De primaire taak van de kerkleider
Diverse Bijbelgedeeltes
Wij zijn drie weken geleden gestart met de vierdelige preekserie genoemd: “koers houden, hoe doen wij dat?”. Deze serie is ontstaan vanuit de vraag: “Wie zijn wij als Calvary Chapel en wat draagt God ons op? Wat zijn de marsorders van onze Opperbevelhebber, Jezus Christus? En hoe kunnen wij ervoor zorgen dat wij ons strikt aan deze marsorders houden, oftewel hoe kunnen wij koers houden?”
Voor mij is het vrij eenvoudig om de antwoorden op deze vragen te vinden want ze staan allemaal in de Bijbel.
En als we God en Zijn Bijbel mogen geloven, als we een eerlijke kijk nemen naar wat voor eenvoudige mensen de apostelen waren die God gebruikt heeft om de Grote Opdracht uit te voeren, dan is het uitzetten van de koers én het houden van de koers allemaal niet zo ingewikkeld.
Maar, wat minder eenvoudig is, is om dit in de praktijk gezamenlijk uit te voeren. Want velen van ons zijn naar de Calvary Chapel toe gekomen met kerkelijke bagage en die bagage zorgt ervoor dat wij niet allemaal dezelfde kijk hebben op hoe wij gezamenlijk handen en voeten horen te geven in het vervullen van de Grote Opdracht.
Elk persoon die een kerkelijk achtergrond heeft komt naar de Calvary Chapel toe met bepaalde vooroordelen en verwachtingen en voorkeuren.
Als je jaren lang in een bepaald kerkelijk cultuur hebt gezeten dan ben je daar aan gewend geraakt.
Je bent gewend aan hoe de zondagsdienst wordt ingevuld, de liederen die gezongen worden, de volgorde van de dienst, de duur van de dienst, de inhoud van de preken, de stem van de voorganger, hoe benaderbaar of hoe afstandelijk de voorganger is, wat er na de dienst gebeurt, enz.
Je bent gewend aan de grootte van de kerk. Je bent gewend aan hoe persoonlijk of onpersoonlijk de mensen zijn. Je bent gewend aan de smaak van de koffie.
Je bent gewend aan de visie en de missie van de kerk en hoe men daar invulling aan geeft. Ook ben je gewend geraakt aan de kerkelijke structuur; wie de leiding hebben en op welke manier zij de leiding uitoefenen.
Kortom, jouw kerkelijke ervaringen, jouw kerkelijke opvoeding heeft jou en jouw verwachtingen gevormd.
Deze vorming zou ervoor kunnen zorgen dat je nogal stellig overtuigd kan zijn o.a. over hoe zaken in de kerk geregeld horen te zijn, hoe dingen moeten gebeuren, of over wie wat hoort te doen en hoe ze het horen te doen; en daar wringt vaak de schoen.
Want waar de visie en missie van Calvary Chapel anders is dan die van je vorige kerk, zal je je òf aanpassen aan de visie van Calvary Chapel òf je zal je vroeg of laat tegen de visie gaan verzetten.
Vandaar dat ik altijd tegen nieuwe mensen zeg dat zij Gods wil moeten gaan zoeken voor waar God hen hebben wil.
Want als iemand zich bij ons aansluit die er niet 100% van zeker is dat God hen hier heeft geplaatst, dan zal deze persoon vroeg of laat het niet eens worden met beslissingen die genomen worden, of met wie wat doet en hoe ze het doen, of met hoe er omgegaan wordt met bepaalde situaties of mensen, of met de richting die de kerk opgaat en ga zo maar door. . .
En het triest gevolg daarvan kan zijn dat mensen afhaken en vervolgens verder op zoek gaan naar de voor hun ideale gemeente.
Dus, hoe kunnen wij met zo’n gemêleerde groep koers houden?
1) Door de koers uit te zetten en tegelijkertijd door onze ogen gericht te blijven houden op Jezus Christus, de Leidsman en Voleinder van het geloof.
2) Door het Evangelie met mensen te blijven delen.
3) Door te volharden in de leer van de apostelen, de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.
