Een man met een missie
Wij gaan verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht met elkaar doornemen zodat wij geestelijk zullen groeien naar volwassenheid toe. In de woorden van Jezus: ‘Wie oren heeft om te horen, laat die horen’.
Vandaag gaan wij de eerste helft van het 16e Bijbelboek, Nehemia in vogelvlucht met elkaar doornemen. Noem 1e 16 Bijbelboeken!
Wij bevinden ons nu aan het einde van de geschiedenis van Oud Testamentisch Israël; het eindigt met het laatste hoofdstuk van Nehemia, hoofdstuk 13.
Wanneer wij zo meteen de Bijbel openen is het goed om bij Nehemia 13 te noteren dat Maleachi, het laatste Bijbelboek van het O.T., geschreven werd tijdens de gebeurtenissen van Nehemia 13.
Dus wanneer je Maleachi leest, lees dan ook Nehemia 13 voor de context. Én, wanneer je Nehemia 13 leest, lees dan ook de vrij korte profetie van Maleachi die veelal uit z’n context gerukt wordt door welvaartspredikers.
Na het einde van Nehemia was er een periode van 400 jaar waarin God Zichzelf niet aan Israël had geopenbaard; noch door rechtstreekse openbaring, noch d.m.v. Zijn profeten. God was helemaal stil. Vandaar dat deze periode dan ook de stille jaren genoemd wordt.
Er gebeurde in die periode best wel veel met Israël, maar daar gaan wij nu niet op in. Misschien wanneer wij met het O.T. klaar zijn zal ik voordat wij aan het N.T. beginnen een studie geven over deze intertestamentaire periode.
Pas wanneer Johannes de Doper in de Evangeliën op het toneel komt spreekt God weer tot Israël, en daarna natuurlijk door Jezus Christus zelf.
Alhoewel het boek Esther in onze Bijbels ná Nehemia komt werd het tijdens de ballingschap geschreven tussen Ezra hoofdstuk 6 en 7 in. Dus v.w.b. de vertelling, oftewel de chronologie van de geschiedenis moeten we Esther zien als een parenthese, een invoeging.
Dus, alles dat geschreven staat in de Bijbelboeken die in onze Bijbels ná Esther komen, vindt plaats in de Bijbelboeken die wij tot nu toe hebben behandeld.
Bijvoorbeeld, de boeken Haggaï en Zacharia, boeken 37 en 38 hebben betrekking op de geschiedenis in Ezra, boek 15. Maleachi, boek 39 heeft betrekking op Nehemia hoofdstuk 13, boek 16.
Wanneer wij Esther afmaken, dan zijn wij klaar met de Oud Testamentische geschiedenis van Israël. Wanneer wij de hiernavolgende boeken gaan behandelen, dan zoemen wij als het ware in op specifieke gebeurtenissen en situaties tijdens de geschiedenis van Israël en Juda.
Inleiding
V.w.b. de vertelling is Nehemia een vervolg op Ezra. In Ezra 1 zagen wij de toen wereldleider, Koning Kores van Perzië, een bevelschrift geven om de tempel in Jerusalem te herbouwen.
Onder leiding van Zerubbabel kwamen een kleine 50.000 Joden vanuit Perzië terug naar Jeruzalem en door deze mensen, met geestelijke ondersteuning van Haggaï en Zacharia werd de tempel herbouwd. Dit heeft zo’n 20 jaar geduurd omdat de bouw voor zo’n 15 jaar lang stilstond vanwege de tegenstand van de vijand.
Vervolgens, na bijna 60 jaar, onder leiding van Ezra kwam nog een groep Joden uit Perzië terug naar Jeruzalem en Ezra herstelde de aanbidding van God volgens de Wet van Mozes. Omdat het volk dat met Zerubbabel terugkwam binnen no time alweer afvallig werd, gebruikte God Ezra, de biblicist om een geestelijke opwekking tot stand te brengen.
