2024.0920 – Nehemia
Gebed in Onzekere Tijden #1 (Mannenweekend 2024)
Nehemia 1-2
[CC Haarlemmermeer, 21 september 2024]
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
Welkom iedereen bij helaas onze laatste sessie alweer. We hebben inmiddels naar twee gebeden en naar twee Oude Testamentische bidders mogen kijken. Josafat heeft ons veel geleerd in het bidden in onzekere tijden. Echt ons op de Heer richten, Zijn soevereiniteit verkondigen, Zijn trouw onthouden, onze focus op Hem houden, erkennen dat de strijd van de Heer is, en uiteindelijk vertrouwen op Gods verlossing zijn allemaal principes die ons kunnen helpen om kracht en richting te vinden wanneer we niet weten wat te doen. Hizkia heeft ons weer hele andere dingen geleerd in het bidden in onzekere tijden. Hij heeft ons laten zien hoe belangrijk de rol van emotie in ons gebed is, en hoe gebed onderdeel is van Gods soevereine plan voor ons leven, en dat gebed en zeker ook antwoord op gebed ons nederig maakt en ons een diepere liefde voor God geeft en een sterkere vastberadenheid geeft om Hem te prijzen. Dit zijn belangrijke facetten om ons bewust van te zijn en ons ook naar uit te strekken en die ons kunnen helpen in ons bidden in onzekere tijden.
Bij beide hebben we ook kunnen zien dat ze niet alleen mannen van gebed waren, maar veel meer nog mannen van God. Hun hele leven stond in het teken van het eren en dienen van God, en het wandelen in de vreze des Heeren, en dat vloeide simpelweg over in hun gebedsleven. En ook, hun diepe gebedsleven, en het echt hart tot hart leren kennen van God in die fellowship, vloeide over in hun dagelijkse wandel. Beide vulden elkaar aan.
Bij Nehemia gaan we weer andere facetten van gebed zien, maar ik denk dat als we naar de persoon achter het gebed krijgen dat we een soortgelijk plaatje geschetst zullen zien. Dus, ik stel voor dat we bidden en dan naar Nehemia gaan kijken.
[Openingsgebed]
VAN HIZKIA NAAR NEHEMIA IN VOGELVLUCHT
Met uitzondering van koning Josia zijn er na Hizkia, die in 697 v.C. stierf, alleen nog maar slechte koningen in Juda. Het is inmiddels 605 v.C. (zo’n negentig jaar na Hizkia dus) en koning Jojakim regeert. In dat schrijft Jeremia zijn profetie over het zeventigjarig ballingschap en dat God Nebukadnezar, de koning van Babylon, zou sturen om Jeruzalem te vernietigen en de Joden af te voeren naar Babylon voor zeventig jaar[1]. En in dat zelfde jaar, na het verslaan van de Egyptenaren en Assyriërs in de slag bij Karkemis, veroverde Nebukadnezar Jeruzalem, plunderde Juda en voerde veel van haar inwoners (waaronder Daniël en zijn vrienden) weg om hem in Babylon te dienen. Acht jaar later, in 597 v.C., wordt de tweede groep afgevoerd naar Babylon, inclusief alle prinsen en de beste soldaten, waardoor alleen de armen achterbleven[2]. Dit is ook het jaar dat Sedekia, de laatste koning van Juda, aan de macht komt. Hoewel de profeet Jeremia had verkondigd dat Babylons heerschappij over Juda door God was verordend, kwam Sedekia in opstand tegen Babylon. Als reactie hierop leidde Nebukadnezar in 588 v.C. een leger naar Jeruzalem, en de stad werd vele maanden belegerd. In juli 586 v.C. brak het Babylonische leger door de poorten en verwoestte de stad en de Tempel, en liet alleen nog de armsten achter in de stad[3].
Bijna vijftig jaar later, in 539 v.C., verovert Darius Babylon en kwamen de Perzen aan de macht. We kunnen hierover lezen in Daniel 5. Het is dan dat Daniël de woorden van Jeremia leest en realiseert dat de ballingschap van zeventig jaar bijna ten einde loopt, en begint te bidden. Een jaar later wordt Cyrus koning van Perzië, en hij was anders dan zijn Assyrische en Babylonische voorlopers. Hij beloofde mensen terug te brengen naar hun geboorteland en gouverneurs aan te stellen, waardoor in 537 v.C. onder de leiding van Zerubbabel ruim veertigduizend Joden terugkeren naar Israël[4]. Een jaar later begint de wederopbouw van de Tempel, waar tien jaar aan gewerkt werd over een periode van twintig jaar en in 516 v.C. klaar is.
Het is dan in 458 v.C., dus dat is weer bijna zestig jaar later, dat Ezra arriveert in Jeruzalem met de tweede stroom mensen die terugkeren, zo’n vijftienhonderd man die samen met de Levieten in de Tempel te dienen. Hij werd gestuurd door de Perzische koning Artaxerxes om namens hem Joodse zaken te regelen; voornamelijk het onderwijzen van Gods wet aan de Joden en het aanstellen van toezichthouders op het volk. Ezra kreeg daarvoor alles wat nodig om de eredienst in de Tempel te herstellen. Op die manier kon niet alleen de natie herstellen, maar konden ze ook weer opnieuw leren wat het betekent om geestelijk toegewijd te zijn aan God, en Hem leren liefhebben en volgens Zijn wegen leven. En zo komen we in 445 v.C., en zo’n tweehonderdvijftig jaar na Hizkia, bij Nehemia uit.
