Tot nu toe is het in de preekserie niet echt praktisch geweest in de zin van hoe wij discipelen horen te maken. Wij hebben voornamelijk dingen gedefinieerd en wij hebben naar methodes en processen gekeken.
Het is leerzaam geweest én wij hebben nu een degelijk achtergrond waarop wij het praktisch – maken van een discipel kunnen gaan schetsen.
Maar, voordat wij daarmee aan de slag gaan is het noodzakelijk om nog één proces te belichten en dat is hoe de discipelen in de praktijk werden zoals hun rabbi, Jezus Christus. Hoe zag dat proces eruit?
Werden de 12 discipelen door Jezus omgetoverd om kleine Jezussen te worden? Heeft Jezus hun gekloond? Heeft Jezus hun gehersenspoeld of her geprogrammeerd?
Hoe heeft Jezus Zich in de discipelen kunnen vermenigvuldigen terwijl Hij nog dagelijks op aarde met hun wandelde, én hoe zette Jezus dit veranderingsproces voort nadat Hij teruggegaan was naar de hemel?
Het is mijn hoop en gebed dat wij deze vragen vandaag beantwoord zullen krijgen.
In de eerste studie hebben wij gezien wat een discipel is, namelijk dit: ‘Een discipel is een volgeling van Jezus Christus, die vervuld is met de Heilige Geest, die wordt als Jezus Christus, die Zijn werk voortzet.’
Zoals in het Oude Testament Elisa Elia navolgde en werd zoals Elia, en de dingen deed die Elia deed, en vervuld werd met de Geest van God zoals Elia vervuld was met Gods Geest om het werk van Elia voort te zetten, zo zijn ook de discipelen van Jezus Christus.
Wij volgen Jezus na, wij worden door de Heilige Geest veranderd naar het beeld van Jezus. Jezus krijgt gestalte in ons waardoor wij de dingen doen die Jezus deed, waardoor wij het werk van Jezus voortzetten.
Vandaag gaan wij een beetje inzoomen op dit veranderingsproces.
In de tweede studie hebben wij gezien dat toen Jezus Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes riep om Hem na te volgen zij dit zagen als dé kans van hun leven. Vandaar dat zij letterlijk alles lieten vallen om Jezus na te volgen om Zijn discipelen te worden.
Afgelopen zondag keken wij naar wat Jezus met Zijn discipelen deed, oftewel, wij keken naar Jezus’ aanpak, Jezus’ methode in het maken van discipelen.
Eerst riep Jezus hun om te komen en te zien. Johannes 1-4 legt deze ‘kom en zie’ fase voor ons vast.
Vervolgens, na ca. 12-18 maanden riep Jezus Zijn discipelen om zich aan Hem toe te wijden als hun Rabbi, hun Meester.
Op dit moment lieten zij letterlijk hun hele hebben en houden, hun bestaan, hun inkomstenbron, hun toekomst, hun pensioen, hun hele leven te laten vallen om zich als discipelen aan Jezus toe te wijden en Hem koste wat kost na te volgen.
Vandaag gaan wij tijdens deze leerfase inzoomen op het proces dat Jezus hanteerde om Zijn discipelen van binnenin, in het diepst van hun wezen te veranderen van een groep onzekere, egoïstische, laaggeschoolde en ruige jonge mannen, tot toegewijde, gedisciplineerde, heilige, reine, liefdevolle en bruikbare instrumenten in Gods hand.
Lees Mattheüs 5:1-12
Alhoewel er waarschijnlijk veel andere mensen aanwezig waren onderwees Jezus in de Bergrede voornamelijk Zijn twaalf discipelen.
Het woord voor ‘zalig’ kan vanuit de oorspronkelijke taal ook vertaald worden als ‘dolgelukkig’. Dus wanneer Jezus in de negen zaligsprekingen Zijn discipelen inzicht geeft tot de weg van zaligheid laat Jezus hun eigenlijk dé weg zien om dolgelukkig te zijn.
Vers 3 – “Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.”
Arm van geest zijn klinkt sowieso niet zalig, maar volgens Jezus, Degene die ons gemaakt heeft, is het arm van geest zijn de enige weg tot zaligheid.
Jezus begint met deze eerste zaligspreking omdat wat Hij ons hier leert, de eerste stap is richting het dolgelukkig zijn. Zonder arm van geest te zijn is het onmogelijk om zalig te zijn.
