2024.1201 – Eensgezind Schijnen
Eensgezind #3
Filippenzen 2:12-18
[CC Haarlemmermeer, 29 december 2024]
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
Sla alsjeblieft je Bijbel open naar Filippenzen hoofdstuk twee. Vandaag ronden we ons drieluik over eensgezind gemeente zijn af. We begonnen aan het einde van hoofdstuk één waar Paulus ons oproept om samen eensgezind te strijden door het geloof in het Evangelie. Om dat te doen heeft hij ons eerst opgeroepen om onder elkaar niets uit eigenbelang of eigendunk te doen, maar in alle nederigheid de ander als voortreffelijker te achten. En om dat te kunnen doen wees hij ons vorige week op het voorbeeld van Jezus en hoe Hij de nederigste persoon ooit was door niet zelfzuchtig vast te houden aan wat Hij had als God, maar mens werd, en als mens, een dienstknecht naar de wil van de Vader, die voor ons aan het kruis ging. Dit is niet een alleen een voorbeeld voor ons om te volgen, maar meer dan dat, we kunnen alleen maar doen waar Paulus ons toe oproept door de gezindheid van Christus, die Hij ons gegeven heeft door Zijn verlossing, te laten regeren in ons.
In onze verzen van vandaag rond Paulus zijn gedachte af, en kom hij terug op het samen eensgezind strijden door het geloof waar hij mee begon. Nu we weten wat we moeten doen onder elkaar (namelijk, niets uit eigenbelang of eigendunk, maar in alle nederigheid de ander als voortreffelijker achten), en we weten hoe we dit moeten doen (namelijk, door de gezindheid van Christus te laten regeren in ons), gaat Paulus vandaag kijken naar wat de uitwerking daarvan is richting de buitenwereld, want dat is het waar het hem om te doen is. De manier van denken van Paulus is altijd gericht op de buitenwereld, altijd gericht op evangelisatie, altijd gericht op het effect van het Goede Nieuws in ons op de mensen om ons heen in het dagelijks leven. Waar Paulus in al deze verzen van dit drieluik op doelt is onze gehoorzaamheid in het uitwerken, in het uitoefenen, van onze redding door eensgezind te zijn in het laten regeren van de gezindheid van Christus in ons, ter wille van Christus en het Evangelie, en ter verheerlijking van God de Vader. Deze zes verzen van vandaag zijn drie zinnen, waarin Paulus één beroep op ons doet, wat zich op drie manieren uitwerkt.
Dus lees met mij Filippenzen hoofdstuk twee, vanaf vers twaalf tot en met achttien.
“12Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaam geweest bent, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veelmeer in mijn afwezigheid, werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, 13want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen.
14Doe alle dingen zonder morren en meningsverschillen, 15opdat u onberispelijk en oprecht zult zijn, kinderen van God, smetteloos te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld, 16door vast te houden aan het Woord van het leven, mij tot roem met het oog op de dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb hardgelopen en mij ook niet tevergeefs heb ingespannen. 17Maar al word ik ook als een plengoffer uitgegoten over het offer en de bediening van uw geloof, ik verblijd mij en ik verblijd mij met u allen. 18En u verblijdt zich ook daarover; verblijd u dan met mij.” (Fil. 2:12-18)
Laten we bidden.
[Openingsgebed]
COLLECTIEF WERKEN (2:12-13)
“12Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaam geweest bent, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veelmeer in mijn afwezigheid, werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, 13want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen.” (Fil. 2:12-13)
Daarom, in het licht van de voorgaande verzen, in het licht van Christus en wat Hij voor ons gedaan heeft, en in ons wil doen, vraagt Paulus gehoorzaamheid wat hij vanaf hoofdstuk één vers zevenentwintig tot en met hoofdstuk twee vers vijf heeft gezegd. Paulus wilt dat de Filippenzen gehoorzamen zoals ze ook deden toen Paulus nog bij hen was. Maar nu dat hij niet bij hen is, zijn ze die gehoorzaamheid blijkbaar vergeten, en Paulus herinnert hen hieraan in deze verzen. Hij wilt dat ze gehoorzamen, niet vanwege zijn aanwezigheid, maar omdat God in hen aan het werk is.
