2025.0622 – Sterke Liefde Bouwt Op
Romeinen #102
Romeinen 15:1-6
[CC Haarlemmermeer, 22 juni 2025]
Alle Schriftreferenties zijn genomen van de Herziene Statenvertaling (HSV), tenzij anders aangegeven
INTRODUCTIE
Vandaag gaan we een start maken aan Romeinen hoofdstuk vijftien, dus daar mag je je Bijbel naar openslaan. Vanaf het begin van hoofdstuk veertien adresseert Paulus een praktische situatie of probleem in de Romeinse gemeente tussen twee groepen gelovigen: degenen hij zwak in het geloof noemt, en degenen die hij sterk in het geloof noemt. Hij benoemt dat de ‘sterken’ geloven dat ze alles mogen eten, terwijl de ‘zwakken’ alleen groenten eten[1]. Hij benoemt dat de ‘sterken’ alle dagen gelijk achten, terwijl de ‘zwakken’ de ene dag boven de andere stellen[2]. Hij benoemt dat de ‘sterken’ wijn drinken, terwijl de ‘zwakken’ zich daarvan onthouden[3]. Dat waren drie manieren hoe dit praktische probleem zich toen voordeed, maar het is goed om in te zien dat we allemaal op bepaalde vlakken zowel ‘sterken’ als ‘zwakken’ zijn. Waar de ene sterk is, is de ander zwak; en waar de ene zwak is, is de ander sterk. De ‘zwakken’ en de ‘sterken’ zijn slechts labels in een specifieke context van het ervaren en nemen van de mate van vrijheid die we ervaren in Christus.
De gemeente in Rome was een mix van Joodse christenen en Heidense christenen, en men vermoedt dat dit probleem tussen de ‘zwakken’ en de ‘sterken’ kwam door de verschillen tussen Joden en Heidenen. De relatie tussen deze twee groepen is uberhaupt een drijfveer voor deze brief en dit zien we al vanaf het begin terug, en in de verzen van volgende keer rondt hij als het ware die gedachte af door het te hebben over dat Joden en Heidenen samen een nieuw volk van God zijn[4]. De ‘zwakken’ in deze context zijn dus zeer waarschijnlijk een kleinere groep vooral Joodse christenen die zich onthielden van bepaalde soorten voedsel en bepaalde dagen in acht namen, uit loyaliteit aan de wet van Mozes. Terwijl de ‘sterken’ zeer waarschijnlijk de grotere groep Heidense christenen en de ‘vrijgemaakte’ Joodse christenen waren – waaronder Paulus zichzelf schaarde – die geloofden dat de komst van Jezus een einde had gemaakt aan de rituele eisen van de wet van Mozes.
Het is goed om in te zien dat dit waarschijnlijk niet alleen een probleem in de gemeente in Rome was, maar in meerdere gemeenten in die tijd gezien de gemixte samenstelling van deze eerste gemeenten. Maar het is ook goed om in te zien dat dit soort probleem, zo’n tweescheiding over een bepaald onderwerp, van alle tijden is, en dus ook van onze tijd. En voordat we afstandelijk zo’n hoofdstuk veertien lezen, is het goed om het dichterbij te brengen. Wie zijn de ‘sterken’ en ‘zwakken’ in bepaalde situaties in onze tijd, in onze gemeente? Welke problemen ondervinden wij onderling als het gaat om de mate waarin we onze vrijheid in Christus mogen benutten? Misschien denk je, nu ik deze vraag zo stel, na en heb je geen idee. Of misschien schieten er je wel allemaal voorbeelden te binnen. Ik dacht zelf aan een paar voorbeelden, maar wil er een benoemen die denk ik duidelijk is, en dat is aanbiddingsmuziek. Hoeveel vrijheid nemen we zelf, en hoeveel vrijheid geven we anderen, in het kiezen en luisteren en waarderen van aanbiddingsmuziek van bepaalde artiesten of bepaalde gemeenten of stromingen? Hoeveel vrijheid voelen we, of ervaren wij, hierin? Hoe vrij voel je je om te luisteren naar aanbiddingsmuziek die jou raakt? En hoe vrij voel je je om die muziek ook te delen met je broeders en zusters? Misschien dat het probleem wat Paulus in hoofdstuk veertien schetst plotseling een stuk dichterbij komt.
