2024.0505 – Kom, en Kniel
Wees Dienstbaar #9
Markus 1:40-45 (Mattheüs 8:1-4; Lukas 5:12-16)
[CC Haarlemmermeer, 5 mei 2024]
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
Sla alsjeblieft je Bijbel open naar Markus hoofdstuk één. Vanmorgen gaan we het eerste hoofdstuk afmaken. En in de laatste verzen hier lezen we over een melaatse die door Jezus gereinigd wordt. Er zijn in de evangeliën slechts twee plekken waar Jezus melaatsheid reinigt. In Lukas 17 lezen we over een voorval dat tien melaatsen bij Jezus komen en Hij hen reinigt, en hier in onze tekst van vandaag aan het einde van Markus hoofdstuk één. Dat is niet om te zeggen dat Jezus niet meer melaatsen heeft gereinigd. In Lukas hoofdstuk zeven bijvoorbeeld lezen over hoe twee discipelen van Johannes de Doper naar Jezus gestuurd werden met de vraag of Hij degene was die komen zou, of dat ze een ander moesten verwachten. We lezen dan in Lukas 7:21-22, “21Op dat moment genas Hij velen van ziekten en aandoeningen en boze geesten; en aan veel blinden schonk Hij het gezichtsvermogen. 22En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ga heen en bericht Johannes wat u gezien en gehoord hebt, namelijk dat blinden ziende worden, kreupelen kunnen lopen, melaatsen gereinigd worden, doven kunnen horen, doden opgewekt worden en aan armen het Evangelie verkondigd wordt.” Het is dus zeer waarschijnlijk dat Jezus vele melaatsen reinigden. Echter, de evangeliën geven ons maar twee specifieke situaties.
Wat deze situatie wellicht zo veelzeggend maakt is dat het in alle drie de synoptische evangeliën genoemd wordt. In die zin mogen we dus zeggen dat het representatief is voor de andere niet benoemde situaties. Er zijn verschillende redenen denk ik dat dit voorval driemaal vernoemd wordt. Een reden is het effect dat het had op de bediening van Jezus. Zijn populariteit schoot namelijk omhoog als gevolg hiervan, “zodat Hij niet meer openlijk in de stad kon komen”[1]. Een andere reden is dat Mattheüs het zelfs als het eerste wonder in zijn evangelie gebruikt. Mattheüs als Jood presenteert Jezus als de Joodse Messias, en de reiniging van melaatsheid is een erg Joodse aangelegenheid. En de laatste reden is de reiniging van melaatsheid verwijst naar een prachtige diepere beeldspraak wat alleen duidelijk wordt in het evangelie. En hier gaan we vandaag ook naar kijken.
Dus, lees met mij Markus hoofdstuk één, vers veertig tot en met vijfenveertig.
“40En er kwam een melaatse naar Hem toe, die Hem smeekte en voor Hem op de knieën viel en tegen Hem zei: Als U wilt, kunt U mij reinigen. 41En Jezus, innerlijk met ontferming bewogen, stak Zijn hand uit, raakte hem aan en zei tegen hem: Ik wil het, word gereinigd! 42En toen Hij dit gezegd had, week de melaatsheid meteen van hem, en hij werd gereinigd. 43En nadat Hij hem streng vermaand had, stuurde Hij hem meteen weg, 44en zei tegen hem: Denk erom dat u tegen niemand iets zegt, maar ga heen, laat uzelf aan de priester zien, en breng als offer voor uw reiniging wat Mozes voorgeschreven heeft, tot een getuigenis voor hen. 45Maar nadat hij weggegaan was, begon hij veel dingen te verkondigen en de zaak overal bekend te maken, zodat Hij niet meer openlijk in de stad kon komen; maar Hij was buiten in de eenzame plaatsen en ze kwamen van alle kanten naar Hem toe.” (Mk. 1:40-45)
Laten we bidden.
[Openingsgebed]
DE MELAATSE MAN (40)
“40En er kwam een melaatse naar Hem toe, die Hem smeekte en voor Hem op de knieën viel en tegen Hem zei: Als U wilt, kunt U mij reinigen.”
