiste tijd is om te vasten.
Ten eerste, Jezus wil communiceren dat dit niet de juiste tijd is om te vasten. Waarom niet? Hij is namelijk de bruidegom! De bruidegom is dus gearriveerd. Dat betekent dat het verwachtingsvol wachten voorbij is, en het feest kan beginnen. Zei Jezus niet in Markus 1:15, “De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen”? En zei Johannes de Doper niet in Johannes 3:29 dat hij als vriend van de Bruidegom zich zeer verblijdt over het horen van Zijn stem, en dat zijn blijdschap nu volkomen is geworden? Nu dat de Bruidegom er is kán het simpelweg geen tijd zijn om te vasten, maar juist om te feesten! Want in de aanwezigheid van de Bruidegom is er blijdschap en is het tijd voor feest.
Ten tweede, Jezus wil communiceren wie Hij is. Nergens in het Oude Testament is er een beeld van de Messias als Bruidegom. Voor ons kan dat terugkijkend wellicht heel vanzelfsprekend lijken, maar dat was toen zeker niet het geval. Dat Jezus Zichzelf als de Bruidegom neerzette was voor de luisteraars toen niet een Messiaanse vervulling. De Joden hadden namelijk een heel ander beeld van de Bruidegom! In het Oude Testament is het namelijk niet de Messias maar God zelf die de Bruidegom is. Jesaja 54:5 zegt, “Want uw Maker is uw Man, HEERE van de legermachten is Zijn Naam, en uw Verlosser is de Heilige van Israël, de God van heel de aarde zal Hij genoemd worden.” Jesaja 62:5 zegt, “Want zoals een jongeman trouwt met een jonge vrouw, zo zullen uw kinderen trouwen met u; zoals een bruidegom zich verblijdt over zijn bruid, zo zal uw God Zich over u verblijden.” En Hosea 2:19 zegt, “In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen.”
Terwijl Jezus wel de Messias is, verwijst het beeld van de bruidegom niet direct naar de Messias, maar naar de persoon van God zelf. En is dit niet precies het beeld wat Markus keer op keer schetst? Keer op keer tot nu toe in dit evangelie schetst Markus een beeld van Jezus die God zelf is. Tijdens Zijn doop is Jezus de geliefde Zoon van God vervuld met Gods Geest[11]. In de synagoge drijft Hij demonen uit[12] en geneest Hij een melaatse[13]. Vervolgens vergeeft Hij zonden[14] en nodigt Hij zondaars uit tot het avondmaal van de bruiloft van het Lam[15]. En hier identificeert Jezus Zich met de Bruidegom. Bijbelcommentator James Edwards zegt hierover, “In deze suggestieve metafoor gaat Jezus, op natuurlijke wijze en zonder arrogantie, door met het veronderstellen van de voorrechten van God voor zichzelf. Het resultaat van de huwelijksbeeldspraak is dus niet anders dan de vergeving van zonden in 2:7, die de hoorders uitnodigde om hun eigen antwoord te geven op Jezus’ identiteit. Beide episodes zijn provocaties om te zien dat de rol en missie van God nu aanwezig zijn in Jezus.”[16] Met andere woorden, Jezus zegt simpelweg: ‘De Messias is er. Dit is niet de tijd om te vasten in Zijn aanwezigheid.’ Sterker nog, het vasten van de Farizeeën en de discipelen van Johannes, dat is juist wat totaal misplaatst is, en wat totaal niet in lijn is met de realiteit nu dat de Messias er is.
Ten derde, Jezus wil communiceren wanneer het wel de juiste tijd is om te vasten. In een normale Joodse bruiloft zijn het de bruiloftsgasten die op gegeven moment het feest, en dus de bruidegom en bruid, verlaten. Maar Jezus draait dit om met de vreemde uitspraak dat juist de bruidegom op een gegeven moment abrupt weggenomen zal worden, en dat het dan tijd is om te vasten. Jezus refereert hier aan Jesaja 53:8[17] (NBV) wat zegt, “Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen. Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad? Hij werd verbannen uit het land der levenden, om de zonden van mijn volk werd hij geslagen.” Jezus voorspelt hier Zijn dood, en het sterven voor onze zonden aan het kruis. Wanneer dat gebeurt, dan is het tijd om te vasten. En niet als een ritueel zoals de Farizeeën deden, maar vasten als gevolg van rouw en verdriet. En we zien dan ook op de avond van Zijn arrest in Johannes 16:20-22 dat Jezus zegt, “20Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat u zult huilen en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; en u zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden. […] 22Ook u hebt dan nu wel droefheid, maar Ik zal u weerzien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen.” Jezus zegt, morgen en de dagen die volgen zullen dagen zijn van droefheid en is het tijd om te vasten.
