Voor wie is het?
Wij zijn vier zondagen geleden begonnen met de preekserie ‘maak discipelen’ wat feitelijk de grote opdracht van Jezus is. Deze luidt als volgt: Mattheüs 28:19 – “Ga dan heen, maakt al de volken tot mijn discipelen, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.” (HSV en NBG) Alhoewel wij in de Grote Opdracht vier handelingen zien: het heengaan, het maken van discipelen, dopen en leren, is er in de grondtekst slechts één handeling dat *door Jezus op gebiedende wijs gegeven wordt; en dat is ‘maak discipelen’. *CvB commentaar op Mattheüs 28:19 Dit is dan ook dé focus van de grote opdracht én van deze preekserie; maak discipelen.
Tot nu toe hebben wij gezien wat een discipel is, en op basis van voorbeelden uit zowel het Oude Testament alsook het Nieuwe Testament zijn wij tot deze eenvoudige definitie gekomen: ‘Een discipel is een volgeling van Jezus Christus, die vervuld is met de Heilige Geest, die wordt als Jezus Christus, die Zijn werk voortzet.’
In 1 Koningen 19 en 2 Koningen 2 zagen wij Elisa Elia navolgen, wij zagen Elisa de dingen doen die Elia deed, wij zagen Elisa vervuld worden met dezelfde Geest van God waarmee Elia vervuld was, én wij zagen Elisa het werk van Elia voortzetten.
In het Nieuwe Testament volgen de twaalf discipelen Jezus na, zij werden door de Heilige Geest veranderd naar het beeld van Jezus. Jezus kreeg gestalte in hun waardoor zij de dingen deden die Jezus deed, waardoor zij het werk van Jezus voortzette.
In de tweede studie hebben wij gezien dat toen Jezus Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes riep om Hem na te volgen zij dit zagen als dé kans van hun leven. Vandaar dat zij letterlijk alles lieten vallen om Jezus na te volgen om Zijn discipelen te worden.
In de derde studie keken wij naar wat Jezus met Zijn discipelen deed, oftewel, wij keken naar Jezus’ aanpak, Jezus’ methode in het maken van discipelen.
Eerst riep Jezus hun om te komen en te zien. Johannes 1-4 legt deze ‘kom en zie’ fase voor ons vast.
Vervolgens, na ca. 12-18 maanden riep Jezus Zijn discipelen om zich aan Hem toe te wijden als hun Rabbi, hun Meester.
Op dit moment lieten zij letterlijk hun hele hebben en houden, hun bestaan, hun inkomstenbron, hun toekomst, hun pensioen, hun hele leven te laten vallen om zich als discipelen aan Jezus toe te wijden en Hem koste wat kost na te volgen.
Uiteindelijk zei Jezus dat zij aan zichzelf moesten sterven omwille van Jezus en Zijn heilsplan.
Afgelopen zondag hebben wij vooral gekeken naar het proces dat Jezus hanteerde om Zijn discipelen in het diepst van hun wezen te veranderen van een groep onzekere, egoïstische, dwaze en ruige jonge mannen, tot toegewijde, gedisciplineerde, heilige, reine, liefdevolle, genadige en bruikbare instrumenten voor God.
Vandaag gaan wij eindelijk een eerste inhoudelijke kijk nemen naar wat in de kerkelijke wereld de Grote Opdracht wordt genoemd.
Trouwens, de term Grote Opdracht komt niet uit de Bijbel. Het werd ergens in de 17e eeuw voor het eerst gebruikt. Laten we samen lezen:
Mattheüs 28:16-20 – “16En de elf discipelen zijn naar Galilea gegaan, naar de berg waar Jezus hen ontboden had. 17En toen zij Hem zagen, aanbaden zij Hem, maar sommigen twijfelden. 18En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. 19Ga dan heen, onderwijs al de volken, oftewel maakt al de volken tot mijn discipelen, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. 20En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.”
Uit deze verzen lijkt het er op eerste gezicht op dat Jezus de opdracht slechts aan de elf discipelen gaf, maar als we naar het totaalplaatje kijken dan zien wij iets anders.
Nog voordat Jezus gearresteerd werd zei Hij dit tegen Zijn discipelen:
Mattheüs 26:31-32 – “31… U zult in deze nacht allen aanstoot aan Mij nemen, want er is geschreven: Ik zal de Herder slaan en de schapen van de kudde zullen uiteengedreven worden. 32Maar nadat Ik opgewekt zal zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea.”