Om een beter beeld te krijgen waarom deze melaatse man smekend op zijn knieën bij Jezus kwam om gereinigd te worden, is het goed om eerst een beter beeld te krijgen van wat melaatsheid is. Het woord in de Griekse grondtekst verwijst naar een schilferige huid. Er waren in die tijd een groot aantal huidaandoeningen die de huid een schilferig uiterlijk konden geven. Van chronische ontstekingen zoals eczeem tot schimmelinfecties. Ook het Hebreeuwse woord is breed genoeg om verschillende soorten huidziekten te omvatten, waarvan sommige ernstiger waren dan andere. Maar de ernstigste vorm van melaatsheid in Bijbelse tijden was waarschijnlijk wat we tegenwoordig de ziekte van Hansen noemen. Een verwoestende bacteriële infectie dat iemands uiterlijk misvormde en het zenuwstelsel verzwakte en wat vaak tot de dood leidde.
Men vermoed dat deze ziekte zijn oorsprong vond in Egypte, en het was een van meest gevreesde ziekten van die tijd, overdraagbaar zowel via de lucht als door aanraking. Zelfs vandaag de dag is er geen remedie voor de ziekte, maar kan het slechts met medicatie onder controle gehouden worden. Melaatsheid beïnvloedde het hele lichaam. Het begon meestal met vermoeidheid en pijn in de gewrichten. Er ontstonden schilferende plekken op de huid, die hun kleur verloren, en uiteindelijk veranderde in zweren. De effecten waren vaak vooral merkbaar op het gezicht. Ook groeiden er knobbeltjes op de stembanden, zodat de melaatse met een schorre stem sprak. Het lichaam verkeerde eigenlijk in een staat van levende ontbinding, waardoor de melaatse voortdurend werd omringd door een vreselijke stank. Melaatsheid tastte ook het zenuwstelsel aan, waardoor het vermogen van het lichaam om pijn te voelen werd aangetast. Het werkte als een verdovingsmiddel en verdoofde het lichaam. Dit betekende dat een melaatse zich zou kunnen verwonden zonder dat hij of zij het doorhad, met alle gevolgen van dien. Het ziekteverloop duurde meestal ongeveer negen jaar, en resulteerde in een verschrikkelijke dood.
In Leviticus hoofdstuk dertien en veertien kunnen we de specifieke instructies en strikte regelgeving lezen die de Heer gaf om Zijn volk tegen allerlei soorten huidaandoeningen te beschermen, waaronder melaatsheid. We gaan vandaag niet door al deze specifieke instructies heen. Maar het idee was dat als iemand een zwelling of zweer of witte vlek had, dan moest die persoon zich door een priester laten onderzoeken. Als het op een oppervlakkige huidaandoening leek dan moest die persoon zeven dagen in quarantaine. Als de symptomen verslechterde werd dit veertien dagen. Hierna werd de persoon rein of onrein verklaard, al naargelang of de uitslag zich verder verspreidde of niet. Bij mildere vormen werd de persoon rein verklaard wanneer deze niet meer besmettelijk was. In sommige gevallen waren de symptomen zo duidelijk dat de persoon meteen onrein verklaard werd. In de serieuze gevallen waren de instructies duidelijk. We lezen in Leviticus 13:45-46, “45De kleren van de melaatse bij wie de ziekte is vastgesteld, moeten ingescheurd worden, zijn hoofdhaar moet hij los laten hangen, hij moet zijn baard en snor bedekken en hij moet roepen: Onrein, onrein! 46Alle dagen dat hij de ziekte heeft, zal hij onrein zijn. Onrein is hij, hij moet afgezonderd wonen. Buiten het kamp moet zijn woongebied zijn.”[2]
In de tijd van Jezus hadden de rabbijnen nog veel meer beperkingen toegevoegd aan de wet die op melaatsen van toepassing was. Als een melaatse zelfs maar zijn hoofd in een huis stak, werd het huis als onrein beschouwd. Het was tegen de wet om een melaatse te begroeten. Het was voor een melaatse onwettig om binnen 15 meter van een rein persoon te naderen. Als het een winderige dag was, veranderde dat in 60 meter. Veel families brachten een tijdje voedsel en kleding mee, maar na een tijdje hielden de meeste families een begrafenisdienst en beschouwden de getroffen persoon als een dode man. Flavius Josephus, de Joodse geschiedschrijver uit de eerste eeuw, spreekt dan ook over melaatsen “alsof ze in feite dode mensen waren”[3].
