2024.0920 – Hizkia
Gebed in Onzekere Tijden #2 (Mannenweekend 2024)
2 Koningen 18-20, 2 Kronieken 29-32, Jesaja 36-39
[CC Haarlemmermeer, 20 september 2024]
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
Welkom iedereen bij onze tweede sessie, en een extra welkom voor diegene die net aangekomen zijn. Ik denk dat we vanmorgen een mooie tijd samen hebben gehad kijkend naar het gebed van Josafat. Hoe we ons met elkaar volkomen mogen richten op God, Hem in onze gebeden mogen herinneren aan Zijn karakter, Zijn daden, en Zijn beloften, en dat we ons in alle nederigheid afhankelijk van God mogen opstellen als we ons verzoek bij Hem neerleggen, en dan ook verwachtingsvol mogen zijn en blijven in hoe Hij gaat antwoorden. Ik ga er ook vanuit dat iedereen een goede break-out sessie heeft gehad en een goede middag samen. En ik hoop dat jullie er klaar voor zijn om naar het gebedsleven van Hizkia te kijken, waar weer andere aspecten belicht zullen zien. Het is zo mooi om te zien hoe ieder gebed in de Bijbel zo uniek en anders is, zo persoonlijk is. Ik vind dat zo fijn om te weten dat er niet een specifieke of speciale manier of methode van bidden, maar dat we mogen bidden op basis van en gefilterd door onze unieke persoon zoals God ons en onze omstandigheden gemaakt heeft. En tegelijkertijd is er nog altijd zo veel ruimte voor groei in hoe we bidden en hoe we gebed zien. En we zullen in deze sessie ook weer zien hoe anders Hizkia is van Jozafat, en hoe we hopelijk ook daar weer van mogen leren.
Dus ik stel voor dat we bidden, en dan samen gaan lezen over koning Hizkia.
[Openingsgebed]
VAN JOSAFAT NAAR HIZKIA IN VOGELVLUCHT
Om van Josafat als vierde koning naar Hizkia als dertiende koning te komen, moeten we zo’n honderdzeventig jaar verder in de tijd waar uiteraard veel in gebeurd is. Na Josafat kwam er met koning Joram en Achazja en koningin Atalja een periode van vijftien jaar slecht leiderschap in Juda als gevolg van het huwelijksverbond dat Josafat voor zijn zoon met de dochter van koning Achab had geregeld. Maar daarna komt er met de komst van de jonge koning Joas een periode van bijna honderdveertig jaar aan goede koningen. Onder leiding van de priester Jojada deed Joas wat juist was in de ogen van de Heer[1] en zijn hart ging uit naar het herstellen van de tempel[2]. Zijn zoon Amasja was ook een goede koning en volgde de Heer, maar net als zijn vader verviel hij in afgoderij[3] richting het einde van zijn leven. Koning Uzzia (Azaria) regeerde daarna voor tweeënvijftig jaar en deed was goed was in de ogen van de Heer[4]. Hij herstelde Juda tot wat het geweest was in de dagen van David en Salomo, had vele militaire successen, en versterkte Jeruzalem. Echter, toen hij naast de rol van koning ook de rol van priester aannam werd hij door God gestraft met melaatsheid voor de rest van zijn leven[5]. Het is trouwens ook tijdens de regering van Uzzia dat volgens Titus Livius Rome werd gesticht, in 753 v.C. En is aan het einde van de tijd van Uzzia dat de grote en kleine profeten in Juda komen, te beginnen met Jesaja (in 740 v.C.) die we zo ook in de tijd van Hizkia nog zullen zien. Uzzia’s zoon Jotam sluit de rij van honderdveertig jaar aan goede koningen in Juda. Hij bouwde het huis van de Heer verder uit[6] en verstevigde zijn positie, “want hij richtte zijn wegen voor het aangezicht van de HEERE, zijn God.” (2 Kro. 27:6).
Er is dan nog één koning voordat we bij Hizkia uitkomen. De vader van Hizkia: koning Achaz. Hij wandelde helaas niet in de wegen van de Heer[7]. Sterker nog, hij ging in de wegen van de koningen van Israël, aanbad Baäl, en offerde zelfs zijn zonen[8]. Hierdoor was de Heer tegen Achaz, en tijdens zijn zestien jaar regering verloor Achaz wat zijn grootvader Uzzia en vader Jotam hadden opgebouwd. Later, toen Juda werd binnengevallen door de gecombineerde legers van Israël en Syrië, sprak de Heer door de profeet Jesaja en beloofde dat de aanval niet succesvol zou zijn, en binnen een paar jaar zouden de landen van beide vijanden verwoest zijn. Maar Achaz vertrouwde de Heer niet. Hij plunderde de tempel van de Heer en zijn eigen schatkamers om een betaling te sturen naar de koning van Assyrië om hem te redden. Als reactie hierop veroverde Assyrië Damascus, de hoofdstad van Syrië, en doodde de koning van Syrië. Dus Achaz werd gered, maar tegen een hoge prijs: Juda werd een vazal (dienaar) van Assyrië. Hierna sloot Achaz zelfs de deuren van de tempel[9]. Gezien zijn slechte leiderschap en slechte impact op het land werd hij niet eens begraven in een koninklijk graf[10].