NEHEMIA: EEN PROFIEL
Nehemia betekent ‘De HEER troost’, en misschien zo genoemd als een uitroep van diepe hoop in God dat God inderdaad het herstel en de hervorming van Zijn volk Israël zou komen brengen, wellicht kijkend naar de woorden in Jesaja 40:1, “Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen…”. En misschien ook zo genoemd in de hoop dat Nehemia zelf een kleine rol mocht spelen in die troost. We weten het niet natuurlijk. We kunnen redelijkerwijs aannemen dat Nehemia opgroeide in Babylon, te midden van de ballingen, en dat hij om een of andere reden — mogelijk omdat hij te jong was — niet met Ezra terugkeerde. Maar we weten eigenlijk niets van hem anders dan dat hij wordt voorgesteld als de schenker van koning Arthahsasta, een uiterst belangrijke functie. De Perzen hadden een lange geschiedenis in de wijnmakerij. Het was de taak van de schenker om de wijn te proeven in aanwezigheid van de koning, en zo te testen dat het vrij was van gif. Een van de dingen waar oude heersers het meest bang voor waren, was dat hun eten en drinken vergiftigd zouden worden. Het ambt van schenker was daarom een bijzonder eervol ambt, dat gewoonlijk werd gegeven aan jonge mannen of jongens van onbetwistbare loyaliteit en betrouwbaarheid. Dat Nehemia als Jood een schenker was is op zichzelf al opmerkelijk, en het zegt ongetwijfeld iets over zijn karakter en kunde dat hij deze rol heeft gekregen.
Als we door het boek Nehemia heen leest dan kan je zien dat zijn karakter vrijwel onberispelijk lijkt. Hij hield van zijn land, was vroom, voorzichtig, had doorzettingsvermogen en moed, en was eerlijk in zijn bestuurlijke taken. Hij keek naar God voor leiding en bescherming. Er is veel te bewonderen in Nehemia. Hij was vastberaden in zijn toewijding aan de roeping die God hem gaf om de muren van Jeruzalem te herbouwen. Hij voltooide de taak van de muurbouw in recordtijd en hervormde het bestuur van Jeruzalem op een vergelijkbare dramatische manier. En hij nam ook deel aan de herinwijding van de stadsmuren in een grootse en vreugdevolle ceremonie die herinnerde aan de inwijding van de tempel onder Salomo.
Vele prijzen hem terecht voor zijn leiderschapskwaliteiten of voor zijn presentatie in het herbouwen van de muur. Maar ik zou eerder zeggen dat de rode draad door het hele boek heen is dat Nehemia een man van gebed was. In de slechts dertien hoofdstukken van dit boek wordt er twaalf keer gebeden of verwezen naar gebed. Het meeste van hoofdstuk één is een gebed. In hoofdstuk twee terwijl Nehemia voor de koning staat bid hij[5]. In hoofdstuk vier bidt hij twee keer als de Samaritanen de bouw van de muur proberen te beletten[6]. Aan het einde van hoofdstuk vijf spreekt Nehemia een dankgebed uit[7]. In hoofdstuk zes bidt Nehemia dat God zijn handen sterkt[8], en bidt hij tegen hen die hem aanvallen[9]. In hoofdstuk negen als het volk een dag van vasten en gebed houd wordt er gebeden[10] (alhoewel het niet Nehemia is die hier bidt) en in het laatste hoofdstuk bidt Nehemia vier keer zelfs[11]. Met andere woorden, het boek opent en sluit met gebed en het is duidelijk door het hele boek dat Nehemia een man van gebed was die volledig afhankelijk was van de Heer om hem te helpen het werk te volbrengen waartoe Hij hem had geroepen.
DE AANLEIDING (NEH. 1:1-3)
“1De woorden van Nehemia, de zoon van Hachalja. Het gebeurde in de maand Chisleu, in het twintigste jaar, toen ik in de burcht Susan was, 2dat Hanani kwam, een van mijn broers, hij en mannen uit Juda. Ik vroeg hun naar de Joden die ontkomen waren, die uit de gevangenschap overgebleven waren, en naar Jeruzalem. 3Zij zeiden tegen mij: De overgeblevenen, die uit de gevangenschap daar in het gewest zijn overgebleven, verkeren in grote ellende en in smaad. In de muur van Jeruzalem zijn bressen geslagen en zijn poorten zijn met vuur verbrand.” (Neh. 1:1-3)
Het is in het twintigste jaar van koning Arthahsasta dat ons verhaal vandaag begint. We weten niet hoe lang Nehemia inmiddels al in dienst is van de koning, maar hij is in Susa, een hoofdstad in die tijd, gelegen ten oosten van Babylon en de Tigris. En was hij was in de burcht, in de citadel, het paleis van de koning, dat gebouwd was op een grote heuvel. Nehemia hoorde alleen maar over het verre Jeruzalem via de verhalen van mede-Israëlieten. En in dit geval sprak hij Hanani, zijn broer, die net terug kwam van een bezoek aan Jeruzalem, en vraagt hen daarover en over de Joden aldaar, en hij hoort over de grote ellende waarin de inwoners verkeerden en over de verwoeste toestand van de stad. Waarom zou Nehemia vragen stellen over een worstelend overblijfsel van mensen die honderden kilometers verderop woonden? Hij was tenslotte de schenker van de koning en hij was succesvol in zijn eigen leven. Het laat meteen al het hart van Nehemia zien. Hij vraagt naar de mensen voordat hij naar de stad vraagt. De situatie van de mensen grijpt hem meer aan dan de situatie van de stad. Het herstellen later van de muur is zodat daarna de mensen hersteld kunnen worden. De muur was slechts een middel.
