Bijbelse fellowship, de context - Romeinen 12 en 1 Korinthe 12
Vandaag gaan wij deel 2 behandelen van de meerdelige serie over het onderwerp fellowship; een Engels woord dat in het Nederlands vertaald wordt als gemeenschap.
Fellowship is een prachtig woord dat voor de wedergeboren christen veel betekenis heeft. Maar helaas wordt de inhoud en de essentie van het woord al te vaak, door goedbedoelende christenen in de praktijk verwaarloosd. En dat is erg spijtig.
De bedoeling van deze serie is dan ook om de waarde van fellowship te ontdekken waardoor jij als christen en wij als kerk in de fellowship zullen gaan groeien zoals God dat wil.
Inleiding
In deel 1 hebben wij in Handelingen 2 gekeken naar één van de praktijken van de eerste Gemeente, en dan met name naar het volharden in de gemeenschap, oftewel volharden in de fellowship.
Handelingen 2:42 – ”En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.”
Er staan vier dingen waarin de eerste Gemeente volhardde, maar in deze preekserie gaan wij alleen kijken naar het volharden in de fellowship.
In deel 1 hebben we gezien dat het volharden in de fellowship niet vanzelf gaat, het is niet vanzelfsprekend. Het woord volharden veronderstelt al dat je er echt moeite voor moet doen.
We hebben gezien dat de zondeval de reden hiervoor is. Ons oude gevallen aard wíl eigenlijk geen Bijbelse fellowship, dus moeten wij die wedergeboren zijn hierin hervormd worden door het vernieuwen van ons denken om het wél te willen.
Ook hebben wij in deel 1 gezien hoe de Bijbel fellowship op verschillende plekken in de Bijbel definieert.
Wij hebben ontdekt dat fellowship per definitie vooral ook om de ander gaat; het gaat niet per se om mij. Alle voorbeelden waar wij naar keken hebben te maken met het gericht zijn op de ander i.p.v. onszelf. We hebben ook gezien dat fellowship meer gaat om het geven dan om het nemen.
Jezus zei het is zaliger te geven dan te ontvangen, oftewel, je wordt gelukkiger van geven dan van ontvangen. (Handelingen 20:35)
Tot slot hebben wij in deel 1 gekeken naar de basis van fellowship en dat is de gezamenlijke redding door het geloof in Jezus Christus.
Als je gered bent, als je door de Geest van God wedergeboren bent, dan behoor je tot de fellowship. Dit is de enige voorwaarde voor Bijbelse fellowship. Dus als jij gered bent, dan maak jij deel uit van de fellowship; punt uit.
In deel 2 gaan wij kijken naar de context waarin fellowship plaatsvindt, en we gaan kijken naar het verband tussen het Heilig Avondmaal en fellowship.
In het Nieuwe Testament worden verschillende beeldspraken gebruikt om de kerk van Jezus Christus te beschrijven:
In Mattheüs 12 en in Markus 3 wordt de kerk beschreven als een familie waarvan God de Vader is. (Mattheüs 12:49-50, Markus 3:34-35, 1 Timotheüs 5:1-2, Galaten 6:10)
O.a. in 1 Petrus 2 wordt de kerk beschreven als een geestelijk huis waarin God woont. (1 Petrus 2:5, 4:17, 1 Tim. 3:15)
In Efeze 5 wordt de kerk beschreven als de bruid van Christus. (Efeze 5:25-32)
Dit zijn enkele voorbeelden van hoe het Nieuwe Testament de kerk beschrijft.
In het Oude Testament zien we hetzelfde, alleen daar gaat het om het volk Israël wat een type van de kerk is.
