2024.1201 – Eensgezind Strijden
Eensgezind #1
Filippenzen 1:27-2:4
[CC Haarlemmermeer, 1 december 2024]
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
We nemen even een pauze van onze Markus serie en gaan in deze decembermaand een drieluik doen uit het boek Filippenzen, dus daar mag je alvast je Bijbel naar openslaan. In ons drieluik gaan we kijken naar drie essentiële karaktereigenschappen of kenmerken van samen eensgezind gemeente zijn, en we gaan vandaag naar de eerste eigenschap kijken die we vinden aan het einde van hoofdstuk een en het begin van hoofdstuk twee, en die eerste eigenschap is: eensgezind strijden.
Als we aan het begin van Filippenzen tot aan onze verzen van vandaag zouden lezen, dan is het duidelijk dat het kernwoord hierin ‘vruchtbaarheid,’ of beter gezegd, ‘vrucht dragen in alle omstandigheden’ is. Paulus bidt voor de Filippenzen dat ze vervuld worden met de “vruchten van gerechtigheid”[1] op de dag van Christus, en hij vertelt ze dat zijn huidige gevangenschap juist zorgt voor meer vruchten. Iedereen in en rond de gevangenis weet dat Paulus gevangen zit vanwege het verkondigen van Jezus, en zijn gevangenschap heeft er zelfs voor gezorgd dat anderen nog onbevreesder over Jezus durfden te spreken. En dat brengt Paulus vreugde, dat Jezus wordt grootgemaakt door zijn gevangenschap. En hij gaat zelfs zover door te zeggen dat omwille van de vruchtbaarheid van anderen door zijn gevangenschap, dat hij wel langer wil blijven leven, ondanks dat hij het liefst zou sterven om zo bij Jezus te zijn. Vruchtbaar zijn voor Jezus, vruchtbaar zijn in Jezus, is het grote plaatje, de grote visie, die Paulus de Filippenzen duidelijk wil maken. Vruchtbaar zijn in alle omstandigheden. Of sterker nog misschien: vrucht dragen vanwege alle omstandigheden.
We beginnen ons drieluik vandaag aan het einde van hoofdstuk een, bij vers zevenentwintig om precies te zijn. En nu dat Paulus het grote plaatje, de grote visie van vrucht dragen, heeft geschetst, komen we eigenlijk meteen bij de kern, de reden, voor zijn brief. Paulus maakt zich namelijk zorgen dat de gemeente in Filippenzen weinig tot geen voortgang meer boekt in het vrucht dragen, dus wil hij ze aanmoedigen en aansporen. En hij doet dat als eerste door hen te wijzen op hun gezamenlijke roeping als discipelen van Jezus, en daarna op het doel van de gemeente in het vervullen van die gezamenlijke roeping.
Laten we bidden.
[Openingsgebed]
ONZE ROEPING ALS DISCIPELEN (1:27-30)
“27Alleen, wandel het Evangelie van Christus waardig, opdat ik, of ik nu kom en u zie of dat ik afwezig ben, van uw zaken mag horen dat u vaststaat in één geest, en dat u samen eensgezind strijdt door het geloof in het Evangelie, 28en dat u zich in geen enkel opzicht schrik laat aanjagen door de tegenstanders. Voor hen is dit een duidelijk teken van verderf, maar voor u van zaligheid, en dat van God uit. 29Want aan u is het uit genade gegeven in de zaak van Christus niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden, 30omdat u dezelfde strijd hebt als die u bij mij gezien hebt en nu van mij hoort.” (Fil. 1:27-30)
