Ja, maar. . .
Wij zijn als kerk momenteel bezig met de preekserie Route 66, waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht met elkaar doornemen.
Waardoor wij, 1) de Bijbel beter gaan leren kennen en alle verbanden in de Bijbel, 2) Jezus in alle Bijbelboeken gaan ontdekken, en dit zodat wij de enige echte God van de Bijbel gaan leren kennen zoals Hij Zich in de gehele Schrift heeft geopenbaard. Paulus schreef dat het Woord van Christus in rijke mate in ons moet wonen en mijn hoop en gebed is dat deze serie hieraan bijdraagt.
Het laatste boek dat wij behandeld hebben was Daniël en het eerstvolgende boek dat wij gaan behandelen is Hosea. Maar, voordat wij met Hosea beginnen nemen wij een pauze van Route 66 en gaan vandaag het laatste deel behandelen van de meerdelige serie over het onderwerp fellowship; het Engels woord voor gemeenschap.
Fellowship, oftewel koinonia, in alle vormen is een prachtig woord dat voor de wedergeboren christen veel betekenis heeft. Maar helaas wordt die betekenis al te vaak door goedbedoelende christenen niet goed begrepen, waardoor Bijbelse fellowship in de praktijk verwaterd is geraakt of verwaarloosd wordt.
De bedoeling van deze serie is dan ook om iets van de onuitputtelijke waarde van fellowship op ons netvlies te krijgen, waardoor jij als christen en wij als kerk in de Bijbelse fellowship zullen gaan groeien en bloeien tot eer van Jezus Christus, én tot onze zegen, opbouw en heiliging.
Resumeren
In deel 1 hebben wij gekeken naar één van de praktijken van de eerste Gemeente in Handelingen 2, met name naar het volharden in de gemeenschap, oftewel volharden in de fellowship.
Handelingen 2:42 –”En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.”
In deel 1 hebben we gezien dat het volharden in de fellowship niet vanzelf gaat, het is niet vanzelfsprekend. Het woord volharden veronderstelt al dat je er echt moeite voor moet doen, het gaat je iets kosten, je moet ervoor kiezen.
En de reden waarom het niet vanzelf gaat is de zondeval. Ons oude gevallen aard wil eigenlijk geen Bijbelse fellowship, dus moeten wij die wedergeboren zijn hierin hervormd worden door het vernieuwen van ons denken.
Het is dus ook zo dat wanneer er in een plaatselijke gemeente geen Bijbelse fellowship plaatsvindt, en het niet d.m.v. het onderwijs gestimuleerd wordt, het hoogstwaarschijnlijk te maken heeft met ons zondig natuur die wij nog altijd met ons mee dragen.
Want als wij er niet in onderwezen worden, en als het niet onderling gestimuleerd wordt dan zullen we vrijwel altijd in onze default modus blijven en dat is echt zonde.
Nu ga ik vandaag niet teruggrijpen op wat wij in de vorige delen onderwezen werden, want anders snoep ik te veel tijd weg van het onderwerp van vandaag.
Inleiding
Wat er in de eerste vier delen onderwezen werd was op sommige vlakken best confronterend, dus ik kan me voorstellen dat deze serie vragen of tegenwerpingen kan oproepen.
Dus, om die eventuele vragen en/of tegenwerpingen niet onbeantwoord te laten, gaan we vanmorgen kijken naar een aantal mogelijke vragen en mogelijke ‘ja maars’.
En mocht je vragen of bezwaren hebben die niet aan bod komen, schroom alsjeblieft niet om naar me toe te komen.
Mogelijke vragen
Een mogelijke vraag is: wat is het allereerste dat God van mij verwacht, of sterker nog vereist m.b.t. fellowship?
Handelingen 2:42 – “En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.”
Het allereerste en het allerminst dat God van jou en mij vereist is dat wij volharden in de fellowship.
