2024.0204 – De Roep Om Te Volgen
Wees Dienstbaar #6
Markus 1:16-20
[CC Haarlemmermeer, 4 februari 2024]
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
Na een pauze van ruim twee maanden vervolgen we vandaag onze serie in Markus weer, dus sla alsjeblieft je Bijbel open naar Markus hoofdstuk één, waar we gaan kijken naar verzen zestien tot en met twintig. En misschien is het goed om ons geheugen even op te frissen met wat we tot nu toe behandeld hebben. Markus opende met een vers dat ons direct confronteert met Jezus en het Evangelie, en verteld vervolgens over de komst van Johannes de Doper, de doop van Jezus in de Jordaan, en de verzoeking van Jezus in de woestijn. En we hebben daarin het thema van de woestijn gezien in relatie tot het volk Israël en hoe Jezus daar een vervullende rol in speelt. En als laatst hebben we gezien dat na de gevangenneming van Johannes de Doper de bediening van Jezus “echt” begon, en hoe Hij naar Galilea ging om te preken dat de tijd vervuld was en dat het Koninkrijk van God nabijgekomen is. We hebben toen geconcludeerd dat de oproep tot geloof en bekering vandaag de dag nog steeds uitgaat.
De bediening van Jezus is dus onderweg, maar er mist nog één essentieel onderdeel: een team! Denk dat het mooi is om te zien dat Jezus er voor kiest om dit samen te willen doen en mensen mee te willen nemen op Zijn missie, zodat ze alles kunnen zien en ervaren en Hij ze op kan opleiden te doen wat Hij doet zodat ze Zijn missie kunnen voortzetten. En dit is waar we vandaag naar gaan kijken: de roep van de eerste volgelingen. De roep van de vier mannen die de kern, het hart, van Zijn team gaan vormen.
Ik verwacht dat voor vele van jullie de verzen van vandaag niet onbekend zullen zijn. De roep van de eerste volgelingen is immers een bekende tekst die vaak aangehaald of onderwezen wordt. Maar daar kan ook een gevaar in schuilen. Soms hebben we een vers of een uitspraak zo vaak gehoord in bijvoorbeeld een preek dat het z’n kracht verliest, en zijn we wellicht bewust of onbewust mat geworden of afgestompt op wat er staat. Of misschien kan je zelfs ontmoedigd worden aan het begin van een preek, omdat je al kan bedenken wat er gezegd gaat worden. Zo ook wellicht bij deze tekst. Je kan wellicht de neiging hebben te denken dat dit zo een preek wordt waarin gezegd gaat worden dat we allemaal meer vissers van mensen moeten worden, en je nu al het schuldgevoel voelt opborrelen voordat de preek begonnen is omdat je vindt dat je niet genoeg doet of dat het altijd beter kan. Ik wil jullie aanmoedigen dit niet te doen. Ten eerste weet je nog niet wat ik ga zeggen, en veel belangrijker nog, je weet nog niet wat God gaat zeggen. Ik wil jullie dus aanmoedigen om de tekst met een open en frisse blik tegemoet te gaan. Ik denk echt dat we God tekort doen als we ons in de val laten lokken door een soort “versmoeheid”. Gods Woord is immers levend en krachtig en dringt door tot op de scheiding van ziel en geest.
Dat gezegd hebbende, lees met mij vers zestien tot en met twintig.
“16En toen Hij bij de zee van Galilea wandelde, zag Hij Simon en Andreas, zijn broer, het net in de zee werpen, want zij waren vissers. 17En Jezus zei tegen hen: Kom achter Mij aan, en Ik zal maken dat u vissers van mensen wordt. 18En zij lieten meteen hun netten achter en volgden Hem. 19En toen Hij vandaar wat verdergegaan was, zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer, die in het schip de netten aan het herstellen waren. 20En meteen riep Hij hen, en zij lieten hun vader Zebedeüs in het schip achter met de loonarbeiders en gingen weg, Hem achterna.” (Mk. 1:16-20)
Laten we bidden.