HIZKIA: EEN PROFIEL (2 KRO. 29-31, 2 KGN. 18:1-8)
En het is zo dat we bij Hizkia uitkomen. We kunnen over hem lezen in 2 Kronieken 29-32, 2 Koningen 18-20, en Jesaja 36-39, waarbij 2 Kronieken 29-31 gedetailleerd ingaat op zijn eerste jaren als koning en al zijn hervormingen, en de teksten van 2 Koningen en Jesaja redelijk overlappend zijn en elkaar aanvullen, en veel meer uitleg geven aan 2 Kronieken 32. De herinnering aan het succes van zijn grootvader Jotam, die koning was toen Hizkia nog kind was, en de regelrechte mislukkingen van zijn slechte vader brachten koning Hizkia ertoe zijn carrière te wijden aan het tot stand brengen van een ingrijpende wederopbloei, die completer was dan die van alle andere koningen die soortgelijke hervormingen doorvoerden. We lezen in de openingsverzen van 2 Koningen 18 een mooie samenvatting: “1Het gebeurde nu in het derde jaar van Hosea, de zoon van Ela, de koning van Israël, dat Hizkia koning werd, de zoon van Achaz, de koning van Juda. 2Hij was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde negenentwintig jaar in Jeruzalem. […] 3Hij deed wat juist was in de ogen van de HEERE, overeenkomstig alles wat zijn vader David gedaan had. 4Hij nam de offerhoogten weg, sloeg de gewijde stenen in stukken en hakte de gewijde palen om. Hij verbrijzelde ook de koperen slang, die Mozes gemaakt had, omdat de Israëlieten er tot die tijd toe reukoffers aan gebracht hadden; men noemde hem Nehustan. 5Hij vertrouwde op de HEERE, de God van Israël, zodat er na hem zijns gelijke niet was onder alle koningen van Juda, en ook niet onder hen die er vóór hem geweest waren. 6Want hij hield zich vast aan de HEERE; hij week er niet van af Hem na te volgen, en hij nam Zijn geboden in acht, die de HEERE Mozes geboden had. 7De HEERE was met hem. Overal waarheen hij uittrok, handelde hij verstandig.” (2 Kgn. 18:1-7a)
Aangezien zijn vader de tempel gesloten had, was het eerste wat Hizkia deed de tempel weer openen[11], want is was in zijn “hart een verbond te sluiten met de HEERE, de God van Israël”[12] De priesters en Levieten werden geroepen en opnieuw aangesteld om de tempel te reinigen[13], en daarna werden alle leiders van de stad verzameld bij de tempel om het opnieuw aan de Heer te wijden met het hele volk[14]. Onder Hizkia leiding was de tempel in slechts zestien dagen weer klaar voor gebruik. We lezen dan in de laatste verzen van 2 Kronieken 29, “Zo werd de dienst van het huis van de HEERE hersteld. 36Hizkia dan en heel het volk verblijdden zich over wat God voor het volk tot stand gebracht had, want dit was onverwachts gebeurd.” (2 Kro. 29:35ff-36). Hij stelde ook opnieuw de Pesach viering voor heel het volk in. Heel Juda kwam in grote getale, maar Israël (die hij ook uitgenodigd had) kwam vrijwel niet[15]. En omdat de tempel nog niet op tijd klaar was, vierden zij het met goedkeuring van de Heer exact een maand later[16]. Na de Pesach stuurde Hizkia iedereen terug naar huis en om onderweg alle gewijde stenen en palen, offerhoogten en altaren, in heel Juda af te breken. En dat deden ze. Dit toont niet alleen Hizkia’s enorme toewijding omdat hij deed wat vele van zijn voorgangers niet compleet hadden gedaan. Als laatste van de hervormingen stelde Hizkia wederom de afdelingen van de priesters en Levieten in zoals in de tijd van David, en bracht het volk hun tienden naar hen[17]. In 2 Kronieken 31:20-21 lezen we, “20Zo deed Hizkia in heel Juda. En hij deed wat goed, juist en trouw was voor het aangezicht van de HEERE, zijn God. 21In al zijn werk dat hij begon in de dienst van het huis van God, in de wet en in het gebod om zijn God te zoeken, handelde hij met heel zijn hart, en hij was voorspoedig.”
Als we verder het verhaal van Hizkia lezen dan zien we dat er twee keer een situatie ontstaat waar hij bidt en waar we God zien acteren. De eerste is tijdens de invasie van Juda door Assyrië, met prachtige dialogen, profetieën van Jesaja, een gebed van Hizkia, en een imposante actie van de Heer als Hij Zijn engel er ’s nachts op uitstuurt en 185.000 man van het Assyrische leger dood[18]. De tweede is daarna als Hizkia ziek wordt, bidt, en genezen wordt, en vervolgens een psalm schrijft. Beide zijn prachtig om in te duiken samen, en in mijn voorbereiding was er een moment dat ik dacht om beide gebeden te doen, maar heb daar toch van af gezien omdat ik denk dat het beter is om dieper aandacht te geven aan een in plaats van beide een beetje doen. Ook beter voor onze focus tijdens dit weekend denk ik. En de keuze hierin is gevallen op het tweede gebed als Hizkia ziek wordt. Deels omdat er qua context meer overlap zit tussen het eerste gebed met onze eerste studie van Josafat. Beide zijn in de context van een oorlogssituatie waar God gevraagd wordt om in te grijpen. Deels ook omdat het goed is om naar verschillende aspecten van gebed te kijken. En hoewel het tweede gebed zelf heel kort is, is de combinatie met de psalm als reactie erop een prachtige studie over gebed wat weer een andere kant belicht denk ik.
