2025.0209 – Als Kerk Zijn We Samen Eén in Christus
Samen Kerk Zijn #4
1 Korinthe 12:12-26
[CC Haarlemmermeer, 9 februari 2025]
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
Open alsjeblieft je Bijbel naar 1 Korinthe hoofdstuk twaalf. Vandaag is het vierde deel van onze serie over samen kerk zijn. In de eerste twee delen heeft Casper het gehad over identiteit en hoe we onze identiteit samen in Christus mogen vinden en ook daar vanuit mogen leven, en vorige week hebben we gekeken naar hoe Christus het hoofd van de gemeente is en dat we daarom als kerk ons samen mogen laten leiden door Hem, omdat Hij ons hoofd is. Het zal dan niet als een verrassing komen dat we het vandaag gaan hebben over dat wij samen het lichaam zijn. Om precies te zijn, we zijn samen één lichaam, en dat lichaam is één in Christus. We zijn niet honderd lichamen, samen onder één hoofd. Nee, we zijn samen één lichaam met één hoofd, Christus. We handelen niet als honderd lichamen onder één hoofd, maar we handelen als één lichaam, eensgezind, onder één hoofd, Christus. En waar beter dan in 1 Korinthe hoofdstuk twaalf lezen over het samen één lichaam zijn. We gaan vandaag niet vers voor vers kijken naar onze tekst, want de bredere context waarin Paulus dit schrijft is namelijk erg belangrijk, voor ons onderwerp van vandaag. Dus, we gaan zo door onze verzen heen lezen, dan eerst kijken naar de bredere context er omheen, en dan naar de context van onze verzen van vandaag, en kijken we naar hoe dat zich verhoudt tot het als kerk samen één zijn in Christus.
Lees samen met mij 1 Korinthe hoofdstuk twaalf, van vers twaalf tot en met zesentwintig
“12Want zoals het lichaam één is en veel leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, hoewel het er veel zijn, één lichaam zijn, zo is het ook met Christus. 13Ook wij allen immers zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij dat wij Joden zijn, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; en wij allen zijn van één Geest doordrenkt. 14Want ook het lichaam bestaat niet uit één lid, maar uit vele. 15Als de voet zou zeggen: Omdat ik geen hand ben, ben ik niet van het lichaam, is hij daarom dan niet van het lichaam? 16En als het oor zou zeggen: Omdat ik geen oog ben, ben ik niet van het lichaam, is het daarom dan niet van het lichaam? 17Als het hele lichaam oog was, waar zou het gehoor zijn? Als het hele lichaam gehoor was, waar zou de reuk zijn? 18Maar nu heeft God de leden, elk van hen afzonderlijk, in het lichaam een plaats gegeven zoals Hij gewild heeft. 19Als zij alle één lid waren, waar zou het lichaam zijn? 20Nu echter zijn er wel veel leden, maar is er slechts één lichaam. 21En het oog kan niet zeggen tegen de hand: Ik heb je niet nodig, of vervolgens het hoofd tegen de voeten: Ik heb jullie niet nodig. 22Ja, meer nog, de leden van het lichaam die de zwakste schijnen te zijn, zijn echter juist noodzakelijk. 23En aan de leden van het lichaam die wij als minder eervol beschouwen, verlenen wij groter eer en onze oneerbare leden krijgen een grotere eer. 24Onze eerbare leden echter hebben dat niet nodig. Maar God heeft het lichaam zo samengesteld, dat Hij aan het lid dat tekortkomt, groter eer gaf, 25opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden voor elkaar gelijke zorg zouden dragen. 26En als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Als één lid eer ontvangt, verblijden alle leden zich mee.” (1 Kor. 12:12-26)
Laten we bidden.
