Volharden in Handelingen 2:42 en de rol van de kerkleiders
Diverse Bijbelgedeeltes
Wij zijn twee weken geleden begonnen aan de vierdelige preekserie genoemd: “koers houden, hoe doen wij dat?”. Deze serie is ontstaan vanuit de vraag: “Wie zijn wij als Calvary Chapel en wat is Gods opdracht aan ons, en hoe kunnen wij ervoor zorgen dat wij ons aan Gods opdracht houden, oftewel hoe kunnen wij koers houden?”
Voor mij is het vrij eenvoudig om de antwoorden op deze vragen te vinden want het staat allemaal in de Bijbel.
Wat minder eenvoudig is, is om dit in de praktijk gezamenlijk uit te voeren. Want velen van ons zijn naar de Calvary Chapel toe gekomen met kerkelijke bagage en die bagage zorgt ervoor dat wij niet allemaal dezelfde visie hebben voor o.a. wat nu wel of niet essentieel is.
Dus, mijn gebed is dat, terwijl wij naar de Bijbel kijken, terwijl wij naar het model kijken die God ons gegeven heeft, wij hier met een open hart de boodschap zullen aanvaarden.
Twee weken geleden begonnen wij met de Grote Opdracht van Jezus Christus. Jezus zei tegen zijn elf discipelen:
Mattheüs 28:18-20 – “18… Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. 19Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. 20En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.”
Vorige week keken wij naar Handelingen 2 om te zien hoe de 12 discipelen (inclusief Matthias) een start maakten om de Grote Opdracht uit te voeren.
Wij zagen dat Petrus, vervuld met de Heilige Geest het Evangelie verkondigde.
Wij zagen dat 3.000 mensen het Woord van God, dat Petrus sprak, met vreugde aannamen.
Het gevolg daarvan was dat de kerk, die op dat moment uit 120 mensen bestond, ineens met 2.500% groeide tot 3.120 mensen.
Maar, dit was slechts stap 1 van het uitvoeren van de Grote Opdracht. Evangelisatie is slechts het begin!
Nu brak het moment aan om van deze 3.000 bekeerlingen, discipelen van Jezus Christus te gaan maken door hun te onderwijzen, door hun te leren om alles in acht te nemen dat Jezus de twaalf discipelen geleerd had.
Maar, hoe moesten de twaalf apostelen en de overige 108 discipelen nu ze in één dag tot 3.120 gelovigen gegroeid zijn, de Grote Opdracht blijven vervullen? Dit zien wij in Handelingen 2:41-47:
Handelingen 2:41-47 – “41Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd. 42En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden. 43En er kwam vrees over iedereen; en er werden veel wonderen en tekenen door de apostelen gedaan. 44En allen die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeenschappelijk; 45en zij verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder nodig had. 46En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart; 47en zij loofden God en vonden genade bij heel het volk. En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe.”
Waar wij ons vanmorgen op gaan richten is vers 42 waarin staat dat zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.
Hier in vers 42 geeft God ons hét model voor hoe de plaatselijke kerk de Grote Opdracht hoort te vervullen. Hierin zien wij vier fundamentele zaken.
Ten eerste: volhardden zij (de 3.120) in de leer van de apostelen. Ten tweede volhardden zij in de gemeenschap. Ten derde volhardden zij in het breken van het brood en ten vierde volhardden zij in de gebeden.
Vorige week hebben wij gekeken naar het volharden in de leer van de apostelen. Vanmorgen gaan wij verder met het volharden in de gemeenschap.
Handelingen 2:42 – “En zij (de 3.120) volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.”
Het Nederlands woord gemeenschap is in de grondtekst het Grieks woord, koinonia. Dit is een veelzijdig woord dat niet in één Nederlands woord goed tot uiting kan komen.
Volgens het CvB betekent het: gemeenschap hebben aan iets of iemand, deel hebben aan, deelgenoot zijn.
Koinonia is per definitie niet iets dat je in je eentje kan hebben; er moet per definitie iemand anders bij betrokken zijn. Koinonia spreekt van verbondenheid tussen meerderen.
1 Johannes 1:3 – “Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij u, opdat ook u gemeenschap met ons hebt; en deze gemeenschap van ons is er ook met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus.”
