Romeinen 15:7-13 Aanvaard elkaar
Waarom zou je als christen een broeder of zuster aanvaarden? Waarom zou je als christen je best moeten doen om de ander lief te hebben, aan te nemen, er voor de ander te zijn? Is elkaar aanvaarden een ‘nieuwe gedachte’?
- Paulus weet dat wij mensen met vragen zitten, dat wij dingen willen begrijpen. Hij weet ook dat wij soms overtuigd moeten worden, zeker als de Geest ons op dingen wijst die lastig zijn of tegen ons menselijke denken ingaan.
- In Romeinen 15:7-13 laat Paulus zien dat hij zelf echt mens is. Hij laat zien dat hij weet dat wij de ‘waarom’ vraag beantwoord willen hebben. Hij laat zien dat hij begrijpt hoe mensen in elkaar zitten. En wij mogen leren om het antwoord te horen, aan te nemen en te doen.
Romeinen 15:7-13 Aanvaard elkaar
Onderdeel van het heiligingsproces, van het praktisch christen zijn, is weten hoe met elkaar om te gaan. Zoals vorige week gehoord, is een sterke gemeente, een gemeente waar sterken én zwakken zijn. En allebei hebben de taak de ander lief te hebben en te dienen.
- Dat is de gedachte waarmee Paulus v7-13 ingaat. Hij wil dat er eensgezindheid is, dat er sámen God aanbeden wordt (v6). Hij wil dat de kerk ziet Wie Jezus is, wat Hij gedaan heeft en dat als basis heeft voor deze manier van denken en doen (v1-5).
“Daarom” (v7), als logisch gevolg van wat er eerder gezegd is, “aanvaard elkaar zoals ook Christus ons aanvaard heeft”. De grondtekst van “aanvaard elkaar” gaat meer over ‘ontvangen’ en ‘toegang geven tot je hart’. Waarbij Paulus wil dat we “elkaar” ‘ontvangen’ en ‘toegang geven tot ons hart’.
- De “elkaar” in deze context is de kerk, de ander in Gods koninkrijk. Voor ons christenen hoort de ander, onze broeder of zuster, iemand te zijn die we ‘ontvangen’, die we ‘toegang geven tot ons hart’. Dat is een uiting van geestelijke groei, van praktisch christen zijn.
- En, in context, geldt dat zeker ook als je denkt vanuit ‘zwakkeren en sterken’. Waar de wereld snel een harde scheiding maakt tussen ‘sterke’ en ‘zwakke’ mensen, wil de Heere dat er éénheid is in de kerk. Hij wil dat er aanwezige, praktische liefde is.
- En die liefde hoort zich te uiten in het ‘elkaar ontvangen’, het ‘elkaar toegang geven tot je hart’, tot je leven. Als christenen horen we in elkaar te investeren, zodat we elkaar op deze manier zullen gaan kennen.
De belangrijkste reden hiervoor wordt ook meegegeven voor Paulus: “tot heerlijkheid van God”. Hier wijst Paulus ons op een zeer belangrijk principe, namelijk dat ons leven, ons denken, ons doen en laten, tot Gods eer hoort te zijn.
1 Korinthe 10:31-33 “Of u dus eet of drinkt of iets anders doet, doe alles tot eer van God. Geef geen aanstoot, niet aan de Joden en de Grieken, en ook niet aan de gemeente van God, zoals ik ook in alles allen behaag, door niet mijn eigen voordeel te zoeken, maar dat van velen, opdat zij behouden worden.”
- In het geval van dat de een ‘zwakker’ is en de ander ‘sterker’, is het makkelijk om juist wél aanstoot te geven en om je “eigen voordeel te zoeken”. Hoe meer wij overgegeven zijn aan de Geest, hoe meer we Gods wil kennen, hoe meer wij “alles tot eer van God” zullen gaan doen.
- Dat is het werk van de Geest in de christen, het werk waarbij wij God op 1 zetten. En als dat betekent dat we iets doen wat niet naar mijn wil is, dan is dat ok. Als ik dan iets moet laten om een ander lief te hebben, doe ik dat met vreugde.