Niet alleen werden melaatsen fysiek misvormd en sociaal veracht, ze waren ook religieus afgezonderd. Ze konden niet naar de tempel gaan om te aanbidden of offers te brengen[4]. Ze mochten zelfs Jeruzalem of enige andere ommuurde stad niet binnengaan[5]. Afgesneden van alles en iedereen, leefden ze zonder familie, vrienden, beroep of hoop. Hun erbarmelijke toestand was blijvend, aangezien er geen genezing bestond. Het reinigen van melaatsheid vereiste een wonder dat gelijk stond aan het opwekken van de doden[6]. Probeer je voor te stellen hoe dit was. Sociaal gezien moeten wij mensen samen zijn. De Bijbel zegt dat het niet goed is dat de mens alleen is. Als mensen willen en moeten we soms aangeraakt worden, geknuffeld worden, een schouderklopje krijgen. We hebben af en toe een stevige handdruk nodig. We zijn allemaal zo. We moeten familieleden of vrienden kunnen begroeten met een kus. We moeten met vrienden aan tafel kunnen zitten en samen kunnen eten, hun gezichten zien, naar hun stemmen luisteren, samen kunnen zijn. Maar voor de melaatse was dat allemaal voorbij. Alles.
Daarnaast werd melaatsheid veelal beschouwd als een straf voor zonde. In Numeri 12 lezen we hoe Mirjam wit als sneeuw werd toen zij zondigde in hoe zei over Mozes sprak. In 2 Koningen 5 lezen we hoe Gehazi, de knecht van Elisa, de melaatsheid van Naäman overnam toen hij geld aannam voor de genezing van Naäman door Elisa. En in 2 Kronieken 26 lezen we hoe koning Uzzia melaats wordt omdat hij zowel koning als priester wilde zijn.
Het is met dit in het achterhoofd dat we hier in onze tekst van vandaag lezen dat een melaatse naar Jezus toekomt. Wat bracht deze arme man bij Jezus? Misschien werd hij die ochtend wakker in het kamp en hoorde hij het nieuws dat Jezus langskwam. Misschien hoorde hij het goede nieuws dat Jezus de zieken genas en duivels uitdreef. In ieder geval, hij begaf zich naar de plek waar Jezus was. Er was grote moed voor deze man nodig om die dag tot Jezus te naderen. Kunt u zich de reactie van de menigte voorstellen toen de melaatse zich een weg erdoor begon te banen? Ze moeten zich vol afgrijzen hebben verspreid, terugdeinzend, toen de melaatse naderde met zijn kreten: “Onrein! Onrein!” Iemand die onrein was, afgezonderd moest leven, op afstand moest blijven, kwam op armlengte afstand van Jezus en viel op zijn knieën neer. De melaatse riskeert alles, breekt wet en gebruik, om naar Jezus te komen. Hij riskeerde steniging, vernedering en de dood om bij de Heer te komen. Maar geen obstakel kon hem ervan weerhouden om bij Jezus te komen, zelfs niet het in gevaar brengen van Jezus’ rituele reinheid.