Wat wij vandaag gaan zien is dat 12 jaar nadat Ezra het volk geestelijk had hersteld, Nehemia door God geroerd wordt om naar Jeruzalem toe te gaan om de stadsmuur te herstellen.
Hoofdstuk 1
Nehemia begint met een tijdsaanduiding, waar Nehemia op dat moment was, een bericht uit Jeruzalem over de huidige toestand en de reactie van Nehemia op het nieuws uit Jeruzalem; namelijk dat zijn hart gebroken werd en dat hij het aan de voeten van de HEERE bracht d.m.v. gebed en vasten. Laten we een aantal verzen lezen:
Vers 1-3 – “1De woorden van Nehemia, de zoon van Hachalja. Het gebeurde in de maand Chisleu, in het twintigste jaar, toen ik in de burcht Susan was, 2dat Hanani kwam, een van mijn broers, hij en mannen uit Juda. Ik vroeg hun naar de Joden die ontkomen waren, die uit de gevangenschap overgebleven waren, en naar Jeruzalem. 3Zij zeiden tegen mij: De overgeblevenen, die uit de gevangenschap daar in het gewest zijn overgebleven, verkeren in grote ellende en in smaad. In de muur van Jeruzalem zijn bressen geslagen en zijn poorten zijn met vuur verbrand.
In het 20e regeringsjaar van koning Arthahsasta, ergens in het late najaar was Nehemia in het koninklijk paleis in Susan. En terwijl hij daar was kwamen een van zijn broers en nog wat andere mannen uit Juda terug met de melding dat de Joden in Jeruzalem in grote ellende en smaad verkeren.
Zoals wij zo gaan lezen, wist Nehemia uit o.a. de profetieën van Jeremia dat God het overblijfsel dat uit Babylonië terug zou keren zou zegenen.
Dus nu hij het tegenovergestelde te horen krijgt is hij er helemaal ondersteboven van.
Vers 4-6a – “4Het gebeurde, toen ik deze woorden hoorde, dat ik ging zitten en begon te huilen. Ik bedreef enkele dagen rouw, terwijl ik voor het aangezicht van de God van de hemel vastte en bad. 5Ik zei: Och, HEERE, God van de hemel, de grote en ontzagwekkende God, Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor hen die Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen. 6aLaat Uw oor toch opmerkzaam zijn, en Uw ogen open, om te luisteren naar het gebed van Uw dienaar, dat ik heden dag en nacht voor Uw aangezicht bid voor de Israëlieten, Uw dienaren.”
Nehemia was een zeer bijzonder mens. Hij was de kleinzoon van Judese grootouders die een andere holocaust meegemaakt hadden. Ondanks dat hij in Perzië geboren en getogen was had het Joods volk en Jeruzalem een grote plek in zijn hart.
Op het verschrikkelijk nieuws over zijn Joodse broers en zussen barste hij in tranen uit en het eerste wat in hem opkwam om te doen was om zijn hart bij God te luchten door dagenlang te bidden en te vasten.
Wat Nehemia kenmerkte was dat hij een man van gebed was. Elke keer dat hij een stap moest zetten lezen wij dat Nehemia tot God bad. Als je niet precies weet hoe te bidden, kijk dan naar de gebeden van Nehemia als een voorbeeld.
Vers 8-11 – “8Denk toch aan het woord dat U Uw dienaar Mozes geboden hebt: ‘Als u ontrouw bent, zal Ik u overal onder de volken verspreiden. 9Maar als u zich tot Mij bekeert en Mijn geboden in acht neemt en die houdt – al bevonden uw verdrevenen zich aan het einde van de hemel, vandaar zal Ik hen bijeenbrengen en hen brengen naar de plaats die Ik gekozen heb om daar Mijn Naam te laten wonen’. 10Zij zijn toch Uw dienaren en Uw volk, dat U verlost hebt door Uw grote kracht en door Uw sterke hand. 11Och, Heere, laat Uw oor toch opmerkzaam zijn op het gebed van Uw dienaar, en op het gebed van Uw dienaren, die er vreugde in vinden Uw Naam te vrezen. Doe Uw dienaar vandaag toch slagen en geef hem barmhartigheid bij deze man. Ik was namelijk de schenker van de koning.