Ik ben een groot Tolkien fan. Altijd al geweest. Dat is er letterlijk met de paplepel ingegoten, want mijn vader was ook een groot fan. Als klein jongentje las mijn vader mij ‘De Hobbit’ voor, en ik kan me nog herinneren dat ik dit boek voor het eerst zelf las; waarna ik natuurlijk ook meteen de ‘In De Ban van de Ring’ trilogie moest lezen. Superblij waren wij beide dan ook toen de trilogie verfilmd werd. In mijn voorbereiding voor vandaag moest ik aan deze films denken vanwege een monoloog van een van de hoofpersonen, Sam, aan het einde van de tweede film als ze nog midden in de strijd zitten, en de weg die ze moeten gaan om de ring te vernietigen nog steeds uitzichtloos lijkt. En Sam zegt dan het volgende tegen Frodo, de hoofdpersoon en ringdrager: “Het is als in de grote verhalen, meneer Frodo. Diegene die er echt toe doen. Ze zaten vol gevaar en duisternis. Soms wilde je het einde niet eens weten, want hoe kon het einde gelukkig zijn? Hoe kon de wereld weer worden zoals het was nadat er zo veel slechts was gebeurd? Maar uiteindelijk is het slechts een voorbijgaand iets. Deze schaduw. Zelfs de duisternis moet voorbijgaan. Een nieuwe dag zal aanbreken. Wanneer de zon schijnt, zal die nog helderder schijnen. Dat waren de verhalen die je bijbleven. Die iets betekenden. Zelfs als je te klein was om te begrijpen waarom. Maar, meneer Frodo, ik denk dat ik het begrijp. Ik weet het nu. Mensen in die verhalen hadden veel kansen om terug te keren, maar dat deden ze niet. Ze bleven doorgaan omdat ze zich aan iets vastklampten. ‘Waar klampen we ons aan vast, Sam?’ Dat er nog iets goeds is in deze wereld, meneer Frodo. En het is de moeite waard om voor te vechten.”
Een prachtig moment in de film waarin ze nog midden in de strijd zitten, probeert Sam Frodo te bemoedigen. Ik moest aan deze monoloog denken, omdat Paulus hier impliciet hetzelfde doet. Hij zegt dat wij als discipelen van Jezus allemaal deelgenoot zijn in een verhaal van epische proporties; een verhaal wat er echt toe doet; een verhaal vol gevaar en duisternis waarin we ons soms afvragen of het wel echt een goed einde zal hebben alhoewel we weten dat die nieuwe dag zal aanbreken. En in de openingsverzen van deze brief vertelt Paulus hoe hij dit verhaal beleefd, en dat hij niet opgeeft wanneer het moeilijk wordt, maar dat hij zich vastklampt aan Jezus, omdat Hij de moeite waard is om voor te vechten. Paulus geeft hen een voorbeeld van vrucht dragen ondanks alle omstandigheden.
En nu in de tekst van vandaag verschuift Paulus de aandacht van zijn verhaal naar het verhaal van de Filippenzen. En voor zover hij hoort van Epafroditus gaat deze gemeente door een soortgelijke strijd als hijzelf, maar gaat het hen niet zo goed af. Ze dragen geen goede vrucht, omdat ze zich niet gedragen als discipelen van Jezus. De reden hiervoor is onrust in de gemeente. Er is geen eensgezindheid en er wordt uit eigenbelang of eigenwaan gehandeld. En dus schrijft Paulus deze brief, om hen aan te sporen, zodat als hij zelf naar hen toekomt hij een ander verhaal hoort als wat hij nu van Epafroditus heeft gehoord. Hij hoopt op een verhaal dat vertelt over discipelen die niet opgeven te midden van strijd, en zich ondanks alles vastklampen aan Jezus omdat Hij het waard is om voor te vechten.
Paulus spoorde de gemeente aan om op een manier te wandelen dat waardig was aan het Evangelie. En ‘waardig wandelen’ is een beetje apart woord in de grondtekst, maar betekent letterlijk zoiets als ‘gedraag je als burgers’. Hun stad was namelijk een Romeinse kolonie en ze waren maar al te trots op alle privileges die ze kregen door hun Romeinse burgerschap. Paulus vroeg hen echter niet te vergeten dat ze een dubbel burgerschap hadden. Ze waren niet alleen Romeinse burgers, maar ook hemelburgers. Paulus maakt dat punt uiteindelijk aan het einde van hoofdstuk drie als hij daar zegt in vers twintig, “Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus.” En net als dat ze Romeinse burgers waren en hun verantwoordelijkheden daarin nakwamen, moesten ze ook hun verantwoordelijkheden als hemelburgers nakomen.