De nadruk ligt voor Paulus op het gehoorzamen, en dat komt tot uiting in het werken aan de eigen zaligheid met vrees en beven. Als we Paulus een beetje kennen dan weten we dat Paulus het altijd heeft over geloof en niet werken. Was Jakobus niet degene die juist de nadruk legde op werken?
Spreek Paulus zichzelf hier tegen door het over werken te hebben? Zeker niet. De tweedeling tussen Paulus en Jakobus als het gaat om geloof en werken is een valse tweedeling, en Paulus heeft het zeker ook veelal over werken, over gehoorzaamheid. Paulus maakt de verhouding hier tussen enorm duidelijk in zijn brief aan de Romeinen, waar hij het in de openingsverzen al heeft over “geloofsgehoorzaamheid” en in Romeinen 15:18 heeft Paulus het over het brengen van gehoorzaamheid in woord en daad, door de kracht van de Geest van God. Voor Paulus is gehoorzaamheid wat voortvloeit uit het geloof en het ware geloof kenmerkt. Het is een reactie op God, en op het Evangelie[1], terwijl zij die God niet kennen het Evangelie niet gehoorzaam zijn[2]. Voor Paulus betekent geloof in Christus gehoorzaamheid aan Christus. Niet als in het volgen van regeltjes, maar in het onszelf totaal overgeven aan Hem als een dienstknecht, net zoals Jezus Zichzelf als dienstknecht totaal heeft overgegeven aan de wil van de Vader.
Dus wat zegt Paulus hier als hij zegt “werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven”? Twee dingen zijn belangrijk hier. We moeten hier bij ‘zaligheid/redding’ niet denken aan of we wel of niet gered zijn, of dat we onze redding wel of niet behouden door te werken. Dat is niet wat Paulus hier zegt of bedoeld. We moeten hier ook niet denken in termen of Paulus zich specifiek richt op de individu of specifiek richt op het collectief. Waar het Paulus om gaat is hoe mensen die gered zijn hun redding uitleven, uitwerken, in de context van zowel het collectief, de fellowship die geloofd, als in de context van de wereld. Als Paulus het heeft over “uw eigen zaligheid” en “God, Die in u werkt” dan schrijft Paulus beide keren in meervoud. Ja, onze gehoorzaamheid uit geloof is een individuele keuze, maar Paulus doelt hier op hoe onze individuele gehoorzaamheid zich uitwerkt in het collectief, in de fellowship, want in Christus zijn we één “volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht”[3] zoals Petrus zegt. Het is het als één volk in Christus gehoorzamen en het Evangelie verkondigen wat Paul hier bedoeld, en wat we ook in de vervolgverzen verder zullen zien.
Dus als Paulus het heeft over het werken aan onze zaligheid, dan heeft hij het over hoe we individueel er voor kiezen om door ons geloof in Christus gehoorzaam te zijn aan Christus, maar hoe dat in de fellowship tot uiting komt. Paulus blijft hier dus continue door hameren op het niets doen uit eigenbelang of eigendunk, maar de ander voortreffelijker achten. Paulus blijft door hameren op het ons eigen maken, het uitleven, van de gezindheid die we in Christus hebben. En hij vraagt ons dat te doen “met vrees en beven”, waarmee Paulus terugkijkt op de voorgaande verzen. Als er een moment zal komen wanneer elke knie zal buigen voor Jezus en elke tong zal belijden dat Jezus Heer is, dan niet meer dan vanzelfsprekend die Hem nu al gehoorzamen dat met het ontzag doen wat uiteindelijk van een ieder vereist wordt. We leven ons geloof, onze gehoorzaamheid, uit in de aanwezigheid van God. We werken aan onze zaligheid, aan onze redding, met een gebogen knie en een belijdende tong. Dat betekent dat we niet nonchalant of lichtzinnig doen over het uitleven van het Evangelie, maar dat we zoals Paulus eerder zegt, waardig wandelen aan het Evangelie. Dat betekent dat we het uitleven met ontzag voor de levende God die voor ons mens is geworden, een zondeloos leven heeft geleid, aan het kruis is gestorven voor onze zonden, en is opgestaan om ons nieuw leven te geven. Dat betekent dat we het Evangelie uitleven onszelf uitstrekkend naar de Heilige Geest die in ons de gezindheid van Christus wilt teweegbrengen voor Zijn eer en glorie.