En hij komt bij Jezus, valt op zijn knieën en zegt tegen Hem, “Als U wilt, kunt U mij reinigen.” En in deze woorden van de melaatse zien we zijn geloof terug. In ieder geval zijn geloof dat Jezus hem kan reinigen. Hij zegt namelijk niet “als U kunt”, maar “als U wilt”. Hij was er reeds van overtuigd dat Jezus hem kon reinigen. De vraag was slechts of Jezus gewillig was. De melaatse kon en mocht geen eisen stellen hier. God is niemand genezing verschuldigd. Maar, hij kwam naar Jezus met urgentie en passie (smekend). Hij kwam naar Jezus met eerbied en nederigheid (knielend), en hij kwam naar Jezus met een groot geloof in Zijn reinigende kracht (U kunt mij rein maken), maar hij liet de uitkomst over aan Jezus. Dit is trouwens ook een goed patroon voor ons om te volgen in gebed. Met urgentie en passie, eerbied en nederigheid, en met een groot geloof bij onze Heer komen, en de uitkomst aan Hem laten. Bijbelleraar John MacArthur zegt over deze scene, “Je kunt je alleen maar de reactie van de mensen voorstellen toen ze toekeken hoe het dramatische tafereel zich ontvouwde. Horror vermengd met verontwaardiging moet door de menigte toeschouwers zijn gegaan. Sommigen deinsden waarschijnlijk geschrokken terug en bedekten hun mond terwijl ze zich snel terugtrokken. Misschien keken anderen rond naar stenen en stokken om de ongewenste verschoppeling te verdrijven. Anderen stonden ongetwijfeld in verbijsterde stilte te kijken en vroegen zich af hoe Jezus zelf zou reageren.”[7]
DE COMPASSIE VAN JEZUS (41-42)
“41En Jezus, innerlijk met ontferming bewogen, stak Zijn hand uit, raakte hem aan en zei tegen hem: Ik wil het, word gereinigd! 42En toen Hij dit gezegd had, week de melaatsheid meteen van hem, en hij werd gereinigd.”
De reactie van Jezus is net zo ongekend als de actie van de melaatse. De reactie van Jezus is net zo schandalig als de gedurfdheid van de melaatse. Vanuit de culturele norm destijds had Jezus elk recht om verontwaardigd te zijn. De man had de volksgezondheid, sociale normen en zelfs de bepalingen van de wet genegeerd. Maar, Jezus ziet deze arme man en Hij ziet zijn toestand. Jezus deinst niet terug uit angst, of wordt niet door zijn uiterlijk of geur afgestoten. Sterker nog, Jezus werd innerlijk met ontferming bewogen. ‘Ontferming’ is een woord dat verwijst naar ‘een gevoel van diepe sympathie en verdriet voor een ander die door tegenslag wordt getroffen, vergezeld met een sterk verlangen om het lijden te verlichten’. Met andere woorden, Jezus’ hart werd tot actie aangezet.
En in die ontferming doet Jezus iets ongekends: Hij stak Zijn hand uit en raakte de melaatse aan. Het was waarschijnlijk jaren geleden dat iemand hem voor het laatst had aangeraakt, maar nu raakte Jezus hem aan. Wat de melaatse dan ook had verwacht of waar hij dan ook op had gehoopt toen hij naar Jezus toekwam die dag, een aanraking stond zeker niet op zijn lijstje. Wat een ongehoorde daad van ontferming en mededogen die de melaatse ongetwijfeld diep geraakt moet hebben, en hem gesterkt zal hebben in zijn overtuiging dat hij niet tevergeefs Jezus om hulp had gevraagd. Jezus had de melaatse zeker gereinigd kunnen hebben zonder aanraking, maar Hij koos er voor om Hem aan te raken. Hij koos er voor om zelf ceremonieel onrein te worden en Zichzelf bloot te stellen aan deze ziekte. En ik denk dat Jezus in het aanraken hier een punt wil maken en een blijvende indruk achter wilde laten. Zijn liefde was van dien aard dat Hij bereid was diegene aan te raken waarbij niemand zelfs in de buurt durfde te komen. Jezus aarzelde niet om ogenschijnlijk de geschreven wet te overtreden als de situatie daarom vroeg. Maar zoals een Bijbelcommentator het mooi zegt, “de ceremoniële wet maakt plaats voor de wet van de liefde wanneer de twee met elkaar in botsing komen.”[8] Jezus’ ontferming en liefde regeert en is daarbij superieur aan, en een vervulling van, de wet.