Spurgeon: “Christus heeft ons niet aangenomen omdat wij volmaakt waren, omdat Hij geen gebrek in ons kon vinden, of omdat Hij hoopte er iets voor terug te krijgen. Nee, integendeel! Door liefdevol naar ons te komen, bedekte Hij onze gebreken en zocht ons welzijn; zo ontving Hij ons in Zijn hart. Laten wij daarom op dezelfde wijze, en met hetzelfde doel, elkaar aanvaarden.”
Jezus is het voorbeeld, Hij heeft “ons aanvaard”. Hij heeft de standaard neergelegd voor Jood en heiden, voor Gods kerk. En dat is het voorbeeld dat we horen te volgen, in alles, in elke situatie. Dát is de liefde die de kerk hoort te kenmerken, liefde die in en door alles dat we doen zichtbaar moet zijn.
- Zoals Marc vorige week uitlegde, was dit zeker van belang voor de kerk in Rome. Daar waren Joodse en heidense christenen samen in één gemeente. Beide namen hun achtergrond mee, zoals wij dat vandaag de dag ook doen. En die achtergrond leidde tot meningsverschillen.
- Verschillen over eten, dagen, wijn drinken, etc. I.p.v. vrijheid in Christus, kan ons verleden ons gebonden houden aan bepaalde gedachtegangen. Liefdevol omgaan met elkaar, juist in dát soort situaties, is moeilijk, is waar we de Geest nodig hebben.
Paulus maakt duidelijk dat het aanvaarden dat Jezus deed (v7) deel is van Zijn bediening als Messias (v8). De verdeeldheid in de kerk in Rome kwam doordat een deel van christenen van Joodse komaf waren en een ander deel van heidense komaf.
- De Joodse christenen namen verwachtingen, ideeën, etc. mee de kerk in. De heidenen deden hetzelfde, waardoor dingen gingen schuren. En dat is waar het ‘aanvaarden’ belangrijk wordt. Dat is waar we Jezus’ voorbeeld moeten volgen, “Jezus Christus”, de Gezalfde, de Messias.
De Geest wijst ons op het feit dat Jezus de kerk in Rome voorgegaan is in acceptatie tussen Joodse- en heidense christenen. Jezus is “een Dienaar” geworden (v8) om 2 redenen: 1) “om de beloften aan de vaderen [Joden] te bevestigen” (v8), en 2) “opdat de heidenen God zouden verheerlijken” (v9).
- Jezus was “Dienaar van de besnijdenis”, Hij vervulde de wet, voor Jood én heiden. Hij wilde beide groepen bij Zich hebben, Hij aanvaardt beide. Ondanks je zonde, eigenaardigheden, gedachten, etc. aanvaardt Hij jou. Dát voorbeeld moest de kerk volgen.
Paulus onderbouwt wat Jezus gedaan heeft, het accepteren van Jood én heiden, door verschillende teksten uit het OT te citeren. Hij laat hiermee, opnieuw, zien dat ons geloof een OT geloof is. Het christendom is niet ‘nieuw’, het is volledig gebouwd op de Joodse wortels van het OT.
- In v9 citeert Paulus 2 Samuël 22:50, wat een danklied, een Psalm, van David was. David kreeg van de Geest dit lied door, wat in het Woord eindigde, en profetisch was over onze acceptatie als heidenen in Gods reddingsplan.
- Gods belofte, via David als profeet, is dat de heidenvolken God zullen loven. En wat is een betere reden dan Jezus Die ons aanvaardt? Wat is een betere reden voor aanbidding dan Jezus’ werk aan het kruis voor jou en mij?
- In v10 citeert hij Deuteronomium 32:43. Dit gaat nog verder; niet alleen zullen de heidenen God eren, dat zullen we sámen met de Joden doen. God wil geen óf óf, Hij wil én én. Hij wil Jood én heiden, beide horen bij Hem, zijn van Hem en Jezus aanvaardt beide door het kruis.