[Openingsgebed]
DE BREDERE CONTEXT VAN 1 KORINTHE 12-14
Er is een directe context waarom Paulus hier schrijft over het één lichaam zijn, en dat is vanwege het drieluik van hoofdstuk 12-14, waar Paulus het heeft over de genadegaven. Genadegaven is de directe context waarom Paulus het over samen één lichaam zijn heeft, maar dat is niet de context waar we het vandaag over gaan hebben. Er is een dieper gelegen context in deze drie hoofdstukken waar Paulus op doelt. Paulus zet het onderwerp van genadegaven binnen een raamwerk van drie hele belangrijke woorden die hij wil dat ze voor ogen houden als het gaat om genadegaven, en het zijn deze drie woorden die Paulus ook ons voor ogen wil houden als het gaat om als kerk samen één zijn in Christus. Die drie woorden zijn: liefde, dienstbaarheid, en discipelschap. Dit zijn de drie onderliggende kenmerken of principes waar Paulus op doelt in zijn drieluik.
Laat me uitleggen hoe ik tot deze drie woorden kom, en waarom deze drie woorden ook voor ons onderwerp vandaag belangrijk zijn. Het eerste woord is liefde. Het zal waarschijnlijk weinige van jullie onbekend zijn dat 1 Korinthe 13 het beroemde hoofdstuk over de liefde is, waar Paulus zegt[1], “4De liefde is geduldig, zij is vriendelijk, de liefde is niet jaloers, de liefde pronkt niet, zij doet niet gewichtig, 5zij handelt niet ongepast, zij zoekt niet haar eigen belang, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad, 6zij verblijdt zich niet over de ongerechtigheid, maar verheugt zich over de waarheid, 7zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen. 8De liefde vergaat nooit.” Maar dit hoofdstuk 13 zit tussen hoofdstuk 12 en 14, en dat is niet voor niets. Context is koning wat dat betreft. Omdat onze Bijbel in hoofdstukken is onderverdeeld missen we vaak bepaalde connecties in de gedachtegang van bijvoorbeeld een Paulus, maar deze zijn belangrijk om te zien. Paulus sluit namelijk in vers eenendertig van hoofdstuk 12 af met, “Streef dus naar de beste genadegaven. En ik wijs u een weg die dit alles nog overtreft,” en zegt in hoofdstuk dertien dat ongeacht wat hij allemaal zou hebben en kunnen, als hij de liefde niet zou hebben, dat hij niets was. Hij sluit dan hoofdstuk 13 af en begint hoofdstuk 14 met, “13En nu blijven geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde. 1Jaag de liefde na en streef naar de geestelijke gaven…” Paulus roept hen op te streven naar genadegaven, maar Paulus wilt dat ze de liefde najagen, en daar zit een intensiteitsverschil tussen. Najagen overtroeft streven. Hij zegt bovenal de liefde na te jagen, want dit is de weg die alles overtreft, en dan binnen het kader van dat najagen mogen we streven naar de genadegaven, maar de liefde regeert. Liefde voor elkaar moet ten grondslag liggen aan alles wat we doen en denken. Dus ons eerste woord, ons eerste kenmerk of principe is liefde.
Het tweede woord wat onder deze drie hoofdstukken ligt is dienstbaarheid. Dit heeft te maken met de toepassing van de genadegaven. In 1 Korinthe 12:7 zegt Paulus, “Aan ieder echter wordt de openbaring [manifestatie] van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander.” Met andere woorden, iedereen die wedergeboren is heeft de Geest, en het is de Geest die de genadegaven afzonderlijk aan een ieder uitdeelt zoals Hij wil[2], maar dat doet Hij op zo’n manier zodat ze nuttig zijn voor de ander. Een genadegave is dus niet voor jezelf, maar voor een ander. Het is niet om voor jezelf te houden, maar om aan een ander te geven, omdat niet jij er nut van zal hebben, maar juist omdat jouw genadegave nuttig is voor de ander. Dat woord ‘nuttig’ betekent ‘behulpzaam, profijtelijk’. Een ieder van ons heeft een genadegave ontvangen die nuttig is voor een ander, waarmee je dus een ander kan helpen, waarvan een ander profijt kan hebben. Genadegaven zijn om, in liefde, dienstbaar te zijn binnen het lichaam. Als Petrus het in 1 Petrus 4:10 ook over genadegaven heeft dan zegt hij hetzelfde, “Laat ieder de anderen dienen met de genadegave zoals hij die ontvangen heeft...”. Dienstbaarheid is ons tweede woord.