[Openingsgebed]
Ik weet niet of dit voor jullie herkenbaar is, maar ik denk dat veel mensen, en misschien jullie zelf ook, op een soort van autopilot leven. Er zit niet veel verschil in de routine van dag tot dag, week tot week, jaar tot jaar. Begrijp me niet verkeerd. Ik zeg niet dat daar iets mis mee is. Het is meer een veronderstelling. Het is niet anders in ons gezin. Er zit weinig variatie in ons ritme van school of werk. We hebben een vaste routine qua ontbijt. Wat we op welke dag of avond van de week doen is iedere week redelijk hetzelfde. En op zich is dat ook niet gek. De meeste van ons hebben banen met (redelijk) vaste werktijden, hebben wellicht schoolgaande kinderen, hebben vaste dagen waarop we sporten (of de kinderen sporten), hebben een vaste fellowship avond, wellicht een vaste tijd waarop je naar bed gaat en weer opstaat, gaan iedere zondag naar de kerk etc. Een vaste routine is ook goed (als het een goede routine is tenminste). Ons lichaam wordt bijvoorbeeld blij van een vast slaapritme, en voedsel en drinken op gezette tijden. Iedereen die weleens een nacht heeft doorgehaald of heeft gevast kan dit beamen. Kinderen hebben ook heel veel profijt van een voorspelbare dag en routine. Het op autopilot leven is wat Sir Arthur Conan Doyle[1] (de schrijver van de Sherlock Holmes boeken) “de saaie routine van het bestaan” noemde.
CONTEXT
Als we onze verzen van vandaag lezen dan denk ik dat onze hoofdpersonen zich wellicht ook bevonden in “de saaie routine van het bestaan”. De broers Simon en Andreas en de broers Jakobus en Johannes waren vissers en zakenpartners[2] in Kapernaüm. Je moet je voorstellen dat er in die tijd rondom de zee van Galilea alle dorpen vissersdorpen waren, met naar verluid zo’n zestien havens, met een enorme hoeveelheid aan vissersboten. Vis, niet vlees, was het primaire voedsel in de Grieks-Romeinse wereld. En de vis die ze vingen was niet alleen voor de lokale markten, maar hun vis werd ook geëxporteerd naar Egypte en Syrië. Visser zijn in die tijd was enorm hard werken, dag in dag uit, het hele jaar daar, in de hete zomer, in de koude winter, om je als visser te onderscheiden van anderen, en meer vis te vangen dan de ander, of in ieder geval voldoende en goede vis te vangen, zodat je je vis tegen een goede prijs kon verkopen, zodat er brood op de plank was. Vissen was hun leven, en hun leven draaide om het visser zijn. In die tijd was het niet gewoon een beroep, maar een allesomvattende identiteit.
En op een dag komt Jezus aanwandelen, en dit zal geen toeval zijn geweest, want Jezus niets bij Jezus is ooit toeval. Hij liep daar door God geleid op de juiste dag en het juiste moment om Simon en Andreas en Jakobus en Johannes te zien, en ze te zien doen wat ze aan het doen waren zodat Hij kon zeggen wat Hij door de Vader had ingegeven gekregen om te zeggen. Want dat is wie Jezus is. Dus Hij komt aanwandelen, en Hij ziet als eerste Simon en Andreas. Jezus had iedereen kunnen zien, want er waren waarschijnlijk genoeg andere vissers, maar Hij zag Simon en Andreas. Hij zal hen niet gezien hebben omdat ze er opvallend uitzagen, of extra knap of gespierd. Maar toch zag Hij hen. We zien door de evangeliën heen dat Jezus vaak ziet op een manier dat meer dan slechts waarnemen met de ogen is. Ik denk dat het toepasselijk is dat het woord in de grondtekst niet alleen ‘zien’ kan betekenen, maar ook ‘weten’. Met andere woorden, zien op een manier van ‘opmerken, waarnemen, kennis nemen van’. Zo ziet Jezus niet alleen Simon en Andreas, maar ziet Hij daarna ook Jakobus en Johannes, en zag Hij eerder ook Nathanaël onder de vijgenboom[3], en ziet Hij later