Hier schrijft de apostel Johannes zo’n 55-60 jaar ná Jezus’ hemelvaart dat hij de Grote Opdracht nog steeds aan het vervullen is.
Hij zegt: “Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij u. . .” Hij en zijn metgezellen verkondigden op zeer oude leeftijd nog steeds de zuivere inhoud van het Evangelie.
En hij zegt dat zij dit doen opdat zijn lezers gemeenschap met hun zullen hebben én dat zij tegelijkertijd gemeenschap met God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus zullen hebben.
Er is geen plaats voor de einzelgänger in het lichaam van Jezus Christus.
Handelingen 2:42 – “En zij (de 3.120) volhardden in de gemeenschap…”
Hoe deze 3.120 christenen volhardden in de gemeenschap zien wij in vers 45 en 46.
Handelingen 2:45-46 – “45en zij verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder nodig had. 46En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart;”
Helaas kan ik omwille van de tijd hier niet al te diep op ingaan, maar wat ik hier naar voren wil brengen is dat men, 1) in elkaars noden voorzagen, 2) dat zij dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkwamen en 3) dat zij bij elkaar en met elkaar gingen eten met vreugde en in eenvoud van hart.
De enige manier om in elkaars noden te kunnen voorzien is door tijd met elkaar door te brengen.
Deze 3.120 christenen kwamen dagelijks eensgezind bijeen.
Ik kan me heel goed voorstellen dat wanneer zij eensgezind in de tempel bijeenkwamen dat er gesprekken onder elkaar ontstonden waardoor de mensen elkaar beter leerden kennen.
D.m.v. deze gesprekken raakten de mensen meer open voor elkaar waardoor zij hun noden aan elkaar bekend durfden te maken.
Ik kan me ook voorstellen dat degenen die daar de leiding hadden ook het e.e.a. faciliteerden.
Hoe dan ook, d.m.v. deze gesprekken ontdekten zij elkaars noden waardoor men in alle noden kon voorzien.
Het voorzien in de noden van mensen, hetzij geestelijke noden, emotionele noden, praktische noden, gaat niet vanzelf.
Hierin speelt de gemeenschap, de koinonia een sleutelrol, want er staat dat “zij (de gehele gemeenschap) verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder nodig had.”
Er staat niet dat Petrus en de elf kerkleiders in de noden van de mensen voorzag, nee, dit kwam vanuit de gemeenschap zelf.
Even verderop in Handelingen 6:4 zien wij trouwens dat Petrus en de elf zich geheel onthielden van alles behalve gebed en de bediening van het Woord.
Dus, om hierin meteen duidelijk te zijn; als voorganger ben ik niet de “go to” persoon in de Calvary Chapel om jullie in al jullie noden te voorzien.
Begrijp me niet verkeerd. Als je een nood hebt, dan kan je altijd bij mij terecht. Maar het punt is, is dat God jou in al jouw noden wil voorzien d.m.v. de gemeenschap, niet d.m.v. je voorganger, niet d.m.v. het leidersteam.
Deze eerste christenen zochten elkaar op. Zij ontmoette elkaar dagelijks eensgezind in de tempel.
Het hedendaagse equivalent daarvan is dat wij elkaar, op z’n allerminst elke zondag in de dienst en elke woensdagavond op de Bijbelstudie en gebedsavond, ontmoetten.
Hoe kan ik koinonia hebben, hoe kan ik überhaupt volharden in de gemeenschap als ik er niet elke zondag actief bij ben?
Hoe kan ik volharden in de gemeenschap als ik de Bijbelstudies en gebedsavonden structureel mis.
De zondagsdienst en de woensdagavond zijn twee momenten in de week die wij als kerk mogen bieden om jullie in de gelegenheid te stellen om te volharden in de leer van de apostelen, om te volharden in de gemeenschap, om te volharden in de gebeden.
De manier waarop je je erbij betrokken voelt, de manier waarop je je erbij betrokken raakt is door dankbaar gebruik te maken van deze gelegenheden die God ons geeft om te volharden in deze zaken.
Als je je op dit moment er niet bij betrokken voelt, of als je je buitengesloten voelt, of als je je als een ondergeschoven kindje voelt, dan raad ik je sterk aan om eerst te leren te volharden in de gemeenschap.