Arm van geest zijn betekent niet dat je dom bent. Integendeel, je bent juist slim als je arm van geest bent.
Het Grieks woord dat hier gebruikt wordt voor “arm” heeft als oorsprong de betekenis van terugdeinzen of zichzelf vernederen.
Dit woord werd gebruikt om de allerarmste mensen te beschrijven; de bedelaars. Want de bedelaar in die tijd zat en stak één hand uit en met de ander bedekte hij zijn gezicht uit schaamte.
Denk aan de bedelaar die door Petrus genezen werd in Handelingen 3. Petrus zei: “Kijk ons aan!”
Deze bedelaar had totaal niets te bieden en hij wist dat als geen ander!
Wat Jezus hiermee zegt is dat de discipel die arm van geest is, ervan bewust is dat hij Zijn rabbi totaal niets te bieden heeft.
Een arme van geest is er volkomen van bewust dat hij geestelijk failliet is. Dat hij er zelf niets aan kan doen om God te behagen. Dat hij geen enkele bijdrage kan leveren. Dat hij zichzelf, zoals een bedelaar alleen maar kan overgeven aan Gods genade aan de Gever.
En zoals een bedelaar die totaal geen eisen kan stellen aan degene die hem een gunst bewijst, zo is een arme van geest.
Vers 4 – “Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden.” In de volksmond zou je kunnen zeggen: ‘Dolgelukkig zijn de verdrietigen’.
Er valt hier veel over te zeggen, maar omwille van de tijd en ons doel wil ik alleen zeggen dat het treuren waar Jezus het over heeft, te maken heeft met het tot het besef gekomen zijn dat men een bedelaar is en daar zelf niets aan kan doen.
Wanneer iemand daarover verdrietig is en zich aan God onderwerpt en Hem om hulp vraagt, zal die vertroost worden.
Vers 5 – “Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.”
Het woord zachtmoedig betekent gewoon zachtmoedig, vriendelijk van aard, mild, nederig, bescheiden, zich gemakkelijk schikkend; in tegenstelling tot driftig, vechtlustig, gewelddadig, op je strepen staan, hoogmoedig, en trots.
De discipel dat arm van geest is, die zichzelf in het licht van God ziet, die volledig bewust is van zijn eigen gebrokenheid voor God, die beseft dat hij totaal geen inbreng heeft in zijn redding, die met lege handen tot God komt; die persoon zal vanzelf gaan treuren over zijn staat. En het natuurlijk gevolg daarvan is dat hij/zij zachtmoedig wordt.
Stel je voor dat iemand daadwerkelijk arm van geest is, totaal gebroken voor God, verdrietig over zijn zonden en dan tegelijkertijd trots, halsstarrig, hoogmoedig en driftig, niet gemakkelijk schikkend.
Dat kan niet! Dat bestaat niet, dat is in Gods Koninkrijk absoluut niet mogelijk.
Mocht iemand trots, hoogmoedig, driftig en niet gemakkelijk schikkend zijn, dan zegt Jezus hier dat die persoon niet zachtmoedig is.
En als die persoon niet zachtmoedig is, dan is hij niet verdrietig over zijn zonden en ook niet arm van geest, dus ook niet zalig of dolgelukkig.
Vers 6 – “Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.”
Jezus gebruikt het concept van honger en dorst omdat ieder mens weet wat het is om honger en dorst te hebben. Ademen is de 1e lichamelijke levensdrang, daarna komt dorst en daarna komt honger. Wanneer ik ophoud met ademen zal mijn lichaam sterven. Hetzelfde geld uiteindelijk ook wanneer ik ophoud met drinken en eten.
Jezus laat ons hier dus zien dat Gods gerechtigheid iets van levensbelang voor de discipel is.
Gerechtigheid is in eerste instantie een eigenschap van God. Hij is rechtvaardig en alles dat Hij doet is recht, het is juist, het is goed, het is zuiver, het is rein. God en God alleen is rechtvaardig!
En wanneer de discipelen hongeren en dorsten naar deze gerechtigheid dan hongeren en dorsten zij zich naar God, oftewel naar het proeven van God en het verzadigd worden door God Zelf.
Dit betekent in de praktijk dat de discipel van Jezus zijn/haar honger stilt en dorst lest door het Brood des Levens en het Levende Water tot zich te nemen door de Bijbel zich eigen te maken, door het Woord van Christus rijkelijk in zich te laten wonen.