ook Mattheus[4], en ziet Hij nog later een grote menigte en was Hij innerlijk met ontferming bewogen[5]. Als Jezus ons ziet dan ziet Hij meer dan de buitenkant. Zegt het niet in 1 Samuel 16:7 (NBV), “Het gaat niet om wat de mens ziet: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar de HEER kijkt naar het hart.” God ziet met de ogen van de Schepper die kijkt naar Zijn schepsel. Hij ziet ons voor wie we waarlijk zijn. Hij ziet ons in ons volledige originele potentieel; gemaakt voor Zijn glorie; gemaakt om de goede werken te doen die Hij van tevoren bereid heeft. Hoe fijn is het dat Jezus een ieder van ons ziet! En zoveel meer ziet dan dat wij zien. En in dit geval ziet Hij Simon en Andreas, en Hij spreekt hen aan. Het is Jezus die initieert. Hij ziet. Hij spreekt. Hij start de conversatie. En Hij zegt tegen hen in vers 17, “Kom achter Mij aan, en Ik zal maken dat u vissers van mensen wordt.” Als er een competitie van beste oneliners zou zijn, dan zou deze een goede kans maken om te winnen, niet? Heerlijk compact, en het schoolvoorbeeld van hoe het evangelie contextueel te maken. Jezus nodigt vissers (van vis) uit om vissers van mensen te worden. Ik denk dat deze zin ook alleen maar werkt in deze context, niet? Stel dat Simon en Andreas broodbakkers geweest waren, wat had Jezus dan gezegd? “Kom achter Mij aan, en Ik zal maken dat u bakkers van mensen wordt.”? Geeft toch een heel ander beeld. Nee, Jezus komt echt met de perfecte woorden in de juiste context op het juiste moment. Hadden we iets anders verwacht van Jezus? Ik weet niet hoe de woorden “Kom achter Mij aan” bij jullie overkomen qua vertaling, maar mijns inziens dekt het niet helemaal de lading. Jezus geeft hier geen suggestie, maar spreekt in gebiedende wijs: “Kom!” en spreekt met urgentie. Het is een niet af te wijzen roep om Jezus te volgen, om te komen, en achter Hem aan te gaan.
En ja, de zin “Ik zal maken dat u vissers van mensen wordt” werkt natuurlijk uitstekend in de context, maar is denk ik meer dan een slimme taalgrap, en dat zal deze vissers ook niet zijn ontgaan, wiens Oude Testament kennis prima op orde was. In Jeremia 16:14-16 (maar ook op andere plekken[6]) wordt namelijk gesproken over het komende herstel van Israël, maar niet voordat Hij hen straft voor hun zonden, en in die context wordt gesproken over vissers. Er staat, “14Daarom, zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat er niet meer gezegd zal worden: Zo waar de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land Egypte geleid heeft, 15maar: Zo waar de HEERE leeft, Die de Israëlieten uit het land in het noorden en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had, geleid heeft. Ik zal hen terugbrengen in hun land, dat Ik hun vaderen gegeven heb. 16Zie, Ik ga boden tot vele vissers zenden, spreekt de HEERE, dat zij hen moeten opvissen. En daarna zend Ik boden tot vele jagers, dat die hen moeten opjagen van elke berg en van elke heuvel, en uit de kloven van de rotsen.”[7] Daar waar wij wellicht “vissers van mensen” op een positieve manier lezen als het mensen naar redding in Jezus brengen, is de kans groter dat Simon en Andreas “vissers van mensen” op een negatieve manier lazen als het mensen verzamelen voor oordeel zodat herstel kon komen voor Israël. Het is Bijbelcommentaar William Lane[8] die dan ook zegt, “De oproep om vissers van mensen te zijn is een oproep tot de eschatologische taak van het verzamelen van mensen met het oog op het komende oordeel van God.” Met andere woorden, het vissen is bewijs van het komende Koninkrijk zoals we in vers 15 gelezen hebben, en dus meer dan alleen een slimme taalgrap.
