Jeremia, de huilende profeet
Goedemorgen en hartelijk welkom bij de eredienst en de livestream van de Calvary Chapel Haarlemmermeer. Vanmorgen pakken wij de preekserie Route 66 op waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht doornemen zodat wij de Bijbel en alle verbanden in de Bijbel beter gaan leren kennen, waardoor wij de God van de Bijbel beter gaan leren kennen, en Jezus Christus gaan zien in de gehele Schrift.
Het doel hiervan is geestelijke volwassen te worden waardoor wij Zijn gedachten gaan krijgen en Zijn wil gaan leren onderscheiden, wat wij vooral nu in deze turbulente en onzekere tijden keihard nodig hebben.
Vandaag gaan wij het Bijbelboek Jeremia verkennen, en mijn hoop en gebed is dat jullie hierdoor Gods hart en reddingsplan meer helder gaan zien. Noem de eerste 24 boeken.
Inleiding
Jeremia is één van de vier grote profeten. Grote in tegenstelling tot kleine en dat heeft puur te maken met de grootte van de boeken en niet met het belang ervan. Klaagliederen is overigens ook door de profeet Jeremia geschreven.
Jesaja profeteerde tijdens de Assyrische crisis, de periode waarin Juda onder dreiging stond van een militaire invasie en bezetting door Assyrië. Hun toestand had puur te maken met het feit dat Juda het verbond met de God van de Bijbel had verbroken. Helaas was daar niets in veranderd.
Jeremia profeteerde zo’n 113 jaar nadat Jesaja begon, en híj́ profeteerde tijdens de Babylonische crisis, de periode waarin God Juda, door Jeremia heen bleef waarschuwen voor Zijn naderende straf. God bleef in deze periode proberen om Juda te bewegen tot bekering, maar helaas had Juda er geen zin in.
Jeremia’s bediening duurde ergens tussen de 40-50 jaar lang. En hoewel er tijdens zijn bediening meerdere van Gods profeten actief waren, stond Jeremia er helemaal alleen voor.
Ezechiël en Daniël zaten in Babylon, en Nahum, Zefanja en Habakuk profeteerden zo’n 20 jaar voordat Nebukadnezar Jeruzalem geheel verwoestte en de Judaïeten als krijgsgevangenen meenam naar Babylon. Jeremia had dus in z’n eentje het allerergste dat Juda ooit is overkomen mee moeten maken.
Jeremia’s bediening en boodschap kan het best begrepen worden in de context van 2 Koningen 22-25 en 2 Kronieken 34-36. Deze hoofdstukken laten ons zien wat er tijdens de bewinden van de laatste vijf koningen van Juda gaande was. En ze helpen ons om te zien waarmee Jeremia te maken had en hoe moeilijk en pijnlijk zijn taak was.
Van de vijf laatste Judese koningen was Josia de enige goede. Hij werd op 8-jarige leeftijd koning en op 16-jarige leeftijd begon hij de HEERE te zoeken. Op 20-jarige leeftijd begon hij Jeruzalem, heel Judea en zelfs plaatsen in het noorden geheel te reinigen van alle afgoderij. De offerhoogten, alle altaren van de Baäls, alles dat met afgoderij te maken had, had Josia vernietigd zodat er niets van overbleef.
Op 26-jarige leeftijd begon Josia aan het herstel van de tempel en het was in die tijd dat Hilkia de priester de Wet van Mozes vond. Het werd aan Koning Josia voorgelezen en hij bekeerde zich voor het aangezicht van God.
Hij zorgde vervolgens voor allerlei beleidshervormingen en stond erop dat het volk zich ook voor Gods aangezicht zou bekeren. Maar hoewel Josia zich echt had bekeerd, had het volk zich grotendeels alleen maar ogenschijnlijk bekeerd. Ze deden in alles mee v.w.b. de godsdienst, maar hun toewijding aan God was hooguit oppervlakkig met alle gevolgen van dien.
En het was tijdens het bewind van deze goede koning, dat Jeremia door God geroepen werd om Hem als profeet te gaan dienen.
En na de dood van Josia regeerden de laatste vier koningen, die al het goede dat Josia had gedaan, geheel overhoopgooide. Deze vier koningen verwierpen God en al Zijn waarschuwingen. Zij allieerde zich met Egypte en onder de laatste koning, Zedekia, werd Juda geheel omvergeworpen en verwoest door Babylon.