Dus je mag je Bijbel openslaan bij 2 Koningen 20 waar we in de eerste elf verzen het gebed en de situatie daaromtrent lezen, en dan bladeren we daarna verder naar Jesaja 38 waar we kort de psalm als reactie gaan lezen.
DE CONTEXT (2 KGN. 20:1)
“1In die dagen werd Hizkia ziek, tot stervens toe. Toen kwam de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, bij hem en zei tegen hem: Zo zegt de HEERE: Regel de zaken van uw huis, want u zult sterven en niet leven.” (2 Kgn. 20:1)
Er is wat discussie onder academici of dit hele voorval zich afspeelt voor of na de aanval van Assyrië. Er zijn goede argumenten aan beide kanten. Voor ons vandaag is de exacte timing niet zo van belang, meer dát Hizkia tot stervens toe ziek werd. We kunnen in vers 7 lezen dat het in ieder geval een zweer of zweren betrof, maar meer weten we niet. Als dit gepaard ging met zware koorts en een verlaagde weerstand kan het goed zijn dat dat in die tijd fataal kon zijn, waar in onze tijd een simpele antibiotica het waarschijnlijk gewoon had oplost. Het belangrijkste is dat Hizkia letterlijk doodziek was. En vervolgens komt de profeet Jesaja langs om hem een bericht van God te geven dat inderdaad het einde nabij is. Hizkia zal sterven en hem wordt opgedragen zijn zaakjes op orde te brengen. Ik weet niet hoe het met jullie is, maar als ik ziek ben en belabberd voel zit ik er al op niet te wachten dat iemand dat er nog eens lekker inwrijft. Dus ik kan dan ook helemaal niet voorstellen hoe het voor Hizkia moet zijn geweest om dit bericht te horen.
Over het algemeen hebben wij geen enkel idee hoe lang wij nog te leven hebben. En dat is misschien maar goed ook. Persoonlijk zou ik het ook niet willen weten. Maar we weten dat onze tijd hier kort is, en hoe meer de tijd voorbij strijkt en we ouder worden, hoe meer we ons vaak bewust worden dat onze tijd hier inderdaad maar kort is. Maar er zal een moment komen dat we zullen sterven, en dat moment is in Zijn hand. We weten simpelweg niet hoe lang we nog hebben. En hoewel dit ongetwijfeld een moeilijk bericht om te horen zal zijn geweest (zeker ook omdat Hizkia eind dertig was – dus een jonge vent), spreekt er ook zoveel genade uit. Hizkia krijgt namelijk de kans om zijn zaken op orde te hebben. Voor hem betekende dat waarschijnlijk onder andere het regelen van een troonopvolger omdat hij toen nog geen zoon had, maar het betekende ook zeker geestelijk zijn zaken op orde hebben. Hoe was zijn relatie met God? En dat is voor ons niet anders. Hebben wij geestelijk onze zaken op orde? God is genadig met ons nu dat we nog leven, en hebben we de kans om onze zaken op orde te krijgen. Hebben wij die belangrijke vraag beantwoord: wat doe je met je naderende dood? Na ons overlijden komen we onherroepelijk voor God te staan, en de vraag is dan of we daar staan op basis van onze eigen werken en rechtvaardiging, of op basis van het werk van Jezus aan het kruis en Zijn rechtvaardigheid? “Zo zegt de HEERE: Regel de zaken van uw huis, want u zult sterven” Laat hier absoluut geen twijfel over bestaan, en stel het niet langer uit, want we weten niet hoe de dag van morgen zal zijn.
HET GEBED (2 KGN. 20:2-3)
“2Daarop keerde hij zijn gezicht naar de muur en bad tot de HEERE: 3Och HEERE, bedenk toch dat ik in trouw en met een volkomen hart voor Uw aangezicht gewandeld heb en gedaan heb wat goed is in Uw ogen. En Hizkia huilde erg.” (2 Kgn. 20:2-3)
Als reactie op het bericht van Jesaja keert Hizkia zijn gezicht naar de muur en bidt tot de Heer. Het is zo mooi te zien dat zijn eerste reactie gebed is. Het laat ons denk ik duidelijk ons menselijk instinct zien om troost te zoeken bij God als we met onoverkomelijke uitdagingen geconfronteerd worden. En dus keert hij zijn gezicht naar de muur. Hij zondert zich af van Jesaja en misschien anderen die aanwezig zijn om hem te verzorgen, en neemt het beetje privacy dat hij liggend in zijn bed kan creëren om zich tot de Heer te richten. Hoe mooi en goed het ook is om samen te bidden, hebben we het ook gewoon nodig om onze binnenkamer in te gaan, de deur te sluiten en alleen tot onze Vader te bidden. En dat is wat Hizkia, binnen zijn mogelijkheden van ziek zijn, hier doet. Hij richt zich op de Heer en bid.