In zijn gebed doet Nehemia beroep op het Woord van God; op de beloften van God.
Dit is ook iets dat wij kunnen doen wanneer wij bidden. Bijvoorbeeld, Jakobus 1 belooft dat wanneer wij God om wijsheid bidden, dan zal hij ons dat geven. Wij kunnen dus biddend beroep doen op die verzen in Jakobus 1.
Nog een voorbeeld. Jezus zegt in Johannes 6 tot twee keer toe dat niemand tot geloof in Hem kan komen tenzij God de Vader, d.m.v. de Heilige Geest, hem/haar naar Jezus toe trekt. Wij kunnen dus biddend beroep doen op God om nog-niet-gelovige mensen naar Jezus toe te trekken om hen tot geloof te brengen.
Nehemia vraagt God aan het einde van dit gebed om hem te doen slagen bij de koning omdat hij als schenker van de koning toegang tot de koning had.
Nehemia moest een zeer bijzonder mens zijn geweest omdat een schenker van de wereldleider alles eerst at en dronk voordat de koning het at of dronk. Als het eten of drinken giftig was, dan was het lang leve de koning, maar nu moeten we een andere schenker gaan halen.
Dit was een vertrouwenspositie. Er werd zelfs gezegd dat de schenker van een koning dusdanig close met de koning was dat alleen de koningin dichter bij de koning stond. Nehemia stond blijkbaar met kop en schouders boven de rest uit en daarom koos de koning hem.
En omdat Nehemia een vertrouwensband met de koning had vroeg hij aan God om de hulp en ondersteuning van de koning; de machtigste man in het nabije Oosten. Kijk naar wat er in hoofdstuk 2 staat:
Hoofdstuk 2
Vers 1-2 – “1Het gebeurde in de maand Nisan, in het twintigste jaar van koning Arthahsasta, toen er wijn voor hem gereedstond, dat ik de wijn nam en aan de koning gaf. Nu was ik nooit in zijn tegenwoordigheid verdrietig geweest. 2Toen zei de koning tegen mij: Waarom staat uw gezicht zo verdrietig, terwijl u toch niet ziek bent? Dit is niets anders dan hartenpijn. Toen werd ik heel erg bevreesd.”
Het meest opvallende in deze verzen is dat het gebed van Nehemia nu verhoord gaat worden. Maar, pas na vier maanden lang gebeden te hebben. Hij begon in de 9e maand te bidden en nu is het de 1e maand. Vier maanden lang heeft hij gevast en gebeden.
Liefst willen wij dat God à la minuut onze gebeden verhoort. Misschien zijn de meer geduldige onder ons zelfs bereid om wat langer te wachten, maar als wij na een week lang gevast en gebeden te hebben dan moet God toch echt wel iets gaan doen.
Daarom staat er in Handelingen dat de eerste gemeente o.a. volhardde in de gebeden. Dit betekent niet alleen dat zij volhardde in de zin dat zij baden, maar dat zij net zo lang door baden totdat God hun gebeden had verhoord.
Sommige gebeden worden onmiddellijk door God verhoord, maar bij anderen kan het soms jarenlang duren. Er zijn in mijn leven dingen waar ik nu al 30 jaar lang voor bidt. Nu moet ik eerlijk toegeven dat ik niet elke dag ervoor vast en bidt, maar toch, 30 jaar is best wel lang. En totdat God mij duidelijk maakt om te stoppen met deze gebeden blijf ik net zo lang doorbidden.
Dus leer van Nehemia om te volharden in de gebeden!
