De laatsten en de eersten (1/2) – Mattheüs 19:30 – 20:16

De laatsten en de eersten (1/2)

Mattheüs 19:30 – 20:16

  1. God wordt er regelmatig van beschuldigd dat Hij oneerlijk is, dat Hij oneerlijk handelt. Zowel ongelovigen als gelovigen be-schuldigen God hiervan.
    1. Als ik bijv. tegen iemand zeg dat God Marnie en mij voor-zien heeft in een reis naar de V.S. dan vindt zo’n persoon dit niet eerlijk; want hij moet er voor werken en sparen.
    2. Of als bijv. een Christen door God rijkelijk gezegend wordt in zijn/haar bediening en een andere Christen niet of in min-dere mate, dan kan men dit niet eerlijk vinden van God.
      1. Waarom hij/zij wél en ik niet?!?
    3. Hoe dan ook, de mens is eigenlijk niet in staat om te kun-nen beoordelen of God nu wél of niet eerlijk is. Want de mens is zelf, van nature onvolmaakt in het eerlijk zijn. Dus zijn/haar beoordeling van God zal altijd tekort schieten.
  2. Het volk Israël had er ook een handje van om God ervan te beschuldigen dat Hij oneerlijk was en oneerlijk handelde.
Dit was ook één van de vele redenen waarom God hen het land had uitgezet, waardoor Israël in ballingschap terecht kwam.
  1. Zo’n 590 jaar voor Christus, toen Israël in ballingschap was zei God via de profeet Ezechiël tegen Israël:
    1. Ezechiël 18:25 – “Jullie zeggen: ‘Wat de Heer doet, is oneerlijk!’ Maar luister eens, Israëlieten! Jullie zijn zelf oneerlijk!” (Bijbel in gewone taal)
      1. Hiermee geeft God niet alleen aan dat de Israëlie-ten niet eerlijk zijn, maar de mensheid in het geheel.
      2. En dus, wij die zelf niet geheel eerlijk zijn, zijn dus niet in staat om God op Zijn eerlijkheid te beoordelen.
        1. Dus, als je vanmorgen dit soort gedachten over God koestert, dan is het mijn hoop en mijn gebed dat God jou door Zijn woord en door de Heilige Geest jou van gedachten zal doen veran-deren.
Lees Mattheüs 19:30-20:16