O.a. in Exodus 4 noemt God Israël Zijn eerstgeboren zoon, waarvan God zijn Vader is. God is de Vader van deze familie. (Exodus 4:22, Hosea 11:1)
O.a. in Genesis 28, Exodus 25 en Jesaja 5 wordt Israël het huis van God genoemd. (Genesis 28:17, Exodus 25:8, Jesaja 5:7)
O.a. in Ezechiël 16, en Hosea 1 en 2 wordt Israël beschreven als Gods vrouw. (Ezechiël 16:32, Hosea 1:2, 2:2)
Hier zien wij dus dat de beeldspraken die in het N.T. gebruikt worden om de kerk te beschrijven ook terug te vinden zijn in hoe het O.T. Israël beschrijft.
Maar er is één beeldspraak in het N.T. die uitsluitend voor de kerk van Jezus Christus gebruikt wordt dat niet terug te vinden is in het O.T., en dat is het Lichaam van Christus.
Op verschillende plekken in het N.T. wordt de kerk het Lichaam van Christus genoemd; zowel expliciet alsook impliciet.
Kolossenzen 1:18a – “Hij (Jezus) is het hoofd van het lichaam, de kerk.” (NBV)
Kolossenzen 1:24 – “Nu verblijd ik mij in mijn lijden voor u en vervul in mijn vlees wat overblijft van de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van Zijn lichaam, dat is de gemeente.”
1 Korinthe 12:27 – “Samen bent u namelijk het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk Zijn leden.”
Efeze 1:22-23 – “22En Hij (God, de Vader) heeft alle dingen aan Zijn (Jezus’) voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente, 23die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult.”
Deze verzen laten ons duidelijk zien dat dé kerk van Jezus Christus, die zuiver uit Heilige Geest vervulde wedergeboren christenen bestaat, het Lichaam van Christus genoemd wordt. Dit is in het tijdperk van de kerk een unicum. Nergens anders in de Bijbel wordt Gods volk het Lichaam genoemd, en dit is niet zomaar.
In Romeinen 12 en in 1 Korinthe 12-14 schrijft Paulus over geestelijke gaven die door de HEERE gegeven worden aan ieder wedergeboren christen. En deze gaven worden gegeven om het Lichaam van Christus te dienen.
Romeinen 12:1-8 – “1Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. 2En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is. 3Want door de genade die mij gegeven is, zeg ik ieder onder u niet hoger te denken dan hij moet denken, maar laat hij denken in bescheidenheid, naar de mate van geloof zoals God die aan ieder heeft toebedeeld. 4Want zoals wij in één lichaam vele leden hebben en de leden niet alle dezelfde functie hebben, 5zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden van elkaar. 6En nu hebben wij genadegaven, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven: 7hetzij profetie, naar de mate van het geloof; hetzij dienstbetoon, in het dienen; hetzij wie onderwijst, in het onderwijzen; 8hetzij wie bemoedigt, in het bemoedigen; wie uitdeelt, in oprechtheid; wie leiding geeft, met inzet; wie zich over anderen ontfermt, met blijmoedigheid.”
Paulus geeft hier aan wat voor de hand ligt: onze fysieke lichamen hebben verschillende ledematen, lichaamsdelen en organen. En elk van deze heeft z’n eigen doel en eigen functie. En uitgaande van een gezond lichaam werken alle leden samen in volledige harmonie in en voor dat ene lichaam.
En dat is wat Paulus ons duidelijk wil maken. Dat ook het Lichaam van Christus verschillende leden, oftewel ledematen, lichaamsdelen en organen heeft. Ieder met z’n eigen doel en eigen functie voor de bevordering van de gezondheid en ter opbouw van het Lichaam van Christus.
En als jij een wedergeboren christen bent, dan ben jij een essentieel onderdeel van dit Lichaam, dan ben jij een essentieel onderdeel van de fellowship. Je bent onmisbaar.
1 Korinthe 12:1, 4-7 – “1Wat nu de geestelijke gaven betreft, broeders, wil ik niet dat u onwetend bent.
4Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest. 5Er is verscheidenheid van bedieningen, en het is dezelfde Heere. 6Er is verscheidenheid van werkingen, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt. 7Aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander.”