Wat bedoelt Paulus om waardig aan het Evangelie te wandelen? Dit is een uitdrukking die Paulus in meerdere vormen[2] door zijn brieven heen gebruikt, maar hij geeft zelf de beste uitleg hiervan in hoofdstuk een van zijn brief aan de Kolossenzen. Daar zegt hij in vers tien tot twaalf, “10zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig, Hem in alles behaagt, in elk goed werk vrucht draagt en groeit in de kennis van God, 11terwijl u met alle kracht bekrachtigd wordt, overeenkomstig de sterkte van Zijn heerlijkheid, om met blijdschap in alles te volharden en geduld te oefenen. 12Daarbij danken wij de Vader, Die ons bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan de erfenis van de heiligen in het licht.” (Kol. 1:10-12). We zien hierin zes karakteristieken: (1) Hem in alles behagen; (2) vrucht dragen in elk goed werk; (3) groeien in de kennis van God; (4) bekrachtigd worden met kracht gelijk aan de sterkte van Zijn heerlijkheid; (5) geduld oefenend en met blijdschap volhardend; en als laatste (6) dankbaar zijn aan de Vader. Dit is wat Paulus bedoelt met wandelen waardig aan het Evangelie, en dat betekent niet dat we een perfect leven moeten leiden, maar wel dat we een actief christelijk leven mogen leiden om geestelijk te groeien en zo waardig te leven voor de Heer. Dit zijn allemaal karakteristieken waar we ons naar toe mogen uitstrekken. In 1 Tessalonicenzen 4:1 zegt Paulus hoe we nog meer overvloedig kunnen worden in het behagen van God. In het doen van elk goed werk mogen we groeien in de vrucht van Geest. In het tot ons nemen van Gods Woord en het steeds meer fellowship hebben met Hem mogen we groeien in de kennis van Hem. En wat daar allemaal uit voortvloeit zal ons sterker maken doordat we meer en meer in Zijn kracht leren leven, waardoor we met meer blijdschap zullen volharden en geduldiger worden, en daardoor vergroot steeds meer onze dankbaarheid voor de Vader. Dat is waardig wandelen aan het Evangelie. Het is een actieve houding die we mogen hebben onder alle omstandigheden.
En de bedoeling van dit waardig wandelen is dat we daardoor eensgezind zijn van geest en eensgezind strijden door het geloof. Een gemeente waarin iedereen waardig wandelt is een gemeente die niet alleen intern eensgezind is van geest, maar ook extern eensgezind is in de strijd. Het geeft een beeld van een groep soldaten die vastberaden stevig staan en geen centimeter van hun positie afwijken. Maar het geeft ook een beeld van een groep atleten, een team, zoals een rugby team, dat zich als één over het veld beweegt. Ze strijden zij aan zij voor hetzelfde doel. In teamsporten moet elke persoon zijn of haar deel doen. Je hebt het hele team nodig dat bijdraagt. En zo is het ook met gemeente zijn. We wandelen zij aan zij. We strijden zij aan zij. Dit dubbele beeld van een soldaat en een atleet is simpelweg het beeld van een actief en eensgezind christelijk leven. We lezen in vers 28 dat dit dubbele beeld ook resulteert in een dubbele uitwerking. Als we ons als één bewegen, dan laten we ons geenszins afschrikken door enige geestelijke tegenstanders. Bijbelcommentator David Guzik[3] zei, “Wanneer onze geestelijke vijanden er niet in slagen ons bang te maken, hebben ze volledig gefaald, omdat ze eigenlijk geen ander wapen hebben dan angst en intimidatie.” En als we ons geenszins laten afschrikken, dan is dit tegelijkertijd ook bewijs van onze redding, omdat we geestelijke vijanden alleen maar in de Geest kunnen overwinnen. Paulus zegt dat het niet alleen genade is dat we in Hem geloven, maar ook genade is dat we voor Hem mogen lijden, opdat we eensgezind van geest de strijd mogen winnen en daardoor niet alleen groeien in ons karakter, maar ook groeien in onze geloofszekerheid. Bijbelcommentator Tony Merida[4] zei, “Er gaat niets boven deel uitmaken van een lokale kerk die samen op missie is; geen enkele groep, geen enkel team, geen enkele organisatie is als de kerk, de gemeenschap van het Evangelie. Wees geen geheim agent, een kleine ninja die er in zijn eentje vandoor gaat! Maak deel uit van de eenheid! Maak deel uit van het team! Bid, geef, ga, moedig aan, investeer en ondersteun. Wees een soldaat. En doe dat in de kracht van Christus.”
