Gods hart voor alle verlorenen
Vanmorgen gaan we verder met de preekserie Route 66, en we zullen in vogelvlucht gaan kijken naar het Bijbelboek, Jona, een van de meest verkeerd begrepen kleine profeten.
Zowel christenen alsook niet-christenen die maar iets van Jona afweten zouden ons meteen kunnen vertellen dat Jona het verhaal is van Jona en de walvis.
Mijn hoop en gebed is dat wij vandaag meer van het Bijbelboek Jona zullen zien dan alleen het stereotypische.
Noem de 1e 32 Bijbelboeken
Inleiding
Zoals ik al meerdere malen heb aangegeven sinds wij in de profeten zitten, hebben de profeten hun bediening uitgevoerd tijdens deze periode in de geschiedenis van Israël.
Om te kunnen volgen waar de profeten het over hebben is het van belang, dat wanneer je de profeten leest, je de relevante passages in de in geel gekleurde boeken raadpleegt. Dit is nodig voor o.a. de context en achtergrond.
Als je de profeten los van de geschiedenis leest, dan blijf je in het duister tasten over waar de profeet het heeft. Ook loop je het gevaar dat je zaken uit z’n context haalt en dingen verkeerd gaat toepassen.
En denk niet dat je dit kan nalaten omdat jij en de Heilige Geest er samen wel uitkomen. Ja, de Heilige Geest leidt ons, maar dan moeten wij ons wel beijveren in het bestuderen van Gods Woord zoals Paulus dit aan Timotheüs opdraagt.
De Heilige Geest verlicht ons en openbaart het Woord van God aan ons wanneer wij consciëntieus zijn in het recht snijden van Gods Woord.
2 Timotheüs 2:15 – “Beijver u om uzelf welbeproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het Woord van de waarheid recht snijdt.”
En dus het zoeken naar en het vinden van de relevante passages is een essentieel onderdeel van het recht snijden van het Woord van God. Als je hier vragen over hebt of als je hulp wil, vraag het.
Dit gezegd hebbend, is het wat Jona betreft niet alleen lastig om direct de historische context en achtergrond in de Bijbel te vinden, het is in Jona’s geval niet per se nodig. En ik zeg dit onder voorbehoud.
Als je bijvoorbeeld wil weten wie de Assyriërs, ofwel de Ninevieten waren en hoe wreed zij waren, dan moet je naar buiten Bijbelse bronnen kijken én naar de archeologische vondsten. Dit gaan wij nu niet doen.
Jona profeteerde in 760 v.Chr. Dit was net na de tijd van de profeet Elisa in 2 Koningen en net voordat Hosea en Amos profeteerde.
Zijn bediening vond plaats tijdens het bewind van Koning Uzzia van Juda en Koning Jerobeam II van Israël.
Over Koning Uzzia uit het zuiden (die ook Azaria werd genoemd) werd geschreven in:
2 Koningen 14:21 en 2 Koningen 15:1-7.
2 Kronieken 26
En over Koning Jerobeam II uit het noorden werd geschreven in:
2 Koningen 14:23-29, waar we straks op terug zullen komen.
Om een completer beeld van de context en achtergrond van Jona te krijgen zou je je moeten gaan verdiepen in de Ninevieten, die Assyriërs waren. Maar nogmaals, dan zou je buiten Bijbelse bronnen moeten raadplegen. Ik zal straks kort iets over hen vertellen.
Jona profeteerde in 760 v.Chr. toen Assyrië de grote wereldmacht was.
Én, hij profeteerde ook nog eens tegen de Assyrische stad, Ninevé. En zoals we zullen lezen heeft de HEERE Ninevé n.a.v. Jona’s profetie deze keer gespaard.
Het Bijbelboek Jona bestaat globaal uit 4 thema’s die mooi verdeeld zijn over vier hoofdstukken.
Jona en de storm
Jona en de grote vis
Jona en de stad Ninevé
Jona en de HEERE, God
Hoofdstuk 1
Vers 1-2 – “1Het woord van de HEERE kwam tot Jona, de zoon van Amitthai: 2Sta op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar, want hun kwaad is opgestegen voor Mijn aangezicht.”
