Je verlangen naar God bepaalt de diepgang van je geloof

1 Petrus 1.24-2.5

Rafael was 1 maand oud toen Esmee en ik voor het eerst op kraambezoek gingen. Ik heb het voorrecht gehad om meer dan 2 uur lang dat pasgeboren kindje op schoot te hebben. De ouders konden na 1 maand alles vertellen over hun geliefde kind: hoelang hij normaal slaapt en over het eten doet, wat hij al leuk vond en wat niet, bepaalde gewoontes en huilpatronen. Maar 2 dingen zijn mij het meest bijgebleven: hoe vaak dat kleine mannetje moest eten, en hoe erg hij naar eten verlangde. Toen hij begon te huilen, omdat hij honger had, hoefde zijn moeder alleen maar met een vinger dichtbij te komen, en kleine Rafael met al zijn kracht, strekte zich uit en begon gelijk te happen naar zijn moeders vinger. Wat een verlangen had dat pasgeboren kindje naar voeding.

In dezelfde periode, was ik bezig met de tekst: En verlang vurig, als pasgeboren kinderen, naar de zuivere melk van het Woord, opdat u daardoor mag opgroeien, uit 1 Petrus 2. En ik vroeg mezelf gelijk af: waar verlang ik naar? Hoe staat het ervoor met mijn verlangen naar het Woord? Hoe is het verlangen bij de jeugd en 16-plussers? En bij mijn broers en zussen? Hebben we allemaal nog zo’n verlangen voor de Bijbel als Rafael heeft naar melk?

Dus laten we samen kijken naar de eerste brief van Petrus. In vers 1 kunnen we lezen dat deze brief geschreven is aan vreemdelingen in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bathynië, wat nu het huidige Turkije is. Deze Christenen werden vervolgd in de vorm van verbaal geweld en discriminatie, wat vandaag de dag ook gebeurt met christenen. En Petrus kan ook zichzelf met ons identificeren, want hij wist wat het is om vervolgd te worden, hij is geslagen, bedreigd, veroordeeld en gevangengenomen. Maar hij wist wat er nodig is om te volharden, zonder bedroefd te worden, zonder geloof of hoop te verliezen. En in dit alles gehoorzaam te blijven aan God.