Hoe dit er praktisch uitziet is dat je op z’n allerminst ’s zondags de eredienst bijwoont. Volharden in de fellowship begint bij het lijfelijk aanwezig zijn wanneer Zijn kerk samenkomt. Dit is geen hogere wiskunde, dit is vrij eenvoudig, wees er gewoon structureel bij.
Na de opstanding van Jezus verscheen Hij aan de 10 discipelen. Van de 12 discipelen viel Judas af en Thomas was er op dit moment om een of andere reden niet bij.
Bij deze ontmoeting ontvingen de 10 discipelen iets zeer belangrijk van Jezus. En omdat Thomas er niet bij was, heeft hij deze belangrijke ontmoeting met Jezus gemist. Lees Johannes 20 vanaf vers 19 maar een keer.
Johannes 20:24-25 – “24En Thomas, een van de twaalf, Didymus genoemd, was niet bij hen toen Jezus daar kwam. 25De andere discipelen dan zeiden tegen hem: Wij hebben de Heere gezien. Maar hij zei tegen hen: Als ik in Zijn handen niet het litteken van de spijkers zie, en mijn vinger niet steek in het litteken van de spijkers, en mijn hand niet steek in Zijn zij, zal ik beslist niet geloven.”
Om het simpele feit dat Thomas er niet bij was toen Jezus Zichzelf in de samenkomst van de discipelen openbaarde, had hij iets waardevol gemist.
En het gevolg daarvan was dat het ten koste ging van zijn geloof.
Dus wees alsjeblieft geen Thomas en zorg ervoor dat je er bij bent.
Het volharden in de fellowship begint dus bij het lijfelijk aanwezig zijn wanneer Zijn kerk plenaire samenkomt. Maar per definitie betekent het dat wanneer je er bent, je niet passief bent of er alleen maar bij bent om te consumeren.
Zoals elk levend cel in ons lichaam actief is in het dienen van het lichaam hoort ook elk lid van Zijn lichaam actief bezig te zijn.
Dit betekent niet dat iedereen elke zondag of bij elke samenkomst per se een taak hoort uit te voeren. Het betekent simpelweg dat wanneer je er bent, geestelijke interacties met andere leden van het lichaam plaats vinden.
Handelingen 2:46-47 – “46En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart; 47en zij loofden God en vonden genade bij heel het volk. En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe.”
Hoe wist men van elkaar dat zij eensgezind waren?
Doordat zij in de eredienst met elkaar praatte over de leer van de apostelen, over het Woord van God, doordat zij met elkaar praatte over de preek, door te praten over de HEERE.
En hoe kan het dat zij bij elkaar thuis fellowship hadden, dat zij samen aten en God loofden?
Doordat zij in de eredienst met elkaar te praatte, door interesse in elkaar te tonen, door zichzelf aan de ander open te durven stellen, door met elkaar af te spreken buiten de vaste tijden van de samenkomsten om.
Kijk, hoe praktisch deze interacties ook zijn, het zijn tegelijkertijd geestelijke zaken. Wanneer Christus centraal in je leven staat en wanneer je dan samenkomt met iemand anders die Christus centraal heeft staan, dan heb je fellowship; en fellowship is vooral iets van geestelijke aard.
Ik krijg regelmatig te horen dat die en die iemand op zondag sprak en dat daaruit een afspraak voortkwam.
Of dat die en die erg bewogen is met iemand die hij/zij op de zondag sprak en daardoor voor die persoon in de bres staat in gebed.
Al dit soort geestelijke interacties kunnen alleen plaatsvinden als je je niet passief, of consumerend, of egoïstisch opstelt, maar wanneer je oog hebt voor de ander.
Afgelopen maandag werd onze Dobermann Zivah geopereerd en Marnie en ik waren er zondagavond al mee bezig. We waren om 08:30 al bij de dierenarts en rond 12:30 uur waren we met Zivah thuisgekomen.
Er moest nu extra goed voor Zivah gezorgd worden en Marnie was zo op de zorg van haar geliefde Zivah gericht, dat zij zich niet op haar eigen verdriet en op haar eigen gemis van haar overleden vader focuste. Die bewuste dag was dan ook de dag dat haar vader x aantal jaar geleden de heerlijkheid in ging. Zij mist hem enorm!
