Carte blanche in gebed
1 Johannes 5:14-15
In het prille begin van mijn wandel met Jezus vroeg ik me weleens af of bidden wel zin had. In sommige gevallen had ik voor iets gebeden en tot mijn stomme verbazing verhoorde God mijn gebed gewoon; ik kreeg, of God deed waar ik om vroeg. Op deze momenten dacht ik natuurlijk dat bidden wel zin had, want God verhoorde mijn gebed. Maar, het was vaker zo dat ik ‘hard’ voor dingen bad en God leek mij niet te kunnen verstaan, òf het leek erop alsof God het misschien druk had met andere zaken, òf misschien boeide het God niet dat ik Zijn hulp nodig had; misschien was mijn ding niet belangrijk genoeg voor God.
Op deze momenten, die vaker voorkwamen dan de andere, vroeg ik me altijd wel af of het vurig bidden en smeken wel zin had.
Vooral omdat ik van mensen in de kerk te horen kreeg dat er in de Bijbel staat dat wanneer ik in de naam van Jezus bidt, dat God zal geven of doen waar ik om vroeg.
In al deze gevallen had ik netjes mijn gebeden afgesloten met ‘in Jezus naam, Amen’. Maar toch leken mijn gebeden op dove oren te vallen; vandaar dat ik me afvroeg of bidden wel zin had.
Nu ik beter weet vraag ik mezelf niet meer af of bidden wel zin heeft, want ik heb God leren kennen, ik heb Zijn Woord in mijn hart opgeslagen en mijn groeiende relatie met God telt inmiddels 28 jaar waarin God Zich keer op keer in mijn gebedsleven bewezen heeft.
Maar, als mens van vlees en bloed vind ik het bidden nog steeds moeilijk; het is vaak moeizaam, het zit vaak tegen.
Toen Jezus in de Hof van Gethsémané tot God de Vader bad, vroeg Hij aan Zijn discipelen om met Hem te bidden.
Aan het einde van Jezus’ gebed zag hij dat Zijn discipelen in slaap waren gevallen, waarop Jezus zei dat de geest van de mens wel gewillig is om te bidden, maar dat wij als mensen van vlees en bloed zwak zijn, waardoor wij òf veel te weinig bidden òf helemaal niet.
Maar het is helaas niet alleen om de zwakheid van ons lichaam dat wij niet bidden, al te vaak denken wij dat wij onze tijd beter kunnen besteden aan andere dingen.
Hoe vaak is het niet zo dat christenen in een groep samenkomen om een uurtje te bidden en dan besteed men drie kwartier om alle gebedszaken met elkaar door te nemen, waardoor er van het gebedsuur uiteindelijk maar een kwartiertje nog ‘even’ gebeden wordt.
We zeggen het niet hardop, maar in zo’n situatie bewijzen wij wel dat wij het met elkaar praten een betere besteding van onze tijd achten dan het met God praten.
De discipelen van Jezus waren ervan bewust dat Jezus een voorbeeldig, krachtig en effectief gebedsleven had en zij niet.
Uit alle dingen die zij Jezus hebben zien doen, vroegen zij nooit aan Jezus of Hij hun wilde leren getuigen, preken, beargumenteren, mensen genezen, of iets dergelijks. Het enige dat zij aan Jezus vroegen om hen te leren was: ‘Heere, leer ons bidden’ (Lukas 11:1).
Wat gaf Jezus zo’n intiem, krachtig en effectief gebedsleven dat de discipelen Hem vroegen om hen te leren bidden zoals Hij bad? Ik denk niet dat de discipelen opzoek waren naar de modus of naar de woorden, maar naar de effectiviteit van Jezus’ gebeden. Want alles waar Jezus voor bad kreeg Hij van God de Vader. Er was geen enkel gebed van Jezus dat de Vader niet heeft verhoord.
Ik geloof dat de tekst dat we gaan behandelen ons zal laten zien waarom Jezus’ gebeden altijd door God de Vader verhoord werden. Zo wil ik ook leren bidden!
Lees 1 Johannes 5:14-5:15
In de inleiding van deze brief had ik meerdere malen aangegeven dat 1 Johannes bij uitstek de beste toetssteen is waarmee jij en ik kan bepalen of we een echte Christen zijn of niet. En in deze laatste verzen van de brief sluit Johannes de brief af met de toets van ons gebedsleven.
M.a.w. de mate van vrijmoedigheid en zekerheid in ons gebedsleven kan een graadmeter zijn voor het wel of niet echt Christen zijn.
Begrijp me alsjeblieft niet verkeerd. Ik zeg niet dat als je het gebedsleven van Jezus niet evenaart, dat je geen echte Christen bent.
Ik zeg hiermee alleen dat de intimiteit en de effectiviteit van je gebedsleven wel een indicator kan zijn van het wel of niet blijven in God.
1 Johannes 5:14 – “En dit is de vrijmoedigheid die wij hebben in het toegaan tot God, dat Hij ons verhoort, telkens als wij iets bidden naar Zijn wil.”
