2 Samuël 7 - wellicht het meest belangrijke hoofdstuk in de Bijbel
Goedemorgen en hartelijk welkom allemaal op de livestream eredienst van Calvary Chapel Haarlemmermeer. Ook een warm welkom aan alle jongens en meisjes die er in de woonkamers bij zitten. Doe je best om je leerblad van Kees en Lianne in te vullen en leid elkaar vooral niet af.
Als de versoepeling van de maatregelen rondom de crisis zich doorzet dan zullen wij Deo volente op zondag 5 juli weer fysiek samenkomen aan de Sandestein 42. Niets is zeker, dus houdt het a.j.b. in gebed.
Als wij in juli weer fysiek in het gebouw samenkomen willen wij doorgaan met het live-streamen van onze erediensten; alleen dan vanuit het gebouw.
Hiervoor moet het e.e.a. technisch geregeld worden, wat ik in de komende weken hoop voor elkaar te krijgen.
Wat hiervoor ook nodig is, waar ik jullie hulp bij nodig heb is een speciaal team die zich specifiek inzet op het bedienen van het beeld en geluid, én de programmatuur van de livestream en de projectie op een Mac.
Bij deze dus de oproep om je hiervoor in te zetten tot dienst van de Heere en Zijn gemeente. Als je je hiervoor wil opgeven of als je vragen hebt, neem contact op met André de Haan of met mij.
Vandaag is moederdag en ik wil iedere moeder danken voor jullie moederschap. Mijn petje af voor jullie die moeders zijn.
Zoals de meesten van jullie weten heb ik sinds februari geen moeder op aarde meer, maar mijn vrouw Marnie is wel de moeder van onze vier dochters, onze schoonzoons, en de grootmoeder van onze zes kleinkinderen.
Hiermee wil ik zeggen dat ik Marnie ontzettend waardeer als moeder en grootmoeder en ik hoop dat jullie mannen die vrouwen hebben die moeder zijn, ook jullie vrouwen waarderen en dat te laten blijken door vandaag iets liefs en bijzonder met hen te doen. Verras je vrouw vandaag!
Dus Heere, zegen alle moeders vandaag op een zeer bijzondere wijze.
Vanmorgen wijken wij een beetje af van onze preekserie Route 66 en gaan dieper in op één hoofdstuk van het boek dat wij afgelopen zondag in vogelvlucht met elkaar doorgenomen hebben, namelijk 2 Samuël.
Ik zei in de vorige studie dat 2 Samuël 7 wellicht het meest belangrijke hoofdstuk in de hele Bijbel is. De reden daarvoor zullen we zien wanneer wij het Woord gaan openen.
2 Samuël 7:1-3 – “1En het gebeurde, toen de koning in zijn huis zat, en de HEERE hem rust gegeven had van al zijn vijanden van rondom, 2dat de koning tegen de profeet Nathan zei: Zie toch, ik verblijf in een huis van cederhout, terwijl de ark van God te midden van tentdoek verblijft. 3Nathan zei tegen de koning: Ga uw gang, doe al wat in uw hart is, want de HEERE is met u.”
Koning David had in hoofdstuk 6 de Ark van het Verbond naar Jeruzalem toe gehaald waardoor alles in de Tabernakel nu compleet was.
Maar, terwijl David op dit moment in zijn prachtig paleis zat en genoot van de heerlijke geur van cederhout dacht hij dat het niet eerlijk was dat hij in zo’n luxe paleis woonde en als het ware God in zijn achtertuin in een tent zat.
De profeet Nathan dacht dat dat een goed idee was en gaf David zijn zegen. Maar zijn antwoord was voorbarig, hij antwoorde David vanuit menselijk inzicht en gezond verstand.
Maar wat wij in dit gesprek missen is dat noch Koning David noch de profeet Nathan ervoor gebeden hadden. Het was een goed idee maar geen van beide hadden God hierover geraadpleegd.