Het is een simpel gebed van maar een paar woorden, en laat ons zien dat het niet de veelheid van woorden is dat een gebed krachtig maakt, maar het hart erachter. We hoeven onze verzoeken bij de Heer niet in te pakken met lagen van noppenfolie. God kan onze rauwe emotie prima aan. Hizkia stort zijn hart hier uit bij de Heer. Wat heerlijk toch dat dat kan. Onze God is niet alleen God, maar ook onze Vader. En we kunnen gewoon op Zijn schoot kruipen en onszelf zijn en ons hart uitstorten. En Hizkia laat hier zijn tranen de vrije loop. Misschien had Hizkia Psalm 62:9 in zijn gedachten wat zegt, “Vertrouw op Hem te allen tijde, volk; stort uw hart uit voor Zijn aangezicht. God is voor ons een toevlucht.” In onze tijden van nood, van hoge nood, mogen we simpelweg ons hart uitstorten voor Zijn aangezicht, wetende dat Hij onze toevlucht is. We mogen echt zijn met God. Het masker mag af. Ik moet hier denken aan Job als hij zojuist alles kwijt is geraakt en zijn hart uitstort bij de Heer in Job 3, wat leest als een vloek en een klaaglied. En als we zo’n hoofdstuk lezen is het wellicht makkelijk om te zeggen dat Job zondigt omdat hij zo emotioneel is, en dat Job alle perspectief verloren is. Maar Job zondigt hier niet. Jobs zonde was twijfel over de goedheid, rechtvaardigheid, en wijsheid van God; niet het uiten van zijn emoties. Het is OK om emoties te tonen in onze gebeden naar God. Sterker nog, emoties zijn juist nodig voor een relatie. Denk eens aan je diepste relatie. Hoe is deze ontstaan? Niet door stilletjes bij elkaar te zitten of het alleen maar te hebben over koetjes en kalfjes. Nee, een diepe relatie ontstaat doordat we ons kwetsbaar opstellen, eerlijk zijn met onze emoties, het masker van onze uiterlijke schijn afdoen. We hoeven denk ik niet altijd braaf te zijn in gebed. We bidden niet om God te informeren over onze situatie of gevoelens, want die weet Hij al. Staat er niet in Hebreeën 5:7 dat Jezus “met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd [heeft] aan Hem Die Hem uit de dood kon verlossen. En Hij is uit de angst verhoord.”? Hizkia laat het zien dat het OK is om emotie te tonen in ons gebed. We zullen zo in Jesaja 38 meer van Hizkia’s gevoelens en emoties lezen als hij terugblikt op dit moment. Maar door zijn tranen heen vertrouwt hij zijn leven en zijn lot toe aan zijn Heer.
Als we naar de inhoud van het gebed kijken dan zien we dat het een bewijs is van zijn geloof en zijn relatie met God. Hij vraagt niet alleen om genezing; hij legt zijn ziel bloot, en vertelt over zijn trouw en oprechte streven naar wat goed is in de ogen van de Heer. Zijn oprechte smeekbede laat zien dat we in ons bidden onze diepste angsten, hoop, en dankbaarheid mogen uiten aan een God, een Vader, die luistert. Hij keert zich niet naar God zoals de heidenen dat doen als een soort laatste schietgebedje na al het andere geprobeerd te hebben. Nee, zijn eerste reactie is om zich tot God te keren en hij doet dat op basis van relatie en op basis van een leven dat in het teken stond van het trouw volgen van zijn Heer. In zijn gebed zien we een man van geloof, een man van God, aan ons geopenbaard. Te midden van zijn ziekte, te midden van deze vreselijke situatie waarmee hij geconfronteerd wordt, te midden van de nood die zo ernstig is als iemand kan tegenkomen, is Hizkia een man van gebed. En we zien het hart van zijn geloof dat zich in nood tot God wendt, niet van God af. Bij het onder ogen komen van zijn problemen zoekt hij hulp bij God, en twijfelt hij niet aan Gods aanwezigheid en wanhoopt hij niet aan Gods goedheid.
Wie zien ook dat zijn gebed gevoed is door Gods Woord. Niet in de zin dat hij Gods Woord direct gebruikt in zijn gebed, maar het is denk ik duidelijk dat zijn hart en gezindheid gevuld zijn met Gods Woord, en het is vanuit die wetenschap dat Hij bidt. Wellicht dacht hij aan Psalm 34 toen hij bad, wat in vers 5 zegt, “Ik heb de HEERE gezocht en Hij heeft mij geantwoord, en mij gered uit al wat ik vrees.” En in vers 16, “De ogen van de HEERE rusten op de rechtvaardigen, Zijn oren zijn gericht op hun hulpgeroep.” Of in vers 18-20, “18Zij roepen en de HEERE hoort, Hij redt hen uit al hun benauwdheden. 19De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, Hij verlost de verbrijzelden van geest. 20De rechtvaardige heeft veel ellende, maar uit dat alles redt de HEERE hem.” Oh, dit zijn toch beloften waar Hizkia zich zeker aan vast zou kunnen hebben gehouden, en die juist ook hem bemoedigd zouden hebben om zich tot de Heer te richten in gebed! En dus zegt Hizkia, “Heer, ik ben toch trouw geweest. Ik heb toch Uw verbond gehouden. Ik ben toch iemand geweest die heeft geprobeerd in Uw wegen te wandelen. Kom mij tegemoet in mijn gebrokenheid! Help mij Heer in mijn tijd van nood.”