- Mozes zingt, aan het einde van zijn leven, een lied. In dat lied kijkt hij vooruit naar de tijd dat Jood en heiden sámen God zullen eren voor Wie Hij is. Gods rechtvaardigheid zal reden genoeg zijn voor lofprijs en aanbidding. Hij aanvaardt beide, tegelijk.
- In v11 wordt Psalm 117:1 geciteerd. Ook in deze psalm worden “alle natiën” opgeroepen om God te aanbidden. De oproep begint met “alle heidenvolken”, maar wordt doorgezet naar de rest, oftewel Israël. Ook hier moeten Jood en heiden sámen de Heere eren.
- De reden is “Zijn goedertierenheid is machtig over ons” (v2). Dit verwijst naar “alle natiën”, Jood én heiden. Gods trouw is voor eeuwig, Zijn goedheid is voor ons allen. Dit geeft alle reden Hem te aanbidden; Hij aanvaardt ons in Zijn goedheid en trouw.
- In v12 citeert Paulus Jesaja 11:10. Hier kijkt Jesaja vooruit naar het Vrederijk van de Messias, waarin Jood en heiden sámen naar “De wortel van Isaï” gaan. Isaï was de vader van koning David, David was de voorvader van Jezus. Jezus is de wortel van David én Davids nageslacht.
- Jood én heiden, allebei aanvaardt in Jezus, zullen naar Hem vragen, zullen bij en ín Hem rusten. Dat is de toekomst voor Jood en heiden. Dat is de hoop die we hebben, doordat Hij ons aanvaardt heeft.
Jezus geeft Jood én heiden toegang tot Zijn hart, tot Zijn gedachten. Hij laat Zichzelf kennen door ons, terwijl wij Hem nog kwetsen door onze zonde. Hij laat ons toe in Zijn hart, terwijl Hij wéét wat wij gaan doen om Hem pijn te doen. En dat schrikt Hem niet af van ons aanvaarden en liefhebben.
- Dat is o.a. Jezus’ bediening naar de mens. En laat dat nou het voorbeeld zijn dat Hij hiermee geeft dat wij horen te volgen richting de volken, richting Jood én heiden, richting elkaar. Er is geen christen hiervan uitgesloten. We horen állemaal, elkaar te aanvaarden.
Het “hopen” op Jezus (v12), is mogelijk doordat God Zelf, de ‘God van de hoop’ is (v13). Hoop is cruciaal, volgens Paulus, in het aanvaarden van elkaar. Zonder hoop op redding, op eeuwige zekerheid, kunnen we de ander uit hopeloosheid afwijzen.
- Door de hoop die God geeft, ontvangen we “blijdschap en vrede”. Vanuit die hoopvolle blijdschap en vrede, kunnen we de ander zien zoals God hen ziet. We zien de ander dan vol hoop, i.p.v. wanhoop. We zien de ander vol blijdschap, i.p.v. verdriet. We zien vrede.
- God geeft ons ook niet een beetje hoop; Hij wil dat we “overvloedig” zijn in de hoop. Dit ‘overvloedig’ heeft het idee van ‘een bloem die van een knop naar een bloem in volle bloei gaat’. Dat doet hoop met ons; hoop doet leven, hoop doet bloeien.
- En dat “door de kracht van de Heilige Geest”. De Geest Die ons vrucht wil laten dragen (Galaten 5), is Dezelfde Geest Die ons wil laten bloeien door hoop. En door die bloeiende hoop, zullen we niet anders wíllen dan elkaar te aanvaarden.
Gods wil voor Zijn kerk is dat we ‘overvloedig’ zijn in hoop, overstromen van blijdschap en vrede. En dat we dat als basis hebben voor het leven van Zijn wil naar elkaar. Hoe geweldig is dat?! Je kríjgt hoop, blijdschap en vrede; die dingen kan je dan vervolgens uitdelen aan elkaar. Hoe goed is God!
