Satan ontmaskerd
Openbaring 9:1-21 – de vijfde en zesde bazuin
Afgelopen zondag hebben wij gelezen dat God Zich middels de eerste vier bazuinen specifiek richt op het vernietigen van Moeder aarde. Wij hebben ook gekeken naar de reden waarom God Zich per se op Moeder aarde richtte. De reden was voornamelijk om datgene, dat tussen God en de mens in staat, uit de weg te ruimen zodat de mens in staat zou kunnen zijn om zich tot God te bekeren. Volgens 1 Timotheüs 2:4 wil God dat alle mensen gered worden en de waarheid leren kennen. Dus, God zal er alles aan doen om mensen met Zijn genade en waarheid te bereiken; ook al betekent dat, dat Hij bepaalde blokkades uit ons leven moet verwijderen. Zoals ik al vaker heb gezegd is het oordeel dat God tijdens de grote verdrukking uitstort vooral bedoeld om de weerbarstige mensen naar Jezus Christus toe te trekken waardoor deze mensen gered kunnen worden.
Vanmorgen zullen wij opnieuw Gods genade zien in Zijn oordeel, en nogmaals, Zijn oordeel is voornamelijk bedoeld om mensen tot inkeer te laten komen.
Afgelopen zondag hebben wij Openbaring 8 afgemaakt. Wij bevinden ons vanmorgen dus bij het begin van Openbaring 9. Nogmaals, hoofdstuk 8 en 9 volgen de chronologie.
Vanmorgen gaan wij in Openbaring 9 de vijfde en de zesde bazuin behandelen en dan komen wij a.s. zondag uit op Openbaring 10 wat ons wederom in een parenthetisch stuk brengt, waarin wij inzoomen op specifieke gebeurtenissen die gelijktijdig aan de gang zijn.
Nu, om even een gevoel te krijgen van waar wij ons in de grote verdrukking bevinden, deze slide:
Het linker kolom geeft aan dat wij alle zeven zegels inmiddels behandeld hebben.
Het middelste kolom geeft aan dat wij de eerste vier bazuinen reeds behandeld hebben, en wat ik zonet zei gaan wij vanmorgen de vijfde en zesde bazuin behandelen.
De zevende bazuin zullen wij pas gaan behandelen ná het parenthetisch stuk in hoofdstuk 10 en 11 en dan zitten wij al op de helft.
Lees Openbaring 9:1-21
Vers 1 – “1En de vijfde engel blies op de bazuin, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen. En hem werd de sleutel van de put van de afgrond gegeven.”
Tot nu toe hebben wij in hoofdstuk 6 sterren uit de hemel zien vallen wat hoogstwaarschijnlijk meteorieten of asteroïden waren. Ook in hoofdstuk 8 zagen wij een ster uit de hemel op aarde vallen dat het drinkwater trof.
Nu is er wederom sprake ven een ster, alleen is dit geen meteoriet of asteroïde, want hier in vers 1 en ook in vers 2 wordt deze ster met het persoonlijk voornaamwoord ‘hem’ en ‘hij’ aangeduid. Wij hebben het hier dus over een persoon, oftewel, een engel.
Over engelen gesproken staat er in Job 38:7 dat tijdens de schepping van de aarde, de morgensterren, d.w.z. de engelen samen vrolijk zongen. Engelen worden in de Bijbel dus ook als sterren aangeduid.
Nu is er één specifieke ster, oftewel engel, die uit de hemel is gevallen. De profeet Jesaja spreekt hierover:
Jesaja 14:12-14 – “12Hoe bent u uit de hemel gevallen, morgenster, zoon van de dageraad! U ligt geveld op de aarde, overwinnaar over de heidenvolken!13En ú zei in uw hart: Ik zal opstijgen naar de hemel; tot boven Gods sterren zal ik mijn troon verheffen, ik zal zetelen op de berg van de ontmoeting aan de noordzijde. 14Ik zal opstijgen boven de wolkenhoogten, ik zal mij gelijkstellen met de Allerhoogste.”
Hier spreekt de Bijbel over de gevallen engel, de satan.
In Lukas 10:18 sprak Jezus met Zijn discipelen en zei: “Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.” Jezus heeft het hier over dezelfde gebeurtenis waar Jesaja over spreekt.
Het merendeel van de Bijbelcommentatoren geloven dus, dat de gevallen ster dat Johannes hier in Openbaring 9 vers 1 ziet, de satan is.