Wat we ook hier zien is dat we niet alleen onze verzoeken bij God mogen neerleggen. Sterker nog, expliciet vraag Hizkia niets aan God, maar is eigenlijk meer met God in gesprek en redeneert met Hem. In Jesaja 1:18 lezen we, “Kom nu, laten wij samen een rechtszaak voeren, zegt de HEERE.” In het Engels staat er, “Come now, let us reason together” En dat woord kan hier kan een juridisch strijden of arbitreren betekenen (zoals de HSV het vertaald), maar kan een woordenwisseling, redeneren, betekenen. Abraham[19] sprak met God over de stad Sodom en God beloofde dat Hij de stad niet zou vernietigen als er maar tien rechtvaardige mensen zouden wonen. Mozes[20] redeneerde met God over de opstandige Israëlieten. God wilde hen vernietigen vanwege hun afgoderij, maar veranderde van gedachten vanwege Mozes’ voorspraak. Redeneren met God betekent niet dat we met Hem in discussie gaan of excuses verzinnen voor onszelf of onze acties. Het betekent ook niet dat we proberen God ertoe te bewegen Zijn wetten te veranderen. Redeneren met Hem betekent Hem redenen geven waarom we vragen wat we doen. In Jesaja 43:26 zegt God, “Breng het Mij in herinnering, laten wij samen een rechtszaak voeren; vertelt u maar, opdat u in het gelijk gesteld wordt.” Redeneren met Hem is in die zin als een verdachte die zijn zaak voor een rechter bepleit. Maar hoe sterk we ons standpunt ook tegenover God verdedigen, als het niet in overeenstemming is met Zijn wil, dan zal God ons niet geven wat we vragen. 1 Johannes 5:14 zegt, “En dit is de vrijmoedigheid die wij hebben in het toegaan tot God, dat Hij ons verhoort, telkens als wij iets bidden naar Zijn wil.” Om dus met Hem te kunnen redeneren volgens Zijn wil, is het nodig dat wij Zijn wil begrijpen. Jezus zei, “Ik zoek niet Mijn wil, maar de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft.” (Joh. 5:30) Abraham kon met God redeneren over Sodom omdat hij dicht bij God stond en onderdanig aan Hem was. Abraham begreep Gods plan voor de mensheid. Hij voelde zich zeker in het redeneren met God omdat hij Zijn wil kende. God zei over Abraham dat Hij hem kent[21] en noemde hem zelfs Zijn vriend[22]. Om Gods wil te kennen, moeten we constant contact met Hem hebben en Hem consequent gehoorzamen. 1 Johannes 3:21-22 zegt, “21Geliefden! Als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid om tot God te gaan; 22en wat wij ook maar bidden, ontvangen wij van Hem, omdat wij Zijn geboden in acht nemen en doen wat Hem welgevallig is.” In het redeneren met God zal ons hart zich steeds meer naar Hem bewegen en onze wil steeds meer gelijk worden aan Zijn wil. Als we met God redeneren in gebed, zullen we uiteindelijk bidden voor Zijn glorie en zullen we uiteindelijk bidden dat Zijn wil mag geschieden. En is dat niet altijd het hoogtepunt en het doel van gebed?! ‘Uw wil geschiede’ is niet soort emotieloze uitspraak, maar de uitkomst van het worstelen met de Heer in gebed. We presenteren onze smeekbeden aan de Heer in gebed. We redeneren met de Heer. We worstelen in gebed. En wanneer we kunnen zeggen ‘Uw wil geschiede’ spreken we als een kind tot een vader in wie we het volste vertrouwen hebben om te doen wat goed, wijs, en juist is. En in Hizkia’s gebed vinden we dat zelfde sentiment: ‘Het lijkt mij goed, o Heer, dat ik van deze ziekte word opgewekt, maar of ik nu beter word of niet, verheerlijk Uzelf, o Heer, en Uw wil geschiede.’
HET ANTWOORD (2 KGN. 20:4-7)
“4Het gebeurde nu, toen Jesaja nog niet uit de middelste voorhof gegaan was, dat het woord van de HEERE tot hem kwam: 5Keer terug en zeg tegen Hizkia, de vorst van Mijn volk: Dit zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien. Zie, Ik ga u gezond maken; op de derde dag zult u naar het huis van de HEERE gaan. 6En Ik zal vijftien jaar aan uw levensdagen toevoegen, en zal u uit de hand van de koning van Assyrië redden, evenals deze stad; Ik zal deze stad beschermen omwille van Mij en omwille van Mijn dienaar David. 7Daarna zei Jesaja: Neem een klomp vijgen. Zij namen die en legden die op de zweer; en hij werd genezen.” (2 Kgn. 20:4-7)
Jesaja was nog maar net weg van Hizkia toen God hem vertelde om terug te gaan met de volgende boodschap en het antwoord op Hizkia’s gebed. Hoe moet dat voor Jesaja geweest zijn? Eerst de koning moeten vertellen dat zijn dagen geteld zijn, en een moment later mag je het goede nieuws vertellen dat de koning langer mag leven en dat Hij ook nog Jeruzalem zal beschermen. Ik denk dat hij echt een binnenpretje had en tegen zichzelf zei: ‘Ja, dat is mijn God’ of zoiets.