2 Samuël 7:4-7 – “4Maar in die nacht gebeurde het dat het woord van de HEERE tot Nathan kwam: 5Ga en zeg tegen Mijn dienaar, tegen David: Zo zegt de HEERE: Zou ú voor Mij een huis bouwen, voor Mij om in te wonen? 6Ik heb immers niet in een huis gewoond, van de dag af dat Ik de Israëlieten uit Egypte deed optrekken tot deze dag toe, maar Ik ben in een tent, in een tabernakel rondgetrokken. 7Heb Ik ooit, overal waar Ik met al de Israëlieten rondtrok, een woord gesproken tot een van de stammen van Israël, die Ik bevolen had Mijn volk Israël te weiden: Waarom bouwt u voor Mij geen huis van cederhout?”
God geeft hier duidelijk aan dat Hij al die tijd, ruim 400 jaar lang in een tent, de tabernakel heeft ‘gewoond’. En, God heeft in die tijd nooit aan Israël gevraagd om voor Hem een tempel te gaan bouwen.
God zei: ‘Ga jij voor Mij een huis bouwen om in te ‘wonen’?’ Niemand is ooit op dit idee gekomen en niemand had dit ooit voor God willen doen, alleen David.
Wat wij hieruit kunnen halen is een stukje inzicht tot het hart van David.
Er staat nergens in de Wet van Mozes dat een koning een tempel voor God moest bouwen. Het idee om een tempel voor God te bouwen was dus niet een verplichting, maar iets speciaal dat David uit liefde voor God en dankbaarheid aan God wilde doen.
Wat ik hieruit leer is dat David bereidwillig was om meer voor God te doen dan zich alleen maar houden aan de letter van de Wet.
David was God zo ontzettend dankbaar voor alles dat God voor hem gedaan had, dat de vraag dat continu vanuit zijn hart opkwam was: ‘Wat kan ik nog meer voor God doen?’ David was zo vol dankbaarheid en zo bezig met de verheerlijking van God dat hij iets bijzonder voor God wilde doen.
Als ik om me heen kijk dan is het vaak zo dat men het absolute minimum voor God overheeft en het absolute minimum voor Hem wil doen om alsnog een ‘goede Christen’ te kunnen zijn.
M.a.w. tot hoe ver kan ik gaan in het niet gehoorzamen van het Woord van God, of tot hoever kan ik gaan in het blijven doen van m’n eigen ding voordat ik die grens overschrijd waardoor ik God niet langer liefheb met heel mijn hart, ziel, kracht en verstand? Oftewel, wat zijn de minimumeisen om een ‘goede Christen’ te zijn? Want alleen dat heb ik ervoor over, alleen daar heb ik tijd voor.
Zo dacht David totaal niet. Hij wilde meer voor God doen dan wat God van hem vroeg.
Dat is altijd het geval bij mensen die het Evangelie heel goed doorhebben, mensen die weten hoe verdorven zij zijn en dat God hen toch liefheeft, mensen waarvan Jezus zegt dat degenen die veel van God ontvangen hebben ook veel aan God willen geven. Oh, dat wij zo’n hart voor God mogen krijgen.
2 Samuël 7:8-11 – “8Nu dan, dit moet u tegen Mijn dienaar zeggen, tegen David: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Ik heb u van de schaapskooi vandaan gehaald, van achter het kleinvee, om een leider over Mijn volk te zijn, over Israël. 9Ik was met u overal waar u heen ging, en heb al uw vijanden voor uw ogen uitgeroeid. Ik heb een grote naam voor u gemaakt, zoals de naam van de groten die op aarde zijn. 10Ik heb aan Mijn volk, aan Israël, een plaats toegewezen en het daar geplant, zodat het in zijn eigen gebied woont en niet meer heen en weer gedreven wordt. En onrechtvaardige mensen zullen het niet meer verdrukken zoals vroeger, 11en sinds de dag waarop Ik richters aangesteld heb over Mijn volk Israël. Maar Ik heb u rust gegeven van al uw vijanden. Ook maakt de HEERE u bekend dat de HEERE voor ú een huis zal maken.”