Het derde woord wat onder deze drie hoofdstukken ligt is discipelschap. Dit heeft, net als dienstbaarheid, ook te maken met de toepassing van de genadegaven. In 1 Korinthe 14:12, “Zo ook u, als u naar geestelijke gaven streeft, zoek er dan naar om overvloedig te zijn in gaven tot opbouw van de gemeente,” en een paar verzen later zegt hij, “Laat alles gebeuren tot opbouw.”[3] Het doel van elkaar in liefde dienen met de genadegaven die we ontvangen hebben is zodat we daarmee elkaar en dus het lichaam opbouwen. We mogen dus de geestelijke groei van een ander bevorderen met de genadegave die we hebben, en dat heet discipelschap. We mogen elkaar discipelen. We mogen elkaar helpen om Jezus te volgen. We mogen elkaar opbouwen in het geloof en aanmoedigen in onze wandel. Discipelschap is ons derde woord.
Deze drie woorden – liefde, dienstbaarheid, en discipelschap – liggen als bredere context onder dit drieluik van hoofdstukken, en zijn daarmee ook van groot belang voor onze verzen van vandaag, omdat onze verzen hier onderdeel van zijn. Om onze verzen vandaag en ons onderwerp van vandaag – samen als kerk één zijn in Christus – in het juiste kader te zetten, mogen we niet voorbij gaan aan deze drie woorden.
DE CONTEXT VAN 1 KORINTHE 12:12-26
Laten we nu inzoomen op onze verzen van vandaag, waar Paulus een vergelijk trekt tussen ons menselijk lichaam en het lichaam van Christus.
Het menselijk lichaam is een meesterwerk van Gods scheppende kracht en wijsheid; een absoluut wonder. Het is enorm complex en bestaat uit allerlei systemen/stelsels. Denk hierbij aan ons skelet, onze spieren, onze zenuwen, onze spijsvertering, onze ademhaling, en onze bloedsomloop. Ieder enorm complexe systemen die een unieke en belangrijke rol in ons lichaam hebben. Al deze systemen werken met elkaar samen en hebben elkaar nodig, en zijn van elkaar afhankelijk om te functioneren en te overleven. Onze spieren zijn afhankelijk van ons skelet, onze spijsvertering is afhankelijk van onze zenuwen, onze ademhaling is afhankelijk van onze bloedsomloop, enzovoort. Om dit allemaal voor elkaar te krijgen bestaat ons lichaam uit een ongelofelijk groot aantal cellen. Niemand weet precies hoeveel cellen er in het menselijk lichaam zitten, maar het is ergens rond de 35 biljoen[4] (35 miljoen miljoen; 35x1012). Daarnaast maakt ons lichaam elke seconde zo’n 4 miljoen[5] nieuwe cellen aan, waarvan ongeveer de helft bloedcellen zijn. Even een leuk weetje: het bindweefsel dat ons lichaam bij elkaar houdt en dat aanwezig is in de meeste organen, spieren, bloedvaten, banden en gewrichten, wordt laminine genoemd. En als je opzoekt hoe laminine er uit ziet, dan zal je zien dat het drie ketens zijn, in de vorm van een kruis. Ons lichaam wordt bij elkaar gehouden door iets in de vorm van een kruis! Wat een enorm complex meesterwerk is ons lichaam! Paulus vergelijkt de complexiteit van het menselijk lichaam, waarbij ieder onderdeel zijn plaats heeft en belangrijk is in het lichaam, maar tezamen toch als een eenheid functioneert, met hoe de gemeente, met al haar complexiteit en verscheidenheid aan persoonlijkheden, vaardigheden, gaven, en rollen, ieder zijn plaats heeft en afhankelijk is van elkaar en daarin tegelijk ook als één lichaam behoort te functioneren. Dat is het grote plaatje.