En ik denk dat we misschien kunnen zien dat de discipelen van Jezus ook daadwerkelijk gingen vasten na Zijn dood. In Lukas 24 lezen we over de twee Emmaüsgangers met wie Jezus een tijdje meeloopt, en zij dringen erop aan dat Hij bij hen blijft omdat het laat in de avond is. Maar dan eenmaal binnen gaat Jezus aan tafel, neemt brood en zegent het, breekt het en geeft het aan hen. En het is dan dat hun ogen geopend werden en ze Hem herkennen[18]. Wellicht een hint hier dat ze uit zichzelf niet zouden hebben gegeten, totdat Jezus het aanbiedt omdat de tijd van rouw en dus vasten voorbij is. En we zien een paar verzen later dat Jezus bij de elf apostelen verschijnt en Hij vraagt of ze iets te eten hebben. En ze geven Hem wat vis wat Hij voor hun ogen opat[19]. Wellicht opnieuw een hint dat zij niet aan het eten waren? Een gedachte…
Het punt wat Jezus tot nu toe maakt is dit: Hij is de Messias, de Bruidegom, God in eigen persoon, die gekomen is. “De tijd is vervuld en het Koninkrijk van God is nabijgekomen”[20] En nu dat Jezus gekomen is en het Koninkrijk van God nabijgekomen is, is het geen tijd voor vasten maar juist tijd voor feesten. Er was een tijd van vasten, toen, in de tijd tussen het kruis en een leeg graf, maar die tijd is niet meer. En ook voor ons nu in de tijd tussen Zijn eerste komst en Zijn wederkomst is het meer tijd voor feesten dan vasten. Ons christelijk leven is primair gekarakteriseerd door vreugde, niet rouw. Vreugde, omdat onze Heer aan het kruis zei, “Het is volbracht!”[21] en in Zijn sterven eens en voor altijd voor onze zonden heeft betaald. Vreugde, omdat onze Heer op de derde dag waarlijk is opgestaan zodat wij in een nieuw leven zouden wandelen[22]. Vreugde, omdat door Zijn Heilige Geest Zijn blijdschap in ons zal blijven en volkomen zal worden[23]. Vreugde, omdat het Koninkrijk van God bestaat uit vrede en blijdschap in de Heilige Geest[24]. Vreugde, omdat we in Hem ook tijdens verdrukking vol van vertroosting en overstelpt met blijdschap kunnen zijn[25].
Vreugde, omdat we weten dat er een moment zal komen waarin we Hem van aangezicht tot aangezicht zullen zien, en Hem zullen zien zoals Hij werkelijk is[26]. Vreugde, omdat er een moment zal komen dat God alle tranen van onze ogen zal afwissen, de dood en rouw en moeite er niet meer zullen zijn, omdat het oude voorbij is en Hij alles nieuw heeft gemaakt en wij voor altijd in Zijn aanwezigheid zullen zijn waar er voor altijd een overvloed van blijdschap en lieflijkheden in Zijn rechterhand zullen zijn[27]. Mensen, dat is toch een feest wat je niet wilt missen! En als we in Zijn afwezigheid nu willen vasten dan is dat omdat we ons willen uitstrekken naar Hem, vol verwachting en smacht uitkijkend naar de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van onze grote God en Zaligmaker, Jezus Christus.
Maar om op te bouwen naar de laatste twee verzen van vandaag moeten we nog een laagje dieper gaan, moeten we nog een laagje verder afpellen van wat Jezus ons hier wil vertellen. En dat is dit: deze verzen laten zien dat de weg naar Jezus, de weg naar God, niet is door religieuze praktijken, maar door een vreugdevolle omgang met Jezus. Dat de weg naar God niet religie, maar relatie is.