4) Door te erkennen dat God verschillende mensen in Zijn gemeente verschillende taken en rollen heeft gegeven, én dat de primaire taak van de voorganger en van de kerkleiders, het hoeden en voeden van de kudde is.
Vorige week zijn wij halverwege bij dit vierde punt gestopt, dus vanmorgen pakken wij het hier op.
Als kanttekening, wat ook noodzakelijk is om gaandeweg koers te kunnen blijven houden is door hervormd te worden door het vernieuwen van je denken. De apostel Paulus slaat de spijker op de kop:
Romeinen 12:1-2 – “1Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. 2En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.”
Wil je Gods goede, welbehaaglijke en volmaakte wil kunnen onderscheiden? Wil je precies weten of God je hier geplaatst heeft? Wil je precies weten wat God persoonlijk van jou verwacht in het houden van de koers, of wil je precies weten waartoe God jou persoonlijk roept in deze gemeente?
Zo ja, dan zegt de Bijbel dat je innerlijk veranderd moet gaan worden door de vernieuwing van je gezindheid, je denken.
En hoe je dit, in de context van het gezamenlijk koers houden, kan toepassen is door al je verwachtingen, al je vooroordelen en al je voorkeuren te onderwerpen aan het Woord van God.
In de praktijk betekent dit dat je je moet beijveren om jezelf welbeproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen, die het Woord van de waarheid recht snijdt.
Dé manier waarop God jouw en mijn gezindheid vernieuwd is d.m.v. het proces waarin de Heilige Geest ons ervan overtuigd dat het Woord van God dat tot ons komt de waarheid is en wij er vervolgens bewust voor kiezen om dat woord te aanvaarden en te gaan gehoorzamen.
Mijn gebed is dat de Heilige Geest ons vanmorgen het Woord zal openbaren én dat een ieder van jullie het geopenbaarde Woord zal aanvaarden en gehoorzamen.
Drie weken geleden begonnen wij met de Grote Opdracht van Jezus Christus. Jezus zei tegen zijn elf discipelen:
Mattheüs 28:18-20 – “18… Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. 19Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. 20En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.”
Hiermee zette Jezus de koers uit.
Vervolgens zagen wij in Handelingen 2 hoe de 12 apostelen en de overige 3.108 discipelen van Jezus de Grote Opdracht vervulde.
In het vervullen van de Grote Opdracht, in het koers houden, zagen wij gaandeweg dat God verschillende mensen in de gemeente verschillende taken en rollen heeft gegeven.
Wij zien dit heel duidelijk omschreven door de apostel Paulus in Romeinen 12 en in 1 Korinthe 12 en 14.
Ook zagen wij dat God de voorgangers/kerkleiders een zeer specifieke taak heeft gegeven; dat van het hoeden en het voeden van de kudde, de kerk.
De apostel Paulus geeft heel duidelijk aan waartoe dit hoeden en voeden hoort te leiden, oftewel wat het specifiek doel is van het hoeden en voeden van de kudde.
Efeze 4:11-16 – “11Hij ook heeft gaven uitgedeeld. Sommigen maakte Hij apostel, anderen profeet, anderen evangelist, weer anderen herder en leraar, 12om de heiligen toe te rusten voor het werk van de bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus, 13totdat wij allen tezamen komen tot de eenheid in het geloof en de kennis van Gods Zoon, tot de volmaakte man, tot de gehele omvang van de volkomenheid van Christus. 14Dan zullen wij niet langer onmondig zijn, heen en weer geslingerd en meegesleurd door elke windvlaag. Ik doel op elke leer die door het valse spel van sluwe mensen tot dwaling verleidt. 15Nee, laten wij de waarheid spreken in liefde en zo volledig naar Christus toe groeien. Hij is het hoofd 16waaruit heel het lichaam, hecht verbonden en bijeengehouden door de steun van al zijn gewrichten, naar de kracht die elk deel is toegemeten zijn volle wasdom bereikt en zichzelf opbouwt in liefde.” (Willibrord)
Wij zouden met dit Schriftgedeelte uren lang bezig kunnen zijn, maar omwille van het onderwerp van vandaag wil ik slechts het laatste stuk van vers 11 en vers 12 benadrukken.