De eerste stap hierin is door deze twee momenten in de week de allerhoogste prioriteit in je leven te geven.
Begrijp me niet verkeerd. Er zijn mensen in onze gemeente die doordeweeks gewoon niet kunnen omdat ze in Numansdorp wonen of omdat ze in Apeldoorn werken.
Voor deze mensen is het gewoon niet haalbaar om er op woensdagavond bij te zijn, maar ze zijn er wél elke zondag bij!
Vraag maar eens aan Taco Berentschot waarom hij er per se elke zondag bij is, ondanks dat hij in Almere woont!
Vraag hem hoe vroeg hij op staat om hier ’s zondags op tijd aanwezig te zijn.
De volharding in gemeenschap dat bijdraagt aan het volbrengen van de Grote Opdracht vereist een hoge mate van toewijding. Toewijding aan Jezus Christus, toewijding aan de Grote Opdracht en toewijding aan Zijn gemeente door wie Jezus de Grote Opdracht vervult. Het is niet vrijblijvend!
Deze eerste christenen zochten elkaar ook buiten de officiële samenkomsten op. Zij gingen van huis tot huis om brood te breken, d.w.z. dat zij elkaar opzochten om met elkaar te gaan eten. Zij namen gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart.
Het samen eten is zo’n heerlijke manier om gemeenschap te hebben.
Ten eerste zit je met elkaar aan tafel. Je geniet van het eten. Het is gezellig. Je raakt in gesprek over God en over de dingen van het leven, de bediening, de kerk, vragen waarmee mensen zitten, enz.
Dus maak er tijd voor, nodig iemand van de gemeente uit om bij je te komen eten.
En als je uitgenodigd wordt, maak daar dankbaar gebruik van. Het lijkt misschien heel logisch dat je zo’n uitnodiging aanvaardt, maar ik zeg dit omdat ik door de jaren heen weleens mensen tot meerdere malen toe heb uitgenodigd, maar die slaan daar geen acht op.
Hoe vervulde de eerste 3.120 christenen de Grote Opdracht? Zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.
De eerste christenen werden gekenmerkt als biddende christenen.
Natuurlijk baden zij op de vastgestelde gebedstijden van 09:00, 12:00 en 15:00 uur, maar als je verder door het boek Handelingen leest en als je de brieven van Paulus leest dan zie je dat zij voortdurend baden.
In Handeling 1:14 zien wij dat de 11 apostelen, Maria de moeder van Jezus en ook Zijn broers tien dagen lang aan het bidden waren: “Dezen bleven allen eensgezind volharden in het bidden en smeken, met de vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broers.”
Hun gebedsleven ging dus veel verder dan de vastgestelde gebedstijden.
En ook wij mogen en hebben er baat bij om verder te gaan in ons gebedsleven dan dat wij dat nu doen.
Kom ’s zondags wat vroeger om te bidden, kom naar de doordeweekse gebedsavond, voeg je toe aan de gebedsgroep, bel elkaar op om voor en met elkaar te bidden, zoek elkaar op om voor en met elkaar te bidden, vraag elkaar waar je voor kunt bidden.
Ook het volharden in gebed vereist toewijding.
De manier dus hoe de eerste christenen, de eerste kerk de Grote Opdracht vervulde was door te volharden in deze vier dingen: de leer van de apostelen, d.w.z. de inhoud van het Evangelie, de gemeenschap, het breken van het brood en in de gebeden.
Nu dit. In het volharden in deze vier zaken vervulden Petrus en de overige kerkleiders een andere rol dan de 3.000 mensen die aan de gemeente toegevoegd werden.
Laten even terug gaan in de tijd:
Nadat Petrus Jezus tot drie maal toe had verloochend kwam er een moment dat Jezus na Zijn opstanding uit de dood Petrus herstelde. Het moment van herstel vond plaats in Galilea toen Jezus met Petrus sprak tijdens de lunch.