Het punt wat Jezus hier maakt is dit: het religie van deze discipelen en de Farizeeën stond volledig los van Gods reddingsplan. Ze rouwden terwijl ze eigenlijk blij hadden moeten zijn. Ze vasten terwijl ze eigenlijk hadden moeten feesten. Ze wezen Jezus af en hielden zich vast aan hun eigen regels en voorschriften omdat ze dachten zo redding te kunnen verdienen. Maar dat kon niet verder van de waarheid zijn. Bijbelcommentator John MacArthur[28] zei over dit verschil tussen hen en Jezus, “Zij werden verteerd door zelfgenoegzaamheid; Hij predikte goddelijke genade. Zij ontkenden dat ze zondaars waren; Hij predikte bekering van zonde. Zij waren trots op hun religiositeit; Hij predikte nederigheid. Zij omarmden uiterlijke ceremonie en traditie; Hij predikte een getransformeerd hart. Zij hielden van het applaus van mensen; Hij bood de goedkeuring van God. Zij hadden een dood ritueel; Hij bood een dynamische relatie. Zij promootten een systeem; Hij zorgde voor verlossing.”
En mocht je nu denken ‘ja maar dat zijn de Farizeeën’ dan moet ik je teleurstellen, want dit zijn wij, u en ik, in onze natuurlijke zondige staat. Dit zijn wij die in zo’n grote mate en hoedanigheid Jezus nodig hebben dat we het ons niet eens realiseren. Toen Adam en Eva in de hof van Eden van die vrucht aten en realiseerden dat ze naakt waren, was het eerste wat ze deden vijgenbladeren samenvlechten omdat ze dachten dat ze zich zo weer presenteerbaar konden maken voor God. En religie was geboren. En sinds die tijd is het niet anders, noch voor ons nu. We hebben zo een aangeboren verlangen om onszelf te rechtvaardigen. We hebben zo een aangeboren verlangen om alles op eigen kracht te willen doen, en dus denken we ook dat we op eigen kracht voor God kunnen staan en dat het wel goed komt; denken we van onszelf dat we uit onszelf wel in de hemel komen. Waarom? Omdat we onszelf wel een goed persoon vinden. Niemand is perfect, maar ik ben toch niet zo slecht? Ik ben tenminste beter dan die persoon. Ik ben zeker niet zo slecht als die persoon. We denken dat we op basis van onze goedheid en onze goede werken er wel komen.
En dit werkt zich dan uit op een van twee manieren. De eerste manier is religieus. Kies een religie, elk religie, en je zal zien dat het er in de kern om gaat wat jij moet doen om in de/een hemel te komen. Maakt niet uit of het nu Islam, Hindoeïsme, Boeddhisme, of Jodendom is. Neem Islam[29]: “In de Islam wordt de beslissing wie naar de hemel gaat en wie naar de hel volledig aan God overgelaten, omdat Hij alleen de harten van de mensen kent en op de hoogte is van hun daden.” En als je dan kijkt wat dan die daden zijn, dan zijn dit onder andere: “zij die geen kwaad doen, hun plicht doen, vertrouwen hebben in Gods openbaringen, goede werken doen, waarheidsgetrouw zijn, berouwvol, oplettend en berouwvol van hart, zij die de behoeftigen en wezen voeden en die omwille van God gevangen zijn.”[30] Neem Hindoeïsme[31]. “Verlossing kan voor de Hindoe op drie manieren worden bereikt: de weg van werken, de weg van kennis, of de weg van toewijding.”
Neem Boeddhisme[32]. “De Boeddha liet het hiernamaals niet aan het toeval over. Alleen omdat iemand zegt dat hij boeddhist is, garandeert dat niet dat hij in de hemel of in Nirvana wordt herboren. Het boeddhistische pad naar het hiernamaals is een intensieve beoefening die persoonlijke verantwoordelijkheid vereist. [...] Als je boeddhist bent, is het belangrijk om het leven te zien als een continuüm, als een proces van geboorte en dood, een constante staat van worden en een kans om te oefenen.” Bij allemaal gaat het erom wat jij moet doen. Het is een rechtvaardigheid gebaseerd op jouw werken.
De andere manier is niet religieus, maar seculier. En denk hierbij even niet in categorieën van goed en slecht; daar gaat het hier niet om. Maar denk aan sociale doelen zoals bijvoorbeeld het klimaat, of morele doelen zoals bijvoorbeeld abortus, of politieke doelen zoals bijvoorbeeld de loonkloof tussen mannen en vrouwen; om maar wat voorbeelden te noemen. Ook hierbij geldt dat als je zegt, doet, gelooft of je identificeert met ‘dit’ dan ben je rechtvaardig, en dus iedereen tegen je is onrechtvaardig en dus moeten we die ander evangeliseren en oproepen tot bekering etc. Ook hier is het probleem dat het een rechtvaardigheid is gebaseerd op jouw werken, op wat jij doet en wie jij bent, en waar jij voor staat.
