By the Rivers of Babylon 1 van 2
Vanmorgen gaan wij verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht doornemen zodat wij de Bijbel en alle verbanden in de Bijbel beter gaan leren kennen, waardoor wij de God van de Bijbel beter gaan leren kennen, en Jezus Christus gaan zien in de gehele Schrift.
Het doel hiervan is geestelijk volwassen te worden waardoor wij Zijn gedachten gaan krijgen en Zijn wil gaan leren onderscheiden, zodat wij elke dag opnieuw weten hoe wij ons leven horen in te vullen.
Een ander doel dat ik hiermee voor ogen heb is dat ik door deze overzichten een raamwerk geef dat jullie als een soort naslagwerk kunnen gebruiken wanneer jullie zelf deze Bijbelboeken gaan lezen en bestuderen. Vandaar dat ik ook tijd besteed aan achtergrondinformatie. Ik hoop jullie hiermee dan ook aan te wakkeren om de Bijbelboeken op z’n allerminst zelf te gaan lezen.
Vandaag gaan wij het Bijbelboek Ezechiël verkennen, en mijn hoop en gebed is dat jullie hierdoor gaan inzien hoe groot de HEERE is, waardoor je niets anders kan en wil doen dan Hem koste wat kost dienen.
Inleiding
Het Bijbelboek Ezechiël is door Ezechiël zelf geschreven en het behoort tot wat de grote profeten genoemd wordt. Grote profeten in tegenstelling tot de kleine profeten. Nogmaals, dit heeft puur te maken met de omvang van de boeken en niet het belang ervan.
Ezechiël is een tijdsgenoot van Jeremia en Daniël. Maar van de drie is Daniël de enige die zijn ambt als profeet uitoefende toen zowel Babel als Perzië de grote wereldmachten waren.
En de twee Judese koningen die tijdens zijn leven aan de ‘macht’ waren, waren Jojachin en zijn oom Zedekia. Beiden werden afgevoerd naar Babel.
V.w.b. de ballingschap van Juda, zijn er drie belangrijke jaargetallen die je zou moeten weten als je de profetische boeken wil begrijpen.
Want de profeten voerden hun ambt uit vóór, tijdens en ná de ballingschap. Dus als je wil weten waar de profeten het over hebben en tegen wie zij het hebben, dan is het weten van deze jaargetallen onmisbaar.
De drie belangrijke jaargetallen hebben te maken met drie deportaties van Juda, en uiteindelijk ook met de algehele verwoesting van Jeruzalem.
In 605 v.Chr. vond de eerste deportatie plaats en het was tijdens deze deportatie dat o.a. de profeet Daniël naar Babel weggevoerd werd. (2 Kon. 24:1-4, Daniël 1:1-7)
In 597 v.Chr. vond de tweede deportatie plaats en het was hier dat Ezechiël en ook Koning Jojachin naar Babel weggevoerd werden. (2 Kon. 24:11-16)
In 586 v.Chr. vond de derde deportatie plaats en ook de algehele verwoesting van Jeruzalem. (2 Kon. 25)
Ezechiël was 25 jaar oud toen hij weggevoerd werd, en vijf jaar daarna bevond hij zich in een soort vluchtelingenkamp bij de rivier de Kebar in Tel Abib.
Op dit moment was hij 30 jaar oud en omdat hij z’n leven lang opgeleid werd als priester zou hij op zijn *30e het ambt van priester in de tempeldienst gaan vervullen. Maar omdat hij als banneling honderden kilometers verwijderd was van de tempel in Jeruzalem ging dat niet door. (*Numeri 4:3)
Dit was iets waar hij zijn leven lang op had zitten wachten.
Ik kan me voorstellen dat dit een gigantische teleurstelling voor hem zou moeten zijn geweest. Ik kan me ook voorstellen dat hij o.a. hierdoor enorm verdrietig en uitzichtloos was.
En misschien heb jij de ene teleurstelling na de andere meegemaakt. Of misschien zit je momenteel midden in een gigantische teleurstelling.