Maar omdat Marnie niet met zichzelf en haar eigen verdriet bezig was en haar focus verlegde op de zorg van Zivah, werd zij niet door haar verdriet bepaald. Het hield haar niet bezig. Zij was gefocust bezig om het doel te bereiken met Zivah.
Ik geef dit voorbeeld aan omdat Jezus ook niet naar de aarde toe was gekomen om passief, of consumerend, of egoïstisch te zijn. Nee, Hij kwam voor de ander, Hij kwam voor jou en mij. En daardoor heeft Hij Gods doel bereikt en ook wij kunnen Gods doel voor fellowship bereiken wanneer wij actief gericht zijn op de ander. Jezus zei:
Johannes 15:12-13 – “12Dit is Mijn gebod: dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u liefgehad heb. 13Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden.”
Jezus heeft Zijn leven gegeven voor jou en mij, zó heeft Hij ons liefgehad. Kijk naar wat voor effect dit op ons moet hebben, wij die wedergeboren zijn.
1 Johannes 3:16 – “Wat liefde is, hebben wij geleerd van Jezus: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders.” (WV2012)
Als deze waarheid in onze harten leeft, dan wil je volharden, dan wil je de samenkomsten niet verzaken, dan wil je ook actie ondernemen om fellowship te hebben buiten de vaste samenkomsten om.
Dus, wat is het allereerste dat God van jou en mij vereist m.b.t. fellowship? Heel simpel, je moet erbij zijn en je moet met mensen interactie hebben. Uitzonderingen daargelaten, je moet ’s zondags dus niet komen en dan direct ná het slotgebed weggaan om zo geen contact met mensen te hebben. Nee, kom en blijf en heb fellowship wat uiteindelijk zal leiden tot meer én meer diepgaande fellowship.
Nog een mogelijke vraag is: Hoe vaak in de week is fellowship noodzakelijk?
Handelingen 2:46-47 – “46En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart; 47en zij loofden God en vonden genade bij heel het volk. En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe.”
De eerste gemeente vond het noodzakelijk om dagelijks plenaire samen te komen en daarnaast ook bij elkaar thuis. We zien ook dat de HEERE dagelijks wedergeboren mensen aan de gemeente toevoegde.
Nu weten we dat de frequentie van het samenkomen in dit Schriftgedeelte uniek was vanwege redenen die ik in het eerste deel behandelde. Maar hoe dan ook, we zien hierin wel het diep verlangen van de mensen om samen te komen.
Na verloop van tijd zien wij in Handelingen en in de brieven dat de discipelen structureel op de zondagen plenaire samenkwamen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat Jezus op zondagmorgen uit de dood was opgestaan.
Toen Jezus in Johannes 20 aan de 10 discipelen verscheen waren zij ook op de zondag samengekomen; en jammer voor Thomas dat hij er niet bij was. Hij verzaakte de samenkomst en dat ging ten koste van zijn geloof.
Dus, hoe vaak in de week is fellowship noodzakelijk? Als ik de Bijbel goed begrijp dan is dat op z’n allerminst elke zondag. Maar. . .
Als wij de grote opdracht van Jezus willen vervullen – en dat moeten wij – het maken van discipelen, die discipelen maken, die discipelen maken, dan is het bijwonen van de eredienst op de zondagen niet genoeg.
Als wij het voornaamste gebod willen gehoorzamen – en dat moeten wij – God liefhebben met heel ons hart, ziel, kracht en verstand en ons naaste liefhebben als onszelf, oftewel, elkaar liefhebben zoals Christus ons liefheeft, dan is het bijwonen van de eredienst op de zondagen niet genoeg.
Als wij de ‘elkaar en elkander’ verzen in de Bijbel willen naleven – en dat moeten wij – dan is het bijwonen van de eredienst op de zondagen niet genoeg.