- Als je je hopeloos voelt vandaag, ren naar God. Hij kent jou, Hij kent je situatie. Als die hopeloosheid ervoor zorgt dat je een korter lontje hebt, dat je bepaalde vrijheid niet langer ziet, zorg dat je onder broeders en zusters bent. Dat is bij uitstek de plek om hoop te krijgen.
- Als degenen die óm een hopeloos iemand heen staan, mogen we leren om eerst zélf hoop te ontvangen van de Geest. En vanuit de hoop die Hij geeft dan uit te reiken naar de ander; we kunnen de ander pas aanvaarden, als we zélf hoop van de Geest krijgen.
- Als jouw blijdschap ver te zoeken is, als je geen reden ziet voor blijdschap, dan is deze tekst voor jou. Je hebt de Geest nodig, maar Hij wil jou dienen dóór de gemeente heen. Hij wil dat jij naar je broeders en zusters gaat, zodat wij jou kunnen dienen mét blijdschap.
- Als je iemand zonder blijdschap ziet, vraag de Geest je hoopvolle blijdschap te geven die je dóór kan geven. Zijn blijdschap is aanstekelijk, Zijn blijdschap mag je de ander meegeven door de ander te aanvaarden. Dat is Zijn werk in en door jou heen.
- Als je geen vrede hebt, als je daardoor prikkelbaar bent, vrijheid niet meer ziet, etc. dan heb ook jij fellowship nodig. Je hebt het lichaam van Christus nodig, want God geeft ons elkaar, om elkaar te helpen.
- Als je een ander ziet die geen vrede heeft; ren dan eerst zélf naar de Geest. Laat Hem jou vrede geven, zodat je de hoopvolle vrede die Hij geeft aan de ander kan geven. Dit is Zijn werk, Zijn vrede, Zijn hoop; geef door wat je ontvangen hebt.
Dit is een keuze om te maken, zowel voor degene zonder hoop, blijdschap en/of vrede, als voor degene om de ander heen. Beide staan we voor een keuze. Isoleer je jezelf als je dingen mist of ren je naar het lichaam van Christus toe? Sta jij open voor een ander die worstelt, of sta je dat niet?
- Vereist liefde
Dit is hoe de Geest wil dat we als kerk met elkaar omgaan. Hij wil dat we elkaar aanvaarden, toelaten in onze harten. Hij wil dat we de ander tegemoet komen, hoe groot onze verschillen ook kunnen zijn. Hij is de God van hoop, dan horen wij hoopvolle blijdschap en vrede uit te delen.
- Dat is wat nodig is in de gemeente. Er is vaak veel meer leed dan we zien. We zijn goed als mensen in de ‘schone schijn’ ophouden. We kunnen een ander plaatje laten zíen, dan dat er daadwerkelijk in ons hart speelt.
- Mensen zien daar niet doorheen, God wel. Mensen weten niet welke pijn je meedraagt, God wel. En omdat Hij dat weet, heeft Hij ons Zijn kerk gegeven om te voorzien in hulp, liefde, hoop. De vraag is of jij Gods hulp aanneemt en/of geeft.
God vraagt onmenselijke liefde van ons, als kenmerk dat we christenen zijn (Johannes 13). Als kerk hoort elkaar aanvaarden heel normaal te zijn, zelfs een middel van evangelisatie. Jezus’ voorbeeld van óns accepteren is de standaard, elkaar accepteren de opdracht, getuigen is een prachtig gevolg.
- Paulus wijst ons hier ook op “zoals ook Christus ons aanvaard heeft” (v7). Wat Jezus deed, hóe Jezus dat deed; dat is de lat en de standaard. Bedenk wat het Jezus kostte om ons te aanvaarden. Het kostte Jezus álles om ons te aanvaarden, om ons hoop te geven.
Als Hij de standaard is, mogen we leren wat het christen-zijn kost. We mogen leren om Gods blik op de ander te krijgen, Gods blik op onszelf. I.p.v. zélf te bepalen wat we doen, mag je leren om Zijn leiding te vragen in je situatie. Of je nou lijdt of niet; je hebt Zijn leiding nodig.