Hoe mooi dat Jesaja deze woorden van God tegen de koning mag zeggen, ‘ik heb uw gebed gehoord, ik heb uw tranen gezien’. Wat een vertroosting moet alleen dat al voor Hizkia zijn geweest! Dat God hem gehoord en gezien had. Drie hele korte reacties hierop. Ten eerste, wat een prachtige bevestiging dat God onze gebeden hoort. Dat onze stem helemaal tot de hemel reikt en bij God aankomt, en geen zachte geluidje op de achtergrond van alle het andere geluid is, en geen onverstaanbare ondefinieerbare ruis is, maar dat God onze gebeden hoort en verstaat en ook op reageert. Ten tweede, wat een prachtige bevestiging dat God onze tranen ziet. Dat onze emotie niet alleen voor ons is in het bidden, maar ook dat het Hem bereikt en Hem er toe beweegt om te reageren, want Hij is niet alleen bij machte maar ook gewillig om te reageren. En ten derde, wat een prachtige bevestiging dat God ook snel en adequaat kan reageren op onze gebeden, en dat als het Zijn wil is Hij onze gebeden in een oogwenk kan verhoren. Het snelle antwoord van God, via de profeet Jesaja, is een krachtige bevestiging van Zijn bereidheid om naar Zijn kinderen te luisteren en met hen in contact te zijn.
Maar hoe zit het dat God eerst zegt dat Hizkia snel zal sterven en nu opeens zegt dat Hizkia nog vijftien jaar zal leven? Is God van gedachten veranderd? Zegt God niet in Jesaja 46:10, “Mijn raadsbesluit houdt stand en Ik zal al Mijn welbehagen doen.” en in Jesaja 14:24, “Voorwaar, zoals Ik het Mij voorgenomen heb, zo zal het gebeuren, en zoals Ik het besloten heb, zal het tot stand komen.” En zegt het in Psalm 139:16 niet dat al onze dagen in Gods boek zijn geschreven voordat er een van hen was? Is God van gedachten veranderd op basis van Hizkia’s gebed? Bijbel commentator Andrew Davis[23] zegt, “De oorspronkelijke uitspraak van Jesaja was niet onjuist, maar slechts onvolledig. Het lijkt erop dat de volledigere uitspraak zoiets zou zijn als: ‘Breng uw huis op orde, want u zult sterven als u mij niet in gebed zoekt en mij niet vraagt om uw leven te verlengen. Maar als u dat doet, zal ik dat doen!’ Maar het was het beste voor Jesaja om dat laatste deel weg te laten en Hizkia te laten beslissen om in gebed tot God te komen. De kern van de zaak is dat we ons niet moeten voorstellen dat de alwetende God, die nooit iets hoeft te leren wat hij niet al wist, zijn eeuwige plannen zou veranderen op basis van input van feilbare mensen.”
Gods antwoord laat zien dat ons bidden onderdeel is van het soevereine plan van onze Heer, maar dat Hij tegelijkertijd ook acteert op basis van compleet onverdiende genade, en niet op basis van hoe goed or trouw wij zijn of hoe goed en mooi wij bidden. Hizkia had nooit gevraagd om nog vijftien jaar te leven of dat God de stad Jeruzalem zou bevrijden, maar Gods genadige beloften gingen veel verder dan Hizkia’s vermogen om te vragen of zich voor te stellen wat hij nodig had. Hizkia’s hart laat ons zien dat hij geloofde dat gebed er echt toe doet en een verschil kan maken, en hoe mooi, ook voor ons, dat hij dat op deze manier bevestigt krijgt. William Gurnall[24], een voorganger uit de zeventiende eeuw, zei, “Gebed is een nederig beroep op Gods almacht vanuit onze onmacht. [...] Wij geven Hem de glorie van Zijn soevereiniteit en heerschappij, en erkennen dat Hij niet alleen in staat is om voor ons te verkrijgen wat wij vragen, maar ons ook het recht kan geven op, en de zegen van, wat Hij geeft.” Of zoals Paulus zegt, Oh, aan “Hem nu Die bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken, overeenkomstig de kracht die in ons werkzaam is, Hem zij de heerlijkheid”[25]
HET TEKEN (2 KGN. 20:8-11)
“8Hizkia nu had tegen Jesaja gezegd: Wat is het teken dat de HEERE mij gezond zal maken en dat ik op de derde dag naar het huis van de HEERE zal gaan? 9Jesaja zei: Dit zal voor u een teken van de HEERE zijn dat de HEERE het woord dat Hij gesproken heeft, doen zal: Moet de schaduw tien treden verdergaan of tien treden teruggaan? 10Toen zei Hizkia: Het is voor de schaduw gemakkelijk om tien treden verder te gaan. Nee, laat de schaduw tien treden teruggaan. 11En Jesaja, de profeet, riep de HEERE aan, en Hij deed de schaduw tien treden teruggaan van de treden die zij op de treden van Achaz’ zonnewijzer naar beneden was gegaan.” (2 Kgn. 20:8-11)
Ik wil aan deze verzen waar Hizkia een teken van God vraagt niet te veel aandacht besteden zodat er voldoende tijd overblijft voor Hizkia’s psalm in Jesaja 38. Maar ik denk dat we zijn vraag voor een teken niet moeten zien als een teken van ongeloof, maar juist omdat hij de beloofde genezing als iets zeer groots beschouwde en het daarom waard was om bevestiging te vragen, en die kreeg hij ook. Daarnaast herinnerde Hizkia zich wellicht hoezeer God ontevreden was met zijn vader Achaz, omdat deze weigerde om een teken te vragen[26]. Hizkia verlangde te herstellen, opdat hij God zou verheerlijken in de tempel. Misschien lag hij daar op zijn ziekbed, en kon hij de schaduw op de wijzerplaat zien bewegen. Hoe mooi om als een teken van hoop het moment dichterbij te zien komen waarop Gods belofte in vervulling zou gaan!
