De gemeente in de hemel
Wij hebben de zeven brieven van Jezus Christus aan Zijn gemeente reeds afgemaakt, waarin Jezus Zijn laatste woorden aan Zijn gemeente heeft geuit v.w.b. haar plaats, haar rol, haar werk en haar getuigenis op aarde. Die zijn nu van ons! Maar, hoe zat het eigenlijk voordat Openbaring geschreven werd? Hoe wist de kerk wat hun te wachten stond? De apostel Paulus heeft o.a. zeven brieven aan de gemeente geschreven die tjokvol zitten met de gezonde leer. Hier heeft de eerste gemeente heel veel aan gehad. Ook wij profiteren anno 2016 van deze zeven brieven. Daarnaast hebben Jakobus, Petrus, Johannes en Judas ons brieven achtergelaten. Ook is er de Hebreeën brief en dan ook nog de pastorale brieven aan Timotheüs, Titus en Filemon.
Kortom, God heeft ervoor gezorgd dat Zijn gemeente voldoende informatie en instructie heeft gekregen om hier op aarde naar Zijn wil te kunnen blijven functioneren in het vervullen van de Grote Opdracht totdat Christus ons opneemt.
Maar tot op het moment van het schrijven van Openbaring wist de kerk weinig over wat er zou gebeuren ná de opname van de kerk.
Natuurlijk hadden zij de profetieën vanuit het Oude Testament waarin veel staat over de toekomst, maar ondanks dat had de kerk tot op het schrijven van Openbaring nog veel onbeantwoorde vragen.
In het Oude Testament was de kerk en het gehele tijdperk van de kerk een geheimenis. D.w.z. dat alhoewel er over geschreven werd, het niet expliciet door God geopenbaard werd. Paulus zegt hierover in Efeze 3:5:
Efeze 3:5 – “Nooit eerder in de geschiedenis heeft God dat geheim aan de mensen bekendgemaakt. Maar in deze tijd heeft Hij het door de Geest aan zijn heilige apostelen en profeten openbaar gemaakt.” (GNB)
Daarnaast was het ook nog eens zo dat bijvoorbeeld de profetieën in Jesaja en Daniël voornamelijk te maken hebben met het volk Israël en andere volken die direct met Israël te maken hebben.
Voor de eerste kerk was er in het Oude Testament gewoon niet genoeg informatie te behalen v.w.b. de toekomst van de kerk.
Wat het de eerste kerk ook moeilijk maakte was dat het Oude Testament de profetieën die op korte termijn vervuld zouden worden vermengde met de profetieën die op lange termijn vervuld zouden worden.
Dit is vandaag de dag nog steeds lastig als je niet begrijpt hoe Bijbelse profetie in elkaar steekt.
Dus, zelfs voor de eerste kerk, zelfs voor de apostelen was het tot op het moment van het schrijven van Openbaring, onduidelijk wanneer, hoe en op welke volgorde de opname en de wederkomst van Christus plaats zou vinden.
Vandaar dat Jezus ons de Openbaring heeft gegeven van de dingen die hierna moeten geschieden.
Openbaring 4:1-11
Zodat wij weten waar wij ons in de tijd bevinden:
Openbaring 1:19 – “Schrijf nu op wat u hebt gezien, en wat is, en wat hierna zal geschieden.
“Wat u hebt gezien” is het visioen dat Johannes in Openbaring hoofdstuk 1 gezien heeft.
“Wat is” duidt op hoofdstuk 2 en 3, het tijdperk van de Gemeente, dat met Pinksteren in Handelingen 2begon en zal eindigen wanneer de Gemeente door Jezus opgenomen gaat worden.
“Wat hierna zal geschieden” duidt op hoofdstuk 4-22. M.a.w. wat ná het tijdperk van de kerk zal geschieden.
Als je Openbaring door deze lens heen leest dan zal het zinnig zijn. Als je dit niet in acht neemt dan kan je alle kanten uit en dan zal het erg verwarrend zijn.
In grote lijnen is Openbaring op deze manier in hoofdstukken ingedeeld.