Weet dat Jezus Christus de enige is die jou een hoopvol toekomstperspectief kan geven.
Weet dat wanneer je jezelf geheel aan Hem overgeeft zoals de Bijbel het voorschrijft, Hij jou niet en nooit teleur zal stellen.
We gaan zo meteen zien wat voor moois God voor Ezechiël in petto heeft, te midden van zijn teleurstelling.
Van alle profetische boeken is Ezechiël het makkelijkst en het meest logisch te verdelen:
Deel 1 bevat hoofdstukken 1-32 en de inhoudt van deze vindt plaats vóór de val van Jeruzalem.
In dit gedeelte zien wij Gods roeping van Ezechiël.
Wij zien Gods oordeel over Juda en Jeruzalem wat betekent dat Ezechiël zo’n 6 jaar vóór de val van Jeruzalem tot in de kleinste details voorspelt wat God met Jeruzalem gaat doen en wie Hij daartoe zal gebruiken; en ook waarom.
En wij zien Gods oordeel over de omringende natiën. Gods oordeel over deze natiën is ook tot in de kleinste details in vervulling gegaan.
Deel 2 bevat hoofdstukken 33-48 en de inhoudt van deze vindt plaats ná de val van Jeruzalem. Sterker nog, het merendeel van deel 2 is nu nog toekomstig.
In dit gedeelte zien wij Gods beloften aan heel Israël, dat Hij ervoor zal zorgen dat Juda en Israël op een gegeven moment terug zullen keren naar Jeruzalem, naar het land Israël.
Dit is gedeeltelijk vervuld tijdens de terugkeer van Juda wat wij in Ezra en Nehemia gezien hebben. Én, wat hier nog meer aan bod komt is het nieuw verbond in Christus, Jezus als de Goede Herder, de terugkeer van miljoenen Joden naar het land Israël dat op 14 mei 1948 erkend werd als de onafhankelijke staat, Israël.
In het laatste gedeelte zien wij ook dat Juda en Israël uiteindelijk herenigd worden door het volledig herstel van Israël.
Ook zien wij het visioen dat Ezechiël krijgt over een toekomstige tempel. Dit is niet de tweede tempel die door Zerubbabel gebouwd is en die in 70 n.Chr. verwoest werd. Dit gaat om een nu nog toekomstige tempel.
Wat ik in deel 1 van 2 ga doen is kijken naar Gods roeping van Ezechiël en de aard van zijn bediening. In deel 2 ga ik o.a. inhoudelijk in op de profetieën zelf.
Als kanttekening, houdt er rekening mee dat Ezechiël met beperkte menselijke taal hemelse visioenen moet beschrijven.
Gods roeping en opdracht aan Ezechiël
Ezechiël 1:1-3 – “1In het dertigste jaar, in de vierde maand, op de vijfde van de maand, toen ik te midden van de ballingen aan de rivier de Kebar was, gebeurde het dat de hemel geopend werd en ik visioenen van God kreeg te zien. 2Op de vijfde van de maand – het was het vijfde jaar van de ballingschap van koning Jojachin – 3kwam het woord van de HEERE uitdrukkelijk tot Ezechiël, de zoon van Buzi, de priester, in het land van de Chaldeeën bij de rivier de Kebar, en de hand van de HEERE was daar op hem.”
Omdat het dertigste jaar genoemd wordt zonder dat er aangegeven wordt wat het het dertigste jaar van is, zijn de meeste theologen het overeen dat het hier om Ezechiël’s dertigste levensjaar gaat. Hij is dus 30 jaar oud.
Wat ik in dit stuk wil benadrukken is dat het woord van de HEERE tot Ezechiël kwam en dat de hand van de HEERE op hem was. Houdt dit vast.