Dus, nog vóór Zijn kruisiging zei Jezus dat Hij Zijn discipelen ná Zijn opstanding in Galilea zou ontmoeten.
En nu ná Jezus’ opstanding uit de dood:
Mattheüs 28:1-10 – “1Laat na de sabbat, toen het licht begon te worden op de eerste dag van de week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria om naar het graf te kijken. 2En zie, er vond een grote aardbeving plaats, want een engel van de Heere, die uit de hemel neerdaalde, ging erheen, rolde de steen van de opening weg en ging erop zitten. 3Zijn gedaante was als een bliksem en zijn kleding wit als sneeuw. 4De bewakers beefden van angst voor hem en werden als doden. 5Maar de engel antwoordde en zei tegen de vrouwen: U hoeft niet bevreesd te zijn, want ik weet dat u Jezus zoekt, Die gekruisigd was. 6Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, zoals Hij gezegd heeft. Kom, zie de plaats waar de Heere gelegen heeft. 7En ga haastig heen en zeg tegen Zijn discipelen dat Hij opgewekt is uit de doden; en zie, Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult u Hem zien. Zie, ik heb het u gezegd. 8En zij gingen haastig van het graf weg, met vrees en grote blijdschap, en zij snelden weg om het Zijn discipelen te berichten. 9Toen zij weggingen om het aan Zijn discipelen bekend te maken, zie, Jezus kwam hun tegemoet en zei: Wees gegroet! Zij gingen naar Hem toe, grepen Zijn voeten en aanbaden Hem. 10Toen zei Jezus tegen hen: Wees niet bevreesd; ga heen, bericht Mijn broeders dat zij naar Galilea moeten gaan, en daar zullen zij Mij zien.”
In vers 7 zegt de engel die bij het leeg graf van Jezus was dat de twee Maria’s tegen Jezus’ discipelen moesten zeggen dat zij naar Galilea toe moesten gaan om Jezus daar te ontmoeten.
In vers 10 zegt Jezus Zelf hetzelfde tegen de vrouwen.
Maar Galilea waar de engel en Jezus het over hadden was niet de eerste plek waar de discipelen de opgestane Heer in levenden lijve zouden zien.
Volgens Lukas 24:34 had Jezus Zichzelf reeds aan Simon Petrus laten zien. Ook in Lukas 24 liet Jezus Zich aan de twee Emmaüsgangers zien.
In Johannes 20 verscheen de opgestane Jezus aan de 10 discipelen, waar Thomas niet bij was.
Acht dagen daarna in Johannes 20 verscheen Jezus aan alle 11 discipelen. Deze keer was Thomas er wel bij.
In Johannes 21 verscheen Jezus een tijd later aan zeven van Zijn discipelen aan het meer in Galilea.
En uiteindelijk in Mattheüs 28 verschijnt Jezus wederom aan de 11 discipelen; deze keer in Galilea op de berg dat Jezus met hun had afgesproken; waar de engel het in vers 7 over had en Jezus Zelf in vers 10.
Alhoewel Jezus Zich eerst aan de Maria’s had geopenbaard, vervolgens aan Petrus, de twee Emmaüsgangers en ook op verschillende keren aan de 11 discipelen, had Jezus de berg in Galilea in gedachten voor iets bijzonders toen de engel en Jezus Zelf zei om naar Galilea toe te gaan.
Uiteindelijk gaf Jezus de grote opdracht toen Hij de discipelen op deze berg in Galilea ontmoette.
Maar, waren het alleen de 11 discipelen die aanwezig waren of waren er meer mensen bij? Kijk wat de apostel Paulus ons hierover verteld.
1 Korinthe 15:3-6 – “3Want ik heb u ten eerste overgeleverd wat ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, overeenkomstig de Schriften, 4en dat Hij begraven is, en dat Hij opgewekt is op de derde dag, overeenkomstig de Schriften, 5en dat Hij verschenen is aan Kefas, daarna aan de twaalf. 6Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nu nog in leven zijn, maar sommigen ook zijn ontslapen.”
Bijbelgeleerden zijn het erover eens dat Paulus specifiek de ontmoeting op de berg in Galilea bedoeld wanneer hij hier schrijft dat Jezus aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk verscheen.