Natuurlijk wist Nehemia dat Jeruzalem in puin lag, want het was in 586 v.C. verwoest. Duizenden Joden waren inmiddels teruggekeerd om de tempel en de stad te herbouwen, maar we kunnen lezen in Ezra hoofdstuk vier dat vijanden van Juda een brief hadden gestuurd naar de koning om het herbouwen te stoppen[12] en dat de koning inderdaad opdracht geeft om het werk te stoppen[13], en we lezen dan in Ezra 4:23 dat deze vijanden de Joden met kracht en geweld lieten ophouden. Misschien had Nehemia gehoopt dat het werk aan de muren weer was begonnen en dat de stad nu was hersteld.
ZIJN HOUDING (NEH. 1:4)
“4Het gebeurde, toen ik deze woorden hoorde, dat ik ging zitten en begon te huilen. Ik bedreef enkele dagen rouw, terwijl ik voor het aangezicht van de God van de hemel vastte en bad.” (Neh. 1:4)
Zijn verdriet was intens (hij ging zitten om te huilen), en uitgebreid (dagen lang – ‘enkele’ staat niet in de grondtekst), en expressief (hij rouwde en vastte). En in dit alles was hij aan het bidden. In de rest van het hoofdstuk kunnen we het gebed lezen totdat hij aan het begin van hoofdstuk twee zijn verzoek doet bij de koning. Op basis van de referentie van de maand aan zowel de start van hoofdstuk één en twee weten we dat Nehemia deze biddende houding voor zo’n vier tot vijf maanden aan had gehouden, en dat we het gebed in deze context mogen lezen. Niet als een eenmalig gebed, maar als een aanhoudend gebed in al die tijd.
We leven in een maatschappij waarin mensen vluchten voor pijn en ongemak. Soms horen we liever helemaal geen nieuws dan slecht nieuws, of proberen we het te ontvluchten op wat voor manier dan ook. Het zou voor Nehemia makkelijk zijn geweest om het ongemak van zijn landgenoten af te doen als hun probleem. Hij woonde tenslotte in een stad met muren. Echter, Nehemia voelde een diep medeleven met zijn landgenoten die in een stad woonden die geen bescherming had tegen vijanden. Hij omarmt zijn gevoelens hier. Maar hij doet meer dan voelen. Hij gaat ook vasten. Hij wilt dat zijn lichaam dezelfde pijn voelt als zijn hart voelt. Vasten is een bewust ontzeggen van voedsel (of iets anders) zodat je kan concentreren op hoe je voelt. Het is een manier om niet op de dingen van de dag te concentreren maar ons meer op God te concentreren. Te vaak overstemmen we de stem van God, omdat we ons leven vullen met alle andere stemmen. Vasten brengt gevoelens in focus. Alleen onze gevoelens kunnen ons al een gebrek aan focus bezorgen. Op zichzelf staand kunnen ze nuttig zijn, maar gevoelens zijn onbetrouwbare gidsen. Daarom moeten we nooit alleen op basis van ons gevoel handelen.
Nehemia voelt zich diep bedroefd om zijn landgenoten en vooral om het feit dat Jeruzalem een stad zonder muren is. In plaats van meteen in actie te komen, brengt hij zijn gevoelens onder de aandacht door te vasten en brengt hij zijn gedachten in gebed tot God. Het is goed om duidelijkheid van God te hebben voordat we in actie komen, en net als in het geval van Nehemia, kan vasten ons helpen om deze duidelijkheid te krijgen. In die zin is gebed actie ondernemen. Voordat hij iets anders deed, deed hij het enige wat hij kon en moest doen: hij bad. Bijbelcommentator Raymond Brown[14] zegt, “Gebed is de meest welbespraakte uitdrukking van onze prioriteiten. Het belijdt ons totale vertrouwen in God, oefent ons persoonlijke geloof en toont onze liefde voor anderen. Terwijl hij God nadert, ontdoet Nehemia zich van elke afleidende gedachte, zodat hij zijn geest volledig kan concentreren op degene die heeft beloofd te luisteren naar iedereen die hem aanroept.”