En met de aanraking komen ook de verlossende woorden van Jezus. De melaatse vroeg, “Als U wilt, kunt U mij reinigen.” En Jezus zegt, “Ik wil het, word gereinigd!”. Mooiere woorden zal de melaatse denk ik nooit gehoord hebben! En onmiddellijk verliet de melaatsheid hem en werd hij gereinigd. Er was geen periode van herstel of revalidatie. Hij die misvormd, verontreinigd en verachtelijk was gekomen, werd onmiddellijk getransformeerd in een volledig gezonde man, volledig genezen. Zijn zweren verdwenen. Zijn ledematen heel gemaakt. Alle schade aan inwendige organen hersteld. Zijn huid als nieuw. Zijn gezicht glad en zonder littekens. Compleet nieuw gemaakt. We lezen hier niets over, maar wat een vreugde moet dit gegeven hebben aan de melaatse, en wat een complete ontsteltenis voor de omstanders! Maar dit is niet het einde van het verhaal…
DE VERMANING VAN JEZUS (43-45)
“43En nadat Hij hem streng vermaand had, stuurde Hij hem meteen weg, 44en zei tegen hem: Denk erom dat u tegen niemand iets zegt, maar ga heen, laat uzelf aan de priester zien, en breng als offer voor uw reiniging wat Mozes voorgeschreven heeft, tot een getuigenis voor hen. 45Maar nadat hij weggegaan was, begon hij veel dingen te verkondigen en de zaak overal bekend te maken, zodat Hij niet meer openlijk in de stad kon komen; maar Hij was buiten in de eenzame plaatsen en ze kwamen van alle kanten naar Hem toe.”
Meteen nadat Jezus de melaatse gereinigd had vermaande Hij hem en stuurde hem weg. Waarom? Deze strenge vermaning lijkt zo in contrast te zijn met de met innerlijke ontferming bewogen Jezus twee verzen daarvoor. En dat is het ook. En Jezus drukte Zich wellicht nog sterker uit dan hoe het hier vertaald is. Het woord in de grondtekst voor ‘streng vermaand’ betekent ‘snuiven’ wat weer afstamt van een Hebreeuws woord dat ‘de neusgaten oplichten’ betekent. En het woord voor ‘wegsturen’ is in de grondtekst hetzelfde woord wat gebruikt woord voor demonen uitdrijven. Waarom is Jezus zo streng hier? Vanaf het moment dat de Mozaïsche wet voltooid was, was er geen verslag van enige Jood die van melaatsheid genezen was. Terwijl Mirjam genezen werd van melaatsheid, was dit vóór de voltooiing van de wet. Naäman werd genezen van melaatsheid, maar hij was geen Jood. Vanaf het moment dat de Mozaïsche wet voltooid werd, is er nooit sprake geweest van een Jood die van melaatsheid werd genezen. Hier hebben we dus voor het eerst iemand die genezen is van melaatsheid. Het was dus van essentieel belang dat de melaatse zich eerst aan een priester liet zien en er een offer gebracht zou worden als getuigenis. Alleen een priester kon de voormalige melaatse namelijk rein verklaren. Jezus geeft hierbij aan dat, waar Hij eerder in liefde niet naar de letter van wet maar naar de geest van de wet handelde, toen Hij de melaatse niet alleen dichtbij liet komen maar hem ook aanraakte, zien we hier dat Jezus naar de letter van wet handelt en de melaatse attendeert op de instructies zoals deze in Leviticus 14 staan. Jezus wilde namelijk niet dat de melaatse zélf zou getuigen van zijn reiniging, maar juist dat de verklaring van de priesters een getuigen zijn voor Jezus en voor de reiniging. Het zou dan een getuige zijn dat de man gereinigd was, dat Jezus de wet niet veroordeelde, maar bovenal dat degene die melaatsen geneest, de Messias, daar waar Leviticus 14 naar wijst, gekomen was. Maar we kunnen lezen in vers 45 dat de voormalig melaatse niets met Jezus’ sterke vermaning had gedaan. Misschien dat de man dacht hij Jezus hielp, of misschien kon hij zichzelf gewoon niet helpen. Hoe dan ook, hij sprak vrijuit en overal. Ook al was het wellicht uit goede motieven, hinderde het Jezus in Zijn werk in de omliggende steden en synagogen. Ongeacht laat Jezus hier opnieuw zien dat het Koninkrijk van God nabijgekomen is, en de tijd van bekering en geloof is aangebroken.
APPLICATIE
Laten we even een stap terugnemen en uitzoomen en onszelf afvragen hoe deze tekst voor ons heden ten dage van toepassing is. Wij zijn geen melaatsen, kennen geen melaatsen, en leven in een compleet andere culturele situatie. Dus wat doen we met deze tekst? Ik denk dat als we een laagje kunnen wegpellen om een kijkje eronder te nemen, dat we heel mooi het hart van onze Redder en onze absolute behoefte aan onze Redder kunnen zien.