Ik laat voor nu even in het midden wie de ‘sterken’ en ‘zwakken’ zijn in dit scenario (misschien dat onze verzen van vandaag uitkomst bieden in hoe er mee om te gaan), maar als we kijken naar Caspers twee preken uit hoofdstuk veertien dan hebben we als het goed is mogen concluderen dusver dat zowel de ‘zwakken’ en de ‘sterken’ moeten ophouden elkaar te veroordelen, want dat is alleen aan de Heer om te beoordelen, en dat de ‘sterken’ ervoor moeten waken geen geestelijke schade te veroorzaken bij de ‘zwakken’ door aan te dringen op het uitoefenen van hun vrijheid hierin. Maar ik denk dat we nog een andere impliciete conclusie mogen trekken, en dat is de ‘zwakken’ mogen leren inzien dat de vrijheid die in Christus te vinden is wellicht groter kan zijn dan dat zij zelf momenteel ervaren, en dat de ‘sterken’ deze grotere vrijheid al wel ervaren, en dat de ‘zwakken’ daarvan mogen leren. En dat is denk ik iets wat we in onze verzen van vandaag ook terugzien.
Lange introductie wellicht, maar ik denk dat het waardevol is om onszelf even op scherp te zetten zo aan het begin zodat we actief en alert kunnen zijn op hoe Paulus met dit onderwerp verder gaat. Dus, met dit in het achterhoofd, laten we samen Romeinen hoofdstuk vijftien, vers een tot en met zes lezen.
“1Maar wij die sterk zijn, zijn verplicht de zwakheden van hen die niet sterk zijn te dragen, en niet onszelf te behagen. 2Laat daarom ieder van ons zijn naaste behagen ten goede, tot opbouw. 3Want ook Christus heeft niet Zichzelf behaagd, maar zoals geschreven staat: Al de smaad van hen die U smaden, is op Mij gevallen. 4Want alles wat eertijds geschreven is, is tot onze onderwijzing eerder geschreven, opdat wij in de weg van volharding en vertroosting door de Schriften de hoop zouden behouden. 5En de God van de volharding en van de vertroosting moge u geven onderling eensgezind te zijn in overeenstemming met Christus Jezus, 6opdat u eensgezind, met één mond, de God en Vader van onze Heere Jezus Christus verheerlijkt.” (Rom. 15:1-6)
Laten we bidden.
[Openingsgebed]
HET GAAT OM HOUDING (1-3)
Dit is het grote punt wat Paulus maakt in deze verzen: de ‘sterken’ zijn het verplicht om niet aan zichzelf maar aan de ‘zwakken’ te denken, door naar hen om te zien en hen op te bouwen en zo te sterken in hun geloof, want dat is het voorbeeld dat Jezus heeft gegeven, en dat is de houding dat leidt tot onderlinge eensgezindheid. We moeten hier eigenlijk een soort ‘reverse engineering’ op loslaten, en van vers drie terugwerken naar vers één. Het is namelijk de houding van Jezus ten aanzien van ons wat er toe leidt dat een ieder van ons zijn naaste ten goede en tot opbouw wilt behagen; wat dus in de context van vandaag betekent dat de sterken de zwakheden van de zwakken willen dragen. Het begint dus met de houding van Jezus dat vervolgens resulteert in een houding van ons. Het gaat om houding. Hoe spiegelt onze houding zich ten opzichte van Jezus?
Dus laten we samen kijken naar de houding van Jezus. Paulus zegt in vers 3, “Want ook Christus heeft niet Zichzelf behaagd, maar zoals geschreven staat: Al de smaad van hen die U smaden, is op Mij gevallen.” Kijkend naar de houding van Jezus concludeert Paulus dat Jezus een houding had waarin Hij Zichzelf niet behaagde. Jezus was er in Zijn tijd als mens op aarde niet op uit om Zichzelf te behagen, om Zichzelf plezier te geven, om Zichzelf een tevreden gevoel te geven over Zichzelf, om Zichzelf tegemoet te komen in wat Hij wilde. Maar, als Jezus hier niet was gekomen om Zichzelf te behagen, wie dan wel? Als Hij geen verplichting had naar Zichzelf, naar wie dan wel? En, hoe zag dat behagen er dan uit?