Waarom? Omdat Hij in ons werkt. Wij zijn onze redding aan het uitwerken omdat Hij in ons aan het werk is. En we zien hier dat onze gehoorzaamheid dus zowel een willen als een doen is. Maar dit is een willen en een doen waarvoor God ons alle benodigde bekrachtiging geeft, maar waarbij het aan ons is om dit toe te passen in ons leven. Hij geeft ons alles wat we nodig hebben, naar Zijn welbehagen, maar Hij kan ons het willen en het werken niet opleggen of forceren. De manier waarop Paulus hier dat woord ‘werken’[4] gebruikt zien we bijvoorbeeld ook terug in Filippenzen 1:27 als Paulus het heeft over waardig wandelen, of in Romeinen 12:2 als hij het heeft over niet gelijkvormig worden aan de wereld, of in Kolossenzen 3:23 als Paulus het heeft over dat we alles wat we doen van harte moeten doen. Het is God die ons alle bekrachtiging in de Geest hiervoor aan ons geeft, maar het is aan ons om toe te passen, tot Zijn eer en glorie. We zien hierin de spanning tussen Gods soevereiniteit en onze verantwoordelijkheid, maar wederom, het vloeit voort uit de gezindheid van Jezus die in ons is en die er uit kan komen als we die gezindheid in ons laten regeren, zodat ons willen en werken tot heerlijkheid van God de Vader is.
EENSGEZIND SCHIJNEN (2:14-16)
“14Doe alle dingen zonder morren en meningsverschillen, 15opdat u onberispelijk en oprecht zult zijn, kinderen van God, smetteloos te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld, 16door vast te houden aan het Woord van het leven, mij tot roem met het oog op de dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb hardgelopen en mij ook niet tevergeefs heb ingespannen.” (Fil. 2:14-16)
Paulus geeft in vers 14 advies hoe de Filippenzen hun redding mogen uitwerken ten behoeve van hun eenheid in de gemeente. Hij zegt, “doe alle dingen zonder morren en meningsverschillen.” Bij ‘morren’ moeten we denken aan ongenoegen hebben dat niet openlijk wordt uitgesproken. We zijn ergens niet blij over, maar spreken dat niet uit; tenminste, niet maar de persoon waar het om gaat. We praten niet met mensen, maar over mensen. Bij ‘meningsverschillen’ heeft meer te maken met de verbale uitwisseling die plaatsvindt wanneer conflicterende ideeën worden uitgedrukt, en heeft ook een meer juridische betekenis, als het oplossen van geschillen voor een rechtbank.
Waarom draagt Paulus hen, en ons, op niet te morren of meningsverschillen te hebben? Ze zijn tegenovergesteld aan de gezindheid van Christus, en het gaat het Evangelie. Want wat voor getuige zijn we als we Christus niet navolgen in Zijn houding, Zijn denken en handelen, en in plaats daarvan voortdurend redetwisten, klagen, en roddelen? Het vernietigt de eensgezindheid binnen de gemeente, en het vernietigd onze getuigenis naar de wereld. “Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt,”[6] zei Jezus. En dit zijn juist de twee dingen die in Paulus’ gedachten zijn hier: de eensgezindheid binnen de gemeente en onze getuigenis naar de wereld. Onze houding is van belang gezien onze missie. Hoe kunnen wij heen gaan en alle volken onderwijzen en te leren en in acht te nemen wat Jezus ons geboden heeft als we dat zelf niet eerst onder elkaar kunnen doen? De focus van Paulus is uiteindelijk altijd gericht op de effectiviteit van het brengen van het Evangelie.