Nehemia bidt hier voor zo’n vier tot vijf maanden. Ik denk dat wij misschien vaak ongeduldig zijn in ons gebed, en vinden dat God snel moet reageren. Maar Nehemia blijft bidden dag en nacht zoals vers 6 zegt. Met andere woorden, overdag in de drukte van werk en ’s nachts in de stilte van zijn huis bleef hij bidden en bleef zijn hart betrokken. Het geeft een beeld dat niet alleen in deze situatie maar ook daarvoor gebed een essentiële dagelijkse ervaring was voor hem. John Charles Ryle[15], de Engelse voorganger uit de negentiende eeuw zei over gebed, “Ik vraag [...] of u bidt, want een gewoonte van bidden is een van de zekerste kenmerken van een ware christen. Alle kinderen van God op aarde zijn in dit opzicht gelijk. Vanaf het moment dat er enig leven en realiteit is in hun religie, bidden ze.” We zien hier Nehemia onophoudelijk bidden, ongeacht wat hij aan het doen is. Het zijn dus momenten op de dag die hij echt apart had gezet om te bidden, zoals we ook Daniel zien doen[16], en het zijn de momenten door de dag heen waar we onze gebeden meer als snelle pijlen op God afschieten, zoals we Nehemia ook meerdere malen zien doen.
Wat er gebeurt als we intensief, uitgebreid en expressief bidden, is dat we uiteindelijk het gebed vormen dat we echt willen bidden, dat diep in ons zit en tijd en energie nodig heeft om naar de oppervlakte te komen. Het is goed om de tijd te nemen in gebed, om ons hart stil te krijgen bij God, en ons in Zijn aanwezigheid door Hem te laten vormen. Dit geweldige gebed van Nehemia is het resultaat van veel bidden. Gebed is een geweldige voorbereiding op meer gebed, en volhoudend gebed is een geweldige voorbereiding op meer volhoudend gebed. Zonder volhoudend gebed zullen we niet leren bidden. We hebben het nodig om ook lang te leren bidden; om vol te houden in gebed; om te volharden in gebed. En Nehemia’s gebed is een volhoudend gebed totdat vijf maanden later het moment daar is en hij net als David kon zeggen, “Lang heb ik de HEERE verwacht, en Hij boog Zich naar mij toe en hoorde mijn hulpgeroep.”[17]
HET GEBED (NEH. 1:5-11)
“5Ik zei: Och, HEERE, God van de hemel, de grote en ontzagwekkende God, Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen. 6Laat Uw oor toch opmerkzaam zijn, en Uw ogen open, om te luisteren naar het gebed van Uw dienaar, dat ik heden dag en nacht voor Uw aangezicht bid voor de Israëlieten, Uw dienaren. Ik belijd de zonden van de Israëlieten, die wij tegen U begaan hebben. Ook ik en mijn familie, wij hebben gezondigd. 7Wij hebben het grondig bij U verdorven. Wij hebben de geboden, de verordeningen en de bepalingen, die U aan Uw dienaar Mozes geboden hebt, niet in acht genomen. 8Denk toch aan het woord dat U Uw dienaar Mozes geboden hebt: Als u ontrouw bent, zal Ik u overal onder de volken verspreiden. 9Maar als u zich tot Mij bekeert en Mijn geboden in acht neemt en die houdt – al bevonden uw verdrevenen zich aan het einde van de hemel, vandaar zal Ik hen bijeenbrengen en hen brengen naar de plaats die Ik gekozen heb om daar Mijn Naam te laten wonen. 10Zij zijn toch Uw dienaren en Uw volk, dat U verlost hebt door Uw grote kracht en door Uw sterke hand. 11Och, Heere, laat Uw oor toch opmerkzaam zijn op het gebed van Uw dienaar, en op het gebed van Uw dienaren, die er vreugde in vinden Uw Naam te vrezen. Doe Uw dienaar vandaag toch slagen en geef hem barmhartigheid bij deze man. Ik was namelijk de schenker van de koning.”
Net als Josafat begint Nehemia met God in plaats van met zijn omstandigheden. Weten we nog? Josafat begon met het God vertellen wie God was en Hem vertellen over Zijn karakter, Zijn daden en Zijn beloften. Nehemia doet hetzelfde als hij begint met te zeggen, “Och, HEERE, God van de hemel, de grote en ontzagwekkende God Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen.” Door ons gebed te beginnen met God over God te vertellen zetten we alles meteen in het juiste perspectief en nemen we meteen een houding van aanbidding aan. Terwijl Nehemia God verheerlijkt in dit gebed, richt hij zich op acht zeer relevante aspecten van Gods karakter. God is soeverein, machtig, heilig, liefdevol, trouw, vocaal, attent, en barmhartig. Nehemia begint hiermee een beeld te schetsen van een God die alleen heerst en in controle is, die bij machte is om in te grijpen in onze situatie, die ontzagwekkend hoog en verheven op Zijn troon zit waarvan de zoomen van Zijn gewaad de tempel vulden, en de serafs zeiden: heilig, heilig, heilig. Nehemia schetst een beeld van een God die liefdevol en trouw is en Zijn verbond in acht neemt, die tot Mozes en de profeten heeft gesproken en dus niet stil of ongeïnteresseerd is maar juist attent en barmhartig.