Vandaar dat de eerste gemeente ook zo vaak samenkwam, plenaire op het tempelplein, en bij elkaar thuis.
Dus nogmaals, hoe vaak in de week is fellowship noodzakelijk? Op z’n allerminst structureel elke zondag én op één doordeweekse dag/avond in een fellowship groep.
We kunnen het zo zien: Op zondag leer je iemands gezicht en naam kennen. In de fellowship groep leer je hopelijk de persoon kennen. En wat daaruit voortvloeit zijn afspraken met elkaar, samen optrekken, samen eten, samen uitjes maken, samen, samen, samen. En dan leer je elkaar pas echt goed kennen waardoor het volgende op een natuurlijke wijze plaats kan vinden:
Hebreeën 10:24-25 – “24En laten wij op elkaar letten door elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. 25Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet nalaten, zoals het bij sommigen de gewoonte is, maar elkaar aansporen, en dat zoveel te meer als u de grote dag ziet naderen.”
Nog een mogelijke vraag is: Ik ben diep gekwetst door mensen of leiders uit een andere kerk(en), hoe kan ik mezelf dan nog geven aan de fellowship?
Dit is helaas een zeer spijtig en soms tragische realiteit. Terecht verwacht men eigenlijk niet dat christenen elkaar zo veel pijn kunnen aandoen. De kerk hoort juist een veilige plek te zijn, waar je jezelf kan zijn, waar je geaccepteerd wordt voor wie je bent, waar je gewaardeerd en geliefd bent, waar vergeving zegeviert.
Maar toch sluipen er in sommige kerken vroeg of laat elementen van strijd, eigenbelang, conflict en zelfs haat binnen, en dit zorgt voor grote teleurstelling en pijn.
En dan is het de vraag hoe je nog ooit over die teleurstelling en pijn heen kan komen. Want als je er niet overheen komt, dan zal de pijn en teleurstelling jou beroven van je toekomst; toekomstig geluk en vreugde, welzijn, dienstbaarheid, en bruikbaarheid voor de HEERE.
Ik geloof dat de eerste stap richting jezelf nog kunnen geven aan de fellowship is door niet te blijven malen over de mensen die jou pijn hebben gedaan. Maar daarentegen moet je je pijn, teleurstelling, boosheid, verdriet, angst, afwijzing, verlies, en evt. neiging tot wraak, in het licht van Gods Woord gaan zien.
Bijvoorbeeld, misschien voert je woede de boventoon, maar je bent eigenlijk boos omdat je je afgewezen voelt. Ga dan naar Gods Woord en ga opzoek naar wat de Bijbel ons wil leren over boosheid. En ga ook naar de plekken in de Bijbel toe waar mensen zich afgewezen en veracht voelde, en kijk vooral naar hoe God je daarin te hulp kan en wil komen.
Jesaja 53:3 – “Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.”
Jezus wist als geen ander wat het was en is om afgewezen en veracht te zijn. En wij kunnen dus van Hem leren hoe ermee om te gaan, hoe Gods hulp ermee te krijgen, hoe erover heen te kunnen komen, hoe verder te kunnen gaan in de fellowship. Lees de Evangeliën.
Psalm 34:16, 18-20 – “16De ogen van de HEERE rusten op de rechtvaardigen, Zijn oren zijn gericht op hun hulpgeroep. 18Zij roepen en de HEERE hoort, Hij redt hen uit al hun benauwdheden. 19De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, Hij verlost de verbrijzelden van geest. 20De rechtvaardige heeft veel ellende, maar uit dat alles redt de HEERE hem.”
Als wij ons op deze keiharde waarheid focussen i.p.v. die persoon of die mensen die ons hebben afgewezen, dan verleggen wij de focus van iets dat ons alleen maar sloopt en beroofd, tot waartoe God in staat is en waartoe God bereid is.
En zo is het gezond en bevrijdend om zo met al onze emoties naar het Woord van God toe te gaan zodat Hij als dé Wonderlijke Raadsman ons kan counselen tot volledig herstel. Omdat wij het levend Woord en het geschreven Woord tot onze beschikking hebben, is het niet nodig om doorverwezen te worden naar de professionals. God en Zijn Woord is toereikend.