Het primaire punt wat Paulus maakt vinden we in vers 12-14. Ondanks dat het lichaam uit vele leden bestaat is het één lichaam, en is dat lichaam één, omdat alle leden van dit ene lichaam, doordrenkt door één Geest, tot één lichaam gedoopt zijn. Paulus heeft het eerder in deze brief, in hoofdstuk 10, al over het lichaam. Hij zegt in context van het avondmaal dat we één lichaam zijn vanwege onze gemeenschap met het lichaam en bloed van Christus. Paulus zegt, “16De drinkbeker der dankzegging, die wij met dankzegging zegenen, is die niet de gemeenschap met het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap met het lichaam van Christus? 17Omdat het brood één is, zijn wij, die velen zijn, één lichaam, want wij allen hebben deel aan het ene brood.” Wij, die velen zijn, zijn één lichaam, omdat wij alleen deelnemen aan het brood en de drinkbeker. Dus als je hier vandaag wedergeboren bent, dan ben je onderdeel van dat ene lichaam. Hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen. Wie je ook bent, wat je achtergrond ook is, waar je ook vandaan komt, wat je ook hebt meegemaakt, hoe vol of leeg je rugzakje ook is, hoe lang of kort je ook in deze gemeente komt, hoe lang of kort geleden je ook wedergeboren bent, waar je ook bent in je wandel met de Heer, etc. etc. Als je hier vandaag wedergeboren bent, dan ben je onderdeel van dat ene lichaam. Onze gemeenschap met het lichaam en bloed van Christus maakt ons niet alleen onderdeel van dat lichaam en maakt ons één lichaam, maar behoort ons ook één te maken. Als in, het lichaam functioneert als één, is eensgezind. Dus, we zijn niet verdeeld, maar juist gelijkgestemd, want we zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt en daarmee doordrenkt. Om als één lichaam eensgezind te functioneren, zal de onderlinge liefde in het lichaam moeten regeren, en dat betekent dat we ons dienstbaar naar elkaar moeten opstellen en elkaar moeten helpen hierin. Paulus maakt dit duidelijk in Efeze 4:1-4 waar hij zegt, “1Zo roep ik, de gevangene in de Heere, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is, 2in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen, 3en u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: 4één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping.” Willen we waardig wandelen in waar God ons toe geroepen heeft, dan moeten we ons bewegen als één lichaam en één Geest. Dit betekent dat we in alle nederigheid en zachtmoedigheid en met geduld elkaar in liefde verdragen, en ons beijveren om die eenheid, die eensgezindheid te bewaren. Liefde, dienstbaarheid, en discipelschap. We verdragen elkaar in liefde, we stellen ons dienstbaar op door nederig, zachtmoedig, en geduldig met elkaar te zijn, en we discipelen elkaar, we helpen elkaar ons te beijveren in het vasthouden en groeien van de eenheid binnen het lichaam.
Paulus benoemt vervolgens twee belangrijke eigenschappen binnen het lichaam. De eerste eigenschap van het lichaam lezen we in vers 15-20, en dat is de eigenschap van verscheidenheid. Hoewel het één lichaam is, heeft iedereen een plaats in dat lichaam. Iedereen. Niemand uitgezonderd. Het voorbeeld wat Paulus hier geeft is overduidelijk. Een hand is geen voet. Een oog is geen oor. Maar dat de een de ander niet is betekent niet dat ze geen onderdeel zijn van het lichaam. Zowel de hand als de voet, het oog als het oor, hebben allemaal een plaats in het lichaam. Het is juist goed dat de een de ander niet is, want als het hele lichaam een oog was, hoe zou je dan horen; of als het hele lichaam een oor was, hoe zou je dan ruiken? Met andere woorden, er is verscheidenheid in het lichaam van Christus. Niet iedereen is hetzelfde. Niet iedereen kan hetzelfde. Niet iedereen doet hetzelfde. De een verwelkomt, de ander schenkt koffie. De een regelt het geluid, de ander zingt. De een zorgt voor de kleinsten onder ons, de ander bedient de beamer. De een zet de stoelen neer, de ander leidt een fellowshipgroep. De een bidt, de ander laat voor zich bidden. Dat degene die koffie schenkt geen aanbidding kan leiden betekent niet dat deze persoon geen onderdeel is van het lichaam. Dat degene die het geluid regelt niet de stoelen neerzet betekent niet dat deze persoon geen onderdeel is van het lichaam. Met andere woorden, er is verscheidenheid in het lichaam en die verscheidenheid is goed. Iedereen heeft een plek en een rol in het lichaam. Sterker nog, zo heeft God het bedoeld! In vers achttien zegt Paulus, “Maar nu heeft God de leden, elk van hen afzonderlijk, in het lichaam een plaats gegeven zoals Hij gewild heeft.” God is het die de verscheidenheid juist zo heeft opgezet. God heeft een ieder zijn plaats en rol in het lichaam gegeven. Eerder in dit hoofdstuk, in verzen 4-6 lezen we dat er een verscheidenheid is van genadegaven, bedieningen en werkingen (letterlijk: dienstbaarheid), maar dat dit alles van de Geest, van God komt die dit in ons bekrachtigd. Het is aan ons om deze verscheidenheid te accepteren, en daarbinnen te functioneren. Deze verscheidenheid zorgt ervoor dat iedereen in staat wordt gesteld om liefde, dienstbaarheid, en discipelschap te tonen aan de ander op basis van zijn of haar plaats in het lichaam. God heeft dat namelijk zo geregeld.