Er is een geestelijk principe dat stelt dat een wedergeboren kind van God nooit kwantitatief en kwalitatief meer aan de God van de Bijbel kan geven dan dat God aan hem/haar geeft. ‘You cannot outgive God’. God zal nooit bij de mens in het krijt staan!
Dit principe zien wij duidelijk in wat God in deze verzen tegen Koning David zegt.
God zegt tegen David, jij wil voor Mij een huis bouwen, laten we even kijken naar wat ik reeds voor jou heb gedaan. Sterker nog, kijk naar wat ik nog voor jou ga doen: ‘de HEERE maakt u bekend dat de HEERE voor ú een huis zal maken.’
God draait het om en benadrukt wat Hij voor David zal doen. God zal voor Koning David geen huis van bakstenen en mortel gaan maken, maar een huis dat voor eeuwig zal blijven bestaan. D.w.z. dat God voor David een eeuwig blijvend dynastie, een voor eeuwig blijvend vorstenhuis zal gaan bouwen.
En God legt in de komende verzen aan David uit wat Hij hier precies mee bedoelt.
2 Samuël 7:12-13 – “12Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen. 13Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen.”
Ten eerste beloofd God dat Davids zoon Salomo hem zal opvolgen als koning van Israël en dat God zijn koningschap zal bevestigen.
Ook beloofd God aan David dat zijn toekomstige zoon Salomo een tempel voor God zal gaan bouwen. In Kronieken zullen we zien waarom Salomo de tempel mocht bouwen.
En dan doet God er een gigantische schep bovenop. God zegt dat Hij de troon van Salomo’s koningschap voor eeuwig zal bevestigen.
De troon van David, door Salomo en vervolgens door zijn nakomelingen zal voor eeuwig bevestigd worden. Denk hier goed over na.
Wanneer wij naar de geschiedenis kijken zien wij dat zelfs de meest machtige dynastieën of vorstenhuizen uit het verleden tot een einde zijn gekomen; allemaal.
Maar hier zegt God iets zo radicaal, zo onvoorstelbaar. Davids dynastie, Davids vorstenhuis zal voor eeuwig blijven bestaan. Dit is iets bovennatuurlijk en alleen de God van de Bijbel kan zoiets zeggen en waarmaken.
2 Samuël 7:14-15 – “14Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn, wat wil zeggen: als hij zich misdraagt, zal Ik hem terechtwijzen met een stok als van mensen en met slagen als van mensenkinderen. 15Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik die deed wijken van Saul, die Ik voor uw ogen weggenomen heb.”
God zegt hiermee dat Hij een bijzondere vader-kind relatie met Salomo zal hebben. Wanneer Salomo zal zondigen zal God hem niet verwerpen zoals Hij Saul verworpen had, maar God zal Salomo kastijden zoals een liefdevolle vader zijn zoon kastijdt.
2 Samuël 7:16-17 – “16Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn. 17Overeenkomstig al deze woorden en heel dit visioen, zo sprak Nathan tot David.”
Hier herhaalt God wat Hij in vers 13 beloofde, dat Davids vorstenhuis en troon zeker en voor eeuwig zal bestaan.
Nu even dit. Het komt in het O.T. weleens voor dat wanneer God een profetie uitspreekt, dat een gedeelte van de profetie in de nabije toekomst tot vervulling zal komen en een ander gedeelte van dezelfde profetie pas veel later in de verre toekomst tot vervulling zal komen.
In deze specifieke profetische belofte van God heeft God Salomo in de nabije toekomst voor ogen en totaal iemand anders in de verre toekomst. Wat God hier doet is David beloven dat de Messias, Jezus Christus een van Davids nakomelingen zal zijn.