Ezechiël 1:4-28 – “4Toen zag ik, en zie, een stormwind kwam uit het noorden, een grote wolk, flitsend vuur en een lichtglans eromheen. En uit het midden ervan kwam iets als de schittering van edelmetaal, uit het midden van het vuur. 5Uit het midden daarvan kwam een gedaante van vier levende wezens. Dit was hun uiterlijk: zij hadden de gedaante van een mens. 6Ieder afzonderlijk had vier gezichten en ieder afzonderlijk van hen had vier vleugels. 7Hun voeten waren rechte voeten en hun voetzolen waren als de voetzolen van een kalf, glinsterend als de schittering van gepolijst koper. 8Aan hun vier zijden, onder hun vleugels, waren mensenhanden. Wat betreft hun gezichten en hun vleugels gold van alle vier: 9Hun vleugels raakten elkaar. Zij draaiden zich niet om wanneer zij gingen, zij gingen ieder recht voor zich uit. 10Hun gezicht leek op het gezicht van een mens, bij alle vier van rechts op de kop van een leeuw, bij alle vier van links op de kop van een rund, en alle vier hadden zij de kop van een arend. 11Hun gezichten en hun vleugels waren naar boven uitgestrekt. Ieder had twee vleugels die elkaar raakten, en ieder had twee vleugels die hun lichaam bedekten. 12Zij gingen ieder recht voor zich uit. Waar de Geest heen wilde gaan, daarheen gingen zij. Zij draaiden zich niet om wanneer zij gingen. 13Wat de gedaante van de levende wezens betreft: hun uiterlijk was als brandende kolen in het vuur, als het uiterlijk van fakkels. Dat vuur ging heen en weer tussen de levende wezens. Het vuur had lichtglans en uit het vuur schoot een bliksem. 14En de levende wezens schoten heen en weer als een bliksemschicht. 15Toen ik die levende wezens zag, zie, er was een wiel op de grond naast die levende wezens, bij alle vier aan de voorkant ervan. 16Het uiterlijk van de wielen en hoe zij gemaakt waren, was als de schittering van een turkoois. Alle vier hadden dezelfde gedaante: hun uiterlijk en hun bouw waren zo, alsof er een wiel midden in een ander wiel zat. 17Wanneer zij gingen, konden zij naar vier zijden gaan. Zij draaiden zich niet om wanneer zij gingen. 18Wat hun velgen betreft: die waren hoog en die waren vreeswekkend. Verder zaten hun velgen rondom vol ogen, bij alle vier. 19Wanneer de levende wezens gingen, gingen die wielen naast hen mee, en wanneer de levende wezens werden opgeheven van de aarde, werden ook de wielen opgeheven. 20Waar de Geest heen wilde gaan, daarheen gingen zij, zij gingen waar de Geest heen wilde gaan. De wielen werden tegelijk met hen opgeheven, want de Geest van de levende wezens was in die wielen. 21Wanneer zij gingen, gingen die ook. Wanneer zij stilstonden, stonden die ook stil. Wanneer zij van de aarde werden opgeheven, werden de wielen tegelijk met hen opgeheven, want de Geest van de levende wezens was in die wielen. 22En boven de hoofden van de levende wezens was iets wat leek op een gewelf, als de schittering van ontzagwekkend ijskristal, vanboven over hun hoofden uitgespannen. 23Onder het gewelf stonden hun vleugels recht naar elkaar toe. Ieder had er twee die hun lichamen vanvoren bedekten, en ieder had er twee die hun lichamen vanachteren bedekten. 24Ik hoorde, toen zij gingen, het geruis van hun vleugels. Het klonk als het bruisen van machtige wateren, als de stem van de Almachtige, als het geluid van een gedruis, als het geluid van een leger. Als zij stilstonden, lieten zij hun vleugels hangen. 25Toen kwam er een stem van boven het gewelf dat boven hun hoofden was. Als zij stilstonden, lieten zij hun vleugels hangen. 26En boven het gewelf dat boven hun hoofden was, was iets met het uiterlijk van een saffiersteen, iets wat leek op een troon. En daarboven, op wat op een troon leek, was iets wat leek op een mens. 27Toen zag ik iets als de schittering van edelmetaal, rondom vanbinnen als het uiterlijk van vuur. Vanaf datgene wat eruitzag als Zijn heupen naar boven, en vanaf datgene wat eruitzag als Zijn heupen naar beneden, zag ik iets als het uiterlijk van vuur met een lichtglans eromheen. 28Zoals het uiterlijk van de regenboog, die in de wolken verschijnt op de dag van de regen, zo was het uiterlijk van de lichtglans rondom. Het was de verschijning van de gedaante van de heerlijkheid van de HEERE. Toen ik dat zag, wierp ik mij met mijn gezicht ter aarde, en ik hoorde de stem van Iemand Die sprak.”