1-3 is het tijdperk van de kerk
Opname van de kerk
4-5 is een inleiding tot de grote verdrukking
6-18 gaan over de grote verdrukking
19 gaat over het bruiloftsfeest van het Lam
20 gaat over het 1.000 jarig rijk en het laatste oordeel
21-22 gaan over ons eeuwige bestemming
Vers 1 – “11Hierna zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel. En de eerste stem die ik als van een bazuin met mij had horen spreken, zei: Kom hier, omhoog, en Ik zal u laten zien wat hierna moet geschieden.”
Wanneer je de Bijbel leest en je komt het woord ‘hierna’ tegen, moet je jezelf altijd afvragen: ‘waarna’? Dit is vooral in dit vers van essentieel belang om Openbaring te kunnen begrijpen.
Vers 1 begint met het woord ‘hierna’ en eindigt met de woorden ‘wat hierna moet geschieden’.
In de grondtekst, het oud Grieks gebruikt Jezus twee woorden, meta tauta wat in vers 1 vertaald wordt als ‘hierna’. In de grondtekst betekent meta tauta ‘na deze dingen’.
Jezus gebruikte dezelfde twee woorden in Openbaring 1:19 waarin Jezus ons de verdeling van Openbaring geeft.
De ‘hierna’ duidt dus duidelijk op het tijdperk van de kerk. Je zou vers 1 kunnen lezen als: ‘Na het tijdperk van de kerk zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel. En de eerste stem die ik als van een bazuin met mij had horen spreken, zei: Kom hier, omhoog, en Ik zal u laten zien wat na het tijdperk van de kerk moet geschieden.’
Johannes is op het eiland Patmos en terwijl hij daar is gebeuren er de meest geweldige dingen.
Hij krijgt een geopende deur in de hemel te zien. Niet in de lucht, maar in wat Paulus de derde hemel noemt, de woonplaats van God.
Vervolgens krijgt hij een luide en duidelijke stem te horen, een stem als van een bazuin, oftewel een trompet.
Uit alle blaasinstrumenten geeft de trompet het luidste en meest duidelijk geluid, vandaar dat Johannes hier de stem van de Heere vergelijkt met een bazuin/trompet.
Dat Johannes überhaupt de stem van de Heere te horen krijgt is op zich al zeer bijzonder, maar nog bijzonderder is wat Jezus tegen hem zegt.
Jezus roept Johannes om naar Hem toe te komen. Hij zegt: ‘kom hier, omhoog’. Dit is typerend van hoe de opname van de kerk zal geschieden.
1 Thessalonicenzen 4:16-17 – “16Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. 17Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn.”
Op dezelfde wijze zoals de kerk opgenomen zal worden werd Johannes als het ware opgenomen. Alleen moest hij uiteindelijk weer terug naar Patmos. . .
Alhoewel je vers 1 niet kunt gebruiken als bewijs van de opname, zien wij hierin wél de volgorde van de eindtijd gebeurtenissen; 1) het tijdperk van de kerk, 2) de opname van de kerk, 3) de kerk in de hemel, enz.
Jezus riep Johannes dus naar de hemel toe en zei: ‘Ik zal u laten zien wat hierna, oftewel, wat na het tijdperk van de kerk moet geschieden.’
Vers 2-3 – “2En meteen raakte ik in geestvervoering. En zie, er stond een troon in de hemel, en op de troon zat Iemand. 3En Hij Die daar zat, zag eruit als de stenen jaspis en sardius. En er was een regenboog rondom de troon, die eruitzag als een smaragd.”
In een ondeelbaar ogenblik was Johannes ineens in de hemel en het eerste dat hij ziet is een troon en Iemand op de troon.
De troon van God staat centraal in de hemel. Alles draait om de troon van God. De troon in de hemel laat ons zien dat God dé Almachtige Heerser is van het heelal. Niets en niemand kan de God van de Bijbel evenaren!
Johannes ziet de troon, hij ziet God op de troon en dan moet hij de Oneindige God en de hemel gaan omschrijven d.m.v. de beperkte menselijke taal. Het enige dat Johannes kan doen is de dingen die hij ziet vergelijken met de dingen die hij kent.