Als Jezus vervolgens verder loopt ziet Hij op soortgelijke wijze Jakobus en Johannes, ook vissers, en roept hen ook. En de reactie van zowel Simon en Andreas als van Jakobus en Johannes is gelijk: ze lieten alles achter en volgden Hem. Zonder aarzeling. Zonder terugkijken. Ze laten hun leven, hun beroep, hun levensonderhoud, hun identiteit, hun familie, hun toekomst, achter. Van de ene op de andere seconde is alles anders en zal niets ooit meer hetzelfde zijn. Dit klinkt radicaal, niet? En dat is het ook! Maar het is goed te realiseren dat dit niet de eerste keer is dat ze Jezus zien. Laten we niet vergeten wat we eerder in Johannes 1:35-42 kunnen lezen dat in ieder geval Andreas eerder een discipel van Johannes de Doper was, en toen die zei dat Jezus het Lam van God was, volgde Andreas Jezus met een andere discipel en verbleef die dag bij Jezus. Andreas verteld dit aan zijn broer Simon en brengt Simon naar Jezus, en in die eerste ontmoeting zegt Jezus al dat Simon Petrus genoemd zal gaan worden. Met andere woorden, Simon en Andreas wisten al wie Jezus was, en we kunnen uit de tekst afleiden gehoor gegeven hadden aan Jezus’ oproep tot bekering en geloof. Dit hier was dus geen blinde en roekeloze actie, maar een weloverwogen beslissing. Wat het verschil maakte is dat Jezus hen nu opriep Hem te volgen.
De kern van deze tekst is dus niet: wordt vissers van mensen, en hier zijn drie punten hoe we beter kunnen evangeliseren. Nee, de kern van de tekst is de roep van Jezus om Hem te volgen. Dat is de kern van de tekst. En de roep van Jezus om Hem te volgen is een roep tot discipelschap. Daar waar het in die tijd gebruikelijk was dat men een Rabbi, een Meester, koos om zijn discipel te worden en hem in alles te volgen, draait Jezus het om en is Hij degene die Zijn discipelen kiest en hen oproept om te volgen. Zegt Jezus in Johannes 15:16 (NBV) niet, “Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie…” Het is Jezus die zoekt. Het is Jezus die ziet. Het is Jezus die roept. Hij alleen is het die discipelen maakt, want het is Zijn discipelen worden waar Hij tot oproept. Jezus begint Zijn bediening met de roep aan deze vier vissers om Zijn discipelen, Zijn volgers, te worden. Jezus eindigt Zijn bediening met de Grote Opdracht om discipelen te maken. Van begin tot het eind, en alles er tussenin staat in het teken van discipelschap. Maar het begint met gehoor te geven aan de roep om te volgen. Wat ik niet wil doen is nu een theologisch en theoretisch betoog beginnen over hoe de roep om te volgen precies in elkaar zit. Ik wil ook niet in het algemeen iets zeggen over discipelschap. Dat zou de plank misslaan denk ik. Wat ik wel wil doen is onze verzen van vandaag in het licht van discipelschap zetten en vier observaties maken over wat deze verzen zeggen over discipelschap om het beeld van hoe de roep tot discipelschap er uitziet te verduidelijken en verscherpen.
VIER OBSERVATIES
#1 – Discipelschap Is Een Roep Tot Complete Overgave
De eerste observatie is dat discipelschap een roep is tot complete overgave. Jezus zegt, “Kom!”, en Simon en Andreas laten meteen hun netten achter. Jezus zegt, “Kom!”, en Jakobus en Johannes laten meteen hun vader achter. De overgave tot het volgen van Jezus was onmiddellijk en het was volledig. Ze twijfelden niet. Ze keken niet om. Ze lieten alles achter (zoals de paralleltekst Lukas 5:11 zegt). Ik zeg niet dat om Jezus te volgen we onze baan moeten opzeggen en onze ouders moeten achterlaten (alhoewel in sommige gevallen het kan zijn dat Jezus dat van ons vraagt). Maar in het alles achter zich laten, dienen deze vissers als voorbeeld in hoe Jezus te volgen. En het is een volgen met complete overgave.