Omdat er in de theologische wereld een mate van ongeloof heerst v.w.b. het bovennatuurlijke, wordt het boek Jona in diskrediet gebracht. Vanuit die ongelovige hoek wordt beweerd dat de vertelling slechts een allegorie of zelfs een sprookje is.
Dus, ten eerste moeten wij beseffen dat Jona een ware profeet van de HEERE was. Hij wordt hier aan ons voorgesteld als Jona, de zoon van Amitthai. Ware het niet voor een vers in 2 Koningen 14, dan zouden wij alleen zijn naam weten.
Maar deze Jona komt gelukkig ook in 2 Koningen 14:25 voor waarin staat dat Koning Jerobeam grondgebied voor Israël terugwon van z’n vijanden, overeenkomstig het woord van de HEERE dat Hij gesproken had door Jona, de zoon van Amitthai, de profeet uit Gath-Hefer. Een plaats in Galilea.
Een echte historische Jona profeteerde aan een echte historische koning over een echte historisch gebeurtenis.
Bovendien bevestigde Jezus Zelf ook de waarachtigheid van Jona en zijn bediening:
Mattheüs 12:38-40 – “38Toen antwoordden sommigen van de Schriftgeleerden en Farizeeën: Meester, wij zouden van U een teken willen zien. 39Maar Hij antwoordde en zei tegen hen: Een verdorven en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet. 40Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de grote vis was, zo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten in het hart van de aarde zijn.”
Naast het feit dat Jezus Jona hier bevestigd is het opvallend dat Jezus zegt dat een verdorven en overspelig geslacht naar een teken verlangt.
Jezus klaagt de mensen aan die verdorven zijn in hun gedachten en in hun hart, wat hun tegelijk ook overspelig, oftewel trouweloos naar God toe maakt.
Er zijn namelijk mensen die niet wíllen geloven tenzij zij een of ander teken van God krijgen. En Jezus zegt gewoon keihard, het enige teken die je krijgt is dat Hij na drie dagen uit de dood is opgestaan. M.a.w. als je het eenvoudige Evangelie niet als zodanig wil accepteren, dan ben je van binnen verdorven en je bent trouweloos aan God die Zijn Zoon voor jou heeft geofferd.
God wilde dat deze ware profeet namens Hem naar Ninevé zou gaan om tegen haar te profeteren want God wist als geen ander hoe onbeschrijfelijk kwaad de mensen van Ninevé waren.
Vers 3 – “3Maar Jona stond op om naar Tarsis te vluchten, weg van het aangezicht van de HEERE. Hij daalde af naar Jafo en vond een schip dat naar Tarsis ging. Hij betaalde de prijs voor de overtocht en daalde af in het schip om met hen mee te gaan naar Tarsis, weg van het aangezicht van de HEERE.”
In plaats van dat hij de reis van zo’n 500 km naar Ninevé maakte, vluchtte Jona richting Tarsis, wat zo’ 2.000 km de andere kant op was, oftewel, het toenmalige einde der aarde.
Er staat twee keer dat Jona weg vluchtte van het aangezicht van de HEERE. Nu weten wij, wij die God kennen, en dat wist Jona ook wel, dat de HEERE alomtegenwoordig is; Hij is overal. Het is dus onmogelijk om van de HEERE te vluchten.
Dus door naar Tarsis te vluchten wilde Hij God niet letterlijk ontvluchten, maar Jona meende zijn ambt als profeet neer te leggen. Hij diende als het ware zijn ontslag bij God in. De reden voor zijn ontslag zal ik straks vertellen.