Het visioen is nogal uitgebreid en gedetailleerd. Maar waar het op neerkomt is dat God d.m.v. het visioen aan Ezechiël duidelijk wil maken dat Hij de HEERE, YHWH is, dat Hij gezeten is op Zijn troon en dat Hij Juda en Jeruzalem zal oordelen zoals Hij dat voorzegt heeft.
Vergeet niet dat Juda tal van zogenaamde profeten verzameld heeft, die alleen maar welvaart en voorspoed predikte. En Juda geloofde deze valse profeten tot op de dag van hun ondergang.
Het was dus van essentieel belang dat God zich op een onomstotelijke wijze openbaarde aan Ezechiël. Hij had deze zekerheid en bemoediging keihard nodig.
De stormwind dat uit het noorden kwam staat voor Babel die via het noorden naar Jeruzalem toe gaat komen om haar te verwoesten en het resterende volk van Juda in ballingschap te nemen. *Dit zei God ook al meerdere keren tegen Jeremia. (*Jeremia 1:14-15, 4:6, 6:1.)
De vier bizarre levende wezens, met vier gezichten en vier vleugels, de cherubs, ieder met z’n eigen wiel met een wiel in het wiel, droegen wat de heerlijkheid van de HEERE zelf was.
Vers 26 – “En boven het gewelf dat boven hun hoofden was, was iets met het uiterlijk van een saffiersteen, iets wat leek op een troon. En daarboven, op wat op een troon leek, was iets wat leek op een mens.”
Vers 28b – “Het was de verschijning van de gedaante van de heerlijkheid van de HEERE.”
Dit had zeer veel indruk op Ezechiël moeten hebben gemaakt. Want hij heeft als priester-in-opleiding geleerd dat de heerlijkheid, oftewel de aanwezigheid van God alleen in het Heilige der Heilige van de tempel verscheen. En nu ziet hij Gods heerlijkheid in Babel, by the Rivers of Babylon.
Dit moest een gigantische geruststelling en bemoediging voor Ezechiël geweest zijn; om de HEERE in een godverlaten plaats als Babel aan te treffen.
Gods alomtegenwoordigheid werd benadrukt door het feit dat de vier levende wezens met de troon boven op hen, alle kanten op kon gaan zonder dat het hoefde te keren (zoals een drone). Gods troon was zeer mobiel en dus niet beperkt tot één plaats. God was overal.
Vers 28c – “Toen ik dat zag, wierp ik mij met mijn gezicht ter aarde, en ik hoorde de stem van Iemand Die sprak.”