Al dit is allemaal ‘onze eigen vijgenbladeren samenvlechten’, maar later in Genesis 3:21 is het juist God die voor Adam en Eva kleren van huiden maakte en hen daarmee kleedde. Om aan te geven dat de oplossing niet bij ons vandaan komt, maar bij God vandaan moet komen; en dat het gepaard gaat met het vergieten van onschuldig bloed.
En dus zegt Jezus hier: ‘Het gaat niet om jou, maar om Mij. Het gaat niet om wat jij doet, maar om wat Ik heb gedaan. Jij werkt jezelf niet naar boven, maar Ik ben juist naar beneden gekomen. Het gaat niet om religie, maar om relatie.’ Wij zijn altijd het probleem en nooit de oplossing, en dus moet de oplossing van buiten ons komen. Jezus brengt niet een rechtvaardigheid op basis van onze werken, maar op basis van het geschenk van Zijn werken. “Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.”[33] Dit is wat Jezus ons vertelt in Zijn reactie, en wat wij scherp op ons netvlies moeten hebben zodat we de laatste twee verzen kunnen lezen.
CONCLUSIE: TWEE GELIJKENISSEN (2:21-22)
“21En niemand naait een lap niet-gekrompen stof op een oud bovenkleed; anders scheurt de nieuwe aangenaaide lap iets af van het oude bovenkleed en ontstaat er een ergere scheur. 22Ook doet niemand nieuwe wijn in oude leren zakken; anders doet de nieuwe wijn de zakken barsten en stroomt de wijn eruit en gaan de zakken verloren; maar nieuwe wijn moet men in nieuwe zakken doen.” (Mk. 2:21-22)
Deze twee gelijkenissen vertellen een en hetzelfde beeld wat voor die tijd glashelder was: Jezus kwam iets radicaals nieuws brengen, niet iets versleten ouds oplappen. Als je nieuwe stof op oude stof naait dan zal bij het wassen de nieuwe stof krimpen en dus de oude stof scheuren. Ook zo met de wijnzakken. Wijnzakken werden gemaakt van schapen- of geitenhuid en weer erg rekbaar. Aangezien druivensap behoorlijk uitzet in het fermentatieproces om er wijn van te maken, wordt het in nieuwe wijnzakken gedaan zodat deze kunnen meerekken in het proces. Aan de andere kant, als het druivensap in oude uitgerekte wijnzakken werd gedaan dan zou in het proces de zak scheuren en de wijn verloren gaan.
Hiermee geeft Jezus aan dat het oude systeem onbruikbaar en verouderd was, en dat het niet opgelapt kon worden om nog steeds gebruikt te kunnen worden. Jezus kwam niet om het oude te hervormen, maar juist om iets compleet nieuws te brengen. Elke poging om het nieuwe van Jezus op het oude systeem te leggen, zou niet alleen het oude systeem vernietigen, maar ook het nieuwe. Met andere woorden, oud en nieuw zijn onverenigbaar met elkaar.
Als Jezus iets radicaal nieuws kwam brengen wat onverenigbaar is met het oude, dan betekent dit ook dat Jezus compleet onverenigbaar is met welk ander religie dan ook, en dat elke vorm van rechtvaardigheid gebaseerd op onze eigen werken compleet onverenigbaar is met de rechtvaardigheid die Jezus als een geschenk aan ons geeft. In Galaten 5:4 zegt Paulus, “U bent van Christus losgeraakt, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; en daarmee bent u uit de genade gevallen.” Als we onszelf op basis van wat voor wet, wat voor eigen werken, willen rechtvaardigen dan zetten we onszelf compleet los van Christus en is Zijn genade die komt van Zijn reddingsplan niet meer beschikbaar voor ons. Jezus staat alleen als de enige weg naar redding. Hij zei, “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.”[34]
Als het oude en het nieuwe onverenigbaar zijn, en Jezus geen toevoeging kan zijn aan iets bestaands op het op te lappen, dan kunnen we Jezus simpelweg niet toevoegen aan dat wat we al aan het doen zijn. Het Goede Nieuws van Jezus is geen upgrade, maar een compleet nieuw besturingssysteem. Het Goede Nieuws van Jezus is geen likje verf op een Genesis 3 wereld, maar een radicale terugkeer naar een Genesis 1-2 wereld.