Vers 4-17 – “4Maar de HEERE wierp een hevige wind op de zee; er ontstond een zware storm op de zee, zodat het schip dreigde te breken. 5Toen werden de zeelieden bevreesd en zij riepen, ieder tot zijn god. Zij wierpen de lading die in het schip was, in de zee om het daardoor lichter te maken. Maar Jona was afgedaald in het ruim van het schip, was gaan liggen en was in een diepe slaap gevallen. 6De kapitein kwam bij hem en zei tegen hem: Hoe kunt u zo diep in slaap zijn! Sta op, roep uw God aan! Misschien zal die God aan ons denken, zodat wij niet vergaan! 7Daarop zeiden de mannen tegen elkaar: Kom, laten wij het lot werpen, zodat wij weten door wie dit onheil ons overkomt. Zij wierpen het lot, en het lot viel op Jona. 8Toen zeiden zij tegen hem: Vertel ons toch door wie dit onheil ons overkomt. Wat is uw werk en waar komt u vandaan? Wat is uw land en van welk volk bent u? 9Hij zei tegen hen: Ik ben een Hebreeër en ik vrees de HEERE, de God van de hemel, Die de zee en het droge gemaakt heeft. 10Toen werden de mannen zeer bevreesd, en ze zeiden tegen hem: Hoe hebt u dit kunnen doen? De mannen wisten namelijk dat hij op de vlucht was, weg van het aangezicht van de HEERE, want hij had het hun verteld. 11Zij zeiden dan tegen hem: Wat moeten wij met u doen, zodat de zee ons met rust laat? Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. 12Daarop zei hij tegen hen: Pak mij op en werp mij in de zee; dan zal de zee u met rust laten, want ik weet dat deze zware storm u omwille van mij overkomt. 13De mannen roeiden echter om het schip terug te brengen naar het droge. Maar zij konden het niet, want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen. 14Toen riepen zij de HEERE aan en zeiden: Och HEERE, laat ons toch niet vergaan om het leven van deze man! Leg geen onschuldig bloed op ons! Want U, HEERE, doet zoals het U behaagd heeft. 15Daarop pakten zij Jona op en wierpen hem in de zee. En de woedende zee kwam tot bedaren. 16Toen werden de mannen zeer bevreesd voor de HEERE; zij brachten de HEERE een slachtoffer en legden geloften af. 17En de HEERE beschikte een grote vis om Jona op te slokken. Jona was drie dagen en drie nachten in het binnenste van de vis.”
Wanneer God een persoon tot een specifieke taak roept, dan is God er niet alleen niet van gediend wanneer die persoon zijn verantwoordelijkheid ontvlucht, maar God is er vooral op uit om die persoon in liefde en genade te herstellen. God is de god van meerdere kansen.
Want God weet wat het met zijn dienstknecht doet wanneer hij de rug toekeert aan zijn roeping. En zoals we hier net gelezen hebben, en zoals we verder gaan lezen, zal God er alles aan doen om zijn dienstknecht weer op de juiste koers te krijgen.
Mensen staan òf in verwondering over het feit dat God een grote vis regelde om Jona uit het water te redden, òf zij spotten ermee en achten het als een belachelijk verhaal. Maar als je goed hebt opgelet was dat niet het enige wonder.
Ten eerste liet God het keihard waaien waardoor een zware storm ontstond dat het schip dreigde te breken.
Ook liet God het lot op Jona vallen.
God kalmeerde de zee en stopte de wind.
En toen pas voorzag God in de grote vis die Jona redde van het verdrinken.
Hoofdstuk 2
Aan het einde van hoofdstuk 1 staat dat Jona drie dagen en drie nachten in het binnenste van de vis was. En hoofdstuk 2 begint met deze woorden:
Vers 1– “Toen bad Jona tot de HEERE, zijn God, vanuit het binnenste van de vis.”
Jona had genoeg tijd om na te denken over wat hij gedaan had, én over hoe God hem had gered. Pas na drie dagen en nachten begon hij te bidden. Òf Jona was erg koppig òf Jona had gewoon de tijd nodig om tot bezinning te komen.
Het opvallende is dat Jona niet tot God bid om hem te redden uit deze benarde situatie. Nee, hij weet dat hij al door de levende God gered is. Ook opvallend is wat hij wél bidt:
In verzen 2-6 lezen wij alleen maar lofprijs en dankzegging. In dit dankgebed haalt hij zijn woorden uit o.a. de Psalmen. Niet letterlijk een op een, maar wel in dezelfde trant. (Psalm 120:1, 88:6, 42:7, 31:22, 16:10, Klaagliederen 3:54)
In verzen 7-8 toont Jona berouw.