Burgers die hun ogen gericht hebben op de hemel, die één van geest zijn, die samen voor het geloof van het Evangelie strijden, en die zich op geen enkele manier angst laten aanjagen door hun tegenstanders, omdat ze weten dat het juist die strijd is die resulteert in het vrucht dragen. Dat is wat Paulus hen toe aanspoort; dat is waarom Paulus hen een brief schrijft. En Paulus legt heel erg de nadruk hier op dat woord ‘samen’. Samen strijden voor het Evangelie; samen één van geest zijn. Gemeente zijn doe je samen. Discipel zijn doe je samen. Vrucht dragen doe je samen. Dat is onze roeping als discipel van Jezus.
ONS DOEL ALS GEMEENTE (2:1-4)
“1Als er dan enige bemoediging is in Christus, als er enige troost is van de liefde, als er enige gemeenschap is van de Geest, als er enige innige gevoelens en ontfermingen zijn, 2maak dan mijn blijdschap volkomen, doordat u eensgezind bent, dezelfde liefde hebt, één van ziel bent en één van gevoelen. 3Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf. 4Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.” (Fil. 2:1-4)
Zoals ik al eerder zei: een gemeente waarin iedereen waardig wandelt is een gemeente die niet alleen intern eensgezind is van geest, maar ook extern eensgezind is in de strijd. Om extern eensgezind in de strijd te kunnen zijn, moeten we er eerst voor zorgen dat intern eensgezind zijn van geest. Dit is waar het begint. Zonder interne eensgezindheid geen externe eensgezindheid. Als er interne conflicten zijn onderling zullen we nooit extern de strijd aan kunnen gaan en ook overwinnen. Paulus wilde deze eensgezindheid in de gemeente, zodat ze hun bediening van het Evangelie konden doorzetten. Jezus wil deze eensgezindheid in onze gemeente, zodat we onze bediening van het Evangelie kunnen doorzetten. Maar deze eensgezindheid waar Paulus over praat kan alleen bewerkstelligt worden door eensgezind te zijn met Christus. En dus voordat Paulus ons oproept hoe we intern eensgezind kunnen zijn, stelt hij ons eerst vier retorische vragen, die we zo overduidelijk met een volmondig ‘JA’ zouden moeten kunnen antwoorden, dat zijn oproep daarna compleet vanzelfsprekend is. En Paulus begint elk van zijn retorische vragen met ‘als’, maar we moeten deze ‘als’ niet lezen als een twijfel omdat we het niet weten, maar we moeten het juist meer lezen als een ‘aangezien’ of ‘ervan uitgaande dat’; een zekerheid. Paulus benoemt ze meer ter onze herinnering, mochten we zijn vergeten wat we hebben in Christus waardoor we vergeten zijn hoe met elkaar om te gaan en daardoor niet eensgezind in een geest meer kunnen zijn.
De eerste retorische vraag: “als er dan enige bemoediging is in Christus”. Is er enige bemoediging of troost in Christus? In 2 Korinthe 1:5 zegt Paulus, “Want zoals het lijden van Christus overvloedig over ons komt, zo is door Christus ook onze vertroosting overvloedig.” En in 2 Tessalonicenzen 2:16 kunnen we lezen dat God ons een eeuwige troost heeft gegeven. Is er enige bemoediging of troost in Christus? Natuurlijk! Maar de vraag is of je deze bemoediging of troost ook ervaart. Wat voor invloed heeft deze waarheid op je als je Zijn vertroosting nodig hebt in tijden van nood? Bemoedigt het je om verenigd met Hem te zijn, in Zijn aanwezigheid te zijn, te weten dat je Zijn kind bent? Er is veel bemoediging en troost te vinden in Christus, maar voelt u het ook?