Het gebed laat ons in feite zien dat Nehemia’s geest doordrenkt is met God, of het nu Gods grootheid, of trouw, of verlossende liefde is. En het is zo goed om ons hiermee te doordrenken. Het is een ding om in Gods Woord te lezen over Gods grootheid, of trouw, of verlossende liefde. Het is iets heel anders om dit ook te ervaren in ons leven. Dat we ervaringsgerichte kennis hebben, niet alleen in het hoofd maar juist ook in het hart, van Gods grootheid, van Gods trouw, van Gods verlossende liefde, zodat we hierop mogen vertrouwen in onze tijden van nood. Maar dit wordt gevormd in onze alledaagse tijd met Hem. We moeten het altijd scherp op ons netvlies houden wie God is, met wie we te maken hebben, tot wie we ons wenden. Het is denk ik moeilijk om met ons boodschappenlijstje van wensen en verlangens aan te komen bij God als we eerst erkennen wie Hij is. Wij hebben namelijk niet de macht om iets te bereiken, anders zouden we niet bidden. Het gaat bij gebed ook niet om wat wij willen, maar om wat Hij wilt. Om onszelf in lijn te krijgen met Zijn wil. We gaan naar God om te zien hoe Hij in deze situatie zal handelen. We vragen Hem om te doen wat alleen Hij kan doen. Nehemia begon met God, en niet met zichzelf en zijn verlangens. Er is een groot verschil tussen God vragen om te doen wat jij wilt en God vragen om te doen wat Hij wilt in jouw leven. Dit was een gebed dat werd ingegeven door wat God over Hemzelf zegt in Zijn Woord, en het laat zien hoe diep Nehemia’s wandel met de Heer en Zijn Woord was. Zoals hij leefde, zo bad hij; zoals hij bad, zo leefde hij.
Als we in gebed in de aanwezigheid van God treden, en als het ware oog in oog komen met Zijn ontzagwekkendheid dan worden we onherroepelijk ook geconfronteerd met Zijn heiligheid. Het is onmogelijk om God in waarheid en Geest te aanbidden en niet ook compleet overweldigd te zijn door Zijn heiligheid. In het beeld van Jesaja lezen we over de serafs die boven de troon van God Hem continu aan het aanbidden zijn, en zij roepen ‘heilig, heilig, heilig’. In Openbaring hoofdstuk vier lezen we over de vier dieren om de troon van God die dag en nacht ook ‘heilig, heilig, heilig’ zeiden. En telkens wanneer ze God heerlijkheid, eer, en dank brachten wierpen de vierentwintig ouderlingen zich voor Hem neer en aanbaden Hem. Aanbidding en de heiligheid van God gaan hand in hand. Zie je God, dan aanbid je en wordt je geconfronteerd met Zijn heiligheid, en realiseer je je dat er geen vergelijk is tussen ons en Hem. En als Jesaja dit aanschouwt dan zegt hij, “Wee mij, want ik verga!”[18] Hij ervaart zich als vergaan, vernietigd en verwoest door Gods heiligheid. God zien resulteert in jezelf zien voor wie je bent. Echte aanbidding kan niet samengaan met zelfrechtvaardiging. Je kan niet tegelijk een hoog beeld hebben van jezelf en van God. Het is onmogelijk om God te zien en niet overtuigd te zijn van je zonde. Jesaja ziet God, erkent zijn zonde, en bestempeld zich als verloren.
Nehemia aanbidt God. Hij verheerlijkt Gods karakter en het leidt tot een erkenning van zonde, en hij zegt in vers zes en zeven, “Ik belijd de zonden van de Israëlieten, die wij tegen U begaan hebben. Ook ik en mijn familie, wij hebben gezondigd. 7Wij hebben het grondig bij U verdorven. Wij hebben de geboden, de verordeningen en de bepalingen, die U aan Uw dienaar Mozes geboden hebt, niet in acht genomen.” Nehemia erkent dat de reden dat het volk zich in deze tragische situatie bevindt is vanwege hun zonden. En Nehemia ziet zichzelf niet los van zijn volk, maar als onderdeel ervan, en dus ziet zichzelf net zo schuldig (alhoewel hij nog lang niet geboren was toen dit alles zich afspeelde). In die zin ziet hij zichzelf als een soort vertegenwoordiger of afgevaardigde van zijn volk en spreekt hij uit naam van zijn volk. We zien Daniel bijvoorbeeld hetzelfde doen in Daniel 9:4-5 als hij zegt, “4Ik bad tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis en zei: Och Heere, grote en ontzagwekkende God, Die Zich houdt aan het verbond en de goedertierenheid ten aanzien van hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen, 5wij hebben gezondigd, wij hebben onrecht gedaan, wij hebben goddeloos gehandeld, wij zijn in opstand gekomen door af te wijken van Uw geboden en bepalingen.”
Hoe mooi is het dat we in Gods Woord Gods geboden, verordeningen en bepalingen mogen lezen zodat we mogen weten wat Hij van ons verwacht. Hoe mooi is het dat we in gebed in Gods aanwezigheid mogen komen en dat we dan in die aanwezigheid geconfronteerd worden met onze zonde, af hebben geweken van wat God van ons vraagt, en kunnen en mogen zeggen tegen Hem: ‘Wij hebben gezondigd. Wij hebben het grondig bij U verdorven.’ En hoe nog zo veel mooier is het dat “als wij onze zonden belijden, [Jezus] getrouw en rechtvaardig [is] om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.”[19] Voordat Nehemia ook maar iets van God vraagt of zich ook maar ergens op beroept, maakt hij het eerst goed met God.