“Het was Jeremia toebedeeld dat hij profeteerde in een tijd waarin alle dingen in Juda naar een finale en treurige catastrofe snelden; de politieke opwinding was op een hoogtepunt; de meest verschrikkelijke verlangens regeerde de verschillende partijen; en het meest fatale advies overheerste; … om zijn eigen volk, dat hij liefhad met de tederheid van een vrouw, een duik in de afgrond te zien nemen, naar een lustvolle ondergang. Jeremia was de profeet van Juda’s donkerste uur." William G. Moorehead 1836-1914
Volgens hoofdstuk 36 had Jeremia’s schrijver Baruch het boek opgeschreven. En deze werd voorgelezen aan koning Jojakim, de zoon van koning Josia. Toen het voorgelezen werd verbrande hij de boekrol omdat hij het niet eens was met de woorden van God door Jeremia. Vervolgens zei God tegen Jeremia om de profetie opnieuw door Baruch op te laten schrijven.
Dit is best wel bijzonder gezien dat Jeremia het grootste boek van de Bijbel is. Stel je voor dat je alles van begin tot eind opnieuw met de hand moet gaan opschrijven. Wat ben ik deze Baruch dankbaar voor zijn toewijding, want daardoor hebben wij nu, in de huidige vorm de kostbare woorden van deze toegewijde profeet, Jeremia.
Vanwege de omvang van het boek en vanwege de korte tijd die wij hebben ga ik in deze studie niet door alle hoofdstukken heenlopen. Wat ik wel ga doen is naar een aantal sleutelverzen kijken en naar een aantal essentiële zaken die voor ons, anno 2021, relevant zijn. Ik moet tot mijn spijt veel overslaan.
Jeremia’s roeping van God
Jeremia 1:4-5 – “4Het woord van de HEERE kwam tot mij: 5Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb Ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder naar buiten kwam, heb Ik u geheiligd. Ik heb u aangesteld tot een profeet voor de volken.
God sprak tot Jeremia en vertelde hem dat Hij hem al kende voordat God hem in de moederschoot vormde.
Dit betekent niet dat Jeremia als geest al bestond voordat hij geboren werd. Nee, het betekent simpelweg dat God, die alwetend is, Jeremia al kende en hem als Zijn profeet geroepen en afgezonderd had vóór het punt van conceptie, vóór het punt van bevruchting.
God kende Jeremia en ons al voordat wij er zo uitzagen: Dit zijn beelden van een pas bevrucht eicel vanaf dag 1 t/m dag 6.
Het is vóór dit moment, dus vóór dag 1 dat God ons al kent. Jesaja sprak hier ook over en Paulus ook. Paulus zegt dat God Zijn wedergeboren kinderen zelfs al vóór de grondlegging van de wereld heeft gekozen.
Het diepzinnig feit dat de God van de Bijbel ieder mens al kent vóór, tijdens en na de bevruchting, moet de mens ervan overtuigen dat het menselijk leven bij conceptie begint.
Vers 6-8 – “6Toen zei ik: Ach Heere HEERE, zie, ik kan niet spreken, want ik ben nog maar een jongen.7Maar de HEERE zei tegen mij: Zeg niet: Ik ben nog maar een jongen, want overal waarheen Ik u zenden zal, zult u gaan, en alles wat Ik u gebieden zal, zult u spreken. 8Wees niet bevreesd voor hen, want Ik ben met u om u te redden, spreekt de HEERE.”
Jeremia was de zoon van de priester Hilkia uit de lijn van Aäron. En hij zou eigenlijk op 30-jarige leeftijd Israël moeten gaan dienen als priester. Maar God had andere plannen voor hem en riep hem toen hij ergens tussen 17 en 20jaar oud was om Zijn profeet te zijn.
En hier zien wij meteen al dat Jeremia onzeker is van zichzelf (wat in deze wereld niet geprezen wordt), maar wat in Gods ogen juist een eigenschap is dat God kan gebruiken.
Hij was jong en was bang voor al die volwassen mensen die veel meer kennis en levenservaring hadden. En om hem gerust te stellen bemoedigde God hem door hem te verzekeren van het feit dat God met hem zou zijn, overal waar hij naartoe zou moeten gaan, en dat God hem ín elke situatie zou beschermen, en hem úit elke situatie zou redden.
Vers 9-10 – “9Toen stak de HEERE Zijn hand uit en raakte mijn mond aan. En de HEERE zei tegen mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond. 10Zie, Ik stel u op deze dag aan over de volken en over de koninkrijken, om weg te rukken en af te breken, om te vernielen en omver te halen, maar ook om te bouwen en te planten.”
Hier zien wij een prachtig voorbeeld van het feit dat wanneer God een mens roept om Hem te dienen, God die persoon tegelijkertijd in staat stelt óm Hem te kúnnen dienen.