Degenen die de koning dienden moesten te allen tijde blij en opgewekt zijn. De koning had genoeg aan zijn hoofd en het laatste wat hij wilde was dat zijn bedienden met een lang gezicht rondliepen te zeuren en te zaniken.
Dus na het voor 4 maanden lang volgehouden te hebben kon Nehemia het niet langer inhouden en zijn gezicht sprak boekdelen. Hij was er kapot van en kon het niet langer verbergen en de koning zag dat.
De reden waarom Nehemia heel erg bevreesd werd was omdat de straf voor het niet vrolijk en opgewekt in de tegenwoordigheid van de koning zijn nogal rigoureus was. Men werd letterlijk een kopje kleiner gemaakt.
Vers 3-6 – “3Ik zei tegen de koning: Moge de koning in eeuwigheid leven! Waarom zou mijn gezicht niet verdrietig staan, als de stad, de plaats van de graven van mijn vaderen verwoest ligt en zijn poorten door vuur verteerd zijn? 4De koning zei tegen mij: Wat verzoekt u dan? Toen bad ik tot de God van de hemel 5en zei tegen de koning: Als het de koning goeddunkt, en als uw dienaar u welgevallig is, dat u mij dan naar Juda stuurt, naar de stad met de graven van mijn vaderen, zodat ik die weer op kan bouwen. 6Toen zei de koning tegen mij, terwijl de koningin naast hem zat: Hoelang zal uw reis duren en wanneer zult u terugkeren? Het was goed in de ogen van de koning. Hij liet mij gaan toen ik hem een bepaalde tijd opgegeven had.”
Ondanks de potentieel dodelijke situatie beseft Nehemia dat God op dit moment de deur wagenwijd voor hem opent om beroep op de koning te kunnen doen. Hij vertelt de koning gewoon hoe het ervoor staat. En zonder dat hij de koning om hulp hoefde te vragen vraagt de koning: ‘wat verzoekt u dan?’.
Meteen daarna staat dat Nehemia tot de God van de hemel bad. Dit had zo’n stil ‘help mij’ gebed moeten zijn geweest want hij had geen gelegenheid om uitgebreid te gaan bidden. Maar omdat hij reeds vier maanden lang heel specifiek gebeden had was zo’n schietgebedje gepast en voldoende.
Jammer genoeg blijft het gebedsleven voor sommigen onder ons alleen maar bij dit soort schietgebedjes.
Nu zien wij dat Nehemia al die tijd gebeden had want hij is er goed op voorbereid om de koning een concreet antwoord te kunnen geven. Er werd ooit gezegd dat wanneer iemand zich voor God de Koning buigt, hij voor alle koning kan staan.
Nehemia was vier maanden lang aan het bidden en vasten geweest. Maar tegelijkertijd was hij vanuit zijn gebeden ook plannen aan het maken. Hij bereidde zich al biddend goed voor zodat hij er klaar voor zou zijn op het moment dat God zijn gebed zou verhoren en die deur voor Hem zou openen.
Veelal bestaat ons gebedsleven uit het bidden voor dingen, voor situaties, voor crisissen. Nu klinkt dit logisch, maar bidden hoort ons ook in beweging te brengen. Bidden is geen monoloog waarin wíj slechts aan het woord zijn.
Nee, bidden is ook luisteren naar Gods stem; dat stil zacht stemmetje dat ons op Zijn Woord wijst; Zijn Woord dat rijkelijk in ons woont, zodat wij ook te weten komen wat wij naast het bidden moeten gaan doen; wat God wil dat wij doen in de situatie waar wij voor bidden.
Als je bijvoorbeeld vrijgezel bent en je bidt voor een man of een vrouw. Naast het bidden, wat doe jij eraan om voor de persoon waar jij voor bidt, een goddelijke man of vrouw te zijn?
M.a.w. hoe bereid jij jezelf voor om een godvrezende partner te zijn? Verdiep jij je bijvoorbeeld in het Woord van God om van God te weten te komen hoe een God erende partner te zijn, voor op het moment dat God jou die partner geeft?