- Dit vraagt nederigheid
Om gediend te worden én om de ander te dienen, moeten we nederig worden. We moeten nederig gemaakt worden. Niemand is uit zichzelf nederig, niemand is uit zichzelf bezig om de ander hoger te achten dan zichzelf (Filippenzen 2).
- Dat is echter wel Jezus’ voorbeeld. Hij achtte ons hoger dan Zichzelf, door naar de aarde te komen, te sterven voor ons en weer op te staan uit de dood. Hij wilde ons voorgaan in hoe dit er uit ziet, hoe dit te leven. Jezus is het toonbeeld van nederigheid; dat moeten we volgen.
- Als je worstelt
In pijn en verdriet is het makkelijk om jezelf af te zonderen, om niemand te willen zien. Door wat je hebt meegemaakt, je is aangedaan, voel je je niet aanvaard, heb je geen hoop, is er geen blijdschap en/of vrede in je hart en gedachten. En dan wil je liever alleen zijn.
- Dat is een leugen van de vijand, waarbij hij inspeelt op je gevoel. Hoe lastig het ook kan zijn, hoezeer het in kan gaan tegen je gevoel, je hebt je broeders en zusters nodig. Je hebt het mechanisme nodig dat God gegeven heeft om Zijn kerk te dienen: elkaar.
Het is ook trots om niet geholpen te willen worden door anderen. Je denkt dan namelijk beter te weten dan God Zelf wat goed voor jou is. Waar Hij zegt dat je fellowship nodig hebt, vind jij dat je dat niet hebt. Waar Hij wil dat je onder mensen bent, vind jij dat je beter alleen kan zijn.
- Ik wil je geen schuldgevoel aanpraten; ik wil je juist bemoedigen om in te zien hóe God voor jou zorgt. Hij heeft jou Zijn gemeente gegeven, om je te helpen ín je worsteling, mét je worsteling, ondanks je worsteling. Hij houdt van jou, daarom geeft Hij jou Zijn kerk.
Je hebt dan de nederigheid t.o.v. de Heere nodig, om Zijn hulp, op Zijn manier te aanvaarden. Je staat voor de keuze om God Zijn plek als God te geven, als Heere, als Koning. Onderwerp jezelf aan Hem, aan Zijn leiding; Hij houdt van jou en zal altijd doen wat goed voor je is. Ook als jij dat niet direct voelt.
- Als je iemand ziet worstelen
Iemand helpen die worstelt is niet altijd makkelijk. Soms wíllen mensen niet geholpen worden, slaan ze wild om zich heen zodra er hulp gegeven wordt, etc. De ander helpen vraagt om een hart dat vol is van de Heilige Geest; waarbij liefdevolle, hoopvolle nederigheid belangrijk is.
- Als jij trots in je hart hebt, kan je neerkijken op de ander, jezelf als ‘beter’ zien dan degene die worstelt. I.p.v. Jezus’ zachtmoedige en nederige hart en houding, benader je de ander vanuit je eigen denken, eigen gedachten, eigen ideeën.
Je hebt de Heilige Geest nodig om de ander te benaderen zoals nodig is. Hij moet leiden, jij moet volgen; dat vraagt nederige onderwerping aan God. Zet Hem op de 1e plek, laat Hem bepalen wát, hóe, wáár en wannéér te handelen naar de ander. Laat Zijn Woord je daarin leiden, i.p.v. eigen ideeën.
- Dit vereist een nederige houding t.o.v. God, maar ook de ander. De ander liefhebben als hij/zij niet reageert zoals je hoopt, de ander hoop geven als al je woorden worden afgeschoten. God blijven eren, ook als de ander niet wil; dat vereist God-gegeven nederigheid.
- Dit vraagt om eerst zélf ontvangen van hoop
Paulus vraagt in v13 dat de christenen in Rome vervuld worden met “alle blijdschap en vrede in het geloven”, “opdat”, met als doel dat, ze “overvloedig” zouden zijn in hoop. Dit is hoe we elkaar kunnen helpen; de Geest vragen om jou te vullen met Zijn hoop.