Zoals ik aan het begin al zei, visser zijn was hun complete leven waar ze hun identiteit en hun voldoening uit haalde. Hun activiteit bepaalde hun identiteit. Maar dat veranderde toen Jezus zei, “Kom!” Ze waren nu een discipel van Jezus. Dat was hun nieuwe identiteit, en dat bepaalde hun activiteit. En de eerste activiteit was alles achter zich laten en Hem volgen. Als vissers wisten ze maar al te goed wat het voor een vis betekende als die in dat net kwam. Het had fatale gevolgen voor de vis. Het leven van de vis zou nooit meer hetzelfde worden als daarvoor. Ze wisten dat als ze Jezus zouden volgen niets ooit meer hetzelfde zou zijn. Zo ook voor ons. In 2 Korinthe 5:17 zegt Paulus, “… als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.”[9] Jezus volgen, Zijn discipel worden, betekent dat het oude voorbij is en alles nieuw is geworden.
Het betekent voor Hem kiezen en niet voor onszelf. Het betekent Hem dienen en niet onszelf. Het betekent dat alles wat we zijn en alles wat we hebben niet meer van ons is. “19Of weet u niet […] dat u niet van uzelf bent? 20U bent immers duur gekocht.”[10] We zijn van Hem. Het is dus niet een kwestie van in welke mate we bereid zijn om onszelf aan Hem te geven, maar in welke mate we achterhouden wat rechtmatig van Hem is. Het betekent dat Jezus het recht heeft om het allerbelangrijkst en meest vooraanstaand te zijn in onze gedachten en verlangens en acties, in plaats van dat wij onszelf die plek toebedelen. Het betekent dat Jezus het recht heeft onze geest te vullen met de kennis en waarheid van Hemzelf, in plaats van dat wij de regie behouden op waar we onze gedachten mee vullen en als waarheid aannemen. En als Jezus Zijn wil aan ons openbaart en wij er nog steeds voor kiezen om te debatteren en te beslissen of we het wel of niet zullen doen, dan is dat geen complete overgave. En dat is waar discipelschap ons toe oproept.
#2 – Discipelschap Is Een Roep Tot Missie
De tweede observatie is dat discipelschap een roep is tot missie. Jezus zegt, “Kom achter Mij aan, en Ik zal maken dat u vissers van mensen wordt.” In dezelfde adem dat Jezus ons roept om te volgen zegt Hij ook wat we kunnen verwachten als we Hem volgen. Hij maakt de missie duidelijk. Hij gaat ons vissers van mensen maken, met als doel uiteraard dat wij dan ook vissers van mensen worden. Net zoals vissers vis vangen, en bakkers brood bakken, en docenten les geven, is het zo dat volgers van Jezus vissers van mensen zijn. En wat ik zo mooi vind is dat Jezus niet zegt dat als we Hem volgen dat we meteen vissers van mensen zullen zijn, maar dat Hij ons vissers van mensen gaat maken. Zie hier de dubbele discipelschap knoop, want het proces van Jezus om ons vissers van mensen te maken heet discipelschap, en onderdeel van en de uitkomst van dit proces is dat we discipelen maken. Het is aan ons om Hem te volgen, maar Jezus gaat het werk in ons doen en met ons doen. Zoals Paulus[11] al zei, “want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen.” Ons primaire werk als het gaat om missie is ons te onderwerpen aan Hem in complete overgave.
Maar goed, laten we niet voorbij gaan aan de prachtige beeldspraak die te vinden is in deze situatie. Jezus kiest natuurlijk niet voor niets vissers uit. Het principe achter succesvol vissen is te weten wat voor soort vis je wilt vangen zodat je ook kan weten hoe deze te vangen. Vissers moeten dus weten wat voor apparatuur te gebruiken, in welk soort water welke vis zwemt, de diepte waarop de vissen zwemmen, de soort aas te gebruiken om de vis te vangen. Om zomaar wat dingen te noemen. Ik moet eerlijk zeggen dat vissen niet mijn ding is. Mijn vader echter was een fervent hobby visser, en ging toen ik jong was maar al te vaak voor dag en dauw op z’n fietsje bijvoorbeeld het Amsterdamse bos in om in alle rust zijn hengeltje uit te gooien. Heerlijk vond hij het. Ik ben ook zeker genoeg keren met hem mee geweest. Samen met papa op avontuur. Maar het ging mij altijd meer om met hem samen te zijn dan om het vissen. Ik had er denk ik het geduld niet voor. Zou ik nog steeds niet hebben denk ik.