Vers 11 – “11Hij ook heeft gaven uitgedeeld. Sommigen maakte Hij apostel, anderen profeet, anderen evangelist, weer anderen herder en leraar,”
Alhoewel Paulus hier vijf verschillende benamingen noemt gaat het hier uiteindelijk om vier ambten; apostel, profeet, evangelist en als laatste herder/leraar.
In de grondtekst is het woord ‘en’ dat tussen ‘herder’ en ‘leraar’ in staat een verbindingswoord. De uitleg hierover heb ik jullie vrijdag via de e-mail toegestuurd.
Waar dit op neer komt is dat ‘herder’ en ‘leraar’ bij elkaar horen, dat zij één en dezelfde ambt omvat.
Nu dit. Het Grieks woord voor ‘herder’ dat Paulus hier gebruikt wordt voor het eerst door Jezus Zelf gebruikt.
Mattheüs 9:36 – “Bij het zien van de mensenmenigte werd Jezus diep bewogen door hen, omdat ze geplaagd en gebroken waren als schapen zonder herder.” (Willibrord)
“Mattheüs schrijft hier met name over Jezus’ bewogenheid met mensen die in geestelijke nood zijn, die geestelijk leiderschap missen en stuurloos zijn.” (CvB commentaar op Mattheüs 9:36)
Markus 6:34 – “Jezus zag een grote menigte en was innerlijk met ontferming bewogen over hen, want zij waren als schapen die geen herder hebben; en Hij begon hun uitvoerig te onderwijzen.”
De reden waarom ik dit aanhaal is omdat Jezus Zelf de nood van de mensen ziet, Hij ziet dat de mensen waren als schapen zonder een herder.
En wat doet de Opperherder op dat moment? Wat doet de Goede Herder op dat moment? Hij begon hun uitvoerig te onderwijzen.
Het is echt belangrijk om dit goed tot je door te laten dringen! Jezus, de Goede Herder ziet dat Zijn kudde in geestelijke nood verkeert en Zijn remedie voor de geestelijke nood is onderwijs; Jezus begon hun veel te leren, staat er letterlijk.
Het is dus heel logisch dat de herder/leraar in Efeze 4:11 één ambt vervult, want Jezus is niet alleen de Goede Herder, Hij is ook onze Meester, oftewel, onze leraar.
In de grondtekst is het zelfstandig naamwoord voor herder: ‘poimen’. Dit wordt in de Bijbel in de figuurlijk zin gebruikt voor iemand die leiding geeft aan de kerk; bijvoorbeeld de voorganger.
In de grondtekst is het werkwoord voor herder: ‘poimano’. Dit vinden wij terug in 1 Petrus 5:1-2:
1 Petrus 5:1-2 – “1Nu de bestuurders onder u. Als uw ambtgenoot, als ooggetuige van het lijden van Christus, en deelgenoot van de glorie die geopenbaard zal worden, vraag ik u: 2hoed de kudde die God u heeft toevertrouwd, zoals hij het graag ziet: niet gedwongen, maar vrijwillig, niet uit winstbejag, maar belangeloos.” (GNB 96)
“Dit werkwoord geeft de herderlijke taak van de kerkleiders aan. Zij behoren de kudde Gods die bij hen is, d.w.z. waarover zij gesteld zijn, te verzorgen door haar te beschermen, te voeden en te weiden. Dezelfde opdracht die Petrus aan de kerkleiders geeft, kreeg hij eens zelf aan het meer van Tiberias (Joh.21:15-17).”
(CvB commentaar op 1 Petrus 5:2)
Johannes 21:16c – “…Hoed Mijn schapen.”
Vers 11 – “11Hij ook heeft gaven uitgedeeld. Sommigen maakte Hij apostel, anderen profeet, anderen evangelist, weer anderen herder en leraar,”
“Herders en leraars worden hier in één adem genoemd. Kennelijk gaat het daarbij om nauw verwante bedieningen of zelfs om herders die ook leraars waren. Hun opdracht is de gemeente te leiden en haar te onderwijzen in de juiste leer en levenswandel.” (CvB commentaar op Efeze 4:11)
Tijdens Zijn bediening op aarde, uit alle dingen die Jezus, de Goede Herder voor de mensen deed, welk ene ding deed Jezus het meest? Laten we een kijkje nemen:
Markus 1:21 – “En zij kwamen in Kapernaüm; en op de sabbat ging Hij meteen naar de synagoge en gaf Hij onderwijs.”