Johannes 21:15-17 – “15Toen zij dan de middagmaaltijd gebruikt hadden, zei Jezus tegen Simon Petrus: Simon, zoon van Jona, hebt u Mij meer lief dan dezen? Hij zei tegen Hem: Ja, Heere, U weet dat ik van U houd. Hij zei tegen hem: Weid Mijn lammeren. 16Hij zei opnieuw tegen hem, voor de tweede keer: Simon, zoon van Jona, hebt u Mij lief? Hij zei tegen Hem: Ja, Heere, U weet dat ik van U houd. Hij zei tegen hem: Hoed Mijn schapen. 17Hij zei voor de derde keer tegen hem: Simon, zoon van Jona, houdt u van Mij? Petrus werd bedroefd, omdat Hij voor de derde keer tegen hem zei: Houdt u van Mij? En hij zei tegen Hem: Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik van U houd. Jezus zei tegen hem: Weid Mijn schapen.”
Wat ik uit dit Schriftgedeelte wil benadrukken is dat Jezus tot drie keer toe Petrus de opdracht geeft om Zijn schapen en lammeren te weiden en te hoeden.
Vanuit de grondtekst betekent het woord ‘weiden’, ‘weiden’, oftewel ‘laten grazen’.
Dit spreekt van het geestelijk voeden van de lammeren en de schapen.
Petrus werd opgedragen om ervoor te zorgen dat de kudde van Jezus Christus voldoende en gezond geestelijke voeding zou krijgen.
Vanuit de grondtekst betekent het woord ‘hoeden’, ‘beschermen’ of ‘bewaken terwijl de kudde weidt’.
Dit spreekt van het waken voor wolven in schapenkleding, het waken voor valse leer, valse profeten, mensen in de gemeente die verdeeldheid zaaien of onrust stoken.
Petrus werd opgedragen om over de kudde van Jezus Christus te waken.
Jaren later zien wij dat de apostel Paulus ons inzicht geeft tot de reden waarom Jezus dit aan Petrus opdraagt:
Handelingen 20:28-31 – “28Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. 29Want dit weet ik: dat na mijn vertrek wrede wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet sparen; 30en dat uit uw eigen midden mannen zullen opstaan die de waarheid verdraaien om de discipelen weg te trekken achter zich aan. 31Daarom: wees waakzaam, en bedenk dat ik drie jaar lang, nacht en dag, niet heb opgehouden iedereen onder tranen terecht te wijzen.”
Niet voor niets draagt Jezus Petrus op om Zijn schapen te hoeden, te bewaken, te beschermen tegen de wolven, tegen de leugen, tegen de valse leer, oftewel giftig voedsel.
Petrus en de overige kerkleiders kregen van Jezus dus een specifieke taak, een specifieke roeping dat anders was dan de 3.000 die op het moment van Pinksteren tot geloof kwamen.
Ongetwijfeld zaten er mannen tussen die uiteindelijk ook deze specifieke taak en roeping van de Heere hadden gekregen, maar dat kwam pas later, nadat zij door de apostelen onderwezen waren.
De taak was om de gemeente van Jezus Christus te weiden en te hoeden, oftewel geestelijk te voeden met het Woord van God en te beschermen tegen valse leer.
In Handelingen 6 ontstaat er een logistiek probleem en Petrus en de 11 apostelen worden daarmee geconfronteerd. Een groep in de kerk voelt zich benadeeld, zij voelen zich over het hoofd gezien, zij vinden dat andere groepen in de kerk meer aandacht krijgen dan zij.
Let heel goed op wat hier vervolgens mee gebeurt.
Handelingen 6:1-4 – “1In die dagen, toen het aantal discipelen steeds toenam, ontstond er gemor van de Griekssprekenden tegen de Hebreeën, omdat hun weduwen bij het dagelijkse dienstbetoon over het hoofd gezien werden. 2En de twaalf riepen de menigte van de discipelen bij zich en zeiden: Het is niet behoorlijk dat wij nalaten het Woord van God te verkondigen om de tafels te dienen. 3Zie daarom uit, broeders, naar zeven mannen uit uw midden, van wie men een goed getuigenis geeft, vol van de Heilige Geest en van wijsheid, die wij voor deze noodzakelijke taak zullen aanstellen. 4Wij echter zullen volharden in het gebed en in de bediening van het Woord.
Hier zien wij Petrus en de elf apostelen volharden in het vervullen van de opdracht van Jezus; het hoeden en voeden van de schapen.