Johannes, die in de tijd van schrijven inmiddels zo’n 60 jaar ervaring heeft in het bidden tot God als Christen, schrijft dat wij die wedergeboren zijn vrijmoedigheid kunnen hebben in het bidden.
Omdat wij die wedergeboren zijn de zekerheid van het eeuwig leven hebben (vs. 13) kunnen wij ook vrijmoedigheid hebben wanneer wij tot God in gebed komen.
Vrijmoedigheid spreekt hier van het feit dat de gelovige onbevreesd, zonder enige schroom in gebed tot God kan gaan; ongeacht hoe we ons voelen.
Het betekent ook dat de gelovige in gebed vrijuit mag spreken. Hij/zij hoeft niet op zijn/haar woorden te letten.
De gelovige hoeft niet welbespraakt te zijn, hij/zij hoeft niet met mooie woorden te bidden, wij mogen openhartig met God praten zonder iets achter te houden of verhullen.
Deze vrijmoedigheid is niet van mij afhankelijk. Het is niet zo dat ik alles in m’n leven op orde moet hebben, het is niet zo dat ik zo heilig en rein ben waardoor ik met vrijmoedigheid naar God toe kan gaan.
Als het daarvan af hing dan zou ik bijna nooit in gebed naar God toe gaan. Jullie weten donders goed dat wanneer je je schuldig voelt je totaal niet vrijmoedig bent in het praten met God. Deze vrijmoedigheid kan dus niet van mij/ons afhangen.
Het is alleen op basis van het gevloeide bloed van Jezus aan het kruis dat de gelovige vrije toegang heeft tot de troon van God. En dan maakt het niet uit of je een goeie dag hebt gehad of dat je er echt een zooitje van hebt gemaakt, als gelovige heb je altijd die vrijmoedigheid.
De vrijmoedigheid zit vooral ook in het feit dat God ons verhoort, telkens als wij iets bidden naar Zijn wil.
Als kind wist ik heel goed wat ik wel en niet aan m’n vader kon vragen. Als ik van tevoren wist dat wat ik van mijn vader wilde krijgen binnen zijn mogelijkheden, zijn budget, zijn stemming, zijn opvoedingsbeleid, zijn moraal enz. paste, dan was ik altijd vrijmoedig in het toegaan naar m’n vader.
Niet alleen dat, ik wist zeker dat als het binnen al zijn normen, waarden en budget paste, dat ik het op een of andere manier van hem zou krijgen, al moest ik daar een jaar zakgeld voor opgeven.
Daarentegen, als ik bij voorbaat wist dat wat ik van mijn vader wilde hebben niet bij hem door de beugel kon, al was het alleen maar zijn toestemming, dan zou ik niet eens naar hem toegaan om het aan hem te vragen; geen vrijmoedigheid.
Dus, enerzijds als ik van tevoren wist dat ik het zou krijgen had ik vrijmoedigheid in het vragen, en anderzijds, als ik van tevoren wist dat ik het eigenlijk niet eens hoef te vragen, dan deed ik dat ook niet.
Dit menselijk voorbeeld van vader en kind is een beetje te vergelijken met de vrijmoedigheid dat de gelovige kan hebben in het vragen van dingen aan God.
Als je van tevoren al weet dat je iets aan God gaat vragen dat conform Zijn wil is, dan weet je bij voorbaat al dat je het van God zal krijgen, en dat geeft je niet alleen vrijmoedigheid in het vragen, het motiveert je juist óm het aan God te vragen.
1 Johannes 5:14 – “En dit is de vrijmoedigheid die wij hebben in het toegaan tot God, dat Hij ons verhoort, telkens als wij iets bidden naar Zijn wil.”
Hebreeën 4:16 – “Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.”
1 Johannes 5:15 – “En als wij weten dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, dan weten wij dat wij het gevraagde, dat wij van Hem hebben gebeden, ontvangen.”
Dit klinkt te goed om waar te zijn! Toch? Het klinkt alsof God de gelovige carte blanche geeft. De vraag is, ervaar jij dit ook zo? Ontvang jij alles dat je aan God in gebed vraagt?
Zo niet, dan moeten we verder inzoomen op wat Johannes ons hier voorlegt.
In vers 14 en 15 zit een voorwaarde voor het ontvangen waar voor gebeden wordt. Maar voordat wij hiermee verder gaan wil ik eerst naar een aantal andere voorwaarden kijken.
Het door God verhoren van gebed is onderhevig aan een aantal principes:
- Mattheüs 21:22 – “…Alles wat u in het gebed vraagt, in geloof, zult u ontvangen.”
- Johannes 14:12-14 – “12Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen, en hij zal grotere doen dan deze, want Ik ga heen naar Mijn Vader. 13En wat u ook zult vragen in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden. 14Als u iets vragen zult in Mijn Naam, Ik zal het doen.”
- Johannes 15:7 – Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraag wat u maar wilt en het zal u ten deel vallen.”
- 1 Johannes 5:14 – “14En dit is de vrijmoedigheid die wij hebben in het toegaan tot God, dat Hij ons verhoort, telkens als wij iets bidden naar Zijn wil.”