Markus 2:13 – “En Hij vertrok weer naar de zee; en heel de menigte kwam naar Hem toe, en Hij onderwees hen.”
Markus 4:1 – “En Hij begon weer onderwijs te geven bij de zee; en er verzamelde zich een grote menigte bij Hem, zodat Hij in een schip ging zitten, op zee; en heel de menigte was op het land aan de zee.”
Markus 6:2 – “En toen het sabbat geworden was, begon Hij in de synagoge te onderwijzen; en velen die luisterden, stonden er versteld van en zeiden: Waar heeft Deze die dingen vandaan en wat is dit voor wijsheid die Hem gegeven is…”
Markus 6:6b – “…En Hij trok de dorpen in de omgeving rond en gaf er onderwijs.”
Markus 6:34 – “En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote menigte en was innerlijk met ontferming bewogen over hen, want zij waren als schapen die geen herder hebben; en Hij begon hun veel dingen te onderwijzen.”
Markus 10:1 – “En toen Hij opgestaan was, ging Hij vandaar naar het gebied van Judea, door het Overjordaanse; en de menigten kwamen opnieuw bij Hem samen, en zoals Hij gewoon was, onderwees Hij hen opnieuw.”
Jezus onderwees de mensen meer dan alle andere dingen die Hij deed.
Het werkwoord onderwijzen komt in alle tijdsvormen 91 keer voor in het Nieuw Testament. In de Evangeliën wordt Jezus zo’n 45 keer Meester (wat leraar betekent) genoemd.
Wij moeten er dus niet raar van opkijken dat de Grote Opdracht van Jezus is om de mensen te onderwijzen, hun lerend alles wat Jezus ons geboden hebt, in acht te nemen.
En als de Goede Herder, de Opperherder zegt Jezus: “18… Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. 19Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. 20En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.”
Jezus is gegeven alle macht in hemel en op aarde en Hij zal met ons zijn tot de voleinding van de wereld om ervoor te zorgen dat Zijn Grote Opdracht tot vervulling blijft komen.
We hebben er nu geen tijd voor om het allemaal op te zoeken, maar door de Evangeliën heen zien wij dat Jezus verschillende groepen onderwees en dat Zijn benadering naar elke groep toe anders was.
Hij onderwees de menigten; dit waren de tienduizenden mensen die Hem overal rondom Galilea navolgden. Een deel van de menigte geloofden in Hem maar de rest niet.
Hij onderwees zijn discipelen. Dit waren honderden, wellicht duizenden mensen die Jezus tot op een bepaald punt navolgden.
Johannes 6:66 – “Van toen af trokken velen van Zijn discipelen zich terug en gingen niet meer met Hem mee.”
Dit was net nadat Jezus de 5.000 mannen plus vrouwen en kinderen gevoed had met de vijf broden en twee vissen.
Jezus onderwees zijn twaalf discipelen die drie jaar lang dag en nacht met Jezus optrokken. Deze onderwees Hij op een persoonlijke wijze, in klein groepsverband.
En van deze twaalf onderwees Jezus drie, Petrus, Jakobus en Johannes op een nog intiemere wijze. Deze drie nam Jezus met zich mee om Mozes en Elia op de berg te ontmoeten toen Jezus Zijn heerlijkheid aan het liet zien.
Mijn taak als herder/leraar, oftewel voorganger is om de kudde te hoeden en te voeden, om de heiligen (dat zijn jullie) toe te rusten, te bekwamen, in staat te stellen voor het werk van de bediening. Ook hoor ik, net zoals jullie het Evangelie met de buitenwereld te delen.
Jezus heeft ons het model van discipelschap gegeven. Hij heeft het ons voorgedaan, Hij heeft ons laten zien hoe wij de Grote Opdracht dienen te vervullen.
