De grote opdracht – deel 3

De grote opdracht – deel 3

Vissen op mensen – deel 1

Afgelopen zondag hebben wij deel zes in de preekserie ‘maak discipelen’ behandeld. Nogmaals het maken van discipelen is de feitelijk opdracht in de Grote Opdracht van Jezus, en die luidt als volgt:

Mattheüs 28:19 – “Ga dan heen, maakt al de volken tot mijn discipelen, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.” (HSV en NBG)

Ondanks dat er in de Grote Opdracht vier handelingen staan: het heengaan, het maken van discipelen, dopen en leren, is er in de grondtekst slechts één handeling dat *door Jezus op gebiedende wijs gegeven wordt; en dat is ‘maak discipelen’. *CvB commentaar op Mattheüs 28:19

Vandaar dat wij met deze preekserie ‘maak discipelen’ al zolang bezig zijn. Als Gods heilsplan ervan afhangt dan moeten wij er alles aan doen om onszelf in staat te stellen om de grote opdracht uit te kunnen voeren.

Toon volledige notities

En de beste manier om onszelf in staat te kunnen stellen om zelf een discipel van Jezus te zijn die discipelen maakt die discipelen maken, die discipelen maken, is door het Woord van God te bestuderen en het eigen te maken.

Dit is echt de enige manier, want Paulus schrijft: ‘wij hebben de gedachten van Christus’. D.w.z. dat wij, in de vorm van de Bijbel de gedachten en de gezindheid van Jezus Christus hebben.

En door de Bijbel te kennen, kennen wij dus wat Jezus in gedachten heeft m.b.t. het maken van discipelen.

Wij hebben in de eerste zes delen veel behandeld over het maken van discipelen.

Wij hebben gezien hoe de Bijbel een discipel van Jezus definieert

Wij hebben gezien waarom de discipelen van Jezus alles lieten vallen om Hem als Rabbi na te kunnen volgen.

Wij hebben Jezus’ modus operandi gezien in hoe Hij Zijn discipelen eerst riep om zich bij Hem te oriënteren door tegen hun te zeggen: ‘kom en zie’.

Vervolgens, na deze oriëntatieperiode van zo’n 18 maanden riep Jezus Zijn discipelen om toch wel echt een commitment te maken om van Hem te leren om zoals Hem te worden. In deze fase zei Jezus dat Hij van Zijn discipelen vissers van mensen zou gaan maken.

Uiteindelijk riep Jezus Zijn discipelen om Jezus werk op aarde voort te zetten nadat Hij weer terugkeerde naar de hemel. En Jezus stelde hiervoor de harde eis dat zij zichzelf moesten verloochenen, dat zij aan zichzelf moesten sterven om in staat te kunnen zijn om de grote opdracht te vervullen.

Wij hebben gezien dat de grote opdracht niet slechts voor de 11 overgebleven discipelen bestemd is, maar voor ons allen, dus nu nog steeds.

En wij hebben gezien hoe wij potentiële discipelen kunnen herkennen, de zogenoemde ‘zonen en dochters van vrede’.

Vandaag gaan wij de ‘en nu?’ vraag beantwoorden, althans gedeeltelijk. Omwille van de tijd gaan wij slechts kijken naar de houding die een discipel makende discipel hoort te hebben.

Waar we vooral naar gaan kijken is hoe wij als Jezus’ discipelen ons horen op te stellen, naar elkaar toe én naar de ‘zonen en dochters van vrede’ die God ons geeft.

Vandaag gaat het vooral om onze instelling, onze hartsgesteldheid, onze houding in het doelbewust vervullen van de grote opdracht.

Lees Mattheüs 4:18-22

Vers 19 – “En Hij zei tegen hen: Kom achter Mij, en Ik zal u vissers van mensen maken.”

In dit Schriftgedeelte kennen deze vier jonge mannen Jezus al. Zij hebben voor zo’n 18 maanden lang reeds met Jezus in de ‘kom en zie’ fase rondgetrokken en opgetrokken. En op dit moment roept Jezus hen om Zijn discipelen te worden die nu 24/7 met Hem meegaan om te worden als Hem.

Het is Jezus die hen als Rabbi gaat leren hoe mensen te gaan vangen, oftewel hoe zij discipelen kunnen maken zoals Jezus dat deed. Jaren later verteld de apostel Paulus hoe Jezus hem ertoe riep om Zijn discipel en apostel te worden die discipelen moest maken. Hij verteld aan Koning Agrippa hoe Jezus van hem een visser van mensen ging maken.