Als jij op dit moment eerlijk bent en je kunt op dit moment niet met zekerheid zeggen dat jij een Bijbelse man of vrouw bent voor die eventuele partner, wat doe jij er nu dan aan? Vraag je God alleen maar om die vrouw of man, of bereid jij je voor om de man of vrouw te zijn die waardig is om Gods dochter of zoon te mogen ontvangen als jouw levenspartner? Ben jij degene aan wie God zijn dochter of zoon kan toevertrouwen?
Als jij alleen maar uit wanhoop bidt voor een partner en jij laat je door Gods Geest en Gods Woord niet heiligen, dan ben je niet een Nehemia.
Dit is slechts één voorbeeld van hoe wij het voorbeeld van Nehemia moeten navolgen.
Mijn voorganger, Pastor Chuck zei: “Je kunt meer doen dan alleen bidden als je reeds gebeden hebt, maar je kunt beter niets doen voordat je gebeden hebt.”
Wat ook in deze verzen opmerkelijk is, is dat de koning vroeg hoe lang Nehemia weg zou blijven. Dit geeft aan dat Nehemia waardevol voor de koning was. En nogmaals, Nehemia was biddend voorbereid en kon de koning laten weten wanneer hij terug zou zijn.
Vervolgens vraagt Nehemia de koning om brieven zodat hij zonder problemen doorgang zou krijgen tijdens zijn reis. Ook zorgde de koning ervoor dat Nehemia al het nodige timmerhout mee zou krijgen van de koninklijke houthandel. De koning had zelfs gewapende bewakers en ruiters met hem meegestuurd.
Maar, zoals wij in onze studie van Ezra hadden gezien, wanneer God een goed werk aan het doen is, is er altijd tegenstand van de vijand.
Vers 10 – “Toen Sanballat, de Horoniet, en Tobia, de Ammonitische dienaar, dat hoorden, was het volstrekt kwalijk in hun ogen dat er iemand gekomen was om het goede te zoeken voor de Israëlieten.”
Wij zullen deze Sanballat en Tobia later in de vertelling weer tegenkomen.
Vers 11-12b – “11Ik kwam aan in Jeruzalem en was daar drie dagen. 12Toen stond ik 's nachts op, ik en enkele mannen met mij. Ik vertelde geen mens wat mijn God in mijn hart gegeven had om voor Jeruzalem te doen.”
Hier geeft Nehemia expliciet aan dat God een verlangen in zijn hart had gelegd. Dit kwam niet zomaar. Nehemia was God trouw. Hij was een man van gebed. Hij was integer. Hij zocht God en Zijn wil met heel zijn hart, ziel, kracht en verstand. Ook had Nehemia echt hart voor Gods volk, ondanks dat het een hardnekkig volk was. Nehemia hield van de gemeente van God en daarom kon God Nehemia gebruiken.
Het is overigens altijd goed wanneer God iets op je hart legt, om er niet meteen met anderen over te hebben. Bewaar het in je hart en beoordeel eerst de situatie voordat je het met anderen deelt.
In vers 17, nadat Nehemia de boel had beoordeeld vertelde hij pas aan de priesters, de edelen, de machthebbers wat hij van plan was.
Vers 17-18 – “17Toen zei ik tegen hen: U ziet de ellende waarin wij verkeren, dat Jeruzalem verwoest ligt, en zijn poorten met vuur verbrand zijn. Kom, laten we de muur van Jeruzalem opbouwen, zodat wij niet langer een voorwerp van smaad zijn. 18En ik vertelde hun over de hand van mijn God, die goed over mij geweest was, alsook de woorden van de koning die hij tot mij gesproken had. Toen zeiden zij: Laten wij opstaan en gaan bouwen! En ze grepen moed voor het goede werk.”