Wat wij hierin heel goed moeten begrijpen is dat ondanks dat satan gevallen is, hij nog steeds in de hemel toegelaten wordt. Niet als hemelburger, maar als bezoeker.
Wij zien bijvoorbeeld in het Bijbelboek Job, in hoofdstuk 1 en 2 dat satan in de hemel, in Gods aanwezigheid kwam en met God sprak, en God sprak met hem.
Ook zien wij in Openbaring 12:10 dat satan, vandaag de dag jou en mij en alle christenen dag en nacht voor God aanklaagt.
Dus, ja, satan is een gevallen engel en in Openbaring 12 zullen wij zien dat hij uiteindelijk voorgoed uit de hemel wordt verbannen, maar vooralsnog krijgt hij van God tot op heden nog steeds toegang tot de hemel; zei het als een bezoeker.
Wat wij ook heel goed moeten begrijpen is dat wanneer satan in opstand kwam tegen de almachtige God, hij één derde deel van alle engelen met zich mee nam.
In Openbaring 12:4 staat dat hij het derde deel van de sterren van de hemel op de aarde wierp.
De situatie dat vandaag de dag nog steeds actueel is, is dat satan en de overige ‘vrije’ gevallen engelen, oftewel demonen, tot op zekere hoogte van God vrijheid hebben gekregen om hun verwoestend werk op aarde te verrichten.
Dit is de satan en de demonen waarvan Paulus in 2 Korinthe 11:14 zegt dat hij zich vermomd als een engel van het licht. Dit is de satan en de demonen waarmee wij vandaag de dag te maken hebben.
Ik noemde de overige gevallen engelen ‘vrij’ omdat er ook gevallen engelen zijn die niet vrij zijn, maar door God opgesloten zijn. Hier kom ik straks op terug.
Vers 1 – “1En de vijfde engel blies op de bazuin, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen. En hem werd de sleutel van de put van de afgrond gegeven.”
Op eerste gezicht lijkt het feit dat de ster uit de hemel op de aarde gevallen is, niet zo bijzonder. Maar, de verwoording in de Nederlandse taal is niet helemaal duidelijk.
De werkwoordsvorm van ‘gevallen’ is in het voltooid tegenwoordige tijd wat simpelweg inhoud dat Johannes de ster niet op dit moment ziet vallen, maar dat hij een reeds gevallen ster ziet. Het gaat hier dus om de reeds gevallen ster, de reeds gevallen engel, de satan.
Aan deze satan werd de sleutel van de put van de afgrond gegeven. Satan bezat de sleutel niet. M.a.w. hij heeft geen zeggenschap hierover, maar het werd door God aan hem gegeven.
De put van de afgrond wordt in sommige Engelstalige Bijbels genoemd de schacht van de bodemloze kuil. D.m.v. de put of de schacht krijgt men toegang tot de afgrond, oftewel, de bodemloze kuil. Het Grieks woord voor afgrond is abussos.
Satan krijgt van God dus de sleutel om de put van de abussos de afgrond te openen.
We zullen zo meteen lezen dat het gevolg van het openen van de put vele malen erger is dan wat het eventuele gevolg zou kunnen zijn als men alle gevangenissen in de wereld opent. Dus, wat is deze afgrond, deze abussos?
Toen Jezus met Zijn discipelen in het land van de Gadarenen aankwam, kwam een door demonen bezeten man naar Jezus toe:
Lukas 8:28-31 – “28Toen hij Jezus zag, viel hij schreeuwend voor Hem neer en zei met luide stem: Wat heb ik met U te maken, Jezus, Zoon van God de Allerhoogste? Ik bid U dat U mij niet pijnigt.29Want Hij had de onreine geest bevolen van de man uit te gaan. Die had hem namelijk vele malen aangegrepen, en men had hem met ketenen en met boeien gebonden om hem in bewaring te houden, maar hij verbrak de boeien en werd door de demon naar de woeste plaatsen gedreven. 30Jezus vroeg hem: Wat is uw naam? Hij zei: Legio; want er waren veel demonen in hem gegaan. 31En zij smeekten Hem dat Hij hun niet zou bevelen in de afgrond te gaan.”
De afgrond waar deze demonen absoluut niet door Jezus naartoe gestuurd wilden worden was de abussos, dezelfde afgrond dat hier in Openbaring 9 genoemd wordt.
In het Bijbelboek Judas schrijft Judas in vers 6 over engelen die door God in bewaring werden gesteld.