Lees Handelingen 26:1-18

Vers 16 – “Maar richt u op en sta op uw voeten, want hiertoe ben Ik aan u verschenen: om u aan te stellen als dienaar en getuige zowel van de dingen die u gezien hebt als van die waarin Ik nog aan u verschijnen zal;”

Het Grieks werkwoord dat vertaald wordt als ‘aan te stellen’ heeft de betekenis dat degene die aanstelt, degene die aangesteld wordt, in staat stelt om datgene waartoe hij aangesteld wordt te kunnen volbrengen.

M.a.w. Jezus zei tegen Saul dat Hij van Saul een dienstknecht en getuige, oftewel een visser van mensen zou maken.

Ik haal dit aan omdat het in het geval van de eerste discipelen én ook in die van Saul, het Jezus is die hen vormt, of omvormt of hervormt naar Zijn eigen beeld om discipelaren te worden.

Jezus kan zelfs van een vijand zoals een Saul een discipelaar maken. Vijandige Saul werd de grote apostel Paulus; dat is de kracht van het Evangelie.

Jezus maakt van beschikbare en bereidwillige mensen nog steeds vissers van mensen en Hij doet dat d.m.v. de levens van Zijn discipelen, Zijn Kerk, door Zijn Woord de Bijbel en door de Heilige Geest.

Als je vanuit Gods oogpunt wil zien wat er met iemand gebeurt wanneer hij/zij tot wedergeboorte komt door zijn/haar geloof in Jezus Christus, zie vers 18:

Vers 18 – “om hun ogen te openen en hen te bekeren van de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God, opdat zij vergeving van de zonden ontvangen en een erfdeel onder de geheiligden door het geloof in Mij.”

Wanneer jij en ik een discipel van Jezus Christus maken dan gebeurt er vanuit Gods oogpunt bijzonder veel met zo’n mens.

Jezus zei tegen Paulus dat de ogen van een mens geopend worden. Dit betekent gewoon dat wij, in Christus blinden doen zien.

Ook helpen wij mensen om zich te bekeren van de duisternis tot het licht. D.w.z. dat wij mensen die zonder een Godsbesef leven helpen om tot de kennis der waarheid te komen. Wij helpen mensen om zich af te keren van onwetendheid, van het tasten in het duister tot het zeker kunnen weten wat waarheid is, wat echt is, wat de toekomst inhoudt, enz.

En wij helpen mensen zich te bekeren van de macht van de satan tot God. Elk mens die niet een discipel van Jezus is, is gebonden door en in de macht van de satan. En de enige die hem/haar daaruit kan redden en daarvan kan bevrijden is Jezus Christus.

Op het moment dat een mens wedergeboren is, is die persoon door de Heilige Geest bekrachtigd om geheel bevrijd te worden van de macht van de duivel.

Hij is nog wel onderhevig aan de pesterij van de satan, maar dat geld alleen nog maar in het leven aan deze kant van de eeuwigheid.

Satan kan de wedergeboren Christen uiteindelijk niets maken! En wij die discipelen maken zorgen ervoor dat mensen die discipelen van Christus worden van dit soort immuniteit kunnen genieten.

Hoe ziet het eruit om een visser van mensen te zijn? Wat heb je daarvoor nodig? Wat voor mens moet je zijn? Wat voor houding moet je hebben? Ook hiervoor geeft God ons een antwoord. Laten we het voorbeeld van de apostel Paulus nemen.

Lees 1 Korinthe 9:19-22

In dit Schriftgedeelte krijgen wij het voorrecht om in het hart van de apostel Paulus te mogen kijken.

Om een Jood te willen winnen voor Christus was Paulus ertoe bereid om zich aan te passen aan de Joodse tradities, aan de ceremoniële wetten, aan de spijswetten van Mozes om geen aanstoot aan de desbetreffende Jood te geven.

Hij wist dat hij zich niet aan al die wetten hoefde te houden omdat hij nu vrij was gemaakt door Christus, maar omwille van de ander, was hij door zijn zelfopofferende liefde voor de ander ertoe bereid om zich te schikken aan de gebruiken van de ander.

Paulus hield zich in sommige situaties aan de Sabbat en aan de spijswetten, terwijl dat vanuit zijn geloof in Jezus Christus niet nodig was (Rom. 14:14-15).

Om dezelfde reden liet hij Timotheüs een half-Jood besnijden om zo de Joodse ‘zonen van vrede’ niet in de weg te staan om tot geloof in Jezus te kunnen komen (Hand. 16:3).

In Jeruzalem, waar de gemeente geheel uit joden bestond, stemde Paulus zelfs toe in het afleggen van een nazireeërgelofte (Hand.21:20-26).