Ezechiël 2:1-10 – “1Hij zei tegen mij: Mensenkind, ga op uw voeten staan, en Ik zal met u spreken. 2Terwijl Hij tot mij sprak, kwam de Geest in mij. Hij deed mij op mijn voeten staan en ik luisterde naar Hem Die tot mij sprak. 3Hij zei tegen mij: Mensenkind, Ik zend u naar de Israëlieten, naar die opstandige volken, die tegen Mij in opstand zijn gekomen. Zij en hun vaderen hebben tot op deze zelfde dag tegen Mij overtreden. 4En deze kinderen zijn schaamteloos en hardleers. Ik zend u naar hen toe. U moet tegen hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE. 5En zij, of zij luisteren of dat nalaten – zij zijn immers een opstandig huis – zij zullen weten dat er een profeet in hun midden geweest is. 6Maar u, mensenkind, wees niet bevreesd voor hen, wees niet bevreesd voor hun woorden, hoewel er prikkels en dorens bij u zijn en u bij schorpioenen verblijft. Wees niet bevreesd voor hun woorden en wees niet ontsteld voor hun blik, want zij zijn een opstandig huis! 7Maar u moet Mijn woorden tot hen spreken, of zij luisteren of dat nalaten, want zij zijn opstandig! 8Maar u, mensenkind, luister naar wat Ik tot u spreek. Wees niet opstandig, zoals dit opstandige huis. Doe uw mond open en eet wat Ik u geef. 9Toen zag ik, en zie, er was een hand naar mij uitgestoken. En zie, daarin was een boekrol. 10En Hij spreidde die voor mijn gezicht uit: hij was van voren en van achteren beschreven. Er waren klaagliederen, zuchten en weeklachten op geschreven.”
Toen God met Ezechiël sprak kwam de Heilige Geest in hem en deed hem opstaan. Dit gaat dwars tegen de leer van vallen in de geest in.
En eenmaal vervuld met de Geest kreeg Ezechiël de opdracht om namens God tot het opstandig, schaamteloos en hardleers volk te spreken. Een volk dat totaal niet naar hem zal luisteren o.a. omdat zij betoverd waren door al die valse profeten.
Maar voordat Ezechiël namens God mocht spreken moest hij eerst een boekrol opeten.
Ezechiël 3:1-3 – “1Daarna zei Hij tegen mij: Mensenkind, eet wat u aantreft. Eet deze rol op, ga, spreek tot het huis van Israël. 2Toen deed ik mijn mond open en Hij gaf mij die rol te eten. 3Hij zei tegen mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, vul uw binnenste met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik en hij werd in mijn mond als honing zo zoet.”
De boekrol vertegenwoordigt het Woord van God. En Ezechiël moest het Woord van God eerst tot zich nemen en het zich eigen maken voordat hij namens God kon spreken.
En toen hij de boekrol at werd het in zijn mond zo zoet als honing.
Dit geld ook voor jou en mij. Voordat wij die Jezus navolgen namens God kunnen spreken moeten wij het Woord van God eerst tot ons nemen en het ons eigen maken. Wij moeten sterk en moedig zijn zoals Jozua.
Waar ik erg dankbaar voor ben is dat Ezechiël zei dat wanneer hij de boekrol at, het zoet als honing voor hem was.
Dit geeft aan dat hij van het Woord van God hield. Hij was aan het smullen wanneer hij het Woord van God tot zich nam. Het was heerlijk, het smaakte goed, het was goed.
En ook dit is iets dat ieder wedergeboren kind van God moet ervaren. Misschien is niet alles dat je in de Bijbel leest zo, maar er moet op z’n minst wel iets zijn, een hoofdstuk of een vers of een paar verzen die ook voor jou heerlijk zijn om tot je te nemen.
Marnie en ik hebben onlangs de Korinthe brieven gelezen; elke dag een hoofdstuk. En elke dag zat er iets in waarvan wij beiden konden genieten.
Soms was het een bevestiging, soms een terechtwijzing, soms een oproep tot bekering, soms een bemoediging, soms een troost, soms een wijsheid, enz. Hoe dan ook, het was elke dag zoet.
En hoe meer je de Bijbel gaat lezen en leren kennen en begrijpen, hoe meer je van de Bijbel gaat genieten.
Ezechiël 3:16-19 – “16Het gebeurde na verloop van zeven dagen dat het woord van de HEERE tot mij kwam:17Mensenkind, Ik heb u aangesteld tot wachter over het huis van Israël. Wanneer u uit Mijn mond een woord hoort, moet u hen namens Mij waarschuwen.18Als Ik tegen de goddeloze zeg: U zult zeker sterven, en u hebt hem niet gewaarschuwd en u hebt niet gesproken om de goddeloze voor zijn goddeloze weg te waarschuwen om hem in het leven te behouden: die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar Ik zal zijn bloed van uw hand eisen.19Maar u, als u de goddeloze waarschuwt en hij zich niet van zijn goddeloosheid en van zijn goddeloze weg bekeert, zal hij in zijn ongerechtigheid sterven, maar u hebt uw leven gered.”