Zoals Jezus de menigte onderwees door het Evangelie aan hun te verkondigen, hoor ik ook het Evangelie, met de mensen die buiten de kerk zijn, te delen.
Dit gebeurt tot nu toe op een niet officiële wijze. Wij houden als kerk tot nu toe geen evangelisatie campagnes, dus dit gebeurt in het dagelijks leven; zowel gepland als ongepland.
Zoals Jezus de honderden, misschien wel duizenden discipelen onderwees, onderwijs ik de bezoekers en de onregelmatige leden van de Calvary Chapel. Dit gebeurt hooguit op de zondagen.
Dit zijn mensen die op bezoek komen, of die eens in de zoveel maanden komen, of die er gewoon niet elke zondag bij zijn. Het zijn mensen die niet regelmatig komen en die geen betrokkenheid tonen, mensen waarvan je je afvraagt: ‘hey, hoe gaat het met die of die?’
Zoals Jezus Zijn twaalf en binnen de kring van de twaalf de drie, de inner circle onderwees, onderwijs ik de kern van onze gemeente zeer doelgericht.
Aan degenen die Jezus Christus koste wat kost willen navolgen en dienen, degenen die zichzelf koste wat kost willen verloochenen hun kruis opnemen en Jezus navolgen, besteed ik de meeste tijd.
Dit zijn degenen waarmee ik de kerk samen dienend leidt. Dit zijn degenen die als dienende leiders in Calvary Chapel aangesteld zullen worden.
Maar ik besteed niet al mijn tijd aan alleen de leiders. Nee, onze kern bestaat uit zeer trouwe mensen die niet per se een roeping van God hebben gekregen om de kerk te leiden, maar die wel koste wat kost de Heere willen dienen met de gaven die zij van God hebben gekregen.
Dit zijn mensen die er elke zondag zijn. Dit zijn mensen waarop ik kan bouwen. Dit zijn mensen die mijn bediening als voorganger aanvaarden. Dit zijn mensen die leerbaar en kneedbaar zijn, die mijn onderwijs aanvaarden en daarmee aan de slag gaan.
Dit zijn mensen die aan het leren zijn om hun ogen op Jezus gericht te houden, die aan het leren zijn om te volharden in de leer van de apostelen, de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.
Aan deze mensen besteed ik ook mijn tijd en energie om hun toe te rusten voor het werk van de bediening.
Begrijp me niet verkeerd, het is niet zo dat ik niet geef om de bezoeker of degenen die onregelmatig komen.
Ik heb nog nooit geweigerd om met iemand af te spreken, ik heb nog nooit geweigerd om iemand te helpen, of te dienen, of gewoon naar ze te luisteren.
Maar, ik geef alleen aan waar ik me strategisch mee bezig hoor te houden.
Vaak zien wij dat Jezus Zijn twaalf discipelen bij zich riep en hun vervolgens ging onderwijzen. Maar in vele gevallen was het niet een ‘onderonsje’. Nee, in vele gevallen waren de overige discipelen en ook de menigte erbij.
Dus wat Jezus deed was dat Hij Zich richtte op de kern met de hoop dat de overige discipelen én de menigte er iets van meepakte.
Dit is in mijn optiek dan ook de meest effectieve manier van dienen en onderwijzen, want als ik me elke zondagochtend richt op het onderwijzen van de kern, dan zal vroeg of laat een bezoeker of een onregelmatige zich voegen aan de kern.
En dat is mijn doel; om de kern, die helemaal voor Jezus gaat, te laten groeien, zowel in geestelijke diepgang alsook in aantallen.
Want vanuit de kern van onze gemeente zullen wij de Grote Opdracht gaan vervullen. Vanuit de kern zullen wij als gemeente koers blijven houden.
Jezus heeft d.m.v. Zijn kern, de twaalf de wereldgeschiedenis voor altijd veranderd waardoor het Evangelie 2.000 jaar later tot een ieder van ons is gekomen.
Daar mogen wij God elke dag opnieuw dankbaar voor zijn!
“Dit is een betrouwbaar woord en alle aanneming waard dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaars zalig te maken.”
“Jezus is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren is.”
Dank U, Heere Jezus dat U mij hebt gezocht en gered!