God veranderde Jeremia door zijn mond aan te raken en door hem ervan te verzekeren dat God Zijn woorden in Jeremia’s mond zou leggen.
En God doet dit nog steeds. Zodra God iemands aandacht heeft roept God een persoon om Hem te dienen, en zodra het nodig is bekwaamd God die persoon.
Toen ik Gods roepstem jaren gelden ervaarde had ik ook zoiets van dit kan ik helemaal niet. Maar ik was er stellig van overtuigd dat God mij riep en dus ging ik met vallen en opstaan gewoon doen wat Hij van mij vroeg. Ik had nooit gedacht dat ik in de Nederlandse taal Zijn Woord zou mogen verklaren. En doordat ik mezelf erin beoefen, bekwaamt God mij nu nog steeds.
En ondanks dat niemand Jeremia’s bediening en boodschap zou aanvaarden, krijgt Jeremia de opdracht om niet alleen Gods oordeel over Juda en over de heidenvolken uit te roepen, maar ook nog eens de boodschap van herstel en van toekomstige hoop in Christus.
Vers 18-19 – “18Want zie, Ík stel u heden aan tot een versterkte stad, tot een ijzeren pilaar en tot bronzen muren, tegen heel het land, tegen de koningen van Juda, tegen zijn vorsten, tegen zijn priesters en tegen de bevolking van het land. 19Zij zullen tegen u strijden, maar zij zullen niet tegen u op kunnen, want Ik ben met u, spreekt de HEERE, om u te redden.”
Hoe heftig de strijd en hoe machtig de tegenstanders, geen van hen zal tegen Jeremia op kunnen omdat de God van de Bijbel, de HEERE met hem is.
Dit geldt ook voor ieder wedergeboren kind van God die Jezus Christus koste wat kost wil navolgen.
Jeremia’s roeping was duidelijk en specifiek en God zou hemel en aarde bewegen om hem te bekwamen en om hem te beschermen totdat de taak erop zat.
Wanneer je Jeremia leest, let op hoe emotioneel Jeremia is, hoe bewogen hij is. Hij houdt onvoorwaardelijk van God én hij houdt onvoorwaardelijk van Gods volk.
En omdat God een boodschap van naderend oordeel door Jeremia moest brengen zien wij Jeremia op sommige plekken pleiten bij God, én we zien hem ook het volk smeken om zich te bekeren.
Hij was zelfs zo hard bezig dat God hem tot drie keer aantoe zei om niet meer voor dit volk te bidden want het had geen zin; de mensen hadden zich dusdanig tegen God verhard dat er geen weg terug was.
Wat hebben wij Jeremia’s vandaag de dag nodig! Mensen zoals Jeremia en Jezus, die huilen voor het volk dat verloren gaat. Niet voor niets wordt hij de huilende profeet genoemd.
Hoofdstukken 1-29
In hoofdstukken 1-29 spreekt Jeremia in grote lijnen voornamelijk over het feit dat Israël en Juda het verbond met God hebben verbroken, dat zij de God van de Bijbel hebben verlaten, dat zij geestelijk overspel en hoererij met afgoden hebben gepleegd. Dit is Gods aanklacht.
Tegelijkertijd spreekt Jeremia de koningen, de priesters, de zogenaamde profeten en het volk toe over het naderend oordeel als zij zich niet bekeren.
Jeremia waarschuwt hen en geeft in groot detail aan wat God met hen zal doen als zij zich niet bekeren.
In deze hoofdstukken zien we ook valse profeten die alleen maar dingen zogenaamd profeteren wat de koningen en het volk wil horen. Ook zien wij de priesters die hun ambt schenden door zich niet aan Gods Woord te houden.
Jeremia 5:30-31 – “30Wat in dit land gebeurt is verschrikkelijk, afgrijselijk. 31De profeten verkondigen alleen maar leugens, de priesters treden eigenmachtig op en mijn volk voelt zich daar wel bij. Maar ik ga er een eind aan maken! En wat doen jullie dan?’” (GNB96)
Jeremia 14:14 – “De HEERE zei tegen mij: Die profeten profeteren vals in Mijn Naam. Ik heb hen niet gezonden, Ik heb hun geen opdracht gegeven en Ik heb niet tot hen gesproken. Zij profeteren u een leugenvisioen, waarzeggerij, holle praat en bedrog van hun eigen hart.”
Dit gebeurde toen en het gebeurt vandaag de dag nog steeds. Alleen nu zijn er valse leraren en valse profeten die zich vermommen als christelijke leraren en profeten.