Als we in de Bijbel kijken dan is melaatsheid veel meer dan een ziekte; het is ook een beeld voor zonde. De melaatse werd beschouwd als de belichaming van onreinheid, en men zag dat de externe verontreiniging van de ziekte de interne verontreiniging van het hart vertegenwoordigde. Met andere woorden, de melaatse was een levend en ademend beeld van de gevolgen van zonde. Niemand hier heeft melaatsheid, maar iedereen heeft problemen met zonde, en dus is deze tekst ook voor ons.
Zoals ik al eerder zei kunnen we in Leviticus dertien en veertien de specifieke instructies lezen over hoe met melaatsheid om te gaan. Blader terug naar Leviticus 13 en zie hoe het een beeld van zonde is. In Leviticus 13:3 lezen we dat melaatsheid die we aan de buitenkant zien dieper ligt dan de huid. Ook al zag je melaatsheid aan de buitenkant van het lichaam, de werkelijke oorzaak van de ziekte lag onder de oppervlakte. De zweren en andere problemen waren symptomen van de ziekte, maar de oorzaak zat dieper. Net zo met zonde. De uiterlijke manifestaties van zonde in ons leven is slechts een venster naar ons hart. Mattheus 15:18 zegt, “Maar de dingen die uit de mond komen, komen voort uit het hart, en die verontreinigen de mens.” We zijn geen zondaars omdat we zondigen, we zondigen omdat we zondaars zijn. Net zoals de melaatse de ziekte zou hebben lang voordat deze zich zelfs maar begon te manifesteren, doet de zonde zijn werk in ons lang voordat anderen het ooit kunnen zien.
In Leviticus 13:7-8 lezen we dat melaatsheid klein begint en zich dan uitbreidt. Net zo met zonde. Het begint vaak met geheime zonden, waarvan alleen wij de tederheid zullen voelen. Dan begint het zich te manifesteren in publieke zonde, en als we onze zonde verdedigen en rechtvaardigen, begint het te etteren en te rotten, maar het begint allemaal van binnenuit. Neem een voorbeeld aan David in 2 Samuel 11. Een klein beetje luiheid en lust veranderde als snel in een plaag van overspel, ongewenst zwangerschap, leugens en moord!
In Leviticus 13:44-46 lezen we dat iemand met melaatsheid compleet en totaal verontreinigd was. Net zo met zonde. Zonde leidt vaak tot een vergiftiging van iemands hele leven; je familie, je relaties. Het verwoest alles op haar pad. Vraag Achan in Jozua 7 of een beetje goud, zilver en een mantel zijn leven en het leven van zijn familie waard was.
In Leviticus 13:46 lezen we dat melaatsheid leidt tot afzondering, van zowel onze geliefden alswel God. Net zo met zonde. Zonde zondert ons af van degenen waartegen we zondigen. Het doet ons in de duisternis wandelen en niet in het licht. En zonde zondert ons af van God. Jesaja 59:2 zegt, “Maar uw ongerechtigheden maken scheiding tussen u en uw God, uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij u niet hoort.”
Oftewel, melaatsheid is een beeld van zonde. Niemand hier heeft een melaatsheid probleem, maar iedereen hier heeft een zonde probleem. En net zoals melaatsheid niet genezen kon worden en leidde tot de dood, zo ook kunnen wij niet ons eigen zonde probleem oplossen en zegt Romeinen 6:23 dat de loon van de zonde de dood is.
Dus, wij kunnen onszelf op de plek van de melaatse zetten in onze tekst van vandaag. En de eerste stap is dan te erkennen dat we ons eigen zonde probleem niet kunnen oplossen en dus Jezus nodig hebben. De melaatse kwam naar Jezus op de juiste manier. Nederig en in geloof. Hij realiseerde dat hij niets verdiende en een wonder nodig had, maar hij wist dat Jezus hem kon reinigen als Hij dat wilde. Dus, zondaar, kom naar Jezus! Kom, en kniel voor Hem neer en belijdt dat je Hem nodig hebt en dat alleen Hij je kan reinigen. Je hebt nodig wat alleen Jezus je kan geven. Je hebt een wonder nodig! Wees net zoals deze melaatse en kom en kniel voor Jezus!