En dus wilt hij dat we onberispelijke en oprechte kinderen van God zullen zijn. ‘Onberispelijk’ betekent niet zonder zonde, maar betekent boven alle kritiek van de ongelovige wereld verheven zijn. ‘Oprecht’ betekent zuiver of onschuldig zijn. Er mag niets in de gemeente zijn dat haar kracht zou verzwakken of de waarheid zou verontreinigen. Wanneer de gemeente vol geschillen, gekibbel, en verdeeldheid is, kan ze niet onschuldig zijn. Ongelovigen zijn de eersten die zulke problemen in een gemeente opmerken en terecht kritiek zullen hebben. Zo’n gemeente kan niet zuiver zijn, want zulke problemen zullen haar kracht en effectiviteit ondermijnen. Als de gemeente onberispelijk en oprecht is, dan zal het de missie van het Evangelie in de wereld kunnen vervullen en wandelen op een manier die waardig is aan het Evangelie van Christus. Terwijl we gered zijn uit de wereld[7] en niet langer van de wereld zijn[8], zijn we niet uit de wereld weggenomen[9]. Jezus zegt in Johannes 17:18, “Zoals U Mij in de wereld gezonden hebt, heb ook Ik hen in de wereld gezonden.” We zijn de wereld ingezonden als volk van God om de opdracht van het brengen van het Evangelie te vervullen. Als we de gezindheid van de wereld in ons laten regeren, dan is dat een boodschap zonder kracht, maar als we de gezindheid van Christus laten regeren, dan is er zo een contrast dat we zullen schijnen als lichten in de wereld.
En hoe doen we dat volgens Paulus? Door vast te houden aan het Woord van het leven. Het levende Woord dat leven brengt zorgt ervoor dat we zullen schijnen als lichten in de wereld, dat we onberispelijk en oprecht en smetteloos zullen zijn, dat we alle dingen zonder morren en meningsverschillen doen, en dat we onze redding met vrees en beven uitwerken. Dus, hoe houden we vast aan het Woord van het leven?
Wat betekent het om vast te houden aan het Woord van het leven? Wat bedoelt Paulus met dit woord ‘vasthouden’? We zien dit woord op een aantal plekken in het Nieuwe Testament gebruikt worden en dat geeft ons een betere context van hoe we dit woord mogen lezen. Aan het begin van Handelingen 3 lezen over Petrus en Johannes die samen naar de tempel gingen en daar een kreupele man zien waartegen Petrus zegt, “Kijk ons aan!” We lezen dan in vers vijf, ““En hij hield de ogen op hen gericht, omdat hij verwachtte iets van hen te ontvangen.” Het ‘gericht houden op’ is ons woord ‘vasthouden’. Later in Handelingen 19 lezen we in vers 22 het volgende over Paulus: “En nadat hij twee van hen die hem dienden, naar Macedonië had gestuurd, namelijk Timotheüs en Erastus, bleef hij zelf een tijd lang in Asia.” Het ‘blijven’ is ons woord ‘vasthouden’. En als laatste zegt Paulus in 1 Timotheüs 4:16, “Geef acht op uzelf en op de leer…”. Het ‘acht geven’ is ons woord ‘vasthouden’.
Vasthouden aan het Woord van het leven betekent dat we onze blik gericht houden op het Woord. We houden onze aandacht gericht op het Woord. Dat is onze focus punt. Dat is waar we naar kijken. Dat is waar we onze waarheid vandaan halen. Dat is waar vanuit we ons laten onderwijzen en voeden en opvoeden. Dat is waar vanuit we ons laten sturen en corrigeren en vermanen. Dat is waar we ons vanuit laten bemoedigen. Het maakt niet uit wat ons vlees ons zegt, we houden onze blik gericht op het Woord. Het maakt niet uit wat de wereld ons zegt, we houden onze blik gericht op het Woord. We laten ons niet afleiden van het Woord. En we nemen op basis van dit Woord “elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus.”[10] Dus hoe gaat het met onze blik gericht houden op het Woord? Hoe gaat het hiermee? Als we inderdaad vasthouden aan dit Woord geeft het dan ook leven?