Jesaja 9:6 – “Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De na-ijver van de HEERE van de legermachten zal dit doen.”
Hier profeteert Jesaja zo’n 300 jaar ná Gods verbond met Koning David en zo’n 700 jaar vóór de geboorte van Jezus over Jezus en Zijn eeuwige heerschappij. Wat natuurlijk opmerkelijk is in deze profetie is dat Jesaja de troon van David noemt.
Zo’n 1.000 jaar nadat God dit verbond met Koning David sloot en zo’n 700 jaar nadat Jesaja over de komende Messias profeteerde schreef Mattheüs in zijn Evangelie dit:
Mattheüs 1:1 – “Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham.”
De eerste woorden, het eerste vers in het Nieuw Testament spreken van het feit dat Jezus Christus een directe nakomeling van Koning David is.
En nadat God de nieuwe hemel en nieuwe aarde heeft gemaakt eindigt de Bijbel in Openbaring met deze woorden van Jezus:
Openbaring 22:16b – “Ik ben de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster.”
God heeft 1.000 jaar v.Chr. het onvoorwaardelijk Davidisch verbond met Koning David gesloten en door de millennia heen zien wij dat God tot in elk detail van dit verbond trouw is gebleven in het vervullen van Zijn beloften aan David, aan Israël en aan ons.
Maar, er is een probleem. Als jij je Bijbel kent, dan weet je dat de Davidische dynastie tot een einde kwam toen Juda in 586 v.Chr. gevangengenomen werd door de Babyloniërs, waardoor de Babylonische ballingschap ontstond, dat 70 jaar lang duurde.
Rond die tijd was er een zekere koning van Juda, die Jojachin heette. Hij werd in 1 Kronieken ook Jechonia genoemd en in Jeremia werd hij ook Chonia genoemd. En in Jeremia 22 spreekt God dit uit over deze Jechonia:
Jeremia 22:30 – “Zo zegt de HEERE: Schrijf deze man in als kinderloos, een man die niet voorspoedig zal zijn in zijn dagen. Niemand van zijn nageslacht zal zitten op de troon van David en weer heersen in Juda.”
God spreekt hier een vloek uit over Jechonia en verklaart dat niemand van zijn nageslacht ooit meer op de troon van David zal zitten.
Nu, als wij kijken naar het geslachtsregister van Jezus in Mattheüs 1, dan komen wij deze Jechonia tegen:
Mattheüs 1:11-12 – “11Josia verwekte Jechonia en zijn broers, ten tijde van de Babylonische ballingschap. 12Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonia Sealthiël, Sealthiël verwekte Zerubbabel;”
Dus, als de Messias, Jezus Christus volgens 2 Samuël 7 een nakomeling van Koning David moet zijn, en als deze vervloekte Jechonia een voorouder van Jezus is, dan zou Jezus geen recht hebben op de troon van David. Want niemand van het nageslacht van Jechonia zal op de troon van David zitten.
Dit is een gigantisch probleem! Maar God heeft hier een oplossing voor bedacht dat zo geniaal is, woorden schieten gewoon tekort om Gods oplossing te beschrijven.
Het geslachtsregister in Mattheüs loopt via Jozef, de man van Maria, de moeder van Jezus. Jozef stamde af van de vervloekte Jechonia die van Koning Salomo afstamde. Deze Jozef was de wettelijke vader van Jezus waardoor Jezus het wettelijk recht had op de troon van David. Maar vanwege de vloek op Jechonia was dat niet mogelijk.
Het geslachtsregister in Lukas loopt via Maria, de moeder van Jezus. Maria stamde af van een andere zoon van David, namelijk Nathan. De bloedlijn van Maria was dus niet vervloekt waardoor Jezus het verbondsrecht had op de troon van David.