Judas 1:6 – “Ook de engelen die hun waardigheid niet bewaard hebben en hun hemels verblijf verlieten, houdt God met onverbrekelijke boeien gevangen in het duister van de onderwereld, in afwachting van het oordeel op de grote dag.” (WV)
2 Petrus 2:4 – “Want God heeft ook engelen die zondigden, niet gespaard, maar hen laten opsluiten en vastketenen in het duister van de onderwereld, waar ze op hun vonnis moeten wachten.” (GNB)
Het ‘duister van de onderwereld’ waarin deze engelen vast zitten is blijkbaar hetzelfde als de afgrond, de bodemloze kuil, de abussos.
Het is duidelijk dat de satan zelf niet opgesloten is. Het is ook duidelijk dat er andere demonen zijn die niet opgesloten zijn. En dit Schriftgedeelte maakt duidelijk dat er een klasse demonen is dat opgesloten is in een nog strenger beveiligde inrichting dan welk Supermax gevangenis dan ook.
Vers 2 – “2En hij opende de put van de afgrond, en er steeg rook op uit de put als rook van een grote oven. En de zon en de lucht werden verduisterd door de rook van de put.”
Satan, die van God de sleutel krijgt maakt nu de put van de afgrond open en Johannes ziet dat er dusdanig veel rook uit de put komt dat de zon en de lucht daardoor verduisterd werd.
Dit geeft aan dat ergens op aarde een ingang is dat toegang geeft tot de afgrond. Stel je voor. . .
Vers 3-4 – “3En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde, en hun werd macht gegeven, zoals de schorpioenen van de aarde macht hebben. 4En tegen hen werd gezegd dat ze geen schade mochten toebrengen aan het gras van de aarde, of welke groene plant of welke boom dan ook, maar alleen aan de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hadden.”
Afgelopen zondag eindigden wij met hoofdstuk 8 vers 13: “En ik zag en hoorde één engel, die hoog aan de hemel vloog en met een luide stem riep: Wee, wee, wee hun die op de aarde wonen, vanwege de overige bazuinstoten van de drie engelen die nog op de bazuin zullen blazen.”
De engel sprak drie weeën uit over hun die op de aarde wonen. Nu zijn er op het moment dat deze engel dit zegt ongelovigen op aarde, gelovigen, en de 144.000 verzegelden.
Zij wonen allemaal nog op de aarde. Maar vijf maal wordt er in Openbaring gesproken over ‘hun die op de aarde wonen’. Dit is een technische term dat de weerbarstige ongelovige mensen omschrijft.
In Openbaring 13:8 staat dat allen die op de aarde wonen mensen zijn wiens namen niet zijn geschreven in het boek des levens, die het beest zullen aanbidden.
Het oordeel dat over de aarde zal komen d.m.v. deze sprinkhanen zal dus puur gericht worden op ‘allen die op de aarde wonen’, oftewel, alle mensen die op dat moment weerbarstig blijven en God blijven weigeren.
De mensen die het zegel van God wél op hun voorhoofd hebben zijn de 144.000 Joden die in Openbaring 7 door God verzegeld werden.
Deze demonische sprinkhanen wordt door God een beperking opgelegd.
Dit doet ons denken aan de beperking dat God aan satan oplegde t.a.v. Job satan mocht Job niet doden.
Hierin zien wij dat satan alleen de dingen mag doen die door God toegestaan worden.
Vers 5 – “5En hun werd macht gegeven, niet om hen te doden, maar om hen te pijnigen, vijf maanden lang. Hun pijniging was als de pijniging door een schorpioen, wanneer hij een mens steekt.”
Dit zijn geen sprinkhanen zoals wij die kennen. Het zijn geen insecten, maar het zijn demonen die van God deze vorm hebben gekregen om Gods doeleinde te bereiken.
Deze demonische wezens worden door God ingezet om de weerbarstige mens voor vijf maanden lang, dag in en dag uit te kwellen, onophoudelijk te pijnigen.
Vijf maanden lang, 150 dagen. 150 dagen is trouwens ook hoe lang God het water van de zondvloed op de aarde liet stromen.
Vers 6 – “6En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken maar die niet vinden. En zij zullen ernaar verlangen te sterven, maar de dood zal van hen wegvluchten.”
Mensen zullen op de vlucht gaan. Zij zullen zich proberen te verbergen, maar tevergeefs. Zij zullen dusdanig gepijnigd worden dat ze zelfmoord willen plegen.