Als we het principe van vissen vertalen naar onze situatie en context, naar onze missie, dan kunnen we zeggen dat wij ook moeten weten welke apparatuur te gebruiken. En onze apparatuur is de wapenrusting van God. Het is aan ons om volbewapend de missie aan te gaan. Ons middel omgord met de waarheid, voeten geschoeid met het evangelie, het schild van geloof opgetrokken, ons zwaard in de hand, gaan we biddend op missie. We moeten ook weten welke vis te vangen. We moeten bekend zijn met de verloren staat van de mensen. Wie zijn het? Hoe denken ze? In welk water zwemmen ze? Hoe kunnen we ze bereiken? Jezus weet al welke vissen van Hem zijn en zal het ons bekend maken als we Zijn leiding zoeken in onze missie. En hoe ‘vangen’ we ze? Met het net van het evangelie. “Want het woord van het kruis is voor hen die verloren gaan wel dwaasheid, maar voor ons die behouden worden, is het een kracht van God.”[12] “Door niemand anders kunnen wij worden gered, want zijn naam is de enige op aarde die de mens redding biedt.”[13]
Tegelijkertijd is vissen hard werk, vaak onder de meest barre omstandigheden. En dat is voor ons niet anders. Maar het is Jezus die ons heeft geroepen. Het is Jezus die ons voorgaat. Het is Jezus die ons vissers van mensen gaat maken, en dus geven we niet op. Tegen alle stormen van vermoeidheid en tegenslagen en ontmoedigingen in, vertrouwen we op Hem. In de paralleltekst van deze verzen in Lukas hoofdstuk 5 lezen we dat Jezus aan Simon vraagt om naar het diepe gedeelte af te varen en de netten uit te werpen. En dan staat er in vers 5-6, “5Maar Simon antwoordde en zei tegen Hem: Meester, wij hebben heel de nacht gewerkt en niets gevangen, maar op Uw woord zal ik het net uitwerpen. 6En nadat zij dat gedaan hadden, vingen zij een grote hoeveelheid vissen en hun net begon te scheuren.”
#3 – Discipelschap Is Een Roep Tot Fellowship
De derde observatie is dat discipelschap een roep is tot fellowship/gemeenschap. En in de eerste plaats is dat fellowship/gemeenschap met Jezus. Hij zegt namelijk, “Kom achter Mij aan”. Hij wilt dat we Hem volgen. Hij wilt dat we in Zijn aanwezigheid zijn. Hem leren kennen en van Hem leren. In de eerste brief van Johannes getuigd hij dat het delen van het evangelie als doel heeft om zo fellowship/gemeenschap te hebben met de Vader en de Zoon. Jezus Zelf zegt in Johannes 17:3 dat het eeuwige leven God de Vader en Jezus kennen is. Paulus zegt in Filippenzen 3:10 dat hij Jezus wilt kennen en de kracht van Zijn wederopstanding. Discipelschap is onmogelijk zonder een relatie te hebben met Jezus. Als Heidi en ik getrouwd zijn maar nooit in elkaars aanwezigheid zijn en niet met elkaar praten om elkaar beter te leren kennen, dan is een huwelijk onmogelijk. Discipelschap is een roep tot een levenslange steeds maar dieper wordende relatie met Jezus te hebben om je zo meer en meer in Hem te gaan verheugen en Hem te roemen en als Hem te worden. Dat is de motor van discipelschap.
Maar de fellowship/gemeenschap is niet alleen met Jezus, maar ook met elkaar. Hij riep niet alleen Simon of Andreas, maar Hij riep hen alle vier om Hem te volgen. Is het niet prachtig dat we het niet alleen hoeven te doen? Ik heb (helaas) christenen meegemaakt die altijd alles alleen wilde doen en ook niet naar een kerk gingen. ‘Nee, het is gewoon Jezus en ik’ was dan het antwoord. Maar God heeft ons niet geschapen om alleen te zijn en het allemaal alleen te doen. Als je wordt wedergeboren dan wordt je geboren in een wereldwijde familie met allemaal dezelfde papa. En als je onderdeel wordt van een gemeente, dan is dat voor een groot deel zodat je samen met elkaar met de Heer kan wandelen.