Jezus waarschuwt ons tegen valse profeten en valse leraren. Petrus, Johannes, Judas en Paulus waarschuwen ons ook.
Valse leer, zogenaamd namens God profeteren, boodschappen die zogenaamd van God komen die de oren en het vlees strelen. Dit is niet nieuw en het is en blijft een probleem in de kerkwereld.
Satan, die de vader van de leugen is, blijft zijn leugens verspreiden. En in plaats van dat hij dit van buitenaf moet doen, doet hij dit van binnenin d.m.v. valse leraren en valse profeten.
Mattheüs 7:21-23 – “21Niet iedereen die tegen Mij zegt: HEERE! HEERE! komt het hemelse koninkrijk binnen, maar alleen wie de wil doet van Mijn Vader in de hemel. 22Op de dag van het oordeel zullen velen tegen Mij zeggen: HEERE! HEERE! In uw naam hebben wij toch geprofeteerd, in uw naam hebben wij demonen uitgedreven en veel wonderen gedaan. 23En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; verdwijn uit Mijn ogen, boosdoeners.’” (GNB96)
In Jeremia 25 staat de profetie dat God Juda voor 70 jaar lang in ballingschap zal brengen.
Jeremia 25:1-11 – “1Het woord dat tot Jeremia is gekomen over heel het volk van Juda, in het vierde jaar van Jojakim, de zoon van Josia, koning van Juda – dit was het eerste jaar van Nebukadnezar, koning van Babel – 2dat de profeet Jeremia gesproken heeft tot heel het volk van Juda en tot al de inwoners van Jeruzalem: 3Vanaf het dertiende jaar van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda tot op deze dag – dit is het drieëntwintigste jaar – is het woord van de HEERE tot mij gekomen. Ik sprak vroeg en laat tot u, maar u hebt niet geluisterd. 4Ook heeft de HEERE tot u al Zijn dienaren, de profeten, vroeg en laat gezonden, maar u hebt niet geluisterd en uw oor niet geneigd om te luisteren. 5Ze zeiden: Bekeer u toch, ieder van zijn slechte weg en van uw slechte daden. Dan zult u eeuw uit en eeuw in blijven wonen in het land dat de HEERE u en uw vaderen gegeven heeft. 6Ga niet achter andere goden aan om die te dienen en u voor hen neer te buigen. Verwek Mij niet tot toorn door het werk van uw handen, dan zal Ik u geen kwaad doen. 7Maar u hebt naar Mij niet geluisterd, spreekt de HEERE, zodat u Mij tot toorn verwekte met het werk van uw handen, uzelf ten kwade. 8Daarom, zo zegt de HEERE van de legermachten: Omdat u niet naar Mijn woorden hebt geluisterd, 9zie, Ik ga een boodschap zenden en Ik zal alle geslachten uit het noorden halen, spreekt de HEERE, en ook een boodschap zenden naar Nebukadrezar, de koning van Babel, Mijn dienaar. Ik zal hen over dit land brengen, over zijn inwoners en over al deze volken rondom. Ik zal hen slaan met de ban en hen stellen tot een verschrikking, tot een aanfluiting, en tot eeuwige puinhopen. 10Ik zal uit hun midden doen verdwijnen de stem van de vreugde, de stem van de blijdschap, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid, het geluid van de molenstenen en het licht van de lamp. 11Dan zal heel dit land worden tot een puinhoop, tot een verschrikking. Deze volken zullen de koning van Babel zeventig jaar dienen.”
O.a. is dit de straf die Juda van God gekregen had. En zo bleven de Joden die meegevoerd waren 70 jaar lang in Babylon.
Pas toen de Perzische koning, Kores aan de macht kwam mochten de Joden inderdaad na 70 jaar terugkeren naar Judea, naar Jeruzalem. Over deze terugkeer, dat in drie fasen gebeurde, hebben wij in Ezra en Nehemia gelezen.
In hoofdstuk 29, in de context van Gods verklaring dat Juda in ballingschap zou gaan zei God het volgende tegen Juda:
Jeremia 29:10-14 – “10Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn, zal Ik naar u omzien en over u Mijn goede woord gestand doen, door u terug te brengen naar deze plaats. 11Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven. 12Dan zult u Mij aanroepen en heengaan, u zult tot Mij bidden en Ik zal naar u luisteren. 13U zult Mij zoeken en vinden, wanneer u naar Mij zult vragen met heel uw hart. 14Ik zal door u gevonden worden, spreekt de HEERE, Ik zal een omkeer brengen in uw gevangenschap en u bijeenbrengen uit alle volken en uit alle plaatsen waarheen Ik u verdreven heb, spreekt de HEERE, en Ik zal u terugbrengen naar de plaats vanwaar Ik u in ballingschap heb gevoerd.”
