Geef aan God wat Hem toekomt – Mattheüs 22:15-22

Geef aan God wat Hem toekomt – Mattheüs 22:15-22

Geef aan God wat Hem toekomt

Mattheüs 22:15-22

  1. Vanmorgen pakken we onze studie in het Evangelie van Mat-theüs op in hoofdstuk 22:15.
    1. We zitten in de laatste levensweek van Jezus voordat Hij gekruisigd wordt.
    2. Wij hebben de afgelopen drie zondagen gekeken naar drie gelijkenissen die Jezus als antwoord geeft op de vraag van de religieuze leiders, die per se wilde weten met welke bevoegd-heid Jezus handelde, én wie Hem deze bevoegdheid gegeven had.
    3. Als ik het goed heb, is het in dit verslag nog steeds dins-dag. Jezus heeft het trouwens heel erg druk op dinsdag.
    4. Jezus heeft in de gelijkenis van de koninklijke bruiloft net een oordeel over de overpriesters en de Farizeeën uitgespro-ken en wij pakken het verhaal op direct na deze uitspraak.
      1. Je moet je dan voorstellen dat de Farizeeën woedend waren op Jezus! Laten we kijken naar wat zij schuimbek-kend in hun woede gaan doen.
Toon volledige notities

Vers 15-16 – 15Toen gingen de Farizeeën weg en beraadslaag-den hoe zij Hem op Zijn woorden konden vangen. 16En zij stuur-den hun discipelen naar Hem toe, met de Herodianen, en zeiden: Meester, wij weten dat U waarachtig bent en de weg van God in waarheid onderwijst en Zich door niemand laat beïnvloeden, want U ziet de persoon van de mensen niet aan.”

  1. De Farizeeën hebben hier heel goed over nagedacht.
  2. Zij gingen zelf niet op Jezus af, want dan zou Jezus, Die hen reeds kende, hen bij voorbaat al verdenken van iets kwaads. Dus stuurden zij hun discipelen, oftewel, hun leerlingen naar Jezus toe.
    1. Deze discipelen waren hoogstwaarschijnlijk ‘onbekenden’ voor Jezus, dus Jezus zou geen vermoeden moeten hebben dat zij kwade bedoelingen met Jezus hadden.
      1. Lukas 20 zegt dat zij spionnen naar Jezus toe stuurden die zich voordeden alsof zij rechtvaardig waren.
  • Daarnaast stuurden de Farizeeën ook nog eens de Herodia-nen mee en dit is zeer opvallend!
    1. De Herodianen hebben hun naam gekregen als volgelingen van Herodes de Grote.
    2. Nou, op dit moment in Mattheüs 22 was Herodes de Grote al gestorven. Maar zij vormden een politieke partij die er op uit was om, o.a. Judea, waar Herodes de Grote voorheen had geregeerd, wederom onder de leiding van een Herodes te krij-gen.
      1. Want op dat moment had Rome, d.m.v. Pontius Pilatus de leiding over Judea.
        1. Deze Herodianen lobbyde om een Herodes op de troon van Judea te krijgen. Dat was hun missie!
      2. De Farizeeën stonden politiek gezien lijnrecht tegenover de Herodianen want zij wilden het Koninkrijk van David hersteld zien worden.
        1. Vergeet niet dat het land Israël, Judea en Jeruzalem op dat moment bezet was door Rome.
          1. Hier heb je dus twee tegenoverstaande politieke partijen die nu wél samenwerken om een gemeen-schappelijke vijand, Jezus uit de weg te ruimen.
        2. En wat zeiden de discipelen van de Farizeeën en de Herodia-nen tegen Jezus? “Meester, wij weten dat U waarachtig bent en de weg van God in waarheid onderwijst en Zich door niemand laat beïnvloeden, want U ziet de persoon van de mensen niet aan.”
          1. Alles dat zij hier over Jezus zeiden is waar. Dit is voor een Meester, een Bijbelleraar het allerhoogste compliment! Maar zij meenden dit niet. Dit is pure vleierij!
          2. De Bijbel is vel tegen vleierij; Psalm 12:4 zegt: “Laat de HEERE alle vleiende lippen afsnijden…
            1. Vleierij is manipulatie! En we zien hier dat deze groep mannen Jezus proberen te manipuleren om Hem uiteinde-lijk in de val te krijgen.
              1. Vleierij is altijd egoïstisch. Het heeft altijd een bij-bedoeling!
            2. En hier in dit geval proberen zij Jezus dusdanig te manipu-leren zodat Jezus Zich verplicht zou voelen om naar hun pij-pen te gaan dansen.
              1. “Omdat U waarachtig bent, omdat U de weg van God in waarheid onderwijst, omdat U Zich niet door de wijsheid en de filosofieën van de mens laat beïnvloeden, kunt U ons zeker helpen met het probleem waar wij tegen aanlo-pen!”