In vers 9 lezen wij een hernieuwde toewijding aan de HEERE en aan Zijn roeping om te doen wat God van Jona vereist:
Vers 9-10 – “9Maar ik, met dankzegging zal ik U offers brengen; wat ik beloofd heb, zal ik nakomen. Het heil is van de HEERE! 10Toen sprak de HEERE tot de vis, en hij spuwde Jona uit op het droge.”
Nogmaals, Jona weet voor 100% zeker dat God hem gered heeft en hij kijkt vooruit naar wat God voor hem in petto heeft. Jona gaat niet meer vluchten, maar hij zal de HEERE gehoorzamen en dienen.
En op het moment dat Jona zich had bekeerd en het aan de HEERE had beleden was hij er klaar voor om zijn bediening voort te zetten.
Hoofdstuk 3
Waar de meeste critici focussen op wat er evt. binnen in de grote vis zou kunnen gebeuren, is het van groter belang om te focussen op wat er binnen in Jona gebeurde. Want wat er met Jona in de vis gebeurde is veel belangrijker en komt tot uiting in hoofdstuk 3, namelijk zijn gehoorzaamheid aan de HEERE.
En wat eigenlijk nog mooier is dan wat er in Jona’s hart gebeurt is het keiharde feit dat God mensen, en in het bijzonder Zijn kinderen altijd weer een tweede kans geeft, en vaak zelfs meerdere kansen.
Vers 1-10 – “1Het woord van de HEERE kwam voor de tweede keer tot Jona: 2Sta op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar de prediking die Ik tot u spreek. 3Toen stond Jona op en ging naar Ninevé, overeenkomstig het woord van de HEERE. Ninevé was een geweldig grote stad, van drie dagreizen doorsnee. 4En Jona begon de stad in te gaan, één dagreis. Hij predikte en zei: Nog veertig dagen en Ninevé wordt ondersteboven gekeerd! 5De mensen van Ninevé geloofden in God. Zij riepen een vasten uit en trokken rouwgewaden aan, van de grootste tot de kleinste onder hen. 6Toen dat woord de koning van Ninevé bereikte, stond hij op van zijn troon, legde zijn staatsiegewaad af, hulde zich in een rouwgewaad en ging in het stof zitten. 7En in Ninevé werd op bevel van de koning en zijn rijksgroten omgeroepen: Mens en dier, runderen en schapen, mogen niets eten, niet grazen en geen water drinken. 8Mens en dier moeten in rouwgewaden gehuld zijn en met kracht tot God roepen. Zij moeten zich bekeren, ieder van zijn slechte weg en van het geweld dat aan zijn handen kleeft. 9Wie weet zal God Zich omkeren, berouw hebben en Zijn brandende toorn laten varen, zodat wij niet omkomen! 10Toen zag God wat zij deden, dat zij zich bekeerden van hun slechte weg. En God kreeg berouw over het kwade dat Hij gezegd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet.”
Jona krijgt opnieuw de opdracht en deze keer gaat hij. En zijn boodschap was puur en alleen een waarschuwing dat de stad in 40 dagen ondersteboven zou worden gekeerd door de levende God van de Bijbel.
Er zat geen belofte van God in de boodschap. Het was niet zo dat Jona hen waarschuwde en als zij zich zouden bekeren, dan zou God hun sparen. Nee, het was alleen een aankondiging.
De Ninevieten hadden geen voorkennis van YHWH. Er waren geen andere profeten van de HEERE in Ninevé geweest die hen bekend hadden gemaakt met de Wet van God. Het enige dat zij te horen kregen van deze profeet was de aankondiging dat God de stad zou vernietigen.
(Kanttekening) Het was nl. wel zo dat drie jaar daarvoor er een volledige zonsverduistering was en ook rond die tijd een aantal plagen. Misschien hadden deze gebeurtenissen de Ninevieten tot op zekere hoogte ontvankelijk gemaakt voor de waarschuwing. We weten het niet. (15 juni, 763 v.Chr.)