Dus, om de vloek van Jechonia te omzijlen heeft God ervoor gezorgd dat de Messias, Jezus Christus alsnog een Zoon van David zou zijn met alle rechten op de troon van David, door Jezus geboren te laten worden uit een maagd. Woorden schieten tekort!
Nu nog iets. Doe je best om bij de les te blijven. In Genesis 3, direct na de zondeval sprak God een vloek uit over de schepping en over de satan. God zei tegen satan dat God vijandschap teweeg zal brengen tussen hem en het Nageslacht van Eva. God zei dat satan de hiel van Eva’s Nageslacht zal vermorzelen, en dat Eva’s Nageslacht zijn kop zal vermorzelen.
Toen wij Genesis in vogelvlucht met elkaar doornamen haalde ik dit Schriftgedeelte aan omdat God in dit vers al beloofd dat Jezus Christus komen zou. Dit is het proto evangelium. De eerste aankondiging van het Evangelie van Jezus Christus.
Het vermorzelen van de kop van de satan door Jezus Christus betekent dat Jezus uiteindelijk de macht van satan af zal nemen. Dit heeft Jezus gedeeltelijk gedaan door Zijn dood aan het kruis en opstanding uit de dood. Dit zal geheel klaar zijn wanneer satan in Openbaring 20 in de poel van vuur en zwavel geworpen wordt.
Satan wist vanaf Genesis 3 dat zijn bestaan tot een einde zou komen, dus hij is er vanaf die tijd erop uit om Gods plan, om de Messias te laten regeren, tegen te houden.
Satan wist dat de Messias een mens zou zijn, iemand die God Zelfgekozen heeft, dus satan ging vanaf Genesis 3 al meteen te werk om Gods plan te verijdelen.
Satan doodde Abel omdat hij dacht dat de Messias misschien een nakomeling van Abel zou zijn. Satan bedierf de mensheid waardoor God de mensheid d.m.v. de zondvloed moest vernietigen. Satan probeerde door de eeuwen heen Abraham, Izak, Jakob en Israël uit te roeien. Hij misleide en verleide Salomo en ga zo maar door.
Maar niet alleen dat, Satan heeft niet alleen getracht de Messias te doden, hij heeft er alles aan gedaan en is er nog steeds mee bezig om Gods volk, Israël uit te roeien.
In 2 Samuël 7 maakt Israël ook deel uit van het verbond. Dus als er geen Israël is, dan zal Gods plan om over Israël te regeren ook tenietgedaan worden.
Satan was er dus vanaf Genesis 3 al op uit om Gods heilsplan te verijdelen. En omdat Israël de sleutel is in het vervullen van Gods heilsplan zal satan er alles aan doen om Israël te vernietigen, tot op de dag van vandaag.
Laten we nu tot slot gaan kijken naar de reactie van Koning David op de beloften van God. Vergeet niet dat God nee tegen David had gezegd. David wilde een tempel voor God bouwen, maar God zei nee.
2 Samuël 7:18-21 – “18Toen ging koning David de heilige tent binnen en nam plaats voor het aangezicht van de HEERE. Hij zei: Wie ben ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis dat U mij tot hiertoe gebracht hebt? 19En dit was in Uw ogen nog gering, Heere HEERE, en U hebt ook nog over het huis van Uw dienaar gesproken tot in verre tijden; en dit overeenkomstig de wet van de mensen, Heere HEERE! 20En wat zal David nog meer tot U spreken? Ú kent Uw dienaar immers, Heere HEERE. 21Omwille van Uw woord en naar Uw hart hebt U al deze grote dingen gedaan, en aan Uw dienaar bekendgemaakt.”
Wat een nederige hartsgesteldheid en houding heeft David toch. Hij zegt niet: ‘nou, het wordt eens een keertje tijd dat ik eindelijk beloond word voor alles dat ik voor U heb gedaan.’ Nee, Hij zegt: ‘Wie ben ik, Heere, HEERE, dat U mij tot hiertoe gebracht hebt?’