Paulus noemt de geestelijke gaven in Romeinen 12 genadegaven. Hier in 1 Korinthe 12 noemt Paulus deze zowel genadegaven alsook geestelijke gaven. Deze twee zijn in alle opzichten hetzelfde. Wij hoeven dus geen onderscheid hierin te maken.
De reden waarom ik dit noem is omdat deze genadegaven of geestelijke gaven een bovennatuurlijke bron, oftewel een hemelse oorsprong hebben, namelijk God de Heilige Geest.
Dit betekent dat de bekwaamheid waarmee een christen in staat gesteld wordt om het Lichaam te dienen niets te maken heeft met aanleg of met talent of met opleiding enz. De christen wordt vanuit de hemel begiftigd, bekwaamt, en in staat gesteld door de Heilige Geest.
En al heb je ergens aanleg voor, of een bepaald talent, of als je jezelf ergens in bekwaamd hebt, dan is het alsnog iets dat God je gegeven heeft: want elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten, aldus Jakobus. Maar dit zijn niet de geestelijke genadegaven waar Paulus over schrijft.
De reden waarom ík bijvoorbeeld überhaupt de Bijbel kan onderwijzen is niet omdat ik er aanleg voor heb, of omdat ik zo getalenteerd bent in de didactiek, of dat mijn opleiding mij hiertoe in staat heeft gesteld. Nee.
Elke keer wanneer ik een studie of een preek aan het voorbereiden ben dan kom ik tot het besef dat ik het niet kan, maar dat Hij mij ertoe in staat stelt. Hij verlicht mij, Hij geeft mij de woorden, Hij inspireert mij. Ik vraag jullie niet voor niets om voor mij te bidden.
Natuurlijk moet ik me, zoals Paulus schrijft, beijveren om mezelf welbeproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het Woord van de waarheid recht snijdt. Dit is mijn verantwoordelijkheid, dit is wat God van mij vereist.
Maar ik kan me beijveren totdat ik er duizelig van wordt, en ik kan m’n best doen om het Woord van de waarheid recht te snijden, maar als de HEERE mij niet vanuit de hemel begiftigd dan zou ik hier elke zondag uit m’n nek kletsen.
Dit geldt niet alleen voor mij. Hoe jullie dan ook begenadigd en begiftigd zijn om het Lichaam van Christus te dienen, het is jullie gegeven zoals het mij gegeven is.
En als wij naar de lijsten van geestelijke genadegaven kijken dan worden er categorieën genoemd. Er is geen vaste regel voor de gaven. M.a.w. het is niet zo dat als een gave genoemd wordt, dat jij alleen die gave hebt en iemand anders een andere. Wij moeten de genoemde gaven eerder zien als soort kleurenpalet bestaande uit de primaire kleuren.
En zoals eenieder van ons uniek is als een sneeuwvlok neemt God als het ware het kleurenpalet en begiftigd ons zoals Hij het wil en altijd ten goede van de ander.
En het is vooral in het mengen van de primaire kleuren dat er iets moois uit komt. En dat is wat God met ons doen wanneer Hij ons begiftigd. Er is altijd een prachtige overlap en mengsel van deze geestelijke genadegaven.
En hoe je tot de ontdekking komt van welke gaven God jou geeft is door te volharden in de fellowship. Wat doe jij graag, wat doe jij het liefst? Wat doe jij, zodat wanneer je het doet, de mensen in de fellowship daardoor gezegend worden? Zo simpel ligt dat! Maar dan moet je wel volharden in de fellowship. Dan moet je wel actief bezig zijn in het gemeenteleven.
Als jij bijvoorbeeld niet volhard in de fellowship en slechts de erediensten bezoekt, en je hebt het idee dat de gemeente iets mist of dat je het verlangen hebt om iets Bijbels in de gemeente te zien gebeuren, dan kan het heel goed zijn dat jij juist degene bent die door God begiftigd is om dat element, dat aspect in de fellowship te brengen. Maar dan moet je wel de eerste stap zetten om te volharden in de fellowship i.p.v. alleen maar een toeschouwer te zijn.