Vers 17 – 17Zeg ons dan: Wat denkt U? Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet?”

In Markus 12:14 staat erbij: “Moeten wij betalen of niet betalen?”

  1. Dit lijkt op zich geen moeilijke vraag. En dat is het ook niet. Maar de Farizeeën hebben hier heel goed over nagedacht en zij rekenen op een antwoord van Jezus wat tot Zijn arrestatie zou leiden.
  2. Tiberias, de keizer van Rome belastte het Joods volk in Israël met drie algemene belastingen.
    1. Er was grondbelasting, wat je evt. zou kunnen vergelijken met onze hedendaagse onroerende zakenbelasting.
    2. Er was tolbelasting wat men in havens en in steden moes-ten betalen voor o.a. invoerrechten, wegenbelasting, e.d.
    3. En, er was een hoofdelijke belasting. Dit was een persoons gebonden vermogenbelasting dat door iedereen betaald moest worden. En waar zij Jezus om vragen is deze hoofdelijke be-lasting.
      1. Voor de grondbelasting en de tolbelasting die men moest betalen had men nog iets tastbaar waarover zij de belasting moesten betalen.
      2. Maar voor de hoofdelijke belasting had men niets. Het ging gewoon naar de keizer toe. Er zat ook een bepaalde implicatie hier aan vast.
        1. Door deze belasting aan Keizer Tiberias te betalen impliceerde dat men aan de keizer onderworpen was; oftewel, dat de keizer over hen regeerde.
  • Nu was het al erg genoeg dat een Jood überhaupt belasting moest betalen aan de bezettingsmacht, maar wat het nog er-ger maakte was dat een Jood ertoe gedwongen werd om deze hoofdelijke belasting te betalen aan een heidense regeringslei-der die zichzelf als een god zag.
    1. In vers 21 zien wij dat de afbeelding van Keizer Tiberias op de munten geslagen was. Het CvB zegt dit hierover:
      1. Een geldstuk symboliseerde de macht van de heerser. Het was een algemeen aanvaard principe dat de heer-schappij van een koning of keizer zich uitstrekte over het gebied waar zijn geld in omloop was.” (CvB SB I,884)
    2. Nu moet je jezelf in hun situtatie verplaatsen. De Joden ac-cepteerde sowieso geen afbeeldingen op munten want dat was een overtreding van het tweede van de tien geboden:
      1. Exodus 20:4 – “U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is.”
        1. Dus het feit alleen al dat een afbeelding van de keizer op de munt stond was voor hun al een gruwel.
      2. Maar waar de Joden echt mee zaten, was dat zij ertoe gedwongen werden om Gods geld te moeten geven aan een valse god die hen onderdrukte.
        1. De Joden zagen zichzelf als een Theocratie; een volk dat door God Zelf geregeerd werd. Zij waren Gods eigen-dom en in hun ogen was het dus ‘not done’ om zichzelf te moeten onderwerpen aan een heidense keizer en om Gods geld aan hem af te staan.
          1. Deze hele kwestie van het wel of niet betalen van belasting aan de keizer ging dus om veel meer dan alleen het betalen van belasting.
        2. In het formuleren van de vraag, en na de vleierij, gingen de Farizeeën ervan uit dat Jezus hen een ja of nee antwoord zou geven.
          1. Als Jezus ‘ja’ had gezegd, dat het voor een Jood geoorloofd is om deze hoofdelijke belasting aan de keizer te betalen, dan zou Jezus zijn Joodse achterban geheel kwijtraken.
            1. Door ‘ja’ te zeggen zou Jezus Zijn geloofwaardigheid als Joodse rabbijn, als kandidaat Messias, überhaupt als Jood kwijt raken.
              1. Jezus kon dus geen ‘ja’ antwoord geven.
            2. Maar als Jezus ‘nee’ had gezegd, dat het voor een Jood niet geoorloofd is om deze belasting aan de keizer te betalen, dan zou hij terplekke gearresteerd worden op grond van het aan-zetten tot een opstand; een soort intifada.
              1. Jezus kon dus ook geen ‘nee’ antwoord geven.
                1. Dit was dan ook de bedoeling van deze vraag. Hoe Jezus deze vraag ook zou beantwoorden, Hij zou ver-lies lijden. Althans, dat dachten zij. . .