Maar Nehemia blijft niet hangen in zijn zonden of de zonden van zijn volk. Zijn focus blijft op Gods Woord en Gods beloften. Hij weet wat God heeft gezegd als zij ontrouw zouden zijn, maar Hij weet ook wat God heeft gezegd als zij zich bekeren en Zijn geboden weer in acht nemen. En dat is dat God het volk weer bijeen zou brengen in het Beloofde Land, in Jeruzalem, de stad van de levende God. En dus beroept hij zich op het feit dat Israël zijn volk en zijn dienaren zijn die door Zijn grote kracht en sterke hand verlost zijn, en dat zij er vreugde in vinden Zijn naam te vrezen. En dus beroept Nehemia zich op de barmhartigheid van God, en te doen wat Hij beloofd heeft te doen. De beste gebeden zijn die waarin we God vragen om te doen wat Hij ons in de Bijbel heeft beloofd: wanneer we aanspraak maken op de beloften van God. John Calvin[20] heeft ooit gezegd, “Er is niets doeltreffender in onze gebeden dan wanneer we Zijn eigen woord voor God leggen en onze smeekbeden baseren op Zijn beloften, alsof Hij ons uit Zijn eigen mond dicteert wat we moeten vragen.”
Als een vader van drie kinderen weet ik ook dat het zo werkt. Zo vaak is het gebeurd dat ik mijn kinderen iets beloofd heb om te doen als zij ook iets doen. En wanneer zij dan gedaan hebben wat ik hen had gevraagd, dan zijn ze daarna maar al te snel om mij op mijn belofte te wijzen. Mijn kinderen hebben echt een speciaal stukje geheugen waar ze de beloften die ik maak opslaan en supersnel kunnen opvragen als nodig. En hoe heerlijk vind ik het als vader dat ik er aan herinnerd wordt en nog meer, dat ik mijn belofte mag uitvoeren. Wij mogen ons beroepen op de beloften van God, en hoe heerlijk vind Hij dat als onze Vader dat Hij hier aan herinnerd wordt.
Als laatste pas vraagt Nehemia God niet alleen of Hij zijn gebed wil horen, maar ook de gebeden van al degenen zoals hij. Nehemia erkent dat hij niet alleen is in deze taak van gebed en vraagt God om weer iets groots te doen in Jeruzalem. Hij is onderdeel van een groter plan. Hij is uit op Gods glorie en het herstel van zijn volk, niet op zijn eigen naam. Het is zo mooi dat Nehemia zichzelf hier bestempeld en ziet als dienaar. Hij is hier om te dienen en op wat voor manier dan ook door God gebruikt te worden. Hij legt niet alleen zijn problemen aan Gods voeten, maar hij wil onderdeel zijn van de oplossing als dat Gods plan is. En voor vier tot vijf maanden lang bidt hij ‘laat vandaag de dag zijn dat U mijn gebed verhoord’.
DE GEBEDSVERHORING (NEH. 2:1-3)
“1Het gebeurde in de maand Nisan, in het twintigste jaar van koning Arthahsasta, toen er wijn voor hem gereedstond, dat ik de wijn nam en aan de koning gaf. Nu was ik nooit in zijn tegenwoordigheid verdrietig geweest. 2Toen zei de koning tegen mij: Waarom staat uw gezicht zo verdrietig, terwijl u toch niet ziek bent? Dit is niets anders dan hartenpijn. Toen werd ik heel erg bevreesd. 3Ik zei tegen de koning: Moge de koning in eeuwigheid leven! Waarom zou mijn gezicht niet verdrietig staan, als de stad, de plaats van de graven van mijn vaderen verwoest ligt en zijn poorten door vuur verteerd zijn?”
Hoe zou God precies Nehemia’s gebed beantwoorden? Het feit dat we het verhaal kennen, verbergt misschien de moeilijkheid waarmee Nehemia te maken had. Zijn gebed omvatte de mogelijkheid dat hij het antwoord op zijn eigen gebed zou zijn en het instrument voor hervorming in Jeruzalem. Maar op menselijk niveau was zo’n gebed zinloos. Nehemia was een dienaar van de machtigste man ter wereld. Om te vragen om te worden vrijgelaten uit deze positie was een recht dat hij niet bezat, en verzoeken om te vertrekken kon een teken zijn van ontrouw – iets dat kon resulteren in zijn gevangenschap of zelfs de dood. Gezien Nehemia’s moed elders, moeten we concluderen dat het voor hem niet mogelijk was om de koning eenvoudigweg te vragen hem naar Jeruzalem te sturen, anders had hij dat zeker gedaan. De kans dat de gebeurtenissen zich op de manier zouden voordoen zoals ze deden was zo klein dat ze te verwaarlozen waren. Vanuit een bepaald gezichtspunt had Nehemia het onmogelijke gebeden. Maar wij, net als Nehemia, moeten er rekening mee houden dat Gods vermogen om onze omstandigheden te veranderen en bepaalde gebeurtenissen te laten plaatsvinden onze verbeelding ver te boven gaan.