Een gemeente, oftewel de fellowship komt pas echt tot bloei wanneer iedereen meedoet, wanneer ieder lid in de fellowship volhard. Als wij in de CCH iets missen, dan kan de reden daarvoor zijn dat jij niet meedoet.
Lees 1 Korinthe 12 meerdere malen biddend door en je zal zien wat ik bedoel.
Nu is het niet de bedoeling om dit een studie van de geestelijke gaven te maken. Maar ik noem deze zaken omdat het van essentieel belang is om de context van de fellowship te kunnen grijpen; om de sfeer, het terrein en de werkelijkheid van de fellowship te kunnen vatten.
Want het is alleen wanneer alle leden samenwerken aan het gemeenschappelijk doel dat echte Bijbelse fellowship plaatsvindt. Nog één laatst punt hierover.
1 Korinthe 12:7 – “Aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander.”
Met de openbaring van de Geest bedoelt Paulus simpelweg hoe de uiting van geestelijke genadegaven voor anderen zichtbaar wordt. En dan als klap op de vuurpijl schrijft hij dat alle gaven nuttig zijn of bedoeld zijn voor de ander.
Bijbelse fellowship in het Lichaam van Christus komt uiteindelijk neer op twee zaken:
(1) De bediening van de geestelijke genadegaven;
(2) Het uitdragen van de elkaar en elkander verzen.
Beide vereisen dat men volhard in de fellowship en beide zal ik in een volgend deel verder uitwerken.
De context waarin de fellowship een Bijbelse werkelijkheid wordt is dus het elkaar onbaatzuchtig in de kracht van de Heilige Geest dienen in het Lichaam van Christus, Zijn kerk. Hier zal regelmatig op teruggegrepen worden in de preekserie.
Maar voor nu wil ik voortbouwen op de basis van de fellowship, namelijk onze redding. In deel 1 gaf ik aan dat onze zaligmaking, onze redding de basis is voor fellowship. M.a.w. als jij gered bent door jouw geloof in Jezus Christus, als jij wedergeboren bent dan zit jij in de fellowship. Punt uit.
En met dit voor ogen wil ik met jullie kijken naar het verband tussen het Heilig Avondmaal en de fellowship. Ik geloof dat deze twee zo nauw verbonden zijn dat we het Heilig Avondmaal zelfs het symbool van de fellowship kunnen noemen. Laten we kijken naar wat Paulus schrijft:
1 Korinthe 10:16-17 – “16De beker van de zegening, die wij zegenen, geeft ons gemeenschap (koinonia) met het bloed van Christus. En het brood dat wij breken, geeft ons gemeenschap (koinonia) met het lichaam van Christus. 17Omdat het één brood is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allemaal hebben wij deel aan het ene brood.” (WV2012)
Wat Paulus ons hier zegt is dat het symbool van onze fellowship, het symbool van ons leven in het Lichaam van Christus, het symbool van de eenheid die wij in Christus hebben, en onze eenheid met Christus zelf, de beker en het brood is. Kortom, de tafel van de HEERE is het symbool van ons christen zijn, van de fellowship waarin wij gezet zijn.
Wanneer wij deelnemen aan het Heilig Avondmaal bevestigen wij ermee dat wij delen in, dat wij fellowship hebben met het bloed van Christus dat voor ons is uitgegoten, én met het lichaam van Christus dat voor ons gebroken is. Hieraan deelnemer te zijn, oftewel fellowship hebben met de dood van Jezus Christus is het symbool van onze fellowship.
M.a.w. als jij en ik geen deelnemers zijn, als wij geen fellowship hebben met het bloed en het lichaam van Christus, dan zijn wij niet gered en dan zitten wij niet in de fellowship.
Kijk, natuurlijk is het vieren van het Heilig Avondmaal het herdenken van Jezus’ dood aan het kruis voor onze zonden. Jezus Zelf zei om dit te doen tot Zijn gedachtenis. Dus wij herdenken, verkondigen en tonen zeker Jezus’ dood aan het kruis wanneer wij het Heilig Avondmaal vieren.