Met andere woorden, de roep tot complete overgave, de roep tot missie, is niet een tocht in een kano, maar soms zit je samen in een skiff, en soms zit je samen in een grote sloep, en misschien wel soms in een rondvaartboot of op een veerpont. Punt is dat discipelschap samen is met anderen. We hoeven het niet alleen te doen, maar samen volgen we Hem, en zo mogen we van elkaar leren en er voor elkaar zijn om zo samen te groeien in het discipel zijn. In Filippenzen 1:27 zegt Paulus, “Alleen, wandel het Evangelie van Christus waardig, opdat ik […] van uw zaken mag horen dat u vaststaat in één geest, en dat u samen eensgezind strijdt door het geloof in het Evangelie.” En dus ook dat we samen met elkaar op missie mogen zijn. Als we verder lezen in Markus hoofdstuk zes dan zien we dat Jezus de twaalf twee aan twee uitstuurt. Jezus geeft ons aan elkaar zodat we samen onderweg kunnen zijn met Hem. Dat is zoals Hij discipelschap bedoelt heeft.
#4 – Discipelschap Is Een Roep Tot Volharding
De vierde en laatste observatie is dat discipelschap een roep is tot volharding. Toen Jezus langs de zee van Galilea wandelde zag Hij één stel broers hun net in de zee werpen, en één stel broers die hun netten aan het herstellen waren. En ook dit detail helpt ons denk ik in verduidelijking te geven aan het beeld van de roep tot discipelschap. Als je visser bent dan wil je vissen. En dat is ook wat Simon en Andreas aan het doen waren. En het is daarom dat Jezus tegen hen zegt dat Hij hen vissers van mensen zal gaan maken. En hoewel het werk van het vissen zwaar is, geeft het ook veel voldoening. En er is als visser niets mooier om een net vol vis binnen te halen. Daar doe je het tenslotte voor. Maar er gaat veel tijd en moeite en energie inzitten.
Maar om te kunnen blijven vissen is het ook nodig, net zo hard nodig, om de netten te herstellen. Maar netten herstellen kost tijd en is een nauwkeurig werk van de netten uitspreiden, uitpluizen, repareren, schoonmaken. Het is moeizaam werk. Het is saai en monotoon werk. Als visser wil je vissen en niet netten herstellen. Je vangt namelijk geen vis als je netten aan het herstellen bent. Maar het is onderdeel van het vissen, en net zo belangrijk. Netten herstellen is nodig om opnieuw te kunnen vissen. Netten herstellen betekent dat je je klaarmaakt om opnieuw te gaan vissen. Terwijl Jakobus en Johannes hun netten aan het herstellen zijn zien ze Simon en Andreas vissen. En om weer te kunnen gaan vissen mogen ze niet opgeven in het herstellen van de netten. Maar netten herstellen betekent ook dat het net gebruikt is en stukgegaan is, misschien wel vanwege een grote vangst zoals we dat in de paralleltekst in Lukas 5 zien. Ze vingen zo een grote hoeveelheid vis dat hun net begon te scheuren. De beste manier om je als visser voor te bereiden op een net-brekende en boot-zinkende vangst is tijd te nemen de netten te herstellen. Het is een continue cyclus. Om te kunnen vissen heb je herstelde netten nodig, en als gevolg van vissen moet je de netten herstellen. En Jezus’ roep is voor beide paar broers gelijk. Zijn liefde is voor beide gelijk. Ongeacht de situatie en de fase waarin ze zitten.