En dat zien we ook hier terug als na maanden van gebed dan de dag komt Nehemia’s gebed verhoord gaat worden. En voor wat voor reden dan ook was Nehemia verdrietig in de aanwezigheid van de koning. Als je voor een koning staat, is het belangrijk om je zaakjes op orde te hebben. Nehemia deed dat zeker, meestal. Maar op dit ene moment liet hij zijn verdriet de overhand krijgen en was hij verdrietig in de aanwezigheid van de koning. En dat was een probleem, want blijkbaar was het volgens Perzische etiquette vereist dat de dienaren blij keken. De koning kon van alles denken hierover, en als de koning hem hierop aanspreekt is Nehemia vanzelfsprekend erg bevreesd. Nehemia is bang omdat deze koningen absolute dictators zijn en hij zich in een precaire positie bevindt, dus hij bevestigt snel zijn loyaliteit aan de koning en geeft vervolgens de reden voor zijn verdriet. Hij had maanden gewacht en nu was het moment daar. Hij keek in het vertroebelde gezicht van een verbijsterde koning. De maanden van bidden hadden hem voorbereid op deze cruciale minuten. Hij vertrouwde op God en op dat moment kwam de moed. Hij vertelde de koning dat het niet langer mogelijk was om zijn verdriet te verbergen. De plek waar zijn voorouders begraven waren, was een verlaten woestenij geworden en vuur had een heilige stad verwoest. De gedachte aan ontheiligde begraafplaatsen raakte een gevoelige snaar in de koninklijke geest. Het was een verstandige benadering. De Perzen vereerden namelijk hun voorouders en graven waren heilige plaatsen.
GEBED EN PLANNING (NEH. 2:4-8)
“4De koning zei tegen mij: Wat verzoekt u dan? Toen bad ik tot de God van de hemel 5en zei tegen de koning: Als het de koning goeddunkt, en als uw dienaar u welgevallig is, dat u mij dan naar Juda stuurt, naar de stad met de graven van mijn vaderen, zodat ik die weer op kan bouwen. 6Toen zei de koning tegen mij, terwijl de koningin naast hem zat: Hoelang zal uw reis duren en wanneer zult u terugkeren? Het was goed in de ogen van de koning. Hij liet mij gaan toen ik hem een bepaalde tijd opgegeven had. 7Verder zei ik tegen de koning: Als het de koning goeddunkt, laat men mij dan brieven geven voor de landvoogden van het gebied aan de overzijde van de rivier, dat zij mij doorgang verlenen totdat ik in Juda ben aangekomen, 8en een brief voor Asaf, de bewaker van het kroondomein dat de koning heeft, dat hij mij hout geeft om een zoldering te maken voor de poorten van de burcht die bij het huis van God hoort, voor de stadsmuur en voor het huis waar ik naartoe zal gaan. En de koning gaf ze mij, omdat de goede hand van mijn God over mij was.” (Neh. 2:4-8)
Kennelijk is er iets in Nehemia’s woorden of manier van doen dat Nehemia iets aan zijn stad wil doen, en de koning heeft dat blijkbaar opgepikt. De situatie ontwikkelt zich snel, maar niet te snel voor Nehemia's instincten om in actie te komen. Te midden van deze intense situatie gaan Nehemia’s gedachten naar God. Dit laat zien hoe afhankelijk Nehemia werkelijk is van God. Hij roept instinctief God aan. Dit benadrukt zo de noodzaak van gebed. Hoewel hij de afgelopen vier maanden bij elke beschikbare gelegenheid had gebeden, kon hij dit kritieke moment in het gesprek niet onder ogen zien zonder opnieuw naar God te kijken om in zijn behoeften te voorzien. Het laat ook zo mooi zien dat we op elk moment en in elke situatie met God kunnen spreken. Nehemia bidt hier omdat dat is wat hij doet en dat is wat hij is: hij is een bidder die op elk moment en in elke situatie zich afhankelijk opstelt van God. En dit gebed zal niet meer dan een paar seconden zijn geweest. Maar in die paar seconden bevond hij zich in de aanwezigheid van zijn Heer en was hij in het geheim aan het communiceren met zijn zorgzame Vader. En binnen die paar seconden was zijn gebed beantwoord en gaf God hem de juiste woorden om te zeggen, zien we dat de koning compleet gewillig is om Nehemia te geven waar hij om vroeg, want, zo zegt Nehemia, de goede hand van zijn God was over hem. Wat een prachtig beeld van de soevereiniteit van God! Arthahsasta, de grote koning van Perzië, was niet op aarde om zijn dienaar Nehemia te dienen, maar hij gaf hem toch wat hij vroeg. En Arthahsasta was geen dienaar van de enige ware en levende God, maar hij deed Zijn wil. God regeert alles wat Hij gemaakt heeft en werkt alles mee ten goede voor hen die Hem liefhebben en geroepen zijn overeenkomstig Zijn voornemen. Of zoals Spreuken 21:1 zegt, “Het hart van een koning is in de hand van de HEERE als waterbeken, Hij neigt het tot alles wat Hem behaagt.”