Naast verscheidenheid lezen we in vers 21 de tweede eigenschap van het lichaam, en dat is afhankelijkheid. Naast dat iedereen een plaats heeft in het lichaam, is ook iedereen even belangrijk in het lichaam. Wederom is het voorbeeld wat Paulus geeft overduidelijk. Het oog heeft de hand nodig, en het hoofd de voeten. Als het oog zou zeggen de hand niet nodig te hebben, dan kan het zo veel en zo ver en zo scherp zien als maar kan, maar het blijft bij kijken, want het oog alleen is niet in staat actie te ondernemen. Daar heeft het de hand voor nodig. Als het hoofd zou zeggen de voeten niet nodig te hebben, dan het zoveel bedenken en analyseren en willen als het kan, maar het blijft slechts daarbij, want het hoofd alleen is niet in staat actie te ondernemen. Daar heeft het de voet voor nodig. Degene die de beamer doet kan nog zo goed zijn in het op de knop drukken voor de volgende slide, maar pas als iemand anders die slide heeft gemaakt, zal er iets gebeuren. Degene die de aanbidding leidt kan nog zo goed zijn of haar best doen om mooi te zingen, maar zonder iemand die de audio doet zal niemand het horen. Degenen die het avondmaal uitdelen kunnen dat alleen maar doen omdat er anderen zijn die dat hebben voorbereid. Met andere woorden, er is afhankelijkheid van elkaar in het lichaam en dat is goed. Dat is hoe God het lichaam heeft samengesteld. God heeft ons afhankelijk van elkaar gemaakt. Dit principe van afhankelijkheid zien we al terug in Genesis 2:18, “Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal een hulp voor hem maken als iemand tegenover hem.” God heeft de mens gemaakt voor relatie en onderlinge afhankelijkheid. Het is aan ons om deze afhankelijkheid te accepteren, en daarbinnen te functioneren. Deze afhankelijkheid zorgt ervoor dat iedereen in staat wordt gesteld om liefde, dienstbaarheid, en discipelschap te tonen aan de ander op basis van zijn of haar rol in het lichaam. God heeft dat namelijk zo geregeld.
Dit is de context van onze verzen vandaag als Paulus het heeft over één lichaam dat één is. Het is een lichaam dat zich eensgezind beweegt door haar verscheidenheid onder elkaar en haar afhankelijkheid van elkaar in balans te houden, zodat iedereen in het lichaam in staat is elkaar in liefde te dienen ter opbouw van het lichaam, ter ere van God[6]
DE GEVAREN EN VALKUILEN VAN VERDEELDHEID
Laten we weer iets uitzoomen en naar het geheel kijken. Als we als kerk samen één zijn in Christus, dan zal het lichaam zich ook als één bewegen zoals we zojuist gezien hebben. Jezus in Zijn hogepriesterlijk gebed in Johannes zeventien bidt hier ook voor. Hij zegt vanaf Johannes 17:20, “20En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven, 21opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt. 22En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, zoals Wij Eén zijn; 23Ik in hen, en U in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en opdat de wereld erkent dat U Mij gezonden hebt en hen liefgehad hebt, zoals U Mij hebt liefgehad.” Met andere woorden, aan de ene kant zijn we één omdat we onderdeel van Zijn lichaam zijn en aan de andere kant bidt Jezus dat we één zullen zijn, en dus steeds meer mogen groeien in onze eenheid naar elkaar toe, zodat de wereld meer en meer die eenheid zal zien, en daardoor ook de kracht en schoonheid van het Evangelie. Dat we praktisch mogen groeien in het zijn van één lichaam betekent dus dat we er nog niet zijn, en dus dat er op momenten in plaats van eenheid juist verdeeldheid kan zijn. Ik denk dat het goed is om met elkaar na te denken over een paar gevaren en valkuilen van die verdeeldheid om ons op die manier er bewust van te maken zodat we elkaar ook in liefde kunnen aansporen tot eenheid.