Roep de naam van de Heer aan, en de reactie van Jezus in deze tekst zal de reactie van Jezus aan jou zijn. Met innerlijke ontferming bewogen zal Hij Zijn hand uitsteken en je aanraken en je zonde probleem zal van je wijken. Het maakt geen verschil wie je bent of wat je hebt gedaan; je bent nooit zo ver heen dat je buiten het bereik van Zijn glorieuze aanraking valt. Toen Jezus naar deze wereld kwam om voor onze zonden te sterven, kwam Hij onze wereld binnen. Hij deelde onze pijn en ons lijden. Hij stierf aan het kruis en nam onze zonden op Zich, zodat Hij ons zou kunnen aanraken en veranderen door Zijn genade en kracht. Hij zal medelijden met je hebben en Hij zal je aanraken, als je Hem dat toestaat!
En net als dat in onze tekst bij Jezus’ aanraking Hij niet onrein wordt maar de melaatse juist rein, geldt datzelfde voor ons. Jezus wordt niet onrein van onze zonde. Al onze zonde wordt door Hem geabsorbeerd want Hij heeft hiervoor aan het kruis betaald, en in ruil daarvoor krijgen wij Zijn gerechtigheid. “Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.” (2 Kor. 5:21).
Ook, Jezus maakt ons nieuw. Hij doet ons opnieuw geboren worden en maakt ons een nieuwe schepping. “Het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.” (2 Kor. 5:17b), en we zijn niet langer een verschoppeling, maar zijn opgenomen in Hem. Niet langer kinderen van de duivel, maar kinderen van God. Niet langer onrein, maar rein en rechtvaardig verklaard in Hem.
En wat Jezus de gereinigde melaatse opdraagt om te doen om zich zo aan de wet in Leviticus te houden hoeven wij niet te doen, want Jezus heeft dit reeds voor ons aan het kruis gedaan. Als je naar het gehele proces in Leviticus 14 zou kijken dan zie je dat er eerst twee vogels geofferd worden, en dan is er een onderzoek van zeven dagen om te bepalen of hij echt een melaatse was, of hij echt genezen was, en hoe hij genezen was. Als dat allemaal goed verliep waren er op de achtste dag vier offers, en eindigde het hele proces met de zalving met olie op de genezen melaatse.
Alles in dit hele proces wijst naar Jezus, maar ik wil slechts kijken naar het initiële offer van de twee vogels. Leviticus 14:4 vermeldt dat de priester twee levende reine vogels, cederhout, karmozijn en hysop nodig had voor de ceremonie. De eerste vogel werd dan geslacht boven een aarden pot met vers stromend water zodat het bloed met het water in de pot werd opgevangen. De tweede vogel werd dan met een scharlakenrode draad vastgebonden aan cederhout en hysop, en dit werd vervolgens allemaal in het bloed van de eerste vogel gedoopt. Deze met bloed doordrenkte bundel werd dan gebruikt om de melaatse zevenmaal te besprenkelen. Vervolgens werd de tweede vogel, met bloed besmeurd, losgemaakt en vrijgelaten om een open veld in te vliegen. En zo werd de melaatse rein verklaard.
Dit is een prachtig beeld van Jezus en wat Hij voor ons gedaan heeft. De eerste vogel is de gekruisigde Christus, die levend en rein uit de hemel kwam en Zichzelf ledigde in een aards lichaam tot in de dood in onze plaats om ons uit ons probleem van zonde, onreinheid, en dood te helpen. Zijn bloed vermengd met het levende water, wat uit Zijn doorboorde zijde aan het kruis vloeide[9], zijn het middel en de kracht van Zijn offer. Zoals we in Hebreeën 9:13-14 lezen, “13Want als het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees, 14hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen!”
De tweede vogel die in levend werd gehouden is een beeld van de opgestane en opgevaren Christus, met dubbele lagen. Het cederhout verwijst naar de ceders van Libanon en de hoogste status van Jezus als Heer[10]. Hysop was het kleinste kruid en verwijst naar dat Jezus bereid was de laagste status aan het nemen en als niets aan het kruis beschouwd te worden[11]. Karmozijn verwijst naar het koningschap van de Heer[12], wat alles samenbond. Tegelijkertijd zien we deze drie elementen ook gebruikt worden in Numeri 19:6 in relatie tot de rode kalfkoe, wat te maken had met het zuiveren na verontreiniging als gevolg van contact met de dood.