Dus, hoe kan je jezelf nog geven aan de fellowship als je dusdanig gekwetst bent? Ik geloof dat God jou hierbij wil en kan helpen als jij je biddend onderwerpt aan de helende raad van Gods Woord.
En hoe jouw herstel en heling tot stand komt is grotendeels d.m.v. fellowship zoals wij het in deze serie onderwezen hebben gekregen. Het is dus van essentieel belang dat je je niet onttrekt van de fellowship, want fellowship is juist datgene dat je kan helpen helen en herstellen.
Nog een mogelijke vraag is: Ik kom pas kijken, ik voel me onbekwaam, ik ben onzeker over mezelf en over m’n relatie met God, dus wat heb ik een ander te bieden v.w.b. de fellowship?
Deze gedachten en dit gevoel komen niet van God. Vaak gaat deze gedachtegang gepaard met de vraag: ‘wie ben ik?’. Of ik heb nog zo veel zonde in m’n leven en jullie zijn allemaal zulke goede christenen en zo braaf. Ik voldoe niet aan de norm en ik voel me echt niet op m’n gemak, dus wat heb ik in de fellowship te zoeken, of sterker nog wat heb ik te bieden? De psalmist schreef in Psalm 139:17-18:
Psalm 139:17-18 – “17… Hoe kostbaar zijn mij Uw gedachten, o God, hoe machtig groot is hun aantal. 18Zou ik ze tellen? Zij zijn talrijker dan korrels zand; ontwaak ik, dan ben ik nog bij U.”
De Hebreeuwse constructie maakt deze verzen lastig precies te vertalen. Meerdere Engelse vertalingen laten zien dat Gods gedachten over de schrijver kostbaar en talrijk zijn. Zelfs in zijn slaap en wanneer hij wakker wordt denkt God aan hem.
Hoe ongelooflijk bijzonder is het dat Gods gedachten over jou en mij talrijk zijn. Dat Hij dag en nacht aan ons denkt.
Jeremia 29:11 – “Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven.”
God spreekt hier tegen Juda die in ballingschap zat, maar als wedergeboren christen geld dit ook voor jou en mij. Gods gedachten over jou en jegens jou zijn gedachten van vrede en niet van kwaad. Het zijn goede gedachten.
Psalm 147:11 – “De HEERE is goedgezind voor wie Hem vrezen en op Zijn goedertierenheid hopen.”
Hier geeft God zelfs aan dat Hij dolblij met jou is.
1 Samuël 16:7b – “Waar mensen naar kijken is niet belangrijk; mensen kijken immers naar het uiterlijk, maar ik kijk naar het hart.” (GNB96)
Alleen God kent jouw hart. Hij kent het door en door, en dat kan enerzijds angstaanjagend zijn, en anderzijds erg geruststellend. Het hangt er maar net van af wat in je hart verborgen zit.
En als jij oprecht bent naar God toe en naar Zijn kerk, dan hoef jij je niet te meten aan wat mensen van jou denken of wat jij over jezelf denkt. God kent jou en God koestert goede gedachten over jou. God is dolblij met jou en er is dus geen reden om negatief over jezelf te denken.
1 Petrus 5:7 – “Werp al uw zorgen op Hem, want Hij zorgt voor u.”
God zorgt voor jou omdat Hij onvoorwaardelijk van je houdt. Als ik zie hoe goed Marnie bijvoorbeeld voor Zivah, onze Dobermann zorgt, dan zie ik dat zij dit uit liefde voor haar doet. Hoeveel meer houdt God wel niet van jou?
Efeze 2:10 – “Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.”
Het woord voor ‘maaksel’ in de grondtekst heeft o.a. het idee van iemand tot iets maken. (poiema wat weer afgeleid is van poieo)
God maakt van jou en mij dus iets (of iemand) die goede werken zal doen die God van tevoren bereid heeft. Dit geld dus ook voor wat er in de fellowship met jou en door jou heen tot stand komt. Dit is wat God voor jou voor ogen heeft omdat Hij het in jou geplaatst heeft. En waarom?