Hier worden meer dan vijfhonderd broeders genoemd, maar zoals gebruikelijk noemt de Bijbel niet het aantal vrouwen die er eventueel ook bij waren, denk aan de 5.000 mannen die door de vijf broden en twee vissen door Jezus gevoed waren.
Mattheüs 28:16-18 – “16En de elf discipelen zijn naar Galilea gegaan, naar de berg waar Jezus hen ontboden had. 17En toen zij Hem zagen, aanbaden zij Hem, maar sommigen twijfelden. 18En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei:. . .”
Op dit moment hadden alle 11 discipelen de uit de dood opgestane Jezus meerdere malen in levenden lijve gezien en met Hem gesproken.
Het is dus logisch dat toen zij Jezus zagen, Hem aanbaden. Zij waren uiteindelijk degenen in Mattheüs 16 beleden dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God.
Maar er staat dat sommigen twijfelden. Het kan niet zo zijn dat hiermee sommigen van de 11 discipelen bedoeld wordt, dus moet Mattheüs het hier over anderen hebben.
Vergeet niet dat naast de vrouwen en de 11 discipelen geen van de overige 500 broeders Jezus reeds gezien hadden na Zijn opstanding uit de dood. Dit was de eerste keer dat zij Jezus na Zijn opstanding zagen.
Bovendien staat er in de grondtekst dat Jezus naar hen toe kwam. Op het moment dat de mensen Jezus zagen was Jezus nog op een afstand. Hoogstwaarschijnlijk twijfelde sommigen omdat zij niet zeker waren dat het echt Jezus was.
Omdat deze vijfhonderd broeders plus de vrouwen zoals Maria Magdalena en de overige Maria’s erbij waren zou het dus betekenen dat de grote opdracht niet slechts aan de 11 discipelen werd gegeven, maar aan de hele groep die geloofde.
Ik wil nog een ding noemen dat mij ervan overtuigd dat de grote opdracht niet slechts aan de 11 discipelen werd gegeven en dat is de grote opdracht zelf.
Mattheüs 28:19 – “19Ga dan heen, maakt al de volken tot mijn discipelen, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.” (HSV en NBG)
Jezus geeft hier een gebod om discipelen te maken en een van de handelingen in het maken van discipelen is om men te leren om Jezus geboden in acht te nemen, oftewel te gehoorzamen, dus ook dit gebod; het maken van discipelen.
Heel simpel gezegd gebied Jezus om discipelen te maken en in het gebod gebied Jezus de 1e generatie discipelen die door deze groep gemaakt worden, om hetzelfde te gaan doen.
Het gebod houdt dus niet op bij de eerste mensen die het rechtstreeks van Jezus hadden gekregen, maar het gaat van generatie op generatie op generatie gewoon door.
Vandaar dat ik vaak zeg dat wij discipelen moeten maken, die discipelen maken, die discipelen maken.
Het woord discipel komt in de Evangeliën en in Handelingen meer dan 250 keer voor en voor het laatst in Handelingen 21.
Discipelen van Jezus werden in Handelingen 11:26 voor het eerst Christenen genoemd. De betekenis hiervan is navolger van Christus omdat zij waren als Christus; echte discipelen dus.
Handelingen 11:26 – “En het gebeurde dat zij een heel jaar met de gemeente samenkwamen en een grote menigte onderwezen en dat de discipelen voor het eerst in Antiochië Christenen genoemd werden.
Ook in Handelingen 26 en 1 Petrus 4 worden discipelen van Jezus Christen genoemd.
In Handelingen en in de brieven van Johannes, Paulus, Jakobus en Petrus worden discipelen van Jezus broeders en zusters genoemd. (Handelingen 9:17, 1 Korinthe 7:15)
In Handelingen en in de brieven van Paulus, Judas en in Openbaring worden discipelen van Jezus heiligen genoemd. (Handelingen 9:13, Romeinen 1:7)
In Handelingen en in de brieven van Paulus en Petrus worden de discipelen van Jezus gelovigen genoemd. (Handelingen 5:14, 2 Korinthe 6:15)
In Handelingen worden de discipelen van Jezus navolgers van de Weg genoemd. (Handelingen 9, 19, 22, 24)
In de brieven van Paulus worden de discipelen van Jezus de uitverkorenen genoemd. (Kolossenzen 3:12)
Alhoewel de term discipel niet na Handelingen 21 in de Bijbel voorkomt is het principe terug te vinden in al deze benoemingen.