De tweede retorische vraag: “als er enige troost is van de liefde”. Elke christen zou moeten weten wat de troost is van Jezus’ liefde. Weet je dat je geliefd bent door God? Ervaar je Zijn liefde ook? God houdt van je. Sta daar even bij stil. De schepper van het heelal, de almachtige en heilige en perfecte God houdt van je. Sterker nog, Hij kan niet stoppen met van je te houden. Hij houdt zelfs zo veel van je dat toen je nog zijn vijand was, toen je nog van Hem gescheiden was vanwege je zonden, stuurde Hij Zijn eigen zoon om voor je zonden te sterven zodat je weer een relatie met Hem kon hebben[5]. God houdt van je, altijd, in elke omstandigheid, waar je ook doorheen gaat. Ervaar je dat?
De derde retorische vraag: “als er enige gemeenschap is van de Geest”. Je geest is vernieuwd en verenigd met de Heilige Geest zodat je nu gemeenschap/fellowship met de Heilige Geest kunt hebben, en Zijn vreugde en troost en waarheid mag ervaren in je leven. Het is de Heilige Geest die Gods liefde in ons hart heeft uitgestort[6]. Voel je de realiteit van de Heilige Geest in je? Hoe aanwezig is Hij en in hoeverre betrek je Hem in je dagelijks leven?
De vierde en laatste retorische vraag: “als er enige innige gevoelens en ontfermingen zijn”. Paulus haalt hier twee termen aan. ‘Innige gevoelens’ heeft te maken met onze gevoeligheid voor de noden of gevoelens van anderen, en ‘ontfermingen’ betekent het verdriet van een ander voelen en het willen verhelpen. Wanneer je je broeders of zusters door moeilijkheden ziet gaan; verdriet, pijn, en leed ziet hebben, hoe spontaan verlangt je hart er naar om hem of haar te helpen? Jezus zei in Johannes 13:35, “Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt.” Voel je een diep vermogen tot liefde voor je broeders en zusters in Christus?
Hoe zou je deze vier vragen voor jezelf beantwoorden? Je zou kunnen zeggen dat dit vier geschenken zijn aan een discipel – de bemoediging in Christus, de troost van Gods liefde, de gemeenschap in Zijn Geest, de ontferming en compassie van God. Ze zijn echt en komen van Jezus tot ons. En deze vier geschenken zijn ons gegeven om in ons een diepe en blijvende eenheid in hart, ziel, en geest te creëren, en onze gedachten in te stellen op hetzelfde, namelijk, om op een manier te leven dat het Evangelie waardig is, en zij aan zij te strijden voor het geloof.
Paulus zegt hier in vers twee, “maak dan mijn blijdschap volkomen, doordat u eensgezind bent, dezelfde liefde hebt, één van ziel bent en één van gevoelen.” De Filippenzen hadden Paulus grote vreugde gegeven; we lezen hier al over in vers vier van het eerste hoofdstuk. Toch was Paulus bewust van het gebrek aan eensgezindheid binnen die gemeente, en hij wist dat zelfs de eerste tekenen van verdeeldheid grote problemen konden veroorzaken, tenzij de ‘scheuren’ snel werden gerepareerd. Paulus weet enerzijds dat deze gemeente ‘ja’ kon antwoorden op al deze vragen, maar hij wilde dat ze zijn vreugde compleet maakte door er alles aan te doen waardoor ze volmondig ‘JA’ konden zeggen, en echt en volledig eensgezind zouden zijn. De vraag is dus aan een ieder van ons of er iets is wat ons tegenhoudt om op elke vraag volmondig ‘JA’ te kunnen zeggen, en ben je, zijn wij, dan ook bereid er alles aan te doen mocht dat niet zo zijn.