Om de heiden, de niet-Jood die niet onder de wet van Mozes leefde, te willen winnen voor Christus was Paulus ertoe bereid om zich aan te passen aan hun levenswijze, aan hun denken, aan hun gebruiken.

Wanneer Paulus met heidenen omging, hield hij zich als Jood juist niet aan de Joodse spijswetten. Hij kwam gewoon bij heidenen over de vloer en at samen met hen, wat voor een Jood die vastzat in het Jodendom absoluut verboden was.

Doordat Paulus zo gedreven was om discipelen te maken wist hij zich met anderen, met mensen die anders denken te identificeren. Hij gebruikte zijn brede kennis om met mensen uit alle lagen van de niet Joodse bevolking te kunnen praten over de Heere. Paulus stapte continu uit zijn comfortzone.

Om de zwakken te willen winnen voor Christus was Paulus ertoe bereid om zijn vrijheid in Christus op te geven.

Er waren bijvoorbeeld pasbekeerden in o.a. Rome en Korinthe die de geestelijke volwassenheid nog niet hadden bereikt. Deze mensen aten bepaalde dingen niet omdat zij dachten dat zij als Christenen deze dingen niet konden eten.

Bij dit soort mensen, die nog zwak in hun geloof waren paste Paulus zich aan. Ondanks dat Paulus wist dat hij als Christen vrij was om alles te kunnen eten deed hij dit niet wanneer hij met deze pasbekeerden omging om geen aanstoot te geven, teneinde hun te winnen.

Vers 19 – “Want terwijl ik vrij ben van allen, heb ik mijzelf toch voor allen tot slaaf gemaakt om meer mensen te winnen.”

Vers 22a – “Voor allen ben ik alles geworden, om in ieder geval enigen te behouden.”

Om discipelen van Jezus te willen maken paste Paulus zich aan de mensen aan. Paulus werd een van hen omdat hij hen wilde winnen of vangen voor Christus.

Een van de eerste dingen dat de Heere Marnie en mij leerden toen wij in Nederland aankwamen om discipelen te maken was om een van jullie te worden om in ieder geval enigen te behouden.

Tot slot nog een voorbeeld uit Filippenzen 2.

Filippenzen 2:6-8 – 6Jezus Christus, Die, terwijl Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, 7maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. 8En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.”

Hiermee zegt Paulus dat ondanks dat Jezus God is, Hij geen gebruik gemaakt heeft van Zijn goddelijke natuur. Daarentegen heeft Jezus Zijn goddelijkheid en Zijn heerlijkheid geheel afgelegd om te worden als ons om Zich zo met ons te kunnen identificeren.

Jezus, de grote IK BEN werd een van ons om in ieder geval enigen te winnen voor het Koninkrijk der Hemelen.

Als het iemand iets heeft gekost om zich aan de mens aan te passen om hen te winnen, dan was het Jezus wel.

En niet alleen dat, Jezus is verder gegaan dan dat wij ooit kunnen. Jezus heeft Zichzelf vernederd en in gehoorzaamheid aan God de Vader heeft Hij Zichzelf voor jou en voor mij laten kruisigen voor onze zonden.

Alle zonden die wij ooit hebben gedaan en nog steeds doen hebben Jezus ertoe bewogen om Zichzelf te vernederen tot de kruisdood.

Jezus heeft Zichzelf letterlijk geheel verloochend en is letterlijk aan Zichzelf gestorven en dat op een niveau dat wij nooit zullen snappen en zeer zeker nooit zullen evenaren.

Dus, wanneer Jezus tegen Zijn discipelen zegt om Hem na te kunnen volgen moeten zij zichzelf verloochenen en aan zichzelf sterven, dan weet Jezus waar Hij het over heeft en Hij weet dat dat echt nodig is om discipelen te kunnen maken.

Vandaar dat Paulus in vers 5 zegt: “Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was.”

Dit is de hoe wij ons op horen te stellen naar elkaar toe en naar de ‘zonen en dochters van vrede’.

Dit hoort onze instelling te zijn, onze hartsgesteldheid en onze houding als wij doelbewust discipelen willen gaan maken.

Zonder dat wij ons in de levens en in de levenssituaties van anderen willen verplaatsen, zonder dat wij een van hen willen zijn, zullen wij geen discipelen maken.

Als dat mogelijk zou zijn geweest zonder onszelf te verloochenen en zonder aan onszelf te sterven, dan zou Jezus het niet gedaan hebben en Paulus ook niet.

Vandaar dat Paulus vol overtuiging schrijft: “Wees navolgers van mij, zoals ik navolger van Christus ben.” (1 Korinthe 11:1)