De verantwoordelijkheid van de profeet is ongekend groot. Hij MOET het Woord van God spreken, hij MOET de goddelozen waarschuwen voor Gods toorn en oordeel. Als God tot hem spreekt en hij z’n mond houdt, en de goddelozen tot wie hij MOEST spreken in hun goddeloosheid sterven, dan houdt God Ezechiël verantwoordelijk.
Dit is nogal wat. Daarom is het van essentieel belang dat in het bijzonder ik als predikant, en jullie in het algemeen als Gods vertegenwoordigers, het gehele Evangelie met mensen delen.
Hiermee bedoel ik niet dat je, wanneer je een gesprek met iemand hebt, het hele Evangelie erin moet stampen. Nee, ik bedoel dat wij sommige essentiële elementen van het Evangelie niet achterwege moeten laten.
Het feit dat mensen zondaars zijn moet gezegd worden, want de zonde leidt tot de dood en het goede nieuws is dat het Evangelie tot het eeuwig leven leidt.
Wat in het hedendaags Evangelicalisme de boventoon voert is een al-inclusief liefdevol teddybeer Jezus die alles goed vindt. In deze kringen wordt nooit of nauwelijks over zonde en de gevolgen van zonde gesproken.
Kijk, het ware Evangelie begint met een probleem, en het grootste probleem van de mens is de zonde. En daarvoor moeten wij de mensen waarschuwen. Vooral nu, in deze tijd. De tijd is kort!
Ezechiël’s bediening
Omdat Ezechiël de opdracht van God kreeg om tot een opstandig, schaamteloos en hardleers volk te prediken, wist God bij voorbaat dat het volk geen acht zou slaan op de woorden van Ezechiël. Dus, moest Ezechiël Gods boodschap op verschillende en bizarre wijze uitbeelden d.m.v. straattoneel.
In Ezechiël 4 moest Ezechiël 390 dagen lang publiekelijk op zijn linkerzij liggen. Voor elk jaar van Israël’s ongerechtigheid moest hij een dag op zijn linkerzij liggen om beeldend de straf daarvoor te dragen. Daarna moest hij 40 dagen lang op zijn rechterzij liggen om de ongerechtigheid van Juda te dragen.
Er staat zelfs dat God Ezechiël met touw zou vastbinden zodat hij zich niet kon omdraaien.
Hij moest van God gerstekoek eten en hij moest het op straat bakken zodat iedereen het kon zien. Sterker nog, hij moest menselijke ontlasting gebruiken als brandstof.
Plat gezegd moest hij gerst koeken bakken boven een vuurtje dat gemaakt werd van menselijke poep.
Dit moest uitbeelden dat er in Jeruzalem een groot gebrek aan brood en water zou zijn.
Er zijn nog meer van dit soort toonbeelden die Ezechiël moest uitvoeren om Gods punt duidelijk te maken. De meest indrukwekkende van deze staat in hoofdstuk 24.