Dit hoofdstuk is een brief die Jeremia had opgesteld nog voordat Juda in ballingschap ging en het was bedoeld om de ballingen in Babylon hoop te geven dat zij na die 70 jaar terug mochten komen en dat God daarvoor zou zorgen.
Het bekende vers, vers 11: “Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven”, dit is specifiek gericht aan Juda die in ballingschap zat.
Dit kan een bredere toepassing hebben, want dit geldt ook voor ieder mens waarvoor Jezus aan het kruis is gestorven.
Dus als jij nu wedergeboren bent, dan is dit nu al een realiteit voor je. Als je nog niet wedergeboren bent, dan roept God jou tot Zichzelf met deze woorden.
Hoofdstukken 30-33
Waar hoofdstukken 1-29 over Gods oordeel gaan, geeft God Israël in de hoofdstukken 30-33 hoop voor de toekomst. Ja God zal hun straffen, maar God zal hun ook herstellen en zal uiteindelijk een nieuw verbond met hen aangaan, een eeuwig verbond.
Jeremia 31:31-34 – “31Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, 32niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE. 33Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn. 34Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.”
Waar God Israël in de eerdere hoofdstukken een hoer noemde, noemt God haar in vs. 4 en 21 van dit hoofdstuk een maagd.
God zegt hiermee dat in het nieuw verbond God alles zal veranderen. Hij zal de mens van binnenin geheel veranderen.
Hij zal de mens in staat stellen om Hem te kúnnen gehoorzamen en behagen. Het nieuw verbond zal op de harten van mensen geschreven staan wat inhoudt dat mensen God niet móeten dienen, maar wíllen dienen en gehoorzamen en navolgen.
In het nieuw verbond hoeven geen offers meer gebracht worden want God zal eens en voor altijd hét offer geven voor de mensen. En door dit ene offer dat God Zelf zal brengen zal Hij de mens eenzijdig voor altijd vergeven voor alle zonden.
En dit geldt niet alleen voor Juda, dit geld ook voor jou en voor mij. Wij hoeven alleen maar het verbond met God aan te gaan, wij hoeven alleen maar te tekenen met ons leven.
Hoofdstukken 34-45
De hoofdstukken 34-45 gaan voornamelijk over de laatste dagen van Juda en Jeruzalem.
Hoofdstukken 46-51
De hoofdstukken 46-51 gaan over Gods oordeel over de natiën.
Hoofdstuk 52
Hoofdstuk 52 is een nawoord dat hoogstwaarschijnlijk niet door Jeremia zelf geschreven is, maar door zijn schrijver Baruch.
____________________________________________________________________________
Wij vieren vanmorgen het Heilig Avondmaal. Wij blikken hiermee terug op het offer van Jezus Christus aan het kruis dat eens en voor altijd gegeven is voor eenieder die gelooft.
Johannes 3:16 – “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.”
Wat Jezus hier zei is waar Jeremia het in hoofdstuk 31 over had. Het instellen van het nieuw verbond.
En dit verbond is niet alleen voor Juda of de Joden, nee het is voor eenieder die in Jezus Christus gelooft zoals de Bijbel het voorschrijft. En dat is simpelweg dit:
Geloof dat jij een zondaar bent die God niets te bieden heeft en die Zijn vergeving keihard nodig heeft.
Geloof dat Jezus Christus 2.000 jaar geleden in jouw plaats, voor jouw zonden aan het kruis gestorven is.
Geloof dat Jezus Christus uit de dood is opgestaan, naar de hemel teruggegaan is en dat Hij nu in de hemel gezeten is aan de rechterhand van God de Vader.
Geloof dat zonder deze dingen het niet mogelijk is om toegang tot God de Vader te krijgen, oftewel, om een relatie met God te krijgen en te hebben.
Jezus zei dat Hij de Weg, de Waarheid en het Leven is en dat niemand tot God de Vader kan komen dan door Hem alleen.
De Bijbel roept jou ook op om je te bekeren. D.w.z. dat je 1) anders gaat denken over God, en 2) dat je je gaat afkeren van je zonden om een nieuw leven als christen te gaan leiden. Afkeren van je zonden en je wenden tot God.
Mattheüs 26:26-29 – “26En terwijl zij aten, nam Jezus het brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en Hij zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. 27Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit, 28want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. 29Ik zeg u dat Ik van nu aan van de vrucht van de wijnstok niet zal drinken tot op de dag wanneer Ik die met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk van Mijn Vader.”