Hoe dan ook, zij hadden zich radicaal bekeerd en dan niet eens op basis van enige belofte of zekerheid dat God hun gaf. Want dat gaf God niet. Nee, zij hadden zich bekeerd op basis van vers 9: ‘Wie weet zal God Zich omkeren, berouw hebben en Zijn brandende toorn laten varen, zodat wij niet omkomen!’
De houding en het handelen van de Ninevieten is enerzijds bewonderingswaardig, en anderzijds is het een aanklacht tegen allen die de God van de Bijbel anno 2022 verwerpen.
Waarom? Omdat wij de historische feiten over Jezus Christus hebben, wij hebben ooggetuigenverklaringen van Zijn opstanding uit de dood, wij hebben de Bijbel, wij hebben Gods keiharde waarschuwingen, wij hebben Gods keiharde beloften, wij hebben het bewijs van veranderde levens, wij hebben zoveel waardoor men tot bekering kan komen, maar men vertikt het.
Jezus sprak tegen de weerbarstige ongelovigen in Mattheüs 11 over hoe het voor steden zoals Sodom verdraaglijker zou zijn op de dag van het oordeel dan voor hen. Hij sprak dit tegen drie Joodse steden waarin Jezus de meeste wonderen had verricht.
Zijn oordeel over hen is gebaseerd op het feit dat zij Joods waren. Zij hadden de Heilige Schrift, zij zagen met eigen ogen de wonderen en tekenen die Jezus verrichtte. Maar ondanks dit alles hadden zij Jezus verworpen.
Kennis brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Dit is wat Jezus ons hier laat zien, en dit is ook wat wij uit Jona 3 moeten leren.
De Ninevieten hadden geen kennis maar toch bekeerden zij zich. Mensen hebben anno 2022 zo veel kennis, maar zij vertikken de verantwoordelijkheid voor die kennis te dragen.
Als jij iemand bent die genoeg over Jezus Christus gehoord hebt en jij je nog steeds tegen Hem verzet, lees a.u.b. Mattheüs 11:20-24. Want Jezus spreekt hier tot jou! Jezus waarschuwt jou.
In vers 10 staat: ‘Toen zag God wat zij deden, dat zij zich bekeerden van hun slechte weg. En God kreeg berouw over het kwade dat Hij gezegd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet.’
God krijgt geen berouw zoals wij mensen berouw zouden kunnen krijgen over iets dat wij fout gedaan hebben. Berouw is eigenlijk een onhandige vertaling van het Hebreeuws woord. Geloof het of niet, maar de Bijbel in Gewone Taal vertaalt het beter dan alle conservatieve vertalingen.
‘… En Hij kreeg medelijden en veranderde Zijn plan’
In de grondtekst betekent het woord als eerste om gerust te stellen, te troosten, om verlichting te brengen, om medeleven uit te spreken.
Hierin zien wij Gods hart voor de mens. Op het moment dat iemand zich tot God bekeert is God er om die persoon gerust te stellen, te troosten, verlichting te brengen, medeleven uit te spreken.
God heeft dit voor de Ninevieten gedaan, een gruwelijk en wreed goddeloos volk. Een volk dat de grootste bedreiging vormde voor Israëls bestaan. Dit was Gods hart voor Ninevé en dit is nog steeds Gods hart voor jou en mij, anno 2022.
Hoofdstuk 4
Vers 1-4 – “1Dit was volstrekt kwalijk in de ogen van Jona en hij ontstak in woede. 2Hij bad tot de HEERE en zei: Och HEERE, waren dit mijn woorden niet toen ik nog in mijn eigen land was? Daarom ben ik het voor geweest door naar Tarsis te vluchten! Want ik wist dat U een genadig en barmhartig God bent, geduldig en rijk aan goedertierenheid, Die berouw heeft over het kwaad. 3Nu dan, HEERE, neem toch mijn leven van mij weg; het is immers voor mij beter te sterven dan te leven. 4Maar de HEERE zei: Bent u terecht in woede ontstoken?”