Met andere woorden, lezen we het om het lezen, of lezen we het om er leven uit het halen? Jezus zegt in Johannes 5:39-40 tegen de Farizeeën, “39U onderzoekt de Schriften, want u denkt daardoor eeuwig leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen. 40En toch wilt u niet tot Mij komen opdat u leven hebt.” Het is mogelijk om het Woord te lezen, en te bestuderen, en te kunnen begrijpen en uitleggen, zonder tot Jezus te komen en er geen leven uit te halen. Maar we moeten vasthouden aan het Woord van het leven. Dit betekent dat we geen genoegen moeten nemen met het Woord totdat we bij Jezus uitkomen en er leven uit halen. Daarmee zeg ik zeker niet dat elke keer dat we het Woord openen het een soort halleluja moment moet zijn met de meest fantastische inzichten door de Geest. Maar als we na het lezen van het Woord het boek dichtslaan en we hebben er geen leven uitgehaald, geen vreugde uitgehaald, geen leiding voor ons leven uitgehaald, dan hebben we denk ik de plank misgeslagen.
Dus hoe gaat het met onze aandacht richten op het Woord? En aangezien we op de drempel van een nieuw jaar staan, hoe gaan we het komend jaar onze aandacht richten op het Woord? Misschien gaat het wel hartstikke goed hiermee en dan zeg ik, prijs de Heer! Maar zo niet, ga dan in gebed, en bidt bijvoorbeeld Psalm 119:18 wat zegt, “Ontsluit mijn ogen en laat mij aanschouwen de wonderen van Uw wet.”
Vasthouden aan het Woord van het leven betekent ook dat we verblijven in het Woord, dat we onze positie houden in het Woord, dat we het Woord van het leven niet verlaten, maar er bij blijven. Het is ons anker. We zijn verankerd in het Woord en gaan nergens naar toe. Als Jezus in Johannes hoofdstuk zes een paar lastige uitspraken doet waren er vele discipelen die zeiden, “Dit woord is hard; wie kan het aanhoren?”[11] en trokken zich terug en gingen niet meer met Jezus mee. Jezus zijn dan tegen de twaalf of ze ook weg wilden gaan, en Petrus antwoordde, “Heere, naar wie zullen wij heen gaan? U hebt woorden van eeuwig leven.”[12] Bij Jezus hebben we eeuwig leven en dus gaan we nergens naar toe, maar verankeren we ons meer en meer in het Woord dat leven geeft. En we hebben het ook zo nodig om verankerd te zijn in het Woord, omdat de storm altijd op de loer ligt.
In Handelingen 27 lezen hoe Paulus en zijn reisgenoten schipbreuk leden. Tijdens een bepaalde stormige nacht lieten ze de ankers zakken, omdat ze wisten dat ze dicht bij de kust waren. We lezen in vers 29, “En omdat zij vreesden dat zij ergens op rotsachtige plaatsen terecht zouden komen, wierpen zij vanaf het achterschip vier ankers uit, en wensten dat het dag werd.” Ik weet niet of je dit herkend voor jezelf, maar er zijn momenten geweest in mijn leven dat ik heb gebeden voor daglicht. Er zijn momenten geweest dat ik heb gebeden om de storm te overleven. Er zijn momenten geweest dat ik heb gebeden om de volgende dag te halen. Onszelf in het Woord verankeren is dan wat ons er doorheen helpt. Het is leerzaam denk ik dat de zeelieden de ankers lieten uitvaren toen ze de drift van het schip in de storm wilden vertragen. Dat is waar een anker voor is. In sommige gevallen houdt een anker een schip op zijn plaats in een watermassa. In andere gevallen is een anker niet sterk genoeg om een schip op zijn plaats te houden, maar wel sterk genoeg op het schip in een storm te vertragen.