- Zoals gezegd, daar gebruikt Hij o.a. Zijn kerk voor. Je hebt het dan dus nodig om onder broeders en zusters te zijn, om samen Jezus te zoeken. Jezelf isoleren van de kerk, is jezelf isoleren van Gods manier van het zegenen, opbouwen en herstellen van Zijn schapen.
2 Korinthe 1:3-4 “Geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de barmhartigheden en de God van alle vertroosting, Die ons troost in al onze verdrukking, zodat wij hen kunnen troosten die in allerlei verdrukking zijn, met de vertroosting waarmee wij zelf door God getroost worden.”
De troost die we van God krijgen, is de troost die we mogen doorgeven. De aanvaarding in Christus die we zelf ontvangen hebben, mogen we leren doorgeven. De hoop die we hebben ontvangen, hoopvolle blijdschap en vrede, mogen we gaan doorgeven.
- De ervaringen die we met God hebben, de lessen die Hij ons leert, díe moeten doorgegeven worden aan de ander. God gebruikt ervaringsdeskundigen om Zijn Woord, Zijn aanvaarding, Zijn hoop, blijdschap en vrede door te geven. En daar heeft de kerk een cruciale rol in. Jij.
God is elke dag aan het werk in jou. Hij wil jou gebruiken om de ander te zegenen, te helpen, te leiden. Wat Hij jou geleerd heeft, kan precies dát zijn dat de ander nodig heeft. De precieze situatie waar jij doorheen bent gegaan, is waar God jou in wil gebruiken om de ander lief te hebben en te dienen.
- Wat jij ontvangen hebt, mag je doorgeven. God geeft jóu hoop, zodat jij hoop aan de ander kan geven. God aanvaardt jou, zodat jij Zijn aanvaarding zichtbaar mag maken naar de ander. Dat is de prachtige taak die we naar elkaar hebben als gemeente.
Gods wil voor Zijn kerk, is ‘Aanvaard elkaar’. Hij wil dat we Jezus’ voorbeeld volgen. Hij aanvaardt Jood en heiden, om ze sámen tot één lichaam te maken. In dat lichaam is het zo dat we aan elkaar gegeven zijn, om elkaar te helpen.
- God, de God van hoop, weet dat wij hopeloos kunnen zijn. Daarom wil Hij dóór Zijn kerk hoop, blijdschap en vrede geven. Hij wil dat jij óf aan het ontvangen bent, dóór Zijn kerk, óf dat je aan het geven bent, áán Zijn kerk.
- Dit vraagt dat je Gods liefde voor de ander hebt, dat je nederig bent. Nederig om te zien dat je Gods plan nodig hebt, nederig om te zien dat iemand hulp nodig heeft en in actie te komen. Dit vraagt het éérst zelf ontvangen, zodat je kan doorgeven.
Als je nog niet gelooft, vandaag is de dag. Gods zorg voor de wereld loopt grotendeels via Zijn kerk. Hij laat Zijn liefde voor jóu zien, doordat Hij jou hier gebracht heeft om dit te horen. Luister naar Hem. Geloof in Jezus als Zoon van God; belijd je zonde, geef je leven aan Hem. Geloof en leef.
Christen, aanvaard elkaar is Gods opdracht aan jou. Dit laat zien dat we Zijn kerk zijn, Jezus’ liefde.
- Laat Gods liefde je hart en gedachten regeren, zodat je de ander zal aanvaarden.
- Laat nederigheid je houding zijn; zodat je jezelf laat aanvaarden of je de ander aanvaardt.
- Laat God jou vullen met Zijn hoop; daarmee kan je hoopvolle blijdschap en vrede uitdelen.
Romeinen 15:13 “De God nu van de hoop moge u vervullen met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat u overvloedig bent in de hoop, door de kracht van de Heilige Geest.”