Maar zie ook dit: Nehemia kan de koning een tijdsbestek geven dat de reis en de wederopbouw in beslag zullen nemen. Hij weet ook precies wat voor soort toestemming hij nodig heeft en welke materialen hij nodig zal hebben voor de tempel, de muur, de stad en zijn eigen woning. Hieruit blijkt dat Nehemia in die maanden niet alleen gebeden had, maar ook gepland had, en dus compleet voorbereid was om zijn verzoeken te doen en zijn plan te ontvouwen wanneer de gelegenheid zich zou voordoen bij de koning. In de christelijke film getiteld ‘Facing the Giants’ is er een scene waarin iemand een verhaal, een gelijkenis, verteld over twee boeren. Die twee boeren hadden allebei ontzettend hard regen nodig voor hun veld. En beide baden ook voor regen. Maar slechts één bereidde zijn veld voor om de regen te ontvangen. Wie van beide vertrouwde God om de regen te sturen? Het antwoord is natuurlijk degene die zijn veld voorbereidde. Nehemia was niet alleen aan het bidden, maar bereidde ook zijn veld voor voor het moment dat God Zijn regen zou sturen. Nehemia wist dat gebed een actiewoord is en meer dan slechts woorden. God wil, net zoals Nehemia bad, dat we ons als dienaar opstellen zodat Hij ons kan betrekken bij het antwoord op onze gebeden.
CONCLUSIE
Wat kunnen we in afsluiting over Nehemia zeggen. Hoe helpt het gebedsleven van Nehemia ons in onzekere tijden?
Ten eerste, toen Nehemia het slechte nieuwe hoorde was zijn reactie niet om overhaast in actie te komen, maar om God oprecht te zoeken. Dit leert ons hoe belangrijk het is om te pauzeren en ons tot God te wenden in onze momenten van nood. Het is gemakkelijk om overweldigd te raken en impulsief te reageren of verlamd te raken door angst. Nehemia’s eerste reactie op slecht nieuws was rouwen, vasten en bidden. Hiermee liet hij zien dat hij diep op God vertrouwde.
Ten tweede, wanneer we met onzekere tijden geconfronteerd worden is het essentieel om ons hart te onderzoeken en onze zonden te belijden. Belijden is een manier om onszelf af te stemmen op Gods heiligheid en onze behoefte aan Zijn genade te erkennen.
Ten derde, zijn gebed was specifiek en stoutmoedig, en toonde zijn afhankelijkheid van God voor het succes van zijn plannen. Dit leert ons om specifiek te zijn in onze verzoeken en God te vertrouwen met de uitkomsten. William Carey[21], een zendeling uit de achttiende eeuw heeft gezegd, “Vraag grote dingen van God; onderneem grote dingen voor God.” Nehemia vroeg God in gebed om hulp voor Jeruzalem en streefde toen ambitieus zijn doel na en vroeg de koning moedig om hulp.
Ten vierde, de grootste les die we van Nehemia kunnen leren, niet alleen kijkend naar dit gebed maar naar het hele boek eigenlijk, is zijn geduld en uithoudingsvermogen. Hij bad elke dag maandenlang, wachtend op de dag tot God zijn gebed zou verhoren. In de rest van het boek zien we ook dat hij veel weerstand kreeg, maar hij richtte zijn blik op wat er bereikt moest worden en week daar niet van af. Hij wist dat God erbij betrokken was en Hij keek naar God voor steun en kracht om het vol te houden. Toen er obstakels kwamen, bleef hij er niet bij stilstaan, maar hij legde ze in Gods handen. We moeten volharden in wat we weten dat juist is. We moeten ons richten op wat God voor ons in petto heeft en ons daar niet door laten afleiden.
Laten we bidden.
[1] Jer. 25:1-11
[2] 2 Kgn. 24:8-16
[3] 2 Kgn. 24:14–25:21
[4] 2 Kro. 36:22-23; Ezr. 1:1-4; Jes. 44:28; 45:1-13; Jer. 25:11-12
[5] Neh. 2:4
[6] Neh. 4:4, 9
[7] Neh. 5:19
[8] Neh. 6:9
[9] Neh. 6:14
[10] Neh. 9:5-38
[11] Neh. 13:14, 22, 29, 31
[12] Ezr. 4:7-16
[13] Ezr. 4:17-23
[14] “Prayer is the most eloquent expression of our priorities. It confesses our total reliance upon God, exercises our personal faith and demonstrates our love for others. As he approaches God, Nehemiah divests himself of every distracting thought so that he can concentrate his mind entirely on the one who has promised to listen to everyone who calls upon him.” ~ Raymond Brown (The Message of Nehemiah)
[15] “I ask [...] whether you pray, because a habit of prayer is one of the surest marks of a true Christian. All the children of God on earth are alike in this respect. From the moment there is any life and reality about their religion, they pray.” ~ J.C. Ryle (A Call to Prayer)
[16] Dan. 6:10
[17] Ps. 40:2
[18] Jes. 6:5
[19] 1 Joh. 1:9
[20] “There is nothing more efficacious in our prayers than to set his own word before God, and then to found our supplications upon his promises, as if he dictated to us out of his own mouth what we are to ask.” ~ John Calvin
[21] “Ask great things from God; attempt great things for God” ~ William Carey