Paulus koppelt vervolgens in vers twee de vier resultaten van het eensgezind met Christus zijn aan vier doelen voor eensgezindheid in de gemeente. Dus laten we de vier resultaten en de vier doelen aan elkaar koppelen zoals Paulus hier doet, maar laten we dat doen vanuit het perspectief en de persoon van Christus. Dus, als er dan enige bemoediging is in Mij, maak Mijn blijdschap dan volkomen, en wees eensgezind onder elkaar. Als er dan enige troost is van Mijn liefde, maak Mijn blijdschap dan volkomen, en heb diezelfde liefde voor elkaar. Als er dan enige gemeenschap is van Mijn Geest, maak Mijn blijdschap dan volkomen, en wees één van ziel met elkaar. En als er dan enige innige gevoelens en ontfermingen in Mij zijn, maak Mijn blijdschap dan volkomen, en wees één van gevoelen voor elkaar. Ik weet niet hoe jullie dit zo ervaren, maar bij mij komt dit echt binnen.
Als de gemeente in Filippenzen deze doelen zouden nastreven zouden ze eensgezind zijn, en zou Paulus’ vreugde compleet zijn, want een eensgezinde gemeente is geduchte vesting voor elke vijand en zou betekenen dat ze stand konden in de strijd tegen elke vervolging of valse leer die haar kant op zou kunnen komen. En datzelfde geldt voor ons. Om deze vier geschenken, deze vier doelen, tot uiting te laten komen, te laten bloeien, is er slechts een ding nodig: te realiseren wat de identiteit van de gemeente is. En die identiteit is eensgezindheid. Dat is het onderscheidende kenmerk van de gemeente. Als er eensgezindheid is, dan volgt de rest vanzelf. Als er eensgezindheid is, dan is er liefde voor elkaar. Als er eensgezindheid is, dan zijn we één ziel met elkaar. En als er eensgezindheid is, dan zijn we één van gevoelen voor elkaar.
Als eensgezindheid onze identiteit is, hoe leven we dan vanuit die identiteit? Hoe ziet die eensgezindheid er uit? Hoe zorgen we er nu voor dat we ons ook daadwerkelijk als één lichaam en dus met één liefde, één ziel, en één geest, gaan gedragen? Hoe zorgen we er voor dat er geen verdeeldheid in het lichaam is? Hoe spannen we ons daartoe in? Paulus verder ons dat in vers drie en vier. “3Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf. 4Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.”
Deze uitspraak gaat natuurlijk geheel en al tegen onze cultuur in. Onze wereld bestaat, floreert, door zelf. Zelfhulp, zelfvertrouwen, liefde voor zelf, zelfontplooiing; niet nederigheid. In onze wereld is nederigheid geen deugd, is het niet te vinden. Het is niet wat mensen willen, en het is niet wat mensen zoeken; helemaal niet. En dus moeten we in opstand komen, in opstand komen tegen onze eigen zondige natuur, in opstand komen tegen de cultuur waarin we leven, in opstand komen tegen de westerse beschaving, dat allemaal zegt dat het leven gaat om het creëren van je eigen lot, dat zegt dat het gaat om jouw rechten, om jouw visie, jouw roeping te verwezenlijken, dat het gaat om jou, om hoe goed jij bent, om jouw eer en glorie. We moeten in opstand komen tegen dit alles, want het is niet waar. Het is simpelweg niet waar.
Paulus geeft ons hier een waarborging voor liefde. Hij geeft ons de activiteit die voortvloeit uit onze identiteit. Liefde door eensgezindheid is zowel het uitgangspunt als het doel. En hij zegt twee dingen. Eerst, negatief, “3Doe niets uit eigenbelang of eigendunk…”. Niets. Niets is minder dan heel weinig. Doe niets; maar we kunnen net zo goed ook zeggen ‘denk niets’, want zowel onze acties als onze gedachten moeten beschermt worden tegen eigenbelang en eigendunk. Eigenbelang en eigendunk zijn het kloppend hart van onze zondige natuur. Ze stellen zich tot doel om onszelf, onze eigen ambities en doelen vooraan te zetten ten koste van anderen, en een te hoge pet op te hebben van onszelf wat nergens op gebaseerd is, en wat leeg en ijdel is. Willen we ook maar enigszins in de buurt komen van eensgezindheid, dan is dit het eerste wat moet stoppen.