Dat dit alles in het bloed van eerste vogel werd gedoopt betekent dat de complete Christus en alles wat Hij is en heeft gedaan wordt meegenomen in de werkzaamheid van Zijn bloed, dat vervolgens op ons zondaars wordt toegepast voor onze zuivering en herstel. Het bloed verbindt de twee vogels met de melaatse. Christus wordt één met de zondaar en de zondaar één met Christus, en er vindt een uitwisseling plaats. Christus wordt de melaatse aan het kruis. Hij wordt de zonde zelf. Wij worden de gerechtigheid van God in Hem en delen in Zijn leven en onvergankelijkheid. Aan het kruis droeg Hij onze zonde zodat wij Zijn beeld mogen dragen. Paulus zegt in 1 Korinthe 15:49, “En zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij ook het beeld van de Hemelse dragen.” Zelfs in Zijn opstanding droeg Jezus de tekenen van Zijn dood, net zoals de tweede vogel de tekenen van de dood van de eerste droeg. En net zoals de tweede vogel het bloed van de eerste op de gereinigde melaatse aanbracht, zo past de opstanding van Christus op ons het verzoenende bloed van Zijn dood toe. Tenslotte werd de tweede vogel vrijgelaten om de lucht in te stijgen. Op dezelfde manier steeg Christus op naar de hemel om na Zijn opstanding aan de rechterhand van God plaats te nemen. Zelfs nu staat Hij daar voor ons te bemiddelen en draagt Hij de tekenen van Zijn dood.
CONCLUSIE
Dus, zie wie Jezus is in deze tekst, en zie wie jij bent. Ben je momenteel die melaatse, en ken je Jezus nog niet? Kom dan in geloof naar Hem en kniel. Ja, daar is grote moed voor nodig, maar Hij is het zo waard. Er is hoop in de naam van Jezus. Kom naar Hem en vind reiniging en een nieuw leven. Stel het niet uit. Vandaag is de dag van je redding. Kom naar Hem en Hij zal je rein maken. Hij heeft reeds je zonde betaald aan het kruis, en heeft dus jouw zonde al op Zich genomen, en kijk met innerlijke ontferming uit om jou Zijn rechtvaardigheid te geven. Laat je schoonwassen door het bloed van Jezus!
Als u reeds in Hem geloofd en wedergeboren bent, dan bent u al rein verklaard, maar mogen we nog steeds dagelijks in geloof komen en knielen voor onze Heer. Weet en erken dat je een gereinigde melaatse bent, vernieuwd en vrijgemaakt in Hem. Niet alleen vrij van de straf van de zonde, maar ook vrij van de macht van de zonde. Weet en erken dus ook dat “als wij onze zonden belijden: Hij getrouw en rechtvaardig [is] om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.”[13] Elke keer weer, elke dag weer mogen we zo de innerlijk ontferming van de Heer ervaren op basis van wat Hij voor ons gedaan heeft en nog steeds doet.
Laten we bidden.
[1] Mk. 1:45
[2] Zie ook Num. 5:1-4
[3] “And for the lepers, he suffered them not to come into the city at all, nor to live with any others, as if they were in effect dead persons” ~ Flavius Josephus
[4] 2 Kro. 26:21
[5] 2 Kgn. 7:3
[6] 2 Kgn. 5:7
[7] “One can only imagine the people’s reaction as they watched the dramatic scene unfold. Horror mixed with indignation must have swept through the crowd of onlookers. Some probably shrank back in startled fear, covering their mouths as they quickly retreated. Perhaps others glanced around for stones and sticks to drive away the unwanted outcast. Others surely stood watching in stunned silence, wondering how Jesus Himself would respond.” ~ John MacArthur
[8] “The ceremonial law gives place to the law of love when the two come into collision.” ~ Hendrik van der Loos (William L. Lane’s commentaar)
[9] Joh. 19:34
[10] Ez. 31:3; Ps. 92:13
[11] Ps. 51:9; Fil. 2:7-8
[12] Mat. 27:28-29
[13] 1 Joh. 1:9