Dit is altijd de juist houding naar God toe wanneer God ons genadig is en ons rijkelijk zegent.
2 Samuël 7:22-24 – “22Daarom bent U groot, Heere God, want er is niemand zoals U, en er is geen God dan U alleen, zoals blijkt uit alles wat wij met onze eigen oren gehoord hebben. 23En wie is als Uw volk, als Israël, het enige volk op de aarde dat God is gaan verlossen om voor Hem een volk te zijn, om Zich een Naam te maken en voor u, Israël, deze grote en ontzagwekkende dingen te doen: voor Uw land, voor de ogen van Uw volk, dat U voor Uzelf uit Egypte verlost hebt van heidenvolken en hun goden. 24U hebt Uw volk Israël voor eeuwig voor Uzelf bevestigd als Uw volk, en Ú, HEERE, bent hun tot een God geworden.”
2 Samuël 7:25-27 – “25Nu dan, HEERE God, laat dit woord dat U over Uw dienaar en over zijn huis gesproken hebt, voor eeuwig bestaan, en doe zoals U gesproken hebt. 26En laat Uw Naam tot in eeuwigheid grootgemaakt worden door te zeggen: De HEERE van de legermachten is God over Israël, en het huis van Uw dienaar David zal zeker zijn voor Uw aangezicht. 27Want U, HEERE van de legermachten, God van Israël, U hebt voor het oor van Uw dienaar onthuld: Ik zal voor u een huis bouwen. Daarom heeft Uw dienaar vrijmoedigheid gevonden dit gebed tot U te bidden.”
Nadat God dit onvoorwaardelijk verbond met David sloot doet David iets dat ook wij moeten leren doen. Hij doet beroep op het Woord dat God tot hem gesproken had. Hij kaatst de bal als het ware aan God terug en zegt met vrijmoedigheid dat God nu datgene moet doen wat God had beloofd.
Behalve dat jij misschien de beloften van God in de Bijbel onderstreept, wat doe jij met de beloften van God? Doe jij beroep op de beloften van God?
Als je bijv. weet uit 2 Petrus 3 dat God niet wil dat mensen verloren gaan maar dat allen tot bekering komen, hoe bid jij dan tot God voor diegenen die Jezus nog niet navolgen?
Vraag je aan God dat als Hij het misschien wil dat Hij jouw geliefden eventueel zou willen redden? Dit is een passieve vorm van gebed.
Wij mogen beroep doen op het Woord van God. Wij mogen tegen God zeggen: Uw Woord verklaart dat U wil dat niemand verloren gaat maar dat iedereen tot bekering komt. Laat die en die persoon dan alstublieft niet verloren gaan en schenk die en die alstublieft bekering! Wij mogen conform het Woord van God vrijmoedig zijn in de dingen die wij van God vragen.
Kijk nu hoe David dit principe toepast. In vrijmoedigheid, maar ook in alle nederigheid.
2 Samuël 7:28-29 – “28Nu dan, Heere HEERE, U bent die God en Uw woorden zijn waarheid, en U hebt dit goede tot Uw dienaar gesproken. 29Moge het U dan nu behagen het huis van Uw dienaar te zegenen, dat het voor eeuwig voor Uw aangezicht zal zijn; want U, Heere HEERE, hebt het gesproken, en met Uw zegen zal het huis van Uw dienaar voor eeuwig gezegend worden.”
Romeinen 11:33-36 – “33Hoe onpeilbaar is toch Gods rijkdom, wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn beslissingen, hoe onnaspeurlijk Zijn wegen! 34Want: Wie kent de gedachten van de Heere? Wie kan Hem raad geven? 35Of wie kan vergoeding vragen voor wat hij God heeft gegeven? 36Want alles komt van God en alles bestaat door Hem en voor Hem. Aan Hem is de eer in alle eeuwigheid! Amen.” (GNB96)