Alleen zal het zo zijn dat zij voor vijf maanden lang niet dood kunnen gaan. God zal niet toestaan dat zij kunnen sterven. Er is dus geen enkele manier van ontsnapping.
Hoe dit zal gebeuren weten we niet, maar dit lijkt mij het meest verschrikkelijke wat een mens kan overkomen.
Maar ondanks de kwelling, zien wij hierin Gods genade.
God geeft deze weerbarstige mensen, die pertinent weigeren om zich tot God te bekeren, vijf maanden lang een voorproefje van de pijn en kwelling dat zij voor eeuwig mee zullen maken als zij in de hel terecht komen.
En voor vijf maanden lang kunnen zij niet doodgaan, dus God geeft de mensen nogmaals de gelegenheid om zich tijdens het oordeel tot God te bekeren. Wat een genade!
Vers 7-11 – “7En de sprinkhanen zagen eruit als paarden die voor de oorlog gereedgemaakt zijn. En op hun koppen droegen zij kransen als van goud, en hun gezichten leken op gezichten van mensen. 8En zij hadden haar als haar van vrouwen, en hun tanden waren als tanden van leeuwen. 9En zij hadden borstharnassen van ijzer, en het geluid van hun vleugels was als het geluid van wagens met veel paarden die ten strijde snellen. 10En zij hadden staarten die leken op schorpioenen, en er zaten angels aan hun staarten. En zij hadden de macht om de mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang. 11En zij hadden een koning over zich, de engel van de afgrond. Zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon, en in het Grieks heeft hij de naam Apollyon.”
Johannes schrijft hier op wat hij waarneemt. Johannes is beperkt door de taal en door zijn eigen referentiekaders. Vandaar dat hij schrijft dat de sprinkhanen eruitzagen ALS paarden, ALS van goud, LEKEN op gezichten van mensen, haar ALS haar van vrouwen, tanden ALS tanden van leeuwen, enz.
Deze zwerm sprinkhanen hadden een leider, een koning, de engel van de afgrond. Zijn Hebreeuwse naam, Abaddon betekent ‘vernietiging’, en zijn Griekse naam, Apollyon betekent ‘verwoester’.
Vers 12 – “12Het ene wee is voorbijgegaan. Zie, nog twee weeën komen hierna.”
De eerste wee is dus de 5e bazuin, de volgende twee weeën zijn de 6e en 7e bazuin.
Vers 13-14 – “13En de zesde engel blies op de bazuin, en ik hoorde uit de vier horens van het gouden altaar dat vóór God stond, één stem komen. 14Die zei tegen de zesde engel die de bazuin had: Maak de vier engelen los die gebonden zijn bij de grote rivier, de Eufraat.”
Hoogstwaarschijnlijk is het Jezus die tegen de zesde engel zegt om de vier engelen los te maken.
Het feit dat deze vier engelen gebonden zijn geeft aan dat het geen goede engelen zijn, maar kwade, gevallen engelen, oftewel, demonen.
Zoals we zo meteen gaan zien, zijn deze vier demonen de leiders van een gigantisch demonisch leger dat door God ingezet wordt.
Deze vier waren door God gebonden bij de grote rivier, de Eufraat, wat in hedendaags Iraq ligt.
Vers 15 – “15En de vier engelen werden losgemaakt. Zij waren in gereedheid gehouden tegen het uur en de dag en de maand en het jaar dat zij het derde deel van de mensen zouden doden.”
Hierin zien wij dat God alles tot in elk detail volledig onder controle heeft. Het jaar, de maand, de dag, en het uur spreken van een door God bepaald moment in de geschiedenis van de mens.
Deze waren door God gebonden en door God bewaard voor dit moment; het moment dat zij vrijgelaten worden om een derde deel van de mensen op aarde te doden.
Vers 16 – “16En het aantal bereden troepen bedroeg tweemaal tienduizend maal tienduizend, en ik hoorde hun aantal.”
De demonische troepen waar de vier demonen de leiding over hadden bedroeg twee-honderd-miljoen.
Vers 17-19 – “17En in dit visioen zag ik de paarden en hen die erop zaten aldus: ze hadden vuurrode en rookkleurige en zwavelkleurige borstharnassen. En de hoofden van de paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun mond kwam vuur, rook en zwavel. 18Door deze drie werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur, de rook en de zwavel die uit hun mond kwam. 19Want hun macht ligt in hun mond en in hun staart, want hun staarten zijn als slangen, met koppen eraan, en daarmee brengen zij schade toe.”