Maar het is meer dan alleen een herdenking. Elke keer wanneer wij het Heilig Avondmaal vieren, vieren wij ook onze gemeenschappelijkheid met de dood van Christus.
Romeinen 6:5-8 – “5Want als wij één zijn geworden met Christus door te sterven zoals hij, zullen wij ook één met hem zijn door op te staan zoals hij. 6Dit weten we: de zondige mens die we vroeger geweest zijn, is met Christus aan het kruis geslagen om aan ons zondig bestaan een einde te maken, en zo staan we niet langer in dienst van de zonde. 7Want de aanspraken van de zonde gelden niet meer voor wie gestorven is. 8We zijn gestorven met Christus; daarom geloven we dat we met hem ook zullen leven.” (GNB)
Paulus schrijft dat wij die wedergeboren zijn gestorven zijn met Christus. Dit is o.a. de eenheid met Christus die wij hebben. Dit is de fellowship die wij hebben met het bloed en met het lichaam van Christus. Ons oude ‘ik’ is met Christus aan het kruis gestorven.
Galaten 5:24 – “Zij die Christus Jezus toebehoren, hebben de zondige natuur gekruisigd, met zijn hartstochten en begeerten.” (WV2012)
Kolossenzen 3:2-4 – “2Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn, 3want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. 4Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.”
Galaten 2:20 – “Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.”
Wanneer wij tot de tafel van de HEERE komen bevestigen wij dat wij samen tot de tafel komen als zondaren. De zonden waarvoor Christus aan het kruis gestorven is zijn onze zonden waarvoor ook wij, samen met Hem gekruisigd zijn. En dit is het symbool van de fellowship; wij allen komen omdat wij vergeven zijn door het volmaakte offer van Jezus Christus; Zijn plaatsvervangende dood voor ons.
Wij hebben iets gemeenschappelijk wanneer wij tot de tafel van de HEERE komen. Er is geen sprake van eigen verdiensten, nee, wij zijn allen gelijk en wij zijn allen zondaren. De één is niet beter dan de ander en andersom.
En dan komen wij niet alleen als zondaren die eens in het verleden door genade vergeven zijn van onze zonden, maar ook als zondaren die berouw hebben over de zonden die wij in ons leven begaan sinds het moment van onze redding. Én wij komen met het continu besef dat door het kruis vergeving van deze zonden continu mogelijk is.
Het vieren van het Heilig Avondmaal verbeeldt de fellowship want wij zijn allen hetzelfde, wij zijn allen zondaren met wanhopige behoefte aan de redding die voorzien wordt in het kruis van Jezus Christus.
Wij allen worden in gelijke mate vergeven en gered. Wij allen zijn van Jezus afhankelijk voor onze redding. Wij allen hebben Zijn vergeving gekregen doordat Hij onze zonden op Zich genomen heeft aan het kruis.
Dus, wij die wedergeboren zijn, zijn verenigd in onze wanhopige behoefte aan het lichaam en het bloed van Jezus. Wij zijn verenigd in onze verlossing. Wij zijn verenigd in de plaatsvervangende dood van Jezus Christus. Wij zijn verenigd in Zijn dood en verrijzenis. En dit alles wordt afgebeeld in het Heilig Avondmaal. Daarom is het Heilig Avondmaal het symbool van de fellowship.
Ik hoop dus dat wanneer wij vanmorgen naar de tafel van de HEERE komen, wij niet onverschillig of uit gewoonte de elementen nuttigen, maar dat wij zeer onder de indruk zijn van wat Jezus Christus voor ons gedaan heeft en dat wij deelnemers daaraan zijn.
Jezus is de God van fellowship en Hij wil dat wij niet alleen één met Hem zijn, maar ook één met elkaar.
Hij wil dat wij voor Hem leven en dat wij Hem dienen door elkaar in het Lichaam van Christus, de kerk te dienen.
2 Korinthe 5:15 – “En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem Die voor hen gestorven en opgewekt is.”