We zien dit woord ‘eigenbelang’ op een paar plekken in het Nieuwe Testament voorkomen, en dat geeft ons een beter beeld. In Filippenzen 1:16-17 worden de verkondigers die door eigenbelang worden bepaald tegenover degenen gezet wiens motivatie liefde is. Romeinen 2:8 karakteriseert mensen die door eigenbelang worden bepaald ook als degenen die de waarheid niet gehoorzamen. In Jakobus 3:14-17 wordt eigenbelang beschreven als een kenmerk van valse wijsheid dat aards, niet geestelijk, en demonisch is; en dat waar eigenbelang is, wanorde en allerlei kwade praktijken heersen. En in Galaten 5:20[7] wordt het benoemt als een van de werken van het vlees. ‘Eigendunk’ daarentegen betekent letterlijk ‘lege of ijdele glorie’. Het woordenboek omschrijft ‘eigendunk’ als ‘een overdreven hoge mening van iemands eigen kunnen en belangrijkheid’, en waarvan Paulus in Galaten 5:26 zegt, “Laten wij geen mensen met eigendunk worden…” Een goed voorbeeld van eigendunk is Diotrefes uit 3 Johannes 9, die het gezag niet erkende maar zichzelf belangrijker vond en daarmee verdeeldheid bracht in de gemeente. En deze twee karaktereigenschappen, eigenbelang en eigendunk, moeten dus compleet stoppen in ons, en tot niets worden in ons doen en denken. Hoe doen we dat?
Paulus vervolgt positief door te zeggen, “laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf. 4Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.” Als eensgezindheid de identiteit is van de gemeente, dan is nederigheid de activiteit. Wat is nederigheid? Laten we het niet verwarren met valse bescheidenheid. Het betekent niet dat we anderen ten onrechte beter dan onszelf moeten zien. Het heeft te maken met een juiste inschatting van onszelf, onze zwakke en sterke eigenschappen. De Willibrordvertaling van Romeinen 12:3 omschrijft het heel mooi door te schrijven, “Acht uzelf niet hoger dan u kunt verantwoorden…” Nederigheid is dan ook niet onszelf vergelijken met anderen, maar zoals C.J. Mahaney, schrijver van een boek over nederigheid, geeft als definitie, “nederigheid is onszelf eerlijk beoordelen gelet op de Gods heiligheid en onze zondigheid”[8]
En Paulus past die nederigheid dan op twee manieren toe. Hij zegt ten eerste “laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf.” Sommige vertalingen zeggen in plaats van ‘voortreffelijker achten’ ‘belangrijker achten’, ‘uitnemender achten’ of ‘hoger achten’ en vele Engelse vertalingen zeggen ‘beter achten’. Al deze woorden geven in een bepaalde mate een vergelijk aan, een vergrotende stap aan, waarin we anderen voortreffelijker, belangrijker, uitnemender, hoger, of beter achten, vinden, beschouwen, of aanmerken. Maar dat is niet hoe Paulus wilt dat we hier naar kijken. Paulus wil geheel niet dat we een vergelijk maken, maar simpelweg dat we de ander aan onszelf voorbij laten gaan[9], omdat nederigheid geen vergelijk trekt, niet naar een verschil kijkt, niet positioneel kijkt, want “er is niemand rechtvaardig”[10], “er is niemand die goeddoet”[11], en we zijn allen één in Christus[12]. Dus maakt het helemaal niet uit of we de ander onszelf gewoon voorbij laten gaan, want er is geen verschil in Christus, en elke vorm van vergelijk (ook in ons hoofd) draagt onbewust bij aan hebben of mogelijk maken van eigenbelang en eigendunk, en dat moet juist tot niets worden.
Ten tweede zegt Paulus, “Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.” Waar Paulus bij de eerste manier iets zegt over hoe we niet naar elkaar moeten kijken, zegt hij hier iets over hoe we wel naar elkaar moeten kijken. Als we niet denken en handelen vanuit eigenbelang en eigendunk, maar nederigheid, dan zullen we ten eerste een meer gebalanceerd beeld hebben van onszelf en onze noden, maar ontstaat er ook ruimte om de noden van anderen te zien. Sterker nog, dit ‘oog hebben voor’ geeft aan dat we het onszelf juist als doel mogen stellen om naar de ander om te zien. Als we allemaal eensgezind onszelf tot doel stellen om naar de ander om te zien, dan hoeven we ook helemaal niet ons oog ook op onszelf te houden, want dat wordt dan al voor ons gedaan. Met andere woorden, deze activiteit is de spreekwoordelijke nagel in de doodskist van eigenbelang en eigendunk. Het betekent niet dat we niet voor onszelf en onze eigen zaken behoren te zorgen, maar dat we hierdoor elkaars lasten dragen, en zo de wet van Christus vervullen[13].