Ezechiël 24:15-24 – “15Het woord van de HEERE kwam tot mij: 16Mensenkind, zie, Ik ga haar die de lust van uw ogen is, door een plotselinge slag van u wegnemen. Toch mag u geen rouw bedrijven, u mag niet huilen en geen traan laten. 17Kerm in stilte, u mag geen rouw over de dode bedrijven. Bind uw tulband om en doe uw schoenen aan uw voeten; u mag uw baard en snor niet bedekken en van het brood dat mensen u brengen, mag u niet eten. 18's Morgens sprak ik tot het volk en 's avonds stierf mijn vrouw. De volgende morgen deed ik zoals mij geboden was. 19Toen zei het volk tegen mij: Wilt u ons niet vertellen wat deze dingen voor ons betekenen, nu u dit doet? 20Toen zei ik tegen hen: Het woord van de HEERE is tot mij gekomen: 21Zeg tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik ga Mijn heiligdom ontheiligen, uw sterke trots, de lust van uw ogen en het dierbaarste voor uw ziel. Uw zonen en uw dochters, die u achtergelaten hebt, zullen door het zwaard vallen. 22Dan zult u doen zoals ik heb gedaan. U zult uw baard en snor niet bedekken en van het brood dat mensen u brengen, zult u niet eten. 23Uw tulbanden zullen om uw hoofd zijn en uw schoenen aan uw voeten. U zult geen rouw bedrijven en niet huilen. U zult in uw ongerechtigheden wegkwijnen, en elkaar uw nood klagen. 24Zo zal Ezechiël voor u een wonderteken zijn: geheel zoals hij gedaan heeft, zult u doen. Wanneer het komt, zult u weten dat Ik de Heere HEERE ben.”
God heeft het meest dierbare van Ezechiël opgeëist en hij mocht niet publiekelijk rouwen. Hij moest zijn hartzeer en verdriet in stilte verwerken. Sterker nog, hij moest zijn bediening blijven uitoefenen, hij moest namens God blijven spreken, ondanks zijn verdriet.
De les die God aan Israël wilde leren was dat zoals Ezechiël niet rouwde om zijn vrouw, zal Israël ook niet rouwen om de verwoesting van Jeruzalem en de tempel. God wilde dit punt duidelijk maken om aan te geven hoe ver verwijderd van God en hoe verdorven de Joden waren.
Pas ná de verwoesting van Jeruzalem en de tempel zagen zij in dat al hun eigen valse profeten het fout hadden. En pas ná de verwoesting bracht God hun een boodschap van hoop en herstel.
De Joden moesten eerst inzien hoe verdorven zij waren voordat zij de boodschap van hoop en herstel konden aanvaarden, voordat zij het Goed Nieuws konden aanvaarden.
Want zonder dit zouden zij de boodschap van hoop en herstel, het Evangelie net zo gauw verwerpen zoals zij de boodschap van Gods oordeel en toorn hadden verworpen.
Daarom verwerpen mensen het Goede Nieuws. Omdat het geen goed nieuws voor hen is zonder dat zij inzien hoe verdorven zij zijn.
Daarom is het alleen een complete Evangelie dat een complete christen kan maken. Als wij een half evangelie verkondigen dan misleiden wij de mensen.
Als we ooit nog Ezechiël vers voor vers gaan behandelen dan zullen wij zien hoe wij vanuit Ezechiël het Evangelie horen te brengen.
Ik wil afsluiten met een stukje uit Psalm 137:
Psalm 137:1-14 – “1Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij als wij aan Sion dachten. 2Wij hadden onze harpen gehangen aan de wilgen die daarbinnen zijn. 3Toen zij die ons gevangenhielden, daar woorden van een lied van ons verlangden, en wie ons omvergeworpen hadden, blijdschap: Zing voor ons een van de liederen van Sion! 4zeiden wij: Hoe zouden wij een lied van de HEERE zingen in een vreemd land?”
De ballingen hadden er totaal geen zin in. Zij waren gevangengenomen en naar een vreemd godverlaten land gebracht. Alles was vreemd, alles was anders en de God die zij ‘kenden’ was ver bij hun vandaan.
En daarom was het voor Ezechiël ontzettend bijzonder dat de God van Israël bij hem verscheen op deze godverlaten plaats, aan de rivieren van Babel.
Lieve mensen, waar je niet verwacht dat God is, of waar je niet verwacht dat Hij aan het werk is, wees bemoedigd. God is overal en Hij is nog steeds aan het werk.
Moge de HEERE jullie meer aanwakkeren om Hem belangeloos te gaan zoeken en dienen, en dan zullen jullie merken dat de hand van de HEERE op jullie is, en dan zullen jullie meer trek in het Woord van God gaan krijgen.
De HEERE zegene u en behoede u!
De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig!
De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!