Vers 18-19– 18 Maar Jezus, die hun boosaardigheid kende, zei: 19Huichelaars, waarom verzoekt u Mij? Toon Mij de belastingmunt. En zij brachten Hem een penning.”

  1. Hun plan om Jezus in een valstrik te lokken leek waterdicht! Maar kijk hoe Jezus in Zijn goddelijke wijsheid hiermee om-gaat.
    1. Jezus had deze groep mannen hoogstwaarschijnlijk nooit eerder gezien; dat was ook de bedoeling van de Farizeeën, dat zij onbekenden naar Jezus toe stuurden.
    2. Maar ondanks dat Jezus hen niet kende, zag Hij dwars door hun hypocrisie heen!

Vers 20-21a – 20En Hij zei tegen hen: Van wie is deze afbeel-ding en het opschrift? 21Zij zeiden tegen Hem: Van de keizer.”

  1. De Bijbel leert ons dat wij ons moeten onderwerpen aan de over ons gestelde overheid.
    1. Romeinen 13:1-2 – 1Iedereen moet zich aan de over-heid onderwerpen. Want overheidsgezag is iets dat alleen maar bestaat bij de gratie van God. Ook het bestaande gezag is door God ingesteld. 2Wie zich dus verzet tegen het gezag, verzet zich tegen een instelling van God, en wie dat doen, hebben hun veroordeling aan zichzelf te wijten.” (GNB)
      1. Wij hoeven het niet eens zijn met Den Haag, wij kun-nen het wél of niet eens zijn met de uitspraak van Minister President Mark Rutte, over het sneuvelen van Nederlandse jihadisten in Syrië.
      2. Hoe dan ook, de Bijbel roept ons als christenen op om ons te onderwerpen aan de overheid.
        1. En dat wilde Jezus de Joden ook duidelijk maken. Vandaar dat Hij aan hen vroeg: ‘Wiens afbeelding en opschrift staat er op de munt?’
          1. a.w. wie heeft er op dit moment de leiding over het land? Wie is op dit moment de overheid? En zij antwoorden: ‘de keizer’.

Vers 21b – “ Toen zei Hij tegen hen: Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.”