Nogmaals, Johannes omschrijft hier wat hij ziet. De omschrijving is minder belangrijk dan het uiteindelijk gevolg van het oordeel.
Een derde deel van de mensen worden door dit gigantisch demonisch leger gedood.
Bij het verbreken van de vierde zegel werd een vierde deel van de mensen op aarde gedood. Nu wordt er een derde deel van de mensen gedood.
Dus, alleen al door het oordeel van de vierde zegel en de zesde bazuin wordt de helft van de wereldbevolking gedood.
Op basis van de huidige wereldbevolking van 7 miljard mensen worden er 3,5 miljard mensen gedood.
Ik kan me er niets bij voorstellen dat de mensen in die tijd zo halsstarrig blijven en zich niet tot de God van de Bijbel bekeren.
In deze korte tijd hebben zij ontzettend veel van Gods oordeel gezien en meegemaakt.
In Openbaring 6 staat dat de mensen toegeven dat zij inzien dat de grote dag van Gods toorn is aangebroken. Zij weten dat God tijdens de grote verdrukking de verantwoordelijke is voor alle ellende op aarde.
Zij weten inmiddels dat wij, de kerk door Jezus zijn opgenomen. Zij hebben alle Bijbels op aarde tot hun beschikking, alle Bijbelse media. Er zijn miljoenen mensen tot geloof in Jezus gekomen die uiteraard voordat zij gemarteld werden het Evangelie verkondigd hebben. Zij hebben het Evangelie van de 144.000 verzegelden gehoord. Zij hebben het Evangelie van de vliegende engel uit Openbaring 14 te horen gekregen. Zij hebben de twee getuigen uit Openbaring 11 gezien en gehoord. Zij hebben voor vijf maanden lang een voorproefje van de hel gekregen. En toch hebben al deze mensen die gedood zijn er niet voor gekozen om zich tot de liefdevolle en genadig God van de Bijbel te bekeren.
Aan de ene kant kan ik er absoluut niet bij dat iemand zo koppig kan zijn. Aan de andere kant maakt het mij zo ontzettend dankbaar dat God mijn ogen en mijn hart geopend heeft voor de waarheid over Jezus Christus.
Als jij vanmorgen in Jezus Christus gelooft, dan is dat ver boven alles uit de grootste zegen in jouw leven. Laat dat heel goed tot je doordringen en leef daar vervolgens naar.
Waarom zou iemand er bewust voor kiezen om zich te blijven verzetten tegen de God van de Bijbel?
Vers 20 – “20En de overige mensen, die niet door deze plagen werden gedood, bekeerden zich niet van de werken van hun handen; zij bleven de demonen aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, horen of lopen.”
De mensen in de toekomst, en vandaag de dag bekeren zich niet omdat de mens verdorven is. Van nature is de mens in hun verdorvenheid vijandig jegens de God van de Bijbel.
Alles dat goed is wordt door de verdorven mens gezien als kwaad en alles dat kwaad is wordt door de verdorven mens gezien als goed.
Het is alleen wanneer men tot wedergeboorte komt dat de mens een zuivere kijk op zaken krijgt.
Alleen door de wedergeboorte krijgt de mens een liefdevolle relatie met God waardoor men geen afgoden meer wil dienen.
A.s. zondag zal ik het e.e.a. uitleggen over de afgoden die hier genoemd worden.
Vers 21 – “21Ook bekeerden zij zich niet van hun moorden, hun tovenarij, hun ontucht en het plegen van diefstal.”
Ondanks alles, bekeerden de overgebleven mensen zich niet. Vandaar dat God, als het ware, de duimschroeven aan zal draaien wanneer de oordelen van de zeven schalen uitgegoten worden. Tot slot dit:
Johannes 3:16-21 – “16Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat iedereen die in hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. 17Want God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen maar om de wereld door hem te redden. 18Wie in hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in Gods enige Zoon. 19Hier valt de beslissing: het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen hadden de duisternis meer lief dan het licht, want hun daden waren slecht. 20Iemand die het kwade doet, haat het licht en gaat het licht uit de weg; hij is bang dat zijn daden ontdekt worden. 21Een oprecht mens zoekt het licht op; dan blijkt dat hij gehandeld heeft in verbondenheid met God.” (GNB)