Het is goed om onszelf te verankeren in het Woord, zodat als de storm komt we niet alle kanten op worden geslagen. Maar ook als we al midden in de storm zitten is het nooit te laat om onszelf te verankeren in Zijn Woord. Het is nooit te laat om onszelf over te geven aan Jezus die onze hoop, die het vaste en onwrikbare anker voor onze ziel is[13]. Er is een oude hymne van Charles Wesley[14] uit 1740 dat zegt, “Jezus, zielevriend in nood, leen mij schuilplaats in uw schoot; als op ’s levens oceaan dreigend hoog de golven gaan, geef dan aan mijn ziele rust in het bange noodgetij, tot uw hand behouden mij landen doet aan ’s hemels kust.”
Vasthouden aan het Woord van het leven betekent ook dat we acht geven op het Woord. Ergens acht op geven of acht op slaan, betekent ergens op letten en er vervolgens ook iets mee doen. De psalm die enkel en alleen gaat over het Woord is psalm 119, en in die psalm zijn er maar liefst 26[15] verzen waarin David iets zegt over het in acht nemen van Gods Woord: Zijn getuigenissen, Zijn bevelen, Zijn verordeningen, Zijn Woord, Zijn Wet, Zijn geboden, en Zijn bepalingen. Roept Jakobus ons ook niet op om daders van het Woord te zijn, en niet alleen hoorders, want anders bedriegen we onszelf[16]. We kunnen niet alleen genoegen nemen met het lezen en bestuderen en mediteren op het Woord; we moeten het ook in acht nemen, we moeten het doen. Als ik aan mijn jongens zou vragen om hun kamer op te ruimen, en een tijdje later komen ze bij mij terug en zeggen ze, ‘papa, we goed geluisterd naar wat je gezegd hebt, en er over nagedacht, en we hebben het ook onthouden; je wilt dat we onze kamer opruimen’ – dan is dat prachtig, maar als ze niet ook hun kamer opruimen dan slaan ze de plank compleet mis.
In 1 Johannes hoofdstuk twee heeft Johannes het over het in acht nemen van de geboden van Christus, en hij zegt daar in vers drie tot en zes, “3En hierdoor weten wij dat wij Hem kennen, namelijk als wij Zijn geboden in acht nemen. 4Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet in acht neemt, is een leugenaar en in hem is de waarheid niet. 5Maar ieder die Zijn woord in acht neemt, in hem is werkelijk de liefde van God volmaakt geworden. Hierdoor weten wij dat wij in Hem zijn. 6Wie zegt in Hem te blijven, moet ook zelf zo wandelen als Hij gewandeld heeft.” En hij voegt daar drie hoofdstukken later nog aan toe, “Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn geen zware last.”[17]
Dit is hoe we vasthouden aan het Woord van het leven, en het is goed om voor onszelf terug te kijken aan het einde van een jaar hoe we hierin gevaren hebben, en het is ook goed om vooruit te kijken naar het komende jaar en onze verlangens hierin bekend te maken bij de Heer. Maar al dit vasthouden aan het Woord van het leven is voor een reden en dient een doel, en dat is te schijnen als lichten in de wereld. Dat is het in acht nemen van het Woord zoals Paulus dat hier uitwerkt. Dat is het doen van het Woord waar Paulus op doelt. Hij wilt dat wij schijnen als lichten in de wereld. Als we vasthouden aan het Woord zijn we in staat te schijnen als lichten in de wereld. Jezus zegt in Mattheus 5:14 tegen ons, “U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn.” Dat we een licht zijn is een simpel feit, maar de vraag is alleen hoe helder we schijnen. En ik zeg ‘we schijnen’, want Paulus heeft het hier nog steeds over het collectief, de gemeente, de fellowship. Het is goed om dat voor ogen te houden. Laat mij kort vier manieren[18] geven hoe lichten gebruikt worden en hoe we dus ook ons licht kunnen laten schijnen.