Het antwoord op beide vragen vinden we in de tweede helft van dit vers, “maar zoals geschreven staat: Al de smaad van hen die U smaden, is op Mij gevallen.” Hier citeert Paulus uit Psalm 69:10 waar David zegt, “Want de ijver voor Uw huis heeft mij verteerd; al de smaad van wie U smaden, is op mij gevallen.” Het is niet helemaal duidelijk vanwege welke situatie David dit schreef, maar de boodschap is duidelijk. David lijdt vanwege zijn vijanden, niet voor enige misdaad die hij heeft begaan, maar hij legt uit dat zijn lijden en verdriet te wijten zijn aan zijn ijver voor het huis van de Heer. En wat Paulus hier doet is die woorden en situatie van David een op een op die van Jezus leggen. Het is Jezus die leed vanwege Gods vijanden (Wie waren Gods vijanden? Wij!). Niet dat Jezus enige misdaad begaan had, maar Hij nam alles op Zich vanwege Zijn ijver voor het huis van Zijn Vader. Met andere woorden, wie wilde Jezus behagen? God de Vader. Hoe zag dat behagen er uit? Hij gaf Zijn leven. Hij gaf Zijn leven voor een ieder van ons. Voor jou en mij. “God heeft hem die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde, zodat wij door hem rechtvaardig voor God konden worden.”[5] Hij leefde het leven dat wij hadden moeten leven, en stierf de dood die wij hadden moeten sterven, zodat Hij ons kon geven wat we niet verdienen en alleen maar uit genade kunnen ontvangen, en dat is: een eeuwig leven met Hem, in Zijn aanwezigheid en in vrede. Door Psalm 69:10 toe te passen op Jezus geeft Paulus een beeld van de onbaatzuchtige liefde van Jezus, “want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losprijs voor velen.”[6]
Maar een ding moet hierin heel duidelijk zijn, en dat is dat Jezus Zijn naaste behaagde, omdat dat de wil van Zijn Vader was waar Hij zich gewillig toe overgaf, en Hij deed dit ook vanuit de kracht van Zijn Vader. In Johannes 4:34 zegt Jezus, “Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng.” En in Johannes 8:29 (NBG51) zegt Jezus, “En die Mij gezonden heeft, is met Mij. Hij heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaagt.” Jezus deed de wil van de Vader, en Hij deed wat de Vader behaagde. Maar dat deed Hij ook in de kracht van de Vader. Paulus zegt over Jezus in 2 Korinthe 13:4, “Want hoewel Hij gekruisigd is door zwakheid, leeft Hij toch door de kracht van God.” Dus als de houding van Jezus onze houding behoort te zijn, en dat net zoals Hij Zijn naaste behaagde, ook wij onze naaste behagen, doen wij dat ook omdat het de wil van onze Vader is, en doen wij dat ook in de kracht van de Vader. In de tweede helft van 2 Korinthe 13:4 zegt Paulus over zichzelf, “Ook wij zijn immers zwak in Hem, maar zullen ten opzichte van u leven met Hem, door de kracht van God.” Met andere woorden, wij kunnen dezelfde houding als Jezus hebben omdat we in Hem hetzelfde verlangen hebben en door dezelfde kracht kunnen leven; en het is alleen op basis daarvan dat ons behagen ten goede en tot opbouw kan zijn.