Het betekent tegelijk dat de discipel van Jezus zijn/haar honger en dorst naar gerechtigheid niet stilt en lest door op allerlei tussendoortjes te snacken en te drinken.
M.a.w. raak niet vol van de dingen die jouw honger en dorst naar gerechtigheid zullen verpesten.
Vers 7 – “Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden.”
Barmhartigheid ervaart de discipel als gevoelens van ontferming, medelijden en het verlangen om het lijden te verlichten. Het uit zich door iets te doen aan ellendige situaties waarin mensen om ons heen zich bevinden, mensen die lijden.
Deze barmhartigheid vloeit voort uit de eerste vier karaktereigenschappen die Jezus in de eerste vier Zaligsprekingen beschrijft.
Het arm van geest zijn, het treuren over mijn zonden, het zachtmoedig zijn, het hongeren en dorsten naar de gerechtigheid bewijst dat de discipel tot in het diepst van zijn wezen veranderd is. En dit heeft wezenlijke gevolgen voor hoe de discipel mensen ziet.
De discipel ziet mensen nu met een Christelijk oog. Hij ziet zijn medemens als gedupeerden en als slachtoffers en slaven van de satan, van de zonde, en van de wereld.
De discipel ziet ze niet als slechte mensen waar men een hekel aan heeft, maar als mensen waarover God Zich wil ontfermen.
De discipel ziet ze als verblinde en gebonden mensen die als marionetten in de handen van de satan bespeeld worden. Zij zijn nog daar waar de discipel eens was, en waar hij nog zou zijn als God Zich niet over hem had ontfermd.
Dus, de discipel heeft medelijden met mensen. Hij kijkt niet zo zeer naar hun levensomstandigheden of waar zij zich mee bezig houden, maar hij kijkt naar hun gigantische behoefte aan barmhartigheid.
Vers 8 – “Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.”
Vers 9 – “Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden.”
Vers 10 – “Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.”
Vers 11-12 – 11Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. 12Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.”
Er valt hierover nog zo veel te zeggen; vandaar dat wij in 2011 tien zondagen hebben besteed aan de zaligsprekingen.
Het punt nu is niet om door alle zaligsprekingen en de rest van de Bergrede heen te lopen, maar om te zien hoe de twaalf discipelen werden omgevormd naar het beeld van Jezus Christus.
Dit gebeurde natuurlijk door Jezus dag-in-en-dag-uit van heel dichtbij na te volgen.
En in dit navolgen onderwees Jezus Zijn discipelen continu. Jezus benutte elke dag en elke gelegenheid om Zijn discipelen te leren om als Hem te worden.
Mattheüs 11:28-30 – “28Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven. 29Neem Mijn juk (leer) op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel; 30want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.”
Door naar Jezus toe te komen en Zijn juk op te nemen, d.w.z. Hem na te volgen, leerden de discipelen hoe te worden als Hem.
Zoals alle rabbi’s, vereiste Jezus volledige gehoorzaamheid. Wanneer Jezus Zijn discipelen iets onderwees verwachtte Jezus dat zij het geleerde in de praktijk brachten.
Op een gegeven moment brengt Jezus Zijn discipelen heel dichtbij en zegt dat zij niet langer slechts Zijn leerlingen zijn maar Zijn vrienden. Dit spreekt van een intieme relatie met hun Meester.
Johannes 15:14 – “U bent Mijn vrienden, als u doet wat Ik u gebied.”
Johannes 13:17 – “Als u deze dingen weet, zalig bent u als u ze doet.”
Johannes 14:21 – “Wie Mijn geboden heeft en die in acht neemt, die is het die Mij liefheeft, en wie Mij liefheeft, hem zal Mijn Vader liefhebben; en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren.”
1 Johannes 5:3 – “Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn geen zware last.”
Het navolgen van Jezus betekende per definitie dat Zijn discipelen Hem in alles gehoorzaamde. Het was niet zo dat zij allerlei kennis opdeden en er vervolgens niets mee deden, zoals het bij ons al te vaak het geval is. Sta hier even bij stil. Hoe veel van Gods Woord ken jij en hoe veel van Gods Woord doe jij? Vraag jezelf af of je een dader van Gods Woord bent?