Nehemia werd één van hen en omdat hij door God geroepen was om dit werk te doen vond hij gunst bij en het respect van degenen die het bouwwerk zouden doen. Hij werd direct herkent en erkent als een door God aangestelde leider.
Waarom had Zerubbabel de muur 90 jaar daarvoor niet hersteld? Waarom had Ezra de muur 12 jaar daarvoor niet hersteld?
Ik geloof dat God altijd Zijn oog heeft op één man die Hij gebruiken kan en wil om een specifiek doel te bereiken en Nehemia was voor deze taak dé door God gekozen man.
Nehemia was een man met een missie; een missie van God. Hij wist voor 100% zeker dat dit van God was, hij wist dat God ervoor zou zorgen dat dit werk zou slagen en daarom was hij vastberaden.
Waar zijn zekerheid uiteindelijk vandaan kwam was het feit dat de goede hand van de HEERE over hem was en dat hij daarnaar handelde.
En weet je wat, als jij een wedergeboren christen bent, dan is de goede hand van de HEERE ook over jou. De vraag is, handel jij daar ook naar? Ben jij een Nehemia? Weet jij überhaupt wat Gods missie is wat jouw rol hierin is?
Toen zeiden zij: Laten wij opstaan en gaan bouwen! En ze grepen moed voor het goede werk.
De mensen waarmee Nehemia ging bouwen herkende het feit dat Nehemia door God geroepen was om dit project te leiden. En omdat de Geest van God hen dit had laten zien, en omdat de Geest van God hun harten had bewogen grepen zij moed voor het goede werk.
Dit was noodzakelijk in de situatie van Nehemia en dit is ook noodzakelijk in het bouwwerk van de plaatselijke kerk, anno 2020.
Als Gods goede hand over een man is, en als God die man roept om een plaatselijke kerk te stichten en te leiden, dan zullen de mensen om hem heen dat herkennen en erkennen.
En waar de Heilige Geest dit aan de mensen laat zien zal de Heilige Geest ook de harten van deze mensen ertoe bewegen om mee te gaan helpen in dat bouwwerk.
Vers 19 – “19Maar Sanballat, de Horoniet, en Tobia, de Ammonitische dienaar, en Gesem, de Arabier, hoorden dit, en bespotten en verachtten ons. Zij zeiden: Wat is dit voor iets wat u doet? Wilt u tegen de koning in opstand komen?”
Nu zijn de tegenstanders met drie man sterk en zij proberen Nehemia en het Joods volk te ontmoedigen door hen te bespotten en te dreigen. Zij wilden Nehemia en het volk ontmoedigen, zij wilden hen bang maken.
Dit is nu ook waarmee onze tegenstander de duivel ons probeert te ontmoedigen.
Waarom denk je dat het voor ons zo moeilijk is om ons geloof in Jezus Christus met niet-gelovigen te delen?
Omdat we bang zijn. We zijn bang om bespot te worden, om belachelijk gemaakt te worden. Wij zijn bang om onze ‘vrienden’ kwijt te raken. Wij zijn bang dat het onze reputatie zal beschadigen. Wij zijn bang omdat wij niet willen dat mensen ons raar gaan vinden. Wij zijn bang om dingen kwijt te raken; wat dat ook mag zijn. Maar kijk naar wat Nehemia’s remedie was.
Vers 20 – “20Toen gaf ik hun antwoord en zei tegen hen: De God van de hemel, Hij zal ons doen slagen en wij, Zijn dienaren, zullen opstaan en gaan bouwen. Maar u hebt geen deel, geen recht, en geen herinnering in Jeruzalem.”
Nehemia’s remedie tegen de bangmakerij van de tegenstander was zijn zekerheid dat God met hen was en dat God hen zou doen slagen.
Betekende dit dat hij hierna geen tegenstand meer zou ervaren? Zou hierna alles van een leien dakje gaan? Nee! Hij en de Joden zouden hierna nog veel meer tegenstand ervaren, maar tegelijkertijd zal God ondanks de tegenstand zegevieren.