APPLICATIE: WAT IS DE ROL VAN DE ‘STERKEN’? (1-2)
Het is vanwege dit alles dat Paulus in vers 1 kan zeggen, “Maar wij die sterk zijn, zijn verplicht de zwakheden van hen die niet sterk zijn te dragen, en niet onszelf te behagen.” Deze uitspraak is nu logisch op basis van wat we in vers twee en drie hebben gelezen. Dit is logisch, omdat dit doen onze naaste ten goede en tot opbouw behagen is. Dit zelfde woord en idee van ‘dragen’ zien we ook terug in Galaten 6:2 waar Paulus zegt, “Draag elkaars lasten, en vervul zo de wet van Christus.” Daar waar je op dat vlak of dat moment sterker bent dan je broeder of zuster ondersteun je die broeder of zuster gewoon in het dragen van zijn of haar zwakheid, want je bent tenslotte sterker. Dat is de rol van de ‘sterken’. Als ‘sterke’ begrijp je je vrijheid in Christus, en gebruik je die vrijheid niet om jezelf te behagen, maar gebruik je die vrijheid om de zwakheden van die niet sterk zijn te dragen. Dat betekent dus niet dat je de ‘zwakken’ simpelweg verdraagt of tolereert, maar het betekent dat je niet paradeert met de vrijheid die je hebt in Christus op een manier die het geestelijk welzijn of de geestelijke groei van je broeder of zuster belemmert. Het is niet zwakte om een extra mijl in iemands schoenen te lopen. Het is niet zwakte om jouw vrijheid in te perken ten goede en tot opbouw van je broeder of zuster. Het is niet zwakte om je te onthouden van kritiek en veroordeling. Dat is juist kracht. Dat is juist leven vanuit Gods kracht. Dat is juist het “najagen wat de vrede en de onderlinge opbouw bevordert” waar Paulus het in Romeinen 14:19 over heeft.
De ‘sterken’ kunnen juist in verschillende situaties functioneren en zo een positieve invloed hebben op het geheel. En de rol van de ‘sterken’, de verantwoordelijkheid van de ‘sterken’ is om de vrede en de eensgezindheid, de onderlinge opbouw, binnen de gemeente na te jagen. Dit betekent de ‘zwakken’ helpen in hun geloof, en helpen in het inzien van de reikwijdte van de vrijheid die er in Christus te vinden is. Dat is de rol van de ‘sterken’.
APPLICATIE: WAT IS DE ROL VAN DE ‘ZWAKKEN’? (1-2)
Maar is er ook een rol weggelegd voor de ‘zwakken’, want Paulus praat hier niet expliciet over? Ik denk het wel. De ‘zwakken’ zijn zij wier geloof nog niet zo volwassen is dat het vrij is van sommige rituelen en tradities. De ‘zwakken’ zijn zij die zich van bepaalde situaties moeten onthouden om een zuiver geweten te behouden. Wat is hen rol in dit alles?
Laat het allereerst duidelijk zijn dat de houding van Jezus ook voor hen is. Ook van hen wordt verwacht dat ze de houding van Christus zoals Paulus die hier beschrijft aannemen. Het is aan een ieder van ons om onze naaste te behagen ten goede. Laat niemand zijn eigen welzijn zoeken, maar het welzijn van zijn naaste[7]. Dat geldt niet alleen voor de ‘sterken’, maar net zo voor de ‘zwakken’. En voor de ‘zwakken’ geldt net zo dat de houding van Christus in hen gebaseerd is op de wil van de Vader en gevoed wordt door de kracht van de Vader. Er is daarin geen onderscheid.
De ‘sterken’ mogen weten dat ze sterk zijn, zodat ze op basis van hun houding in Christus ervoor kunnen zorgen dat hun kracht niet overweldigt en misbruikt wordt en de ander ten gronde richt, maar dat hun kracht dienend werkt, ter opbouw van de gemeente. De ‘zwakken’ mogen weten dat ze zwak zijn, zodat ze op basis van hun houding in Christus ervoor kunnen zorgen dat ze in hun zwakte gediend kunnen en willen worden, ter opbouw van de gemeente. Net als sterk zijn komt ook zwak zijn met verantwoordelijkheden, en die verantwoordelijkheid is je in je zwakte laten dienen door hen die sterk zijn. Het is aan jou om te groeien in geloof en te groeien in de vrijheid die er in Christus te vinden is. En dat kan alleen maar als je jezelf daartoe openstelt. Dat kan alleen maar als je benaderbaar bent, als je leerbaar bent, en bereidt bent aan te horen waar je meer in vrijheid mag gaan wandelen, en bereidt bent in te zien dat er ruimte voor groei is in het ervaren van die vrijheid. Net zoals Paulus in Romeinen 14:1 tegen de ‘sterken’ zegt, “Aanvaard dan wie zwak is in het geloof” zou ik net zo tegen de ‘zwakken’ willen zeggen: aanvaard dan wie sterk is in het geloof.