Ten eerste, lichten worden gebruikt om dingen duidelijk te maken. Als het licht aangaat en een ruimte verlicht zien we plotseling wat de situatie in de ruimte is, en weten we wat er staat en waar het staat. Dit is ook hoe wij als lichten in de wereld mogen schijnen. We mogen dingen duidelijk maken. We mogen door ons licht duidelijk maken wie God is, wie Jezus is; dat er een Schepper is waardoor de grote vragen van het leven beantwoord kunnen worden. We mogen door ons licht duidelijk maken dat dit een donkere wereld is die niet is zoals het hoort te zijn. We mogen door ons licht duidelijk maken wat de werkelijke huidige staat van de wereld is en waar deze wereld naar toe gaat. We kunnen ons lichten laten schijnen zodat we zicht mogen geven.
Ten tweede, lichten worden gebruikt om te begeleiden. Als het licht aangaat dan zijn we in staat de weg of het pad te vinden en ook aan te houden. Als alle lichten uitgevallen zijn, dan kunnen we door die groene ‘uitgang’ bordjes nog steeds de uitgang vinden. Dit is ook hoe wij als lichten in de wereld mogen schijnen. We zijn er om de mensen om ons heen die in het donker leven, die in het donker wandelen, te helpen, aan de hand mee te nemen, en het pad te zien die ze behoren te wandelen. We zijn er om zondaars te wijzen op Jezus als Redder die als enige verlossing voor ons bewerkt heeft aan het kruis. We zijn er om als gezanten, als vertegenwoordigers namens Jezus, om mensen te wijzen op de verzoening met hun Schepper die alleen in Jezus te vinden is. We kunnen ons lichten laten schijnen zodat we richting mogen geven.
Ten derde, lichten worden gebruikt om te waarschuwen. We geven richting aan om te waarschuwen dat we van baan veranderen. Politie, brandweer, en ambulance geven onder andere door lichten aan dat ze met spoed ergens naar toe moeten. Vuurtorens dienen als hulpmiddel bij het navigeren langs de kust en het waarschuwen voor gevaarlijke ondiepten en rotsachtige kusten. Dit is ook hoe wij als lichten in de wereld mogen schijnen. Wij mogen mensen waarschuwen voor de vele valse lichten die in deze wereld zijn en kunnen afleiden en verleiden. Wij mogen mensen waarschuwen over wat er gaat komen; wat er met deze wereld gaat gebeuren, wat er gebeurd als je niet in Jezus geloofd, om hen op die manier hierop te wijzen voordat het te laat is en zo op tijd helpen de juiste keuze voor Jezus te maken.
En als laatste, lichten worden gebruikt om vreugde te brengen. Licht brengt vreugde. Licht helpt ons meer energiek te voelen en heeft een directe impact op onze hersenen en onze hormonen. Bepaalde hormonen die ons blij maken worden niet in dezelfde mate vrijgegeven als we niet genoeg licht ontvangen. Ik las deze week dat kerstverlichting voor een boost in dopamine, ons ‘feel-good’ hormoon zorgt. Er zijn studies gedaan tussen de hoeveelheid licht dat we krijgen en onze mentale gesteldheid, vandaar dat de meeste van ons ook altijd weer uitkijken naar de lente die volgt op de winter. Dit is ook hoe wij als lichten in de wereld mogen schijnen. We mogen vreugde en troost brengen in een donkere wereld die zo een behoefte heeft aan licht. We mogen een vreugde brengen die zo aanstekelijk is dat iedereen het wilt. We mogen een vreugde brengen die niet afhankelijk is van omstandigheden. We mogen een vreugde brengen die niet alleen niet afneemt, maar zal toenemen naar mate de dag nadert en we voor altijd bij Jezus zullen zijn en onze vreugde compleet is. Dat is hoe we ons lichten mogen laten schijnen.