Romeinen 8:31 – “Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?”
Betekent dit dan voor ons dat wij geen tegenstand zullen krijgen? Nee! Maar het betekent wel dat God, die alles doet meewerken ten goede vóór ons is en ondanks veel tegenstand uiteindelijk zal zegevieren.
Hoofdstuk 3
In hoofdstuk 3 zien wij de namen van alle mensen die meehielpen met de bouw en waar zij aan werkte.
Heel opvallend is dat dit geen bouwvakkers waren. Er waren o.a. edelsmeden (juweliers), parfumeurs, handelaren en zelfs een zekere Sallum die met zijn dochters bouwde.
Als jij een dakkapel wil laten plaatsen of als je een uitbouw op de begane grond wil laten bouwen, dan ga je niet naar een juwelier toe of naar een Douglas of de Bijenkorf voor een offerte. Nee je gaat naarstig opzoek naar een aangemerkt bouwbedrijf.
Maar hier zien wij dat Nehemia, een schenker van de koning, samen met een hele groep ongeschikte, onervaren bouwlieden aan dit bouwproject werkte.
Dit bewijst dat God niet opzoek is naar bekwame mensen met de juiste opleidingen, met een goede C.V., met kennis van zaken. Nee, God bekwaamt degenen die Hem in alles trouw zijn.
Toen God mij riep om naar Nederland toe te komen sprak ik geen zinnig woordje Nederlands. Nu is mijn Nederlands door Gods toedoen en mijn inzet wat het nu is. God heeft mij in o.a. de Nederlandse taal bekwaamt.
Dus, laat je alsjeblieft niet ontmoedigen door wat de maatschappij ons leert; namelijk dat je voor alles dat je eventueel voor God wil doen, een papiertje daarvoor nodig hebt. Nee, God is het die Zijn trouwe dienstknecht bekwaamt. Natuurlijk moet je zoals Nehemia en de Joden keihard werken, maar uiteindelijk is het God die je zal doen slagen.
Hoofdstuk 4
In hoofdstuk 4 zien wij de tegenstand toenemen:
Tegenstand middels bespotting
Tegenstand middels ontmoediging
Tegenstand middels een dreiging van aanslagen, deze keer niet alleen door Sanballat en Tobia, maar nu ook nog eens door Arabieren, Ammonieten en de inwoners van Asdod. De tegenstand nam alleen maar toe.
Maar ondanks alle tegenstand spoorde Nehemia het volk aan tot een mate van vastberadenheid om het werk van God voort te zetten. Prachtig hoofdstuk!
Hoofdstuk 5
In hoofdstuk 5 zien wij dat de tegenstand niet slechts van buitenaf kwam, maar dat de duivel ook intern de boel aan het dwarsbomen was.
Er ontstond een situatie waarin de armere Joden niet genoeg te eten hadden waardoor zij hun huizen, wijngaarden en stukken land als onderpand gaven aan de meer welgestelde Joden. Sommigen verkochten zelfs hun kinderen aan deze welgestelde Joden om aan graan te kunnen komen.
Dit is net alsof de armere mensen in de Calvary Chapel hun vastgoed aan de welgestelde mensen in de Calvary Chapel verpanden om te kunnen eten. Of sterker nog dat bijv. familie de Bruin hun kinderen aan familie Dias verkoopt als slaven.
Nehemia was wit heet en zorgde ervoor dat alles rechtgezet werd.
Ook staat er een prachtig voorbeeld in van hoe Nehemia was. Als je wil zien wat voor karakter Nehemia had, lees dan vooral hoofdstuk 5.
Hoofdstuk 6
In hoofdstuk 6 zien wij dat Sanballat, Tobia en Gesem te weten kwamen dat de bouw van de muur klaar was. Alleen de vele poorten waren nog niet gehangen.