Het eerste gevaar komt uit onze verzen van vandaag. God heeft het lichaam zo ingeregeld dat er verscheidenheid is, en dat is goed. Maar daar schuilt ook een gevaar in. Het gevaar van die verscheidenheid niet erkennen is dat het resultaat een gevoel van minderwaardigheid kan zijn. Het is goed dat er zowel een hand als een oog is, maar als je als hand liever een oog was geweest, of als je denkt dat je als oor op een of andere manier minder bent dan een voet, en jezelf daardoor niet als onderdeel van het lichaam ziet, dan kan het lichaam niet optimaal functioneren in die verscheidenheid die God juist Zelf zo opgezet heeft. Het is belangrijk dat we leren OK te zijn met wat God ons gegeven heeft en met hoe Hij ons wilt gebruiken in het lichaam. De liefde is namelijk niet jaloers of verbitterd, maar verheugt zich juist over de waarheid. Als God jou een oor heeft gemaakt dan is dat de waarheid en daar mag je je in verblijden door jezelf als volwaardig onderdeel te zien van het lichaam, en de waarheid te erkennen dat je een plaats hebt die even belangrijk is als een andere.
Het tweede gevaar komt ook uit onze verzen van vandaag. God heeft het lichaam zo ingeregeld dat er afhankelijkheid is, en dat is goed. Maar ook daar schuilt een gevaar in. Het gevaar van die afhankelijkheid niet erkennen is dat het resultaat een gevoel van superioriteit kan zijn. Het is goed dat de hand afhankelijk is van het oog, maar als daardoor het oog denkt dat het daardoor op een of andere manier belangrijker is dan de hand omdat de hand afhankelijk ervan is, dan kan het lichaam niet optimaal functioneren in die afhankelijkheid die God juist Zelf zo opgezet heeft. Het is belangrijk dat we leren niet méér te denken over onszelf dan hoe God ons wil gebruiken in het lichaam. De liefde pronkt namelijk niet en handelt niet ongepast, maar verdraagt juist alle dingen. We mogen de waarheid erkennen dat onze plaats niet belangrijker is dan die van een ander.
Het derde gevaar komt uit een van de probleem die de kerk in Korinthe had en dat Paulus adresseert in de eerste helft van hoofdstuk 6 waar onderlinge geschillen leidde tot rechtszaken tussen broeders. Dit is het resultaat van een gebrek aan communicatie of zondige communicatie. Ik moest denken aan het voorbeeld van Casper een paar weken, over de hand boven het fornuis en dat als de hand niet goed communiceert aan de hersenen dat het pijn heeft, dat de hersenen er dan niet voor kunnen zorgen om de hand van het fornuis weg te halen. Geen communicatie, een gebrek aan communicatie, miscommunicatie, of zondige communicatie onderling is absoluut funest voor eenheid binnen een gemeente. Een les die we mogen leren is om mét iemand te praten en niet óver iemand. Als je een probleem met iemand hebt, hoe klein dan ook, praat met die persoon, en stelt dat niet uit. Praat niet met iemand anders over die persoon (ook niet op een verkapte manier), maar praat eerst met die persoon. Als iemand bij je komt en die persoon begint over een andere persoon te praten, stop het gesprek onmiddellijk en vertel hem of haar eerst met de persoon in kwestie te praten. Als iemand iets zegt dat je niet snapt of onduidelijk is, stel een vraag om het duidelijk te krijgen. Maak geen aannames over wat iemand anders denkt, voelt of bedoelt, maar stel een vraag om het duidelijk te krijgen. Spreuken is hét boek in de Bijbel over goede communicatie. Als je weet dat je hiermee worstelt – en ik denk dat we eigenlijk allemaal hier in bepaalde mate mee worstelen – lees dit boek, leef in dit boek zodat het je denken en handelen hierin vernieuwt. Er zijn zeker nog meer gevaren of valkuilen te benoemen die de eenheid die we hebben als lichaam verbreken, maar ik benoem deze omdat ze of uit de tekst of context komen.