Voor de discipel was er absoluut geen ruimte om zijn rabbi niet te gehoorzamen. Voor de discipel was er geen kortere weg naar het worden als zijn rabbi, er waren geen sluiproutes. Niet voor niets zegt Jezus in Mattheüs 7:13-14:
Mattheüs 7:13-14 – “13Ga binnen door de nauwe poort, want wijd is de poort en breed is de weg die naar het verderf leidt, en velen zijn er die daardoor naar binnen gaan; 14maar de poort is nauw en de weg is smal die naar het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden.”
Volgens Johannes 14:6 is Jezus de weg, de waarheid en het leven. En in dit stuk in Mattheüs 7 zegt Jezus dat de poort nauw is en de weg smal die naar het leven leidt, die naar Jezus leidt.
Hiermee leerde Jezus Zijn discipelen dat als zij Hem echt wilde navolgen dat zij Hem door de nauwe poort en de smalle weg van gehoorzaamheid moesten navolgen. Er is geen andere poort en er is geen andere weg om te kunnen worden als Jezus.
Dit is in het kort hoe de discipelen veranderd werden naar het beeld van Jezus terwijl zij Jezus in levenden lijve navolgde. Maar hoe zat dat na de hemelvaart toen Jezus lijfelijk niet meer bij hun was? Hoe ging dat veranderingsproces voor hen door en hoe veranderen wij, anno 2018 naar het beeld van Jezus?
Romeinen 8:29 – “Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn...”
God heeft in Zijn soevereiniteit bestemd dat allen die Jezus als discipelen gaan navolgen ertoe bestemd zijn om aan Jezus gelijkvormig te zijn, oftewel, te worden als Jezus.
2 Korinthe 3:18 – “Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt.”
De discipelen in de eerste eeuw en ook wij worden door de Geest van de Heere, de Heilige Geest veranderd naar het beeld van Jezus Christus.
En wat Paulus hier zegt is dat wanneer wij de heerlijkheid van de Heere aanschouwen, wij daardoor veranderd worden.
Dus, hoe meer wij Jezus najagen, hoe meer wij op Jezus kijken, hoe meer wij van Zijn heerlijkheid aanschouwen in de Bijbel, hoe meer wij door de Heilige Geest veranderd zullen worden naar Zijn evenbeeld.
Na de hemelvaart is het dus de Geest van Jezus Christus, de Heilige Geest die de discipel veranderd zodat de discipel als Jezus wordt. Maar, het is aan de discipel om dicht bij Jezus te blijven.
2 Korinthe 4:16 – “Daarom verliezen wij de moed niet; integendeel, ook al vergaat onze uiterlijke mens, toch wordt de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd.”
Ongeacht wat er met het lichamelijke omhulsel gebeurt, de innerlijke mens van de discipel wordt van dag tot dag vernieuwd. Hier refereert Paulus terug naar 2 Kor. 3:18 wat wij zojuist gelezen hebben.
1 Korinthe 2:16 – “Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend, dat hij Hem zal onderrichten? Maar wij hebben de gedachten van Christus.”
De discipel die Jezus ná de hemelvaart navolgt heeft het voordeel niet dat Jezus in levenden lijve aanwezig is, maar Paulus zegt in dit vers dat wij de gedachten, oftewel de gezindheid van Christus hebben.
Hiermee zegt Paulus dat ondanks dat Jezus niet langer in levenden lijve op aarde aanwezig is, Zijn leer, Zijn juk, Zijn gedachten, Zijn gezindheid nog wel voor eenieder beschikbaar zijn in het Woord van God, de Bijbel.
Dus, nee, de discipel van anno 2018 volgt Jezus niet na zoals de discipelen in Jezus’ tijd dat deden.
Maar dat wil niet zeggen dat de discipel van anno 2018 Jezus niet met dezelfde toewijding en intensiteit en gehoorzaamheid kan navolgen en worden als Jezus.
Nee, want wij hebben de Geest van Christus en wij hebben de gedachten van Christus. En God heeft ervoor gezorgd dat dat voldoende is om een discipel van Jezus te kunnen zijn en te worden als Hem.
Het woord discipel komt in de Evangeliën en in Handelingen meer dan 250 keer voor. Voor het laatst in Handelingen 21. Omdat het ná Handelingen in de Bijbel niet meer voorkomt denken sommigen dat het maken van discipelen niet relevant is voor ons. Hier zal ik jullie a.s. zondag iets over laten zien.
Laat de stof van uw rabbi u geheel bedekken!