Het is heel makkelijk om als kerkleider afgeleid te worden door problemen met mensen, door dingen die fout gaan in de gemeente, door allerlei zaken die vaak urgent zijn, maar die niet per se te maken hebben met de kern van de taak van de kerkleider.
Maar hier zien wij dat Petrus en de elf er 100% van verzekerd zijn waartoe Jezus hun geroepen had.
Zij zeiden: 2bHet is niet behoorlijk dat wij nalaten het Woord van God te verkondigen om de tafels te dienen, oftewel om andere dingen te gaan doen. . . 4Wij echter zullen volharden in het gebed en in de bediening van het Woord.
De rol van de kerkleiders was anders, en Petrus en de elf wisten dat. Ook de mensen erkenden dat!
Dezelfde Petrus, schrijft zo’n 30-35 jaar later dit:
1 Petrus 5:1-4 – “1De ouderlingen onder u roep ik ertoe op, als medeouderling en getuige van het lijden van Christus en deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden: 2Hoed de kudde van God die bij u is en houd daar toezicht op, niet gedwongen, maar vrijwillig; niet uit winstbejag, maar bereidwillig; 3ook niet als mensen die heerschappij voeren over het erfdeel van de Heere, maar als mensen die voorbeelden voor de kudde geworden zijn. 4En als de Opperherder verschijnt, dan zult u de onverwelkbare krans van de heerlijkheid verkrijgen.”
Petrus noemt zichzelf hier een medeouderling, een medekerkleider. En zo’n 35 jaar nadat Jezus hem persoonlijk had opgedragen om de kudde van God te hoeden, geeft Petrus dit door aan de volgende generatie kerkleiders, én aan ons.
Ook de doorgewinterde apostel Paulus deed precies hetzelfde als Petrus en de andere kerkleiders. Aan de kerk in Efeze leert Paulus hun wat de taak van een voorganger of kerkleider is:
Efeze 4:11-16 – “11Hij ook heeft gaven uitgedeeld. Sommigen maakte Hij apostel, anderen profeet, anderen evangelist, weer anderen herder en leraar, 12om de heiligen toe te rusten voor het werk van de bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus, 13totdat wij allen tezamen komen tot de eenheid in het geloof en de kennis van Gods Zoon, tot de volmaakte man, tot de gehele omvang van de volkomenheid van Christus. 14Dan zullen wij niet langer onmondig zijn, heen en weer geslingerd en meegesleurd door elke windvlaag. Ik doel op elke leer die door het valse spel van sluwe mensen tot dwaling verleidt. 15Nee, laten wij de waarheid spreken in liefde en zo volledig naar Christus toe groeien. Hij is het hoofd 16waaruit heel het lichaam, hecht verbonden en bijeengehouden door de steun van al zijn gewrichten, naar de kracht die elk deel is toegemeten zijn volle wasdom bereikt en zichzelf opbouwt in liefde.” (Willibrord)
In vers 11 zien wij dat Jezus vier verschillende gaven aan de gemeente heeft gegeven: apostel, profeet, evangelist en herder en leraar.
Het woordje ‘en’ tussen herder en leraar is in de grondtekst een verbindingswoord. Dit betekent dat je herder en leraar als één ambt moet zien.
Het zou er eigenlijk moeten staan als herder/leraar.
Het is deze herder/leraar, oftewel de voorganger die de taak heeft om de kudde van God te hoeden en te voeden en Paulus geeft hier aan waartoe dit hoeden en voeden hoort te leiden:
Vers 12 – “12om de heiligen toe te rusten voor het werk van de bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus,”
Het is dus de primaire taak van de voorganger om de mensen in de kerk waarin hij dient toe te rusten voor het werk van de bediening.
Hoe blijven wij de Grote Opdracht vervullen? Hoe houden wij koers?
Door onze ogen gericht te blijven houden op Jezus Christus, de Leidsman en Voleinder van het geloof.
Door het Evangelie met mensen te delen.
Door te volharden in de leer van de apostelen, de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.
Door te erkennen dat God verschillende mensen in Zijn gemeente verschillende taken en rollen heeft gegeven, én dat de primaire taak van de voorganger en van kerkleiders is het hoeden en voeden van de kudde.