Wij zijn hierin aan elkaar gegeven; de een tot opbouw en de ander om opgebouwd te worden, en zo samen te groeien in onze eensgezind. Dus, laten we elkaar daartoe niet in de weg staan. Dit is waar Paulus in de volgende verzen op doorbouwd.
APPLICATIE: HOE ZIET EEN GEMEENTE ERUIT WAAR DIT PLAATSVIND? (4-6)
“4Want alles wat eertijds geschreven is, is tot onze onderwijzing eerder geschreven, opdat wij in de weg van volharding en vertroosting door de Schriften de hoop zouden behouden. 5En de God van de volharding en van de vertroosting moge u geven onderling eensgezind te zijn in overeenstemming met Christus Jezus, 6opdat u eensgezind, met één mond, de God en Vader van onze Heere Jezus Christus verheerlijkt.” (Rom. 15:1-6)
Om zijn punt te maken over het voorgaande ging Paulus naar Psalm 69:10, en hij wijst ons er hier op dat zijn toepassing hierin geheel gepast was, en bemoedigt ons daarin. In deze context het Oude Testament, maar in onze context ook het Nieuwe Testament, was geschreven en bewaard gebleven voor iedere toekomstige generatie, iedere gelovige, ‘zwak’ of ‘sterk’, om ons te onderwijzen. “16Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, 17opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.”[8] Heel de Schrift wijst naar Jezus, zoals Hij zelf zegt in Lukas 24:27.
Sommige van ons hebben meer een voorkeur wellicht voor het Nieuwe Testament, sommige meer voor het Oude Testament. Ik denk dat ik net iets meer bij de eerste categorie behoor. Ik merk dat voor mij het Oude Testament lezen hard werken is. Ben momenteel Numeri aan het lezen en dat leest niet lekker weg, zeg maar. Daar moet je wel wat voor doen om eruit te krijgen. Ik denk (of ik vind) dat in het Oude Testament de lessen die er in zitten net even een laagje dieper verborgen liggen en we net even iets meer ervoor moeten doen om ze aan de oppervlakte te krijgen. Maar hoe mooi is dan deze bemoediging dat het tot onze onderwijzing geschreven is. Het is geschreven zodat we er iets van mogen leren. En niet zomaar hoofdkennis, nee, maar met als doel dat “wij in de weg van volharding en vertroosting door de Schriften de hoop zouden behouden”. Wauw! Hoe is het momenteel met je hoop gesteld? Hebreeën 6:19 mag dan wel zeggen dat we hoop als een vast en onwrikbaar anker voor onze ziel hebben, maar ervaren we dat ook zo? Of voelt het alsof dat anker los is gekomen en je de houvast een beetje kwijt bent? Dat kan. We hebben allemaal van dat soort periodes. Maar weet dan dat we het hele Schrift tot ons mogen nemen en daarin mogen volharden en daarin vertroosting mogen vinden, en daardoor weer hoop als dat rotsvaste anker mogen ervaren. Onze kennis van de Schriften beïnvloedt onze houding ten opzichte van het heden en de toekomst. Hoe meer we weten over wat God in het verleden heeft gedaan, hoe groter ons vertrouwen zal zijn in wat Hij in de toekomst zal doen. Dus geef niet op in het volharden, en laat het Schrift niet los totdat je er vertroosting in hebt gevonden.
Paulus spoort ons in onze verzen van vandaag aan om de houding van Jezus aan te nemen; die houding van onbaatzuchtige liefde dat God behaagt en waarmee we elkaar mogen opbouwen of opgebouwd mogen worden. Het Schrift staat vol verhalen over mensen die God behaagden, mensen die dat niet deden, en mensen die faalden maar van hun fouten leerden. Laat het tot onderwijzing zijn. Laat het tot volharding en vertroosting zijn. Laat het tot hoop zijn. En laat het zijn waar Paulus in vers 5-6 voor bidt, dat we onderling eensgezind mogen zijn en zo eensgezind ook de God en Vader van onze Heer verheerlijken.