Laten we nu als laatste kort naar Jesaja 38 gaan, waar we de woorden van Hizkia kunnen lezen die hij achteraf heeft geschreven terugkijkend op zijn ziekte. En het leest enerzijds als een gebed en anderzijds als eerst een klaaglied (in vers 9-14) en dan een loflied (in vers 15-20).
HET KLAAGLIED (JES. 38:9-14)
“9Dit is het geschrift van Hizkia, de koning van Juda, toen hij ziek geweest en van zijn ziekte genezen was: 10Zelf zei ik: Op de helft van mijn dagen moet ik heengaan; in de poorten van het graf word ik beroofd van de rest van mijn jaren. 11Ik zei: Ik zal de HEERE, de HEERE, niet zien in het land van de levenden; ik zal de mensen niet meer aanschouwen onder de inwoners van de wereld. 12Mijn levenstijd is opgebroken, van mij weggerukt, als een tent van een herder; ik heb mijn leven opgerold, zoals een wever doet, Hij snijdt mij af van het weefgetouw. Voordat de dag tot nacht wordt, zult aan mij een einde gemaakt hebben. 13Ik stelde het me voor, tot de morgen toe: als een leeuw, zo zal Hij al mijn beenderen breken. Voordat de dag tot nacht wordt, zult U aan mij een einde gemaakt hebben. 14Als een zwaluw of kraanvogel, zo piepte ik, ik kirde als een duif. Mijn ogen waren smekend opgeslagen naar omhoog: Heere, ik word neergedrukt; wees U mijn Borg!” (Jes. 38:9-14)
Deze eerste helft is duidelijk een klaaglied waarbij Hizkia terugdenkt aan de momenten dat hij ziek was. Het is duidelijk dat Hizkia nog niet klaar was om te sterven. Zijn denken was vol van twijfel, angst en diep berouw dat hij zo jong zou sterven. Toch zou ik zeggen dat Hizkia’s gedachten en gevoelens niet ongewoon zijn voor iemand die met de dood geconfronteerd wordt. Hij vindt dat hij nog in de bloei van zijn leven is en op het punt staat berooft te worden van nog vele jaren. Net als de meeste van ons, denk ik, verwachtte Hizkia een bepaalde leeftijd te halen en had hij in gedachten nog vele dingen te kunnen doen. Maar dat werd hem ontnomen. Hij kan zich ook niet voorstellen hoe het zal zijn om zonder het gezelschap van God en mensen te zijn. Dit is niet vreemd omdat we als mens gemaakt zijn voor God en elkaar. En in een aantal poëtische beelden verhaald hij hoe hij de ondergang van zijn leven ervaarde. Hij is uitgeput van het wanhopig naar de hemel kijken voor hulp, en heeft simpelweg geen woorden meer, want God heeft gesproken en zijn toestand veroorzaakt. En dus is hij veroordeeld tot onophoudelijke wanhoop. Je ziet hier wederom de diepe uiting van emotie in gebed, en de smeekbede naar de Heer om hem te hulp te komen.