CONCLUSIE: GROEIEN IN HET SAMEN ZIJN VAN EEN LICHAAM
Laten we afsluiten met hoe we als kerk samen mogen groeien in het zijn van één lichaam.
Er zijn delen van ons menselijk lichaam die wij verbergen voor het zicht omdat we het oneervol vinden dat ze gezien worden. Hier heeft Paulus het over in vers 22-25. Onze bescherming van deze delen laat juist zien dat we juist grotere eer geven aan die onderdelen die we juist als oneerbaar en kwetsbaar zien, terwijl er andere delen van ons lichaam zijn waar we geen moeite mee hebben dat ze gezien worden. Hetzelfde geldt voor de gemeente. Er zijn sommigen van ons die een broodnodige rol vervullen in de gemeente, maar die ook beschermd moeten worden tegen blootstelling. Er zijn sommigen van ons zijn die een essentiële rol vervullen in onze gemeente – iets dat hard nodig is – maar die eerlijk gezegd geen erkenning willen voor wat ze doen. Het zou hen pijn doen, en hun rol schaden, als het allemaal voor iedereen werd uiteengezet. En toch zijn er anderen in de gemeente die een vooraanstaande rol hebben, en die zich helemaal niet storen aan de blootstelling. Er zijn sommigen van ons die tegemoetkomen aan de behoeften van anderen die door moeilijke tijden gaan, en de bediening die anderen aan hen verlenen vereist dat de behoefte privé wordt gehouden, en dat gevoelens worden beschermd. Dit erkennen, dat we gelijke liefdevolle zorg dragen voor elkaar en dat iedereen gezien wordt en zo nodig beschermd wordt, is wat ons doet groeien in het zijn van één lichaam, want het is ten behoeve van het hele lichaam.
Paulus sluit in vers 26 af door te zeggen, “En als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Als één lid eer ontvangt, verblijden alle leden zich mee.” Iedereen die wel eens zijn kleine teen in het donker heeft gestoten, weet dat Paulus hier gelijk heeft. Pijn aan het kleinste lid van je lichaam voel je door je hele lichaam. Je hele lichaam voelt als één grote, gigantische gestoten kleine teen! Hetzelfde geldt voor het lichaam van Christus. Als een van ons pijn heeft, voelt het hele lichaam de pijn. Als een van ons een overwinning beleeft, voelt het hele lichaam de vreugde. Dit is een prachtige manier van hoe we mogen groeien in het zijn van één lichaam. Het troosten van hen die troost nodig hebben maakt ons meer één, want we voegen ons bij elkaar om troost te bieden, we smeken samen tot God in gebed, en we zetten onze gaven in om in de nood te voorzien. Het verblijden met hen die blij zijn maakt ons meer één, we danken samen God in gebed en vieren samen feest. Zo tonen we en groeien we in liefde, dienstbaarheid, en discipelschap, en dus in het samen één zijn in Christus.
Laten we ons dus richten op Christus. Laten we ons dus richten op de liefde. Laten we ons richten op de ander in dienstbaarheid en discipelschap. En daar hebben we elkaar voor nodig. Daar hebben we iedereen voor nodig, want iedereen is even belangrijk.
Laten we bidden.
[1] 1 Kor. 13:4-8a
[2] 1 Kor. 12:11
[3] 1 Kor. 14:26
[4] https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/37722043/
[5] https://www.sciencealert.com/your-body-makes-4-million-cells-a-second-and-most-of-them-are-blood, https://pmc.ncbi.nlm.nih.gov/articles/PMC4717490/
[6] 1 Pet. 4:11