Als we een stapje terugnemen van deze verzen en naar het geheel kijken dan schetsen deze verzen ook nog iets anders, denk ik, namelijk een beeld van hoe een gemeente waar eensgezindheid tussen de ‘zwakken’ en de ‘sterken’ voorop staat, en de ‘sterken’ de ‘zwakken’ helpen zodat de gemeente over de hele breedte opgebouwd wordt en sterker wordt. Dus laat mij afsluiten met dit beeld; dit beeld van een sterke gemeente.
In vers 1 hebben we mogen lezen dat de ‘sterken’ de zwakheden van hen die niet sterk zijn dragen, en niet zichzelf behagen. Met andere woorden, een sterke gemeente is een plek van toevlucht waar mensen hulp vinden en krijgen.
In vers 2 hebben we mogen lezen dat het behagen van onze naaste tot opbouw mag zijn. Met andere woorden, een sterke gemeente is een plek van onderwijs, waarmee het geloof en het leven van mensen worden opgebouwd.
In vers 3 hebben we mogen lezen dat naar Christus gekeken wordt. Met andere woorden, een sterke gemeente is een plek waar Christus centraal staat en als voorbeeld gesteld wordt voor hoofd, handen, hart, en houding.
In vers 4 hebben we mogen lezen dat het Schrift gegeven is voor onze onderwijzing, vertroosting, en hoop. Met andere woorden, een sterke gemeente is een plek vol van het Woord, en waar het Schrift niet alleen bekend is maar ook wordt toegepast en uitkomst biedt.
In vers 5 hebben we mogen lezen dat het door gebed God is die bewerkstelligt wat Hij bovenal van ons verlangt. Met andere woorden, een sterke gemeente is een plek van saamhorigheid en waar eenheid wordt erkend als de uitkomst van Gods werk in ons.
En in vers 6 hebben we mogen lezen dat eensgezind een expliciet doel voor ogen heeft. Met andere woorden, een sterke gemeente is een plek waar gezamenlijk met één stem God verheerlijkt wordt in alles en door alles.
CONCLUSIE
Om te komen waar Paulus voor bidt in vers 5 en 6, om tot die onderlinge eensgezindheid te komen en tot die eensgezindheid te komen waar we met één mond samen God verheerlijken, is het nodig om de houding van Jezus aan te nemen. En de houding van Jezus is die van onbaatzuchtige sterke dienende liefde dat zijn of haar naaste opbouwt. En dat vergt iets van ons. Het vergt ongemak. Het vergt dat we onszelf en wat wij willen opzij zetten om in liefde te kunnen wandelen met je broeder of zuster. Het vergt dat wij dienstbaar omgaan met onze vrijheid in Christus, en het inzetten tot opbouw van de ander. En dat betekent soms dat we vrijwillig onze vrijheid inperken als dat nodig is, maar dat betekent ook soms dat we vrijwillig ruimte laten voor iemand anders’ vrijheid als dat nodig is. Want waar het om gaat is onderlinge opbouw. Waar het om gaat is onderlinge eensgezindheid. Waar het om gaat is het met één mond God kunnen verheerlijken.
Als je nog niet de houding van Jezus kan aannemen omdat je je leven nog niet aan Hem gegeven hebt, dan is nu het moment om dat te doen. Hij wil dat jij Zijn sterke dienende liefde ervaart in wat Hij voor jou aan het kruis heeft gedaan. Zie Zijn liefde daar voor jou, en accepteer Zijn offer, en ervaar de vrijheid die alleen in Jezus te vinden is.
Broeder en zuster, sta vast in de vrijheid waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft[9], maar laat die vrijheid niet in de weg staan voor eensgezindheid en opbouw.
Laten we bidden.
[1] Rom. 14:2
[2] Rom. 14:5
[3] Rom. 14:17,21
[4] Rom. 15:8-13
[5] 2 Kor. 5:21 (NBV)
[6] Mk. 10:45 (NBG51)
[7] 1 Kor. 10:24 (ESV)
[8] 2 Tim. 3:16-17
[9] Gal. 5:1