HET LOFLIED (JES. 38:15-20)
“15Wat zal ik spreken? Zoals Hij mij heeft gezegd, heeft Híj het gedaan. Nu mag ik al mijn jaren gerust verdergaan, de bitterheid van mijn ziel te boven gekomen. 16Heere, bij deze dingen leeft men, en in al deze dingen is het leven van mijn geest. Want U hebt mij gezond gemaakt en mij genezen. 17Zie, tot vrede is de bitterheid voor mij bitter geweest, want Ú hebt mijn ziel lieflijk omhelsd, van het graf van de ontbinding vandaan gehaald. Want U hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen. 18Immers, het graf zal U niet loven, de dood U niet prijzen; wie in de kuil neerdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. 19De levende, de levende, die zal U loven, zoals ik vandaag. De vader zal zijn kinderen met Uw waarheid bekendmaken. 20De HEERE was er om mij te verlossen. Daarom zullen wij mijn snarenspel doen klinken, al de dagen van ons leven, in het huis van de HEERE.” (Jes. 38:15-20)
Toen eenmaal God had gesproken en Hizkia’s gebed had beantwoord was er niets dan lofprijs. Hij wist dat de Heer had gesproken en had gehandeld en Hizkia was er stil van. Maar hij realiseert zich ook dat God hem met bitterheid en angst had geslagen om hem nederig te maken, om hem te leren de rest van zijn leven nederig voor God te wandelen. En het is mooi en moedig dat Hizkia tot dit waardevolle en eerlijke inzicht is gekomen. We zien dat Psalm 119 ons dezelfde les leert. Het zegt daar in vers 67, “Voordat ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu neem ik Uw woord in acht” en in vers 71, “Het is goed voor mij dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw verordeningen zou leren.” (Ps. 119:71) Dit is een les die Hizkia alleen maar door ziek zijn kon leren. Charles Spurgeon[27] heeft ooit eens gezegd, “Ik durf te stellen dat de grootste zegen die God ons op aarde kan geven, gezondheid is, met uitzondering van ziekte.” Dat is op het eerste gezegd misschien een vreemde uitspraak, maar ik denk wat hij bedoelt te zeggen is dat, aangezien er zonde in de wereld, ziekte iets goeds is. Hoewel het erg onaangenaam is, is het een vriend van onze ziel, omdat het ons herinnert aan het onvermijdelijk naderende einde van het leven, en hopelijk ons nederig maakt en ons serieus laat nadenken over God en Zijn goedheid. Daarom zegt Hizkia ook in vers 18, “Immers, het graf zal U niet loven, de dood U niet prijzen; wie in de kuil neerdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen.” Dat is een sobere maar ware gedachte die ons serieus zou moeten doen nadenken over onze relatie met God voordat het te laat is. En Hizkia erkend dat er alleen verlossing in de Heer te vinden is, en zal Hem daarom alle dagen van zijn leven loven en prijzen.
CONCLUSIE
Als we kijken naar het gebed van Hizkia dan zien we hoe belangrijk de rol van gebed is ons leven. Het kan ons letterlijk redden! God gebruikte Hizkia’s gebed en maakte het onderdeel van Zijn soevereine plan om hem niet alleen te redden, maar om hem, en ook ons, te laten zien dat God de situatie voor het gebed kan gebruiken om ons te verootmoedigen. Er was daardoor een nieuwe nederigheid in Hizkia’s wandel, een diepere liefde voor de Heer in zijn hart, en een nieuw loflied op zijn lippen. Hizkia had een nieuwe vastberadenheid om God te prijzen alle dagen van zijn leven, want nu waren die dagen erg belangrijk voor hem. Oh Heer, “leer ons zó onze dagen tellen, dat wij een wijs hart verkrijgen.” (Ps. 90:12)
Maar laten we hier ook niet voorbij gaan aan de grotere les hier, en dat is de strijd tussen de zonde en de dood. Door de zonde staart de dood ons recht in het gezicht, en God maakt het ons hier duidelijk dat we ons huis op orde moeten krijgen en dus onze relatie met Jezus. Laten we elke dag bewust leven van onze sterfelijkheid, en naar Christus vluchten voor redding en kracht om het meeste te halen uit de beperkte tijd die we hebben.
Laten we bidden.
[1] 2 Kgn. 12:2
[2] 2 Kro. 24:4
[3] 2 Kro. 24:17-18, 25:27
[4] 2 Kgn. 15:3; 2 Kro. 26:4-5
[5] 2 Kro. 26:16-21
[6] 2 Kro. 27:3
[7] 2 Kro. 28:1
[8] 2 Kro. 28:2-4
[9] 2 Kro. 28:24
[10] 2 Kro. 28:27
[11] 2 Kro. 29:3
[12] 2 Kro. 29:10
[13] 2 Kro. 29:12-19
[14] 2 Kro. 29:20-35
[15] 2 Kro. 30:10-12
[16] 2 Kro. 30:15-21
[17] 2 Kro. 31:2-19
[18] 2 Kgn. 19:14-19; Jes. 37:15-20 (plus reactie Jesaja in 2 Kgn. 19:20-35; Jes. 37:21-36)
[19] Gen. 18:22-33
[20] Exo. 32:7-14
[21] Gen. 18:19 (zie voetnoot HSV: “Want Ik heb hem uitgekozen” (letterlijk: gekend)
[22] Jak. 2:23
[23] “The original statement by Isaiah was not false, merely incomplete. It seems the fuller statement would be something like this: “Put your house in order because you are going to die unless you seek me in prayer and ask me to extend your life. But if you do, I will!” But it was best for Isaiah to leave that last part out and allow Hezekiah to decide to come to God in prayer. The bottom line is, we should not imagine that the omniscient God who never must learn a single thing that he didn’t already know should change his eternal plans based on input from fallible human beings.” ~ Andrew M. Davis, Exalting Jesus in Isaiah
[24] “Prayer is a humble appeal from our impotency to God’s omnipotence. [...] We give him the glory of his sovereignty and dominion, and acknowledge that he is not only able to procure for us what we ask, but can give us a right to, and the blessing of, what he gives.” ~ William Gurnall (The Christian in Complete Armour)
[25] Efe. 3:20-21a
[26] Jes. 7:10-12
[27] “I venture to say that the greatest earthly blessing that God can give to any of us is health, with the exception of sickness.” ~ Charles Spurgeon