En tot vijf keer toe probeerden zij Nehemia van het werk van God af te halen om hen op de plaats Ono te gaan ontmoeten om zogenaamd te praten. Maar zij wilde hem alleen maar kwaad doen. Dit is hoe Nehemia elke keer hierop reageerde:
Vers 3 – “Toen stuurde ik boden naar hen toe om te zeggen: Ik ben met een groot werk bezig en kan niet komen. Waarom zou het werk stilliggen omdat ik het nalaat en naar u toe kom?”
Nogmaals, Nehemia was een man met een missie. Hij was gefocust. Hij was vastberaden en hij liet niets of niemand hem van het werk dat God hem opdroeg afhouden. Nehemia hield koers! Wat een held!
O.a. het voorbeeld van Nehemia heeft mij enorm geholpen toen er een aantal jaren geleden een kerkscheuring hier in de CCH ontstond door een Sanballat en Tobia.
Een aantal mensen waren er niet van overtuigd dat God mij hiertoe geroepen had en hier als voorganger geplaatst had en zij waren er stellig van overtuigd dat de CCH niet een echt werk van God was.
Het gevolg was dat zij zo’n 20 mensen hiervan wisten te overtuigen en zo ging er bijna een derde van onze gemeente, ontevreden met mij en de CCH, weg.
God zij dank dat een aantal van hen naar ons zijn teruggekeerd en nu floreren in hun relatie met God.
De reden waarom ik dit aanhaal is omdat het zo ontzettend belangrijk is om koers te houden wanneer er opschuddingen plaatsvinden.
Toen dit allemaal gebeurde had ik en het leidersteam natuurlijk wel de nodige branden geblust, maar wat voor de gemeente echt belangrijk was, was dat wij de koers hielden.
Nadat de laatsten van die groep weggingen, had God het op mijn hart gelegd om een meerdelige preekserie te houden genoemd: ‘koers houden’. Ik geloof dat God dit echt gebruikt heeft om ons als kerk te helen en om ons gericht te houden op Jezus en Zijn zaak, Zijn missie.
Ja, de verleiding was er om het over die ellende te hebben, maar wij waren vastberaden om ons niet van het goede werk af te laten houden door deze zeer pijnlijke situatie.
Vers 15 – “De muur werd op de vijfentwintigste van de maand Elul voltooid, na tweeënvijftig dagen.”
Wat een prachtige getuigenis van het werk van de Geest van God in en door de mensen van God, wiens hart volkomen aan God toegewijd zijn.
Toen de profeet Zacharia in het Bijbelboek Ezra tegen Zerubbabel sprak om hem te bemoedigen in het bouwwerk van de tempel, zei hij o.a. dit:
Zacharia 4:6 – “Dit is het woord van de HEERE tot Zerubbabel: Niet door kracht en niet door geweld, maar door Mijn Geest, zegt de HEERE van de legermachten.”
Ja, wij moeten God toegewijd zijn, ja wij moeten Gods hart en wil zoeken en doen, ja wij moeten onszelf verloochenen en voor Hem keihard aan het werk gaan, maar uiteindelijk is het de Heilige Geest die het in en door ons heen gaat doen.
Ben jij als wedergeboren christen als Nehemia? Zo nee, maak vandaag een bewuste keus om dat te willen zijn? Vertel God dat het jouw hartsverlangen is om zoals Nehemia te willen zijn, een mens volkomen aan God toegewijd, een mens volkomen in sync met het hart en de wil van God. Een mens waarop de goede hand van de HEERE over rust. Een mens met een missie, de missie van God.
Hebreeën 13:20-21 – “20De God nu van de vrede, Die de grote Herder van de schapen, onze Heere Jezus Christus, uit de doden heeft teruggebracht, op grond van het bloed van het eeuwige verbond, 21moge u toerusten tot elk goed werk om Zijn wil te doen, en in u werken wat in Zijn ogen welbehaaglijk is, door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.”