Discipelschap is een roep tot volharding omdat we moeten volharden zowel in het werpen van het net als in het herstellen van de netten. Jezus vraag ons in de context van discipelschap het net van het evangelie te blijven uitwerpen. Het evangelie te blijven delen. Een getuige te blijven zijn. Ongeacht de omstandigheden, ongeacht de teleurstellingen, ongeacht de tegenslagen. In 2 Korinthe 4:5 zegt Paulus, “Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Heere, en onszelf als uw dienstknechten om Jezus’ wil.” Dat is onze modus operandi. We blijven Hem volgen. We blijven Hem najagen met complete overgave. We blijven op missie en ons net uitgooien omwille van Hem. Dat is hoe Hij ons vormt in discipelschap. Maar lees wat Paulus een paar verzen later zegt vanaf vers 15: “15Want dit alles gebeurt ter wille van u, opdat de genade, die meer en meer is toegenomen, door de dankzegging van velen overvloedig wordt tot verheerlijking van God. 16Daarom verliezen wij de moed niet; integendeel, ook al vergaat onze uiterlijke mens, toch wordt de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd. 17Want onze lichte verdrukking, die van korte duur is, brengt in ons een allesovertreffend eeuwig gewicht van heerlijkheid teweeg.” Dit is de reden waarom we volharden hierin!
Maar Jezus vraagt ons ook om de netten te blijven herstellen. Om het net van het evangelie te kunnen blijven uitwerpen, en daarin ook vangst te verwachten, moeten we ook tijd nemen om te zorgen dat de netten hersteld worden. We moeten tijd nemen om, zoals Paulus[14] dat zegt, onszelf te onderzoeken en beproeven in ons discipelschap. Hoe gaat het met onze complete overgave? Hoe gaat het met het op missie zijn? Hoe gaat het met het in fellowship/gemeenschap zijn met Jezus en met elkaar? Waar zitten de scheurtjes in ons net? Waar zijn we niet effectief in het getuigen en het delen van het evangelie? Gooien we ons net wel uit op de juiste plek en op de juiste tijd? Zijn we niet alleen maar bezig met vissen dat we de kwaliteit van onze netten vergeten? En dit klinkt misschien niet als fijn werk. Is het misschien ook niet. Misschien is dit wel “de saaie routine van het [discipelschap] bestaan”, maar het is zo nodig. Het volharden in het herstellen van onze netten is wat het mogelijk maakt om te kunnen blijven volharden in het vissen, en dat is wat Jezus van ons vraagt in het volgen. Dus, beide aspecten zijn nodig in ons discipelschap, in onze vorming als discipel, en onze effectiviteit als discipel. En voor beide is volharding nodig.
CONCLUSIE
Ik wil dat je de bemoediging ziet in deze verzen. Het is aan ons om gehoor te geven aan de roep om Hem te volgen en daarin te volharden. Maar in dat volgen mogen we er dan op vertrouwen dat Hij met ons aan de slag gaat en ons alles geeft wat we nodig hebben om ons compleet over te geven aan Hem. We mogen erop vertrouwen dat Hij met ons aan het werk gaat om ons vissers van mensen te maken en zo op missie te zijn voor en met Hem. We mogen erop vertrouwen dat Hij ons blijft aansporen om met Hem en met elkaar in fellowship/gemeenschap te zijn. En we mogen erop vertrouwen dat Hij ons de kracht geeft om te volharden om wat Hij in ons en met wilt volbrengen. Maar in dat alles, laten we net als Paulus kunnen zeggen dat we harder gewerkt hebben dan wie dan ook, maar dat niet wij het waren, maar de genade van God in ons. We mogen erop vertrouwen dat “Hij Die in [ons] een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus.”[15]
Laten we bidden.
[1] “the dull routine of existence” (http://www.cleavebooks.co.uk/grol/holmes/sign401.htm)
[2] Lk. 5:10
[3] Joh. 1:49
[4] Mat. 9:9, Mk. 2:14
[5] Mat. 14:14, Mk. 6:34
[6] Ez. 12:3; 29:4-5; Amo. 4:2; Heb. 1:14-17
[7] Jer. 16:14-16
[8] “The summons to be fishers of men is a call to the eschatological task of gathering men in view of the forthcoming judgement of God” ~ William Lane
[9] 2 Kor. 5:17
[10] 1 Kor. 6:19-20a
[11] Fil. 2:13
[12] 1 Kor. 1:18
[13] Hand. 4:12 (NBV)
[14] 2 Kor. 13:5
[15] Fil. 1:6