Spreuken 4

Omdat de Farizeeën niet wilde geloven dat Jezus de langverwachte Messias van Israël is, lagen zij continu in de clinch met Jezus. Op een gegeven moment had Jezus een man bevrijd en genezen. Deze man was hiervoor door een demon bezeten, was blind, kon niet spreken, maar Jezus bevrijdde en genas hem. Toen dit gebeurde beschuldigden de Farizeeën Jezus ervan dat Hij door de kracht van de satan demonen uitdreef, wat natuurlijk absurd is en Jezus legde dat ook uit. En nadat Jezus hen terechtgewezen had zei Jezus dit tegen hen: Mattheüs 12:34-35 –34O jullie adders, hoe kunt u die slecht bent, iets goeds zeggen? Want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over. 35Iemand die goed is, haalt uit zijn goede voorraadkamer goede dingen tevoorschijn; iemand die slecht is, haalt uit zijn slechte voorraadkamer slechte dingen tevoorschijn.” (GNB)