Als je nog niet Jezus hebt aangenomen als je Redder, dan is vandaag de dag om je niet langer vast te houden aan je eigen werken en systeempjes en maniertjes om jezelf te rechtvaardigen, maar om dat alles los te laten en het geschenk van Jezus’ rechtvaardigheid aan te nemen voor de vergeving van je zonden, en feest te vieren dat je nu en voor altijd in Zijn aanwezigheid mag zijn.
Als je al wel gelooft, dan is dit de vraag die ik je wil meegeven vandaag: is Jezus een toevoeging of aanhangsel op wat je al aan het doen bent? Probeer je Hem koste wat koste in te passen in jouw agenda en alleen waar jij wilt? Of ben je bereid het oude leven echt af te leggen en Jezus compleet de ruimte te geven om te fermenteren zodat Hij en Zijn Goede Nieuws je hele leven vult?
Laten we bidden.
[1] Mat. 23:23; Lk. 11:42
[2] Mk. 6:29; Mat. 11:2-3
[3] Hand. 18:25, 19:1-7
[4] Lev. 16:29-30 (zie ook de Mishnah: Yoma 8:1A – “Op de Grote Verzoendag is het verboden om (1) te eten, (2) te drinken, (3) te baden, (4) olie op te doen, (5) een sandaal aan te trekken, (6) of seksuele betrekkingen te hebben.”
[5] Zach. 7:3-4, 8:19
[6] 2 Sam. 12:16; Ps. 35:13
[7] Lk. 18:12
[8] Rom. 12:15a
[9] Prd. 3:4
[10] Lk. 4:2
[11] Mk. 1:10-11
[12] Mk. 1:23-25
[13] Mk. 1:40-42
[14] Mk. 2:10
[15] Mk. 2:16-17
[16] “In this suggestive metaphor Jesus continues, naturally and without arrogance, to presume the prerogatives of God to himself. The upshot of the wedding imagery is thus not unlike the forgiveness of sins in 2:7, which invited hearers to supply their own answer to Jesus’ identity. Both episodes are provocations to see that the role and mission of God are now present in Jesus.” ~ James Edwards (Mark; The Pillar New Testament Commentary)
[17] Zowel Mk. 2:20 als Jes. 53:8 (LXX) gebruiken hetzelfde Griekse woord ‘aparthe’
[18] Lk. 24:30-31
[19] Lk. 24:41-43
[20] Mk. 1:15
[21] Joh. 19:30
[22] Rom. 6:4
[23] Joh. 15:11
[24] Rom. 14:17
[25] 2 Kor. 7:4; 1 Tess. 1:6; Jak. 1:2
[26] 1 Joh. 3:2; Jud. 1:24
[27] Op. 21:4-5; Ps. 16:11
[28] “They were consumed with self-righteousness; He preached divine grace. They denied they were sinners; He preached repentance from sin. They were proud of their religiosity; He preached humility. They embraced external ceremony and tradition; He preached a transformed heart. They loved the applause of men; He offered the approval of God. They had dead ritual; He offered a dynamic relationship. They promoted a system; He provided salvation.” ~ John MacArthur (Mark 1-8 commentary)
[29] “In Islam the decision of who goes to heaven and who goes to hell is left entirely to God as He alone knows people’s hearts and is aware of their deeds.” (https://www.alislam.org/question/islam-all-non-muslims-going-to-hell/)
[30] “those who refrain from doing evil, keep their duty, have faith in God's revelations, do good works, are truthful, penitent, heedful, and contrite of heart, those who feed the needy and orphans and who are prisoners for God's sake.” (https://en.wikipedia.org/wiki/Jannah)
[31] “Salvation, for the Hindu, can be achieved in one of three ways: the way of works, the way of knowledge, or the way of devotion.” (https://pu.edu.pk/images/journal/szic/pdf_files/1-%20tahira%20bashart.pdf)
[32] “The Buddha did not leave afterlife up to chance. Just because a person says he's a Buddhist does not ensure rebirth in heaven or Nirvana. The Buddhist path to afterlife is a labor of intensive practice that requires personal responsibility. [...] If you're a Buddhist it's important to look at life as a continuum, as a process of birth and death, a constant state of becoming, and a chance to practice.” (https://www.urbandharma.org/udharma/heaven.html)
[33] 2 Kor. 5:21
[34] Joh. 14:6