Dit is wat Paulus denk ik zegt, en wat belangrijk is om te begrijpen zodat we het kunnen toepassen. Bij Gods genade nederigheid na te streven begint met persoonlijke gehoorzaamheid, maar… kan alleen worden uitgewerkt in de context van gemeenschap. Dit betekent dat we elkaar nodig hebben in ons streven naar nederigheid. Als nederigheid betekent andermans behoeften boven onze eigen te zetten, dan hebben we elkaar nodig om dit te doen, toch? Ik denk dat als een ieder van ons voor zichzelf besluit om nederigheid na te streven, dat het met Gods genade zal leiden tot de eensgezindheid waarover Paulus het heeft. Niets maakt een gemeente sterker en gezonder dan nederigheid. Niets breekt en vernietigt een gemeente sneller dan hoogmoed. Als eensgezindheid onze identiteit is als gemeente, dan is nederigheid de brandstof die onze identiteit als gemeente voedt.
CONCLUSIE
In afsluiting komen we weer terug bij wat Paulus aan het begin zei. Als discipelen van Jezus zijn wij allemaal deelgenoot in een verhaal van epische proporties, waarin God ons aanspoort om een leven te leiden dat in overeenstemming is met het Evangelie. We mogen samen eensgezind strijden voor het Evangelie, maar om extern eensgezind in de strijd te kunnen zijn, moeten we er eerst voor zorgen dat we intern eensgezind zijn van geest, en dat doen we door onszelf tot niets te maken als het gaat om eigenbelang en eigendunk, en in alle nederigheid onszelf tot doel stellen om oog te hebben voor de ander. En dus hebben we elkaar nodig. We hebben elkaar nodig om eensgezind te strijden. We hebben elkaar nodig om nederig te zijn. De gemeente is daarmee een soort oefenterrein, waarin we veilig en vol overgave, elkaar mogen helpen en bemoedigen en aansporen om te groeien in nederigheid, terwijl we ons vastklampen aan Jezus omdat Hij het waard is.
En als je je nog niet vastklampt aan Jezus, dan is vandaag het moment. Stel het niet uit, want Hij is het zo waard. Kies voor Hem, en ervaar de bemoediging en troost van Zijn liefde en Zijn Geest, en wandel waardig aan het Evangelie.
Laten we bidden.
[1] Fil. 1:11
[2] Rom. 16:2; Efe. 4:1; 1 Tess. 2:12
[3] “When our spiritual enemies fail to make us afraid, they have failed completely because they really have no other weapon than fear and intimidation.” ~ David Guzik (Philippians)
[4] “There’s nothing like being part of a local church on mission together; no group, no team, no organization is like the church, the fellowship of the gospel. Don’t be a secret agent, a little ninja running off by yourself! Be part of the unit! Be part of the team! Pray, give, go, encourage, invest, and support. Be a soldier. And do so in Christ’s power.” ~ Tony Merida (Exalting Jesus in Philippians)
[5] Efe. 2:4-5
[6] Rom. 5:5
[7] “afgoderij, toverij, vijandschappen, ruzie, afgunst, woede-uitbarstingen, egoïsme, onenigheid, afwijkingen in de leer” (Gal. 5:20)
[8] “Humility is honestly assessing ourselves in light of God’s holiness and our sinfulness.” ~ C.J. Mahaney (Humility: True Greatness)
[9] Zie ook Fil. 3:8 (voortreffelijkheid) en Fil. 4:7 (alle begrip te boven gaat) waar Paulus op een zelfde manier praat. De kennis van de Christus gaat ons voorbij. De vrede van God gaat ons voorbij.
[10] Rom. 3:10
[11] Rom. 3:12
[12] Gal. 3:27
[13] Gal. 6:2