En dus zegt hij dat God eruitzag als de stenen jaspis en sardius. Jaspis is volgens Openbaring 21hoogstwaarschijnlijk een diamant en sardius is een bloedrode edelsteen.
Ook omschrijft Johannes iets van een regenboog rondom de troon in de kleur van een smaragd, dat is een groene edelsteen.
Nu geloof ik dat deze stenen en deze kleuren niet zomaar genoemd worden. Bijbelcommentatoren hebben veel te zeggen over wat deze stenen en kleuren hebben te betekenen.
Maar omdat ik zelf niet overtuigd ben van de verschillende uitleggingen hierover ga ik er nu niet op in.
Ik denk dat het belangrijkste hierin is, is dat God gezeten is op Zijn troon en dat Hij aanbeden wordt, zoals wij het in de volgende verzen zullen lezen.
Vers 4 – “4En rondom de troon stonden vierentwintig tronen. En op de tronen zag ik de vierentwintig ouderlingen zitten, bekleed met witte kleren, en met gouden kronen op hun hoofd.”
De meningen over de identiteit van deze vierentwintig ouderlingen zijn verdeeld. Sommigen denken dat zij tot een bijzondere engelenklasse horen, maar dat klopt Bijbels niet.
Persoonlijk geloof ik dat deze vierentwintig ouderlingen de kerk vertegenwoordigen. Ik zal uitleggen waarom ik dat geloof:
Ten eerste, alhoewel er binnen het engelen hiërarchie wel sprake is van rangen en standen is er nooit sprake van leeftijd onder de engelen. Eén engel kan dus niet ouder zijn dan de ander. Daarnaast worden engelen nergens in de Bijbel beschreven als ouderlingen.
Daarentegen wordt het woord ouderlingen altijd in de Bijbel gebruikt om mannen te omschrijven.
Ten tweede, zijn ouderlingen in de Bijbel altijd gekozen leiders en vertegenwoordigers van Gods mensen, zowel in Israël alsook in de kerk.
Ten derde, In Jesaja 6 en in Ezechiël 1-10 krijgen deze profeten visioenen van de troon van God in de hemel, en in beide gevallen was er geen sprake van ouderlingen. Nog Jesaja, nog Ezechiël zagen rondom de troon van God deze vierentwintig tronen waarop de vierentwintig ouderlingen zaten. Dit gebeurde 700 jaar voordat de kerk geboren was.
Ten vierde, de ouderlingen droegen witte kleren wat door Jezus alleen beloofd wordt aan de overwinnaars uit de kerk in Openbaring 3:5.
Ten vijfde, ook droegen de ouderlingen gouden kronen.
In de Bijbel worden twee Griekse woorden gebruikt voor kroon. 1) diadema wat een koninklijke kroon is, en 2) stephanos wat een kroon of krans is wat aan de winnaars van de Olympische spelen wordt gegeven.
2 Timotheüs 4:7-8 – “7Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden. 8Verder is voor mij weggelegd de krans (stephanos) van de rechtvaardigheid die de Heere, de rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal. En niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad.”
Deze kronen worden door Jezus beloofd aan de overwinnaars uit de kerk in Openbaring 3:11.
De ouderlingen droegen dit soort kronen (stephanos) die uiteindelijk aan alle christenen zullen worden gegeven als beloning van hun goede werken.
Bovendien zien wij nergens in de Bijbel dat engelen kronen (stephanos) dragen. . .
Als laatste zien wij in Openbaring 5:8-9 dat deze vierentwintig ouderlingen een lied zingen dat alleen passend is dat de kerk het zou zingen:
Openbaring 5:8-9 – “8En toen Het de boekrol genomen had, wierpen de vier dieren en de vierentwintig ouderlingen zich vóór het Lam neer…9En zij (de vierentwintig ouderlingen) zongen een nieuw lied en zeiden: U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie.”
Dit is het lied van de kerk. Voor niemand anders is het passend om dit lied te zingen!
Maar, waarom per se vierentwintig ouderlingen?
Zonder alle andere mogelijkheden aan te halen wil ik het bij het volgende laten.