Uit ervaring weet ik dat in sommige gevallen wanneer ik met mensen praat en ik vertel dat ik Christen ben, het gesprek abrupt afgekapt wordt omdat men een vooroordeel heeft van Christenen.
Maar, wanneer ik in dat soort situaties tegen mensen zeg dat ik een discipel van Jezus Christus ben dan stellen mensen vaak vragen hierover.
Zeg de eerstvolgende keer dat je een discipel van Jezus bent, of een navolger van de Weg, of een uitverkorene. Ik weet zeker dat je er vragen over zal krijgen, al is het maar de vraag: ‘wat bedoel je?’
Die ene vraag moet je dan zien als een open deur om je verhaal te kunnen vertellen.
Het maakt in principe niets uit of je jezelf een Christen noemt of een discipel of een gelovige of een navolger van de Weg of een heilige. Het belangrijkste is dat je met heel je hart geloofd dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God, dat je Hem navolgt en aan Hem toegewijd bent.
En per definitie betekent het dat als je een discipel van Jezus Christus bent, je ook iemand bent die discipelen maakt of op z’n minst wil leren om discipelen te maken.
Zoals ik in een eerdere studie aangaf vind ik de term Grote Opdracht best wel intimiderend. Als ik aan alle nog-niet gelovige mensen denk die ik ken dan word ik overweldigd met het idee dat het eigenlijk de ‘onmogelijke opdracht’ is, en dat is het menselijk gezien natuurlijk ook.
Maar als ik naar Jezus’ methode kijk hoe Hij discipelen maakte en als ik Jezus’ methode navolg dan is de opdracht ineens niet zo groot meer maar klein genoeg om uit te voeren. Want nu voel ik me niet meer persoonlijk verantwoordelijk om heel de Haarlemmermeer tot discipelen te maken, maar slechts een handje vol zoals Jezus dat deed.
En als ik me elke keer opnieuw op een handjevol mensen richt en van deze mensen discipelen maak, die discipelen maken, die discipelen maken, dan zal ik gedaan hebben wat Jezus mij persoonlijk in de Grote Opdracht gebied.
Ik hoop dat het jou duidelijk is dat als jij jezelf een Christen acht te zijn, jij per definitie een discipel van Jezus Christus bent, die per definitie discipelen hoort te maken, die discipelen maken, die discipelen maken.
Omwille van de tijd laat ik het hierbij. Volgende week gaan we kijken naar hoe wij, anno 2018 discipelen kunnen maken.
Ik wil je vragen om je ideeën naar mij toe te mailen.
Voel je absoluut niet schuldig of bezwaard als je tot heden weinig of geen discipelen hebt gemaakt. Het is niet de bedoeling dat je het idee krijgt dat er nog een ding erbij komt of dat er nog meer van je gevraagd wordt.
Het maken van discipelen behoort nou eenmaal bij wie je bent als een Christen, een navolger van Jezus Christus. En het is een gigantisch voorrecht dat ons gegeven is doordat Jezus voor ons aan het kruis is gegaan.
Het simpele doch ondoorgrondelijk feit dat jij en ik discipelen van Jezus Christus mogen en kunnen zijn is geheel afhankelijk van het feit dat Jezus onze doodstraf op Zich genomen heeft.
De plaatsvervangende dood van Jezus aan het kruis is het enige dat de mens de mogelijkheid biedt om de Meester na te mogen volgen.
Door Jezus’ dood aan het kruis en door Zijn opstanding uit de dood hebben wij die Hem navolgen vergeving van zonden gekregen, waardoor wij toegang hebben gekregen tot de God van de Bijbel, de Schepper van hemel en aarde, waardoor wij verzoend zijn met Hem, waardoor wij nu niet langer slaven van de zonde hoeven te zijn, waardoor wij ons leven nu aan Hem mogen geven zodat Hij ons in alles kan leiden, zodat Hij Zijn plan voor ons leven kan realiseren.
Als discipelen van Jezus hebben wij de allerbeste boodschap voor de mens. Er is niets beter dan het Evangelie, dus laten wij deze week tegen iemand zeggen: ‘kom en zie’ en laten wij die persoon de echte Jezus in ons leven laten zien.
Laat de stof van uw rabbi u geheel bedekken!