CONCLUSIE: HET VOORBEELD VAN PAULUS (2:17-18)
“17Maar al word ik ook als een plengoffer uitgegoten over het offer en de bediening van uw geloof, ik verblijd mij en ik verblijd mij met u allen. 18En u verblijdt zich ook daarover; verblijd u dan met mij.” (Fil. 2:17-18)
Met deze laatste woorden geeft Paulus een conclusie over wat hij allemaal heeft gezegd, en is dan dus ook een conclusie over ons hele drieluik. Paulus begon met een oproep om het Evangelie waardig te wandelen en samen eensgezind te strijden door het geloof in het Evangelie. Daarna kwam de oproep om niets uit belang of eigendunk te doen, maar in alle nederigheid de ander voortreffelijker te achten. Het is deze oproep die ons eensgezind maakt zodat we kunnen strijden. Vervolgens geeft Paulus ons met Jezus het ultieme voorbeeld van nederigheid en roept ons op die gezindheid na te jagen, en dus alles zonder morren en meningsverschillen te doen. De reden voor dit alles is het Evangelie. De reden is het schijnen als lichten in deze wereld. De blik van Paulus is altijd naar buiten gericht, altijd op de ander gericht, altijd op het Evangelie gericht. En hier als laatste geeft hij zichzelf als voorbeeld.
Het is de liefde die Paulus heeft voor de Heer, Zijn volk, en het Evangelie wat hem ertoe dwingt om zo onvoorwaardelijk en opofferend te dienen. Paulus bood zijn dienstbaarheid aan als een aangenaam reukwerk voor de Heer, en deelt hierin zijn vreugde met de Filippenzen, en vraagt hen om hun offers over hem uit te gieten. Paulus beschouwde de dienst van de Filippenzen als het grotere offer, en zijn dienst als het kleinere offer. En zo mogen we ook naar onszelf kijken. We mogen de ander voortreffelijker achten in het offer dat ze brengen in het najagen van de gezindheid van Christus en zichzelf niets maken. We mogen vreugde vinden in de toewijding van anderen aan de Heer. En tegelijkertijd mogen we samen eensgezind vreugde en genoegen vinden in het volmaakte offer van Jezus.
Paulus roept ons op om samen eensgezind te strijden, om onszelf samen eensgezind te ontledigen, en om samen eensgezind te schijnen als lichten in de wereld, door vast te houden aan het Woord van het leven. Dus, laten we onszelf in 2025 overgeven aan Gods Woord en het vasthouden met alles wat in ons is. Laten we geen genoegen nemen het te lezen zonder er leven uit te halen, zonder er vreugde uit te halen, zonder er leiding voor ons leven uit te halen. En laten we onszelf in 2025 ontdoen van alles wat ons tegenhoud om onszelf tot niets te maken om zo elkaar te dienen en Hem te dienen in het laten schijnen van ons licht in de wereld, tot eer en glorie van God de Vader.
Laten we bidden.
[1] Rom. 10:16
[2] 2 Tess. 1:8
[3] 1 Pet. 2:9
[4] Κατεργάζομαι (werkwoord in de tegenwoordige tijd, met een passieve of middel stem, imperatief, in de tweede persoon meervoud)
[5] 1 Kor. 10:1-10
[6] Joh. 13:35
[7] Gal. 1:4
[8] Joh. 17:16
[9] Joh. 17:15
[10] 2 Kor. 10:5
[11] Joh. 6:60
[12] Joh. 6:68
[13] Heb. 6:19
[14] “Jesus, lover of my soul, let me to thy bosom fly, while the nearer waters roll, while the tempest still is high; hide me, O my Savior, hide, till the storm of life is past; safe into the haven guide, O receive my soul at last! Other refuge have I none; hangs my helpless soul on thee; leave, ah! leave me not alone, still support and comfort me. All my trust on thee is stayed, all my help from thee I bring; cover my defenseless head with the shadow of thy wing.” (Charles Wesley, 1740 – https://hymnary.org/text/jesus_lover_of_my_soul_let_me_to_thy_bos), NL: https://kerkliedwiki.nl/Jezus,_zielevriend_in_nood
[15] Ps. 119:2,4,5,8,17,22,33,34,44,55,56,57,60,63,67,69,88,100,106,115,129,134,136,145,167,168
[16] Jak. 1:22
[17] 1 Joh. 5:3
[18] Deze vijf manieren (waarvan ik er vier gebruik) worden door bijbelcommentator David Guzik opgesomd in zijn commentaar, en deze gebruik ik als kapstok om verder invulling aan te geven. https://enduringword.com/bible-commentary/philippians-2/