  1. Wat een geweldige statement! Jezus veegt hiermee niet alleen hun hele plan van tafel, maar leert hen ook nog eens hoe fout hun gedachten zijn over het wél of niet betalen van belasting.
    1. Geef gewoon aan de keizer wat van de keizer is. Punt uit!
    2. In de vraag in vers 17 gebruiken de mannen het woord ‘betalen’: ‘Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet?’
      1. In de grondtekst impliceert dit woord ‘betalen’ dat men dit vrijwillig doet. Dat men het ‘geeft’ zoals men aan God geeft. (The NAS New Testament Greek Lexicon – Strong’s Number 1325)
        1. a.w. is het geoorloofd om niet met tegenzin of uit dwang, maar uit blijmoedigheid Gods geld aan de keizer te geven?
      2. Hier in vers 21 gebruikt Jezus het woord ‘geef dan’: ‘Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.’
        1. In de grondtekst impliceert dit woord ‘geef dan’ dat men iets terugbetaald, als in het terugbetalen van een lening, iets terugbetalen wat men verschuldigd is.
          1. Jezus zegt hiermee dat zij niet moeten zeuren. De keizer heeft recht op de hoofdelijke belasting, betaal het gewoon alsof je het de keizer verschuldigd bent.
        2. Het allermooiste van deze uitspraak van Jezus is dat Hij ook zegt: ‘… geef dan aan God wat van God is.’
          1. Het kan zijn dat Jezus hiermee bedoelde dat men aan God geld moet geven dat God toebehoord.
            1. Ik geloof dat het veel verder gaat…
          2. Wij hebben hier niet zo zeer te maken met het wél of niet afstaan van geld, maar wij hebben hier te maken met de kwestie van aanbidding! De kwestie van toewijding!
          3. De keizer wilde als een god vereerd worden. Maar de Joden wisten dat er slechts één God is, YHWH, de IK BEN DIE IK BEN.
            1. En wat Jezus hier doet is onderscheid maken tussen de overheid en wat de overheid toekomt, en de enige echte God van de Bijbel en wat Hem en Hem alleen toekomt; en dat is aanbidding, toewijding, overgave en liefde.
  • De religieuze leiders meenden God te aanbidden. Maar hun religie was op het uiterlijke gericht, het was oppervlakkig, het was voor de show! Vandaar dat Jezus hen telkens huichelaars noemde.
    1. In Johannes 4:23-24 zegt Jezus iets bijzonder over aanbid-ding: “23Maar de tijd komt en is nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden. 24God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.”
    2. Als God op het moment van dit schrijven op zoek was en uitkeek naar de ware aanbidders, dan kunnen wij ervan uit-gaan dat alle religie en godsdienst en kerkdiensten van de Joden niet echt waren.
      1. ‘… geef dan aan God wat van God is.’ Geef God jouw hart, geeft God jouw toewijding, jouw overgave, jouw liefde voor Hem en voor mensen, jouw trouw, jouw leven!
      2. De apostel Paulus zegt als het ware precies hetzelfde in Romeinen 12:1 – “Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbe-haaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.”
  • 1 Korinthe 6:20 – “U bent immers duur gekocht. Ver-heerlijk daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn.”
  1. Hoe zit dat met mij, met jou? Als je partner gevraagd wordt of jij aan God geeft wat van God is, wat zal hij/zij van jou zeg-gen? Wat zouden je kinderen van jou zeggen, je familie, je col-lega’s, schoolgenoten, of je buren?
    1. Sterker nog, als God op zoek gaat naar ware aanbidders en Zijn ogen vallen op jou, zal Hij zeggen: ‘Yes, daar heb je een, die is van Mij! Hij/zij geeft mij terug wat van Mij is!’
    2. Of zal God aan jou voorbij gaan en zal hij moeten blijven zoeken?

 

Vers 22 – 22En toen zij dit hoorden, verwonderden zij zich; en zij verlieten Hem en gingen weg.”

  1. Ja, het is echt gaaf dat Jezus hen verwonderde! Maar het pro-bleem is dat zij Jezus verlieten en weg gingen.
    1. Het is niet genoeg om onder de indruk te zijn van Jezus Christus! Het is niet genoeg om je te verwonderen over Jezus. Het is niet genoeg om respect te hebben voor Jezus.
      1. Het enige dat telt is dat je Hem gelooft, dat je Hem navolgt, dat je Hem geeft wat van Hem is; en dat ben jij zelf!

 

1 Petrus 5:10-11 – 10De God nu van alle genade, Die ons ge-roepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, Hij Zelf moge u – na een korte tijd van lijden – toerusten, bevesti-gen, versterken en funderen. 11Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.”