Jona was een rasechte Hebreeër. Hij was een patriot! Hij hield van Israël en van de God van Israël. Maar hij haatte Israëls aartsvijand die erop uit was om Israël uit te roeien. Hij wilde eigenlijk dat God de Ninevieten zou vernietigen om die bedreiging uit de wereld te helpen.
Daarom was Jona gevlucht. Daarom had hij geen moeite met het overboord gegooid te worden. Het maakte hem niets uit of hij zou verdrinken, zolang de Ninevieten maar niet de boodschap van God mee zouden krijgen.
En nu dat God de Ninevieten gespaard had zag Jona alleen nog maar dat de bedreiging tegen Israël nog steeds aanwezig was.
Je zou Jona’s situatie evt. kunnen vergelijken met hedendaags Iran, die Israël geheel wil uitroeien en dan liefst met kernwapens. Welke Jood zou zich ervoor inzetten om Iran te waarschuwen?
Of dat God een rasechte orthodoxe Jood tijdens de tweede wereldoorlog naar Duitsland toe zou sturen om daar een waarschuwing van God te geven.
Ik begrijp Jona’s weerstand, maar Gods hart voor de verlorenen stijgt boven alles uit. Hier zien wij dus al dat het Gods bedoeling was en is om alle volken te redden.
Ja, Israël is Gods uitverkoren volk, maar God wil dat niemand verloren gaat en Hij heeft dat o.a. hier in Jona bewezen.
Hoe zit dat met ons? Aan wie zou jij weigeren het Evangelie te brengen? En dan niet omdat het lastig of moeilijk zou zijn, maar omdat jij vindt dat die persoon of die mensen het niet verdienen?
En ik zeg hiermee niet dat je dat nu ineens wel moet gaan doen, maar het gaat hier om je hartgesteldheid. Heb jij het hart van God voor alle verlorenen, of heb jij een hart van voorkeur? Maak jij onderscheid in wie jij denkt die het Evangelie verdient en wie niet? Dit is echt iets waarmee je zelf met de HEERE over moet gaan worstelen.
HEILIG AVONDMAAL
Wij vieren vanmorgen het Heilig Avondmaal waarbij wij stil staan bij het offer van Jezus Christus aan het kruis. Waar Hij mijn/onze straf geheel op Zich nam zodat wij vergeving van onze zonden ontvangen en verzoend worden met God de Vader, de Schepper van hemel en aarde.
Door het vergoten bloed van Jezus Christus hebben wij die wedergeboren zijn het echte leven gekregen, leven en overvloed.
Wij zijn een nieuwe schepping in Christus. Wij hoeven niet per se gebonden te zijn in en door de zonde. Wij zijn vrijgemaakt, wij zijn vrijgekocht, wij zijn duur gekocht. Wij zijn Gods kostbaar bezit en wij zijn de Vaders cadeau aan de Zoon.
Wij zijn onvoorwaardelijk geliefd, wij zijn begenadigd, wij hebben de Heilige Geest die ons helpt om christen te zijn, die ons bekrachtigd om getuigen van Christus te zijn, die de vrucht van de Geest een realiteit in ons dagelijks leven maakt. En nog zoveel meer…
De Ninevieten hadden dit niet, maar toch gaven zij zich over aan de levende God van de Bijbel. Wat belet jou?
Als jij wedergeboren bent, voel je vrij om deel te nemen aan het Heilig Avondmaal. Als jij vanmorgen voor het eerst of in een hernieuwde toewijding je leven aan de HEERE wil overgeven, doe dat en voel je dan ook vrij om deel te nemen.
Terwijl het muziek team ons begeleid zullen de elementen achter in de zaal uitgedeeld worden. Sta a.u.b. op en pak de elementen en neem ze terug naar je stoel. Zodra iedereen weer zit zullen we gezamenlijk het Heilig Avondmaal nuttigen.
Mattheüs 26:26-30
Numeri 6:24-26
24De HEERE zegene u en behoede u!
25De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig!
26De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!