In de tijd van Koning David en Koning Salomo had Koning David de priesters geteld en dit waren er 24.000 in totaal. Omdat het onmogelijk was om alle 24.000 in een keer te instrueren en te managen stelde David 24 leiders aan die het totaal vertegenwoordigden.
Wanneer de Koning dus met de 24 leiders samenkwam, kwam hij d.m.v. de 24 vertegenwoordigers samen met alle 24.000.
Het waren dus 24 priesterlijke leiders die het priesterlijk volk vertegenwoordigde.
Nu leert de Bijbel ons dat de kerk een koninkrijk van priesters is.
1 Petrus 2:5 zegt dat wij een heilig priesterschap vormen.
Openbaring 1:6 zegt dat Jezus ons een koninklijk geslacht van priesters heeft gemaakt.
In mijn mening klopt het dus dat de vierentwintig ouderlingen het heilig priesterschap, het koninklijk geslacht van priesters, de kerk, vertegenwoordigen.
Vers 4 – “4En rondom de troon stonden vierentwintig tronen. En op de tronen zag ik de vierentwintig ouderlingen zitten, bekleed met witte kleren, en met gouden kronen op hun hoofd.”
Vers 5 – “5En uit de troon kwamen bliksemstralen, donderslagen en stemmen. En er stonden zeven vurige fakkels te branden vóór de troon. Dit zijn de zeven Geesten van God.”
Ook hier zijn verschillende ideeën over wat de bliksemstralen, donderslagen en stemmen hebben te betekenen, en ook hierover ben ik zelf niet overtuigd van de verschillende uitleggingen.
Wat in mijn optiek belangrijk is, is dat de zeven Geesten van God, d.w.z. de Heilige Geest vóór de troon stond. De zeven Geesten heb ik in de eerste of tweede studie reeds uitgelegd.
De Heilige Geest is een geest en is daarom onzichtbaar.
Toen de Heilige Geest op Jezus kwam bij Zijn waterdoop kwam de Heilige Geest op Jezus in de vorm van een duif zodat de mensen Hem konden zien.
Toen de Heilige Geest met Pinksteren uitgestort werd op de 120 discipelen kwam de Heilige Geest op hun in de vorm van vlammen zodat de mensen Hem konden zien.
En hier, in vers 5 zien wij de Heilige Geest in de vorm van zeven brandende fakkels zodat Hij gezien kan worden.
Vers 6 – “6En vóór de troon was een glazen zee, als kristal. En in het midden van de troon en om de troon heen waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren.”
In de tabernakel en ook in Salomo’s tempel stond vóór het heiligdom een koperen wasvat waarin de priesters o.a. hun handen reinigden voordat zij de Heere konden dienen.
Dit koperen vat werd de koperen zee genoemd. Het is dus hartstikke gaaf dat er vóór Gods troon in de hemel een kristal of glazen zee is en niet een vloeibare zee.
Dit geeft aan dat wij onszelf niet meer hoeven te reinigen om de Heere te dienen. Wij zijn door het bloed van Jezus Christus eens en voor altijd geheel gereinigd en dit stelt ons in staat om Hem te kennen en te dienen.
“En in het midden van de troon en om de troon heen waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren.”
Vers 7-8 – “7En het eerste dier leek op een leeuw, het tweede dier leek op een kalf, het derde dier had het gezicht als van een mens, en het vierde dier leek op een vliegende arend. 8En de vier dieren hadden elk voor zich zes vleugels rondom, en vanbinnen waren die vol ogen. Ze hadden geen rust en zeiden dag en nacht: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, Die is, en Die komt!”
Ook hier omschrijft Johannes het hemelse in de menselijke taal dat niet toereikend is om er eer aan te doen. Nogmaals moet Johannes de dingen die hij ziet vergelijken met de dingen die hij kent.
Het woord ‘dieren’ is beter vertaald als ‘levende wezens’. Sommige Bijbelvertalingen hebben het ook zo vertaald. Het zijn er vier.
De omschrijving van deze vier levende wezens komt overeen met hoe Ezechiël, in zijn visioen van de hemel, ook vier levende wezens omschrijft. Zie Ezechiël 1.