Lukas 12:6-7 – “6Worden er geen vijf mussen verkocht voor twee stuivers? Toch vergeet God er niet één van! 7Wees dus niet bang, jullie zijn heel wat meer waard dan vele mussen samen. Zelfs de haren op je hoofd, ze zijn allemaal geteld.” (GNB96)
Jij bent zo kostbaar voor God dat Hij zelfs de haren op je hoofd heeft geteld. Zo begaan is God met jou, zo veel oog heeft God voor jou, zo lief heeft God jou. Daarom ben jij Zijn maaksel en daarom wil God dat jij in de fellowship gediend wordt én hij wil jou in de fellowship ook gebruiken om anderen te dienen door goede werken te doen die God van tevoren bereid heeft.
Filippenzen 1:6 – “Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus.”
Begrijp dit goed, op het moment dat jij wedergeboren werd is God een goed werk in jou begonnen en God doet nooit half werk, Hij maakt zijn werk altijd af. Dus wat Hij in jou begonnen is zal Hij afmaken.
Dus, alhoewel je misschien pas komt kijken, of misschien al jarenlang meedraait, weet dat God in jou een goed werk aan het doen is.
Dus denk alsjeblieft niet dat omdat je nog met zonde worstelt, of omdat je je onbekwaam voelt, of omdat je onzeker bent over je redding of je relatie met God, of omdat je niet voldoet aan je eigen opvatting van hoe een christen eruit hoort te zien, je niets te bieden hebt v.w.b. de fellowship.
Ik geloof oprecht dat je verbaasd zou zijn als je door krijgt hoe God juist jou in de fellowship kan gebruiken.
Dus, wat heb jij een ander te bieden? Heel veel. Waarom, omdat het aan God ligt en niet aan jou. God heeft wat jij te bieden hebt van tevoren bereid. Het enige dat jij nu nog hoeft te doen is er zijn en met mensen fellowshippen.
Nu wij gezien hebben wat God van Zijn wedergeboren kinderen vereist m.b.t. fellowship, en hoe God over Zijn wedergeboren kinderen denkt, en waartoe God in staat is, wil ik tot slot een aantal mogelijke ‘ja, maars’ noemen.
En als één of meerdere van deze ‘ja, maars’ op jou van toepassing is, dan wil ik heel graag dat je een keer bij mij thuis op de bank gaat zitten om een kopje koffie te drinken.
Mogelijke ‘ja, maars’ in willekeurige volgorde:
Ja, maar ik heb het al zo druk. Fellowship past gewoon niet in mijn leven.
Ja, maar ik wil helemaal niet dat mensen zich met mijn leven bemoeien.
Ja, maar ik kan het niet zo goed met die en die vinden.
Ja, maar ik heb al fellowship met mensen van een andere kerk, dus waarom moet ik per se fellowship hebben met de mensen van de CCH.
Ja, maar ik ben al zo vaak gekwetst en/of teleurgesteld, dit hoeft voor mij niet meer.
Ja, maar ik wil me eigenlijk nergens aan verplichten of committeren.
Ja, maar ik ben niet zo sociaal, ik ben liever alleen, ik ben introvert.
Ja, maar ik voldoe niet aan de norm, iedereen is zo braaf en ik niet.
Ik ga hier verder niet op in want als je goed opgelet hebt, dan heb je gemerkt dat bij al deze mogelijke ‘ja, maars’, één iemand centraal staat en het is niet Jezus Christus.
1 Thessalonicenzen 5:23-24 – “23En moge de God van de vrede Zelf u geheel en al heiligen, en mogen uw geheel oprechte geest, de ziel en het lichaam onberispelijk bewaard worden bij de komst van onze Heere Jezus Christus. 24Hij Die u roept, is getrouw: Hij zal het ook doen.”