De profeet Jesaja krijgt een soortgelijk visioen in Jesaja 6.
Dat zij in het midden van de troon en rondom de troon waren laat ons zien dat zij tot de hoogste rang van de engelen behoren. Zij behoren tot Gods ‘inner circle’. Ezechiël noemde hun cherubs, wat een klasse engelen omschrijft.
En dat zij vol ogen zijn, van voren, van achteren en van binnenin laat ons zien dat zij alles zien, niets ontsnapt hun aandacht.
Ik denk dat wat zij doen, voor ons meer te betekenen heeft dan wie zij zijn. Er staat: ‘Ze hadden geen rust en zeiden dag en nacht: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, Die is, en Die komt!’
Deze cherubs waren continu, non-stop onder de indruk van de Heere God, de Almachtige, de Eeuwige en hun respons daarop was dat zij God alleen maar konden loven en aanbidden.
Dat het woord heilig drie keer herhaald wordt is een manier van benadrukking. Wij zouden het in onze beperkte taal in superlatieven uitdrukken als super heilig, mega heilig, giga heilig. . . heilig, heilig, heilig!
In 2 Koningen 19 staat dat één engel 185.000 Assyriërs had gedood. Eén engel! Zo machtig en krachtig zijn engelen.
Ik ben als mens niets vergeleken met zo’n engel.
Nu, als deze vier machtige en krachtige engelen God dag en nacht loven, prijzen en aanbidden, wie ben ik dan om God niet in alles en voor alles de eer, glorie en dank te geven?
Vers 9-11 – “9En telkens wanneer de dieren heerlijkheid, eer en dank brachten aan Hem Die op de troon zat en Die leeft in alle eeuwigheid, 10wierpen de vierentwintig ouderlingen zich neer voor Hem Die op de troon zat, aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen neer vóór de troon en zeiden: 11U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen.”
Hier heb je de vier cherubs die heerlijkheid, eer en dank aan God brachten. Waar zouden zij God dankbaar voor zijn?
En terwijl deze God aanbidden werpen de vierentwintig ouderlingen zich neer voor God, zij aanbaden Hem en zij wierpen hun kronen neer voor de troon.
Zij hebben hun kronen van God ontvangen als beloning; beloning voor het volharden, voor hun goede werken, voor het getuige zijn, voor licht en zout te zijn op aarde.
Nu zien wij dat zij hun welverdiende kronen ineens afdoen en deze voor de troon van God neerwierpen.
De vierentwintig ouderlingen, die de kerk vertegenwoordigen weten heel goed dat wat zij in het leven op aarde voor de Heere hebben gedaan, uiteindelijk door de Heere Zelf gedaan is.
Jezus zei in Johannes 15 dat de christen niets van eeuwigheidswaarde kan doen los van Jezus Zelf.
Er is dus totaal geen ruimte voor eigen dunk, voor roem. Het is Jezus die mij in staat stelt om Hem überhaupt te kunnen dienen. Het is Jezus die mij in staat stelt om werken van eeuwigheidswaarde te doen.
Het enige dat de vierentwintig ouderlingen kunnen doen is om hun kronen aan de voeten van de Heere neer te werpen als erkenning dat Hij de kronen uiteindelijk verdiend heeft, niet zij, niet wij.
En dat beamen zij ook door te zeggen: “11U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen.”
Hun statement waarin zij God als de Schepper van alles aanbidden is van essentieel belang voor de christen.
Hij heeft alles geschapen omdat Hij het zo gewild heeft. Hij maakt geen gebruik van het zogenoemde theïstische evolutie, Hij is de Schepper, punt uit!
En het allerbelangrijkst voor jou en mij is dat wij weten, dat wij erkennen dat wij door God, omdat Hij het wilde, geschapen zijn.
Wij zijn niet alleen door God geschapen, wij zijn de kroon van Zijn schepping, oftewel, wij zijn het allerbelangrijkste dat God geschapen heeft.
Alles dat wij om ons heen zien zal vergaan, maar God heeft ons als eeuwige wezens gemaakt, wij zijn gemaakt om voor eeuwig met Hem te zijn.