1. Elke keer wanneer Jezus Zijn discipelen ernstig wil waarschuw-en zegt Hij: “Wees op uw hoede”.
   1. Wat Jezus hiermee zegt is: Let op! Je moet je aandacht richten op wat ik je nu ga vertellen. Je moet erop toezien dat je je vasthoudt aan wat ik je nu ga vertellen. Je moet gehoor geven aan, je moet je bezighouden met, je moet je toeleggen op, je moet je verstand en aandacht richten op wat ik je nu ga vertellen:
      1. “Wees op uw hoede dat u uw gerechtigheid niet beöe-fent in tegenwoordigheid van de mensen om door hen gezien te worden; anders hebt u geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.”
   2. Vorige week heb ik dit basisprincipe behandeld, dus ga ik er vandaag niet op in. Ook heb ik het gehad over de beloning die God ons zal geven, dus ook hier gaan wij het vandaag niet over hebben.
      1. Wij gaan nu gewoon kijken naar de praktijkvoorbeelden die Jezus ons geeft om te leren hoe wij dit in praktijk kunnen brengen.

Vers 2 – “²Wanneer u dan een liefdegave geeft, laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars in de synagogen en op de straten doen, opdat zij door de mensen geëerd zouden worden. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al.”

1. Hier zegt Jezus: “Wanneer u dan en liefdegave geeft”. In vers 5 zegt Jezus: “wanneer u bidt”. En in vers 16 zegt Jezus: “wanneer u vast”.
   1. Jezus zei niet: “als”, maar “wanneer”. Het geven, het bid-den en het vasten is voor de christen dus geen kwestie van “als”, maar een kwestie van “wanneer”! Wij horen dit te doen!
2. En dus, “Wanneer u dan een liefdegave geeft laat het niet voor u uitbazuinen, zoals de huichelaars in de synagogen en op de straten doen, opdat zij door de mensen geëerd zouden worden.”
   1. Wij weten niet precies of deze huichelaars waar Jezus het over heeft, letterlijk op een bazuin gingen blazen wanneer zij een liefdegave gaven. Wel weten wij dat Jezus dit voorbeeld gebruikt om aan te geven dat wanneer deze huichelaars iets gaven, dat zij het deden om de aandacht en de eer van men-sen te krijgen.

• Jezus zegt: “Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al.”
  1. Als iemand een liefdegave in de naam van God geeft met het verlangen om door mensen gezien en geëerd te worden, dan, zegt Jezus, dat zij hun beloning reeds ontvangen hebben.
     1. Ze hebben ontvangen wat ze verlangden, namelijk de roem van mensen.
     2. En daarom is God hen niets schuldig omdat zij niets vanuit de juiste en oprechte motieven hebben gegeven.

Vers 3-4 – “³Maar als u een liefdegave geeft, laat dan uw linker-hand niet weten wat uw rechterhand doet, ⁴zodat uw liefdegave in het verborgene zal zijn; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.”

1. Ten eerste zegt Jezus dat wij onze liefdegaven niet moeten geven om door mensen gezien te worden. Dit doen wij door anderen op geen enkele wijze te kennen geven wat wij doen.
2. Maar, hier in vers 3 legt Jezus de lat een stuk hoger. Jezus zegt: “geef het jezelf niet eens te kennen”. Wat bedoel ik?
   1. Sommige mensen vinden het op zich niet zo moeilijk om hun giften niet aan andere mensen kenbaar te maken, maar vaak houden mensen voor zichzelf wél bij wat zij gegeven hebben.
      1. Het komt mij ter ore dat een gezin in on-ze gemeente financiële problemen heeft en ze hebben met spoed x bedrag nodig om te voorkomen dat zij hun huis kwijtraken.
      2. De Heere heeft mij op dat moment financieel gezegend waardoor ik in staat ben om dit gezin uit de brand te hel-pen, door hun x bedrag te kunnen schenken.

• Wat Jezus hierin van mij vraagt is dat ik 1) dit aan nie-mand te kennen geef, en 2) dat ik dit ook niet aan mezelf te kennen geef.
  1. a.w. op het moment dat ik het bedrag aan dit gezin geschonken heb, moet ik het vergeten. Ik moet er niet meer aan denken. Waarom?
  2. Omdat God alles bijhoudt wat ik in het verborgene voor Hem doe. God ziet alles en God registreert alles.
     1. Ik hoef mij hier niet mee bezig te houden.
  3. Als ik voor mezelf een register onderhoud van alles dat ik aan mensen gegeven heb, dan ben ik heel fout bezig. Al is het geen letterlijke register, maar een mentale register, het zal vroeg of laat tussen mij en de begunstigden in komen. Hoezo?
     1. Kijk, stel dat op het moment dat ik dit gezin het geld schenk onze relatie uitstekend is. Maar, na verloop van tijd, door omstandigheden en misverstanden verkoeld de relatie, en ik moet maar blijven denken aan dat geld.
     2. Nu ben ik niet alleen fout bezig, maar ik ben ook nog eens prooi voor de duivel. Want hij zal gebruik maken van de situatie en zal allerlei leugens in mijn oor fluisteren.
        1. “Zie, je had het geld beter aan iets anders kunnen besteden!” “Kijk hoe ondankbaar ze zijn!” “En zij noe-men zichzelf christenen!” “Kijk, ze zijn hun huis uitein-delijk toch kwijt geraakt!” “Zonde van je geld!”
           1. En het laatste dat ik wil doen is de duivel de ruimte en de gelegenheid te geven om ons getui-genis te schaden.

• En als ik me bezig houd met het bijhouden van wie ik wat gegeven heb, dan zou het niet alleen mijn relatie met de begunstigden negatief kunnen beinvloeden, maar het zal uiteindelijk de Heere God schande aandoen.

Vers 3-4 – “³Maar als u een liefdegave geeft, laat dan uw linker-hand niet weten wat uw rechterhand doet, ⁴zodat uw liefdegave in het verborgene zal zijn; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.”

1. Nogmaals, alles dat ik geef, dat alleen voor God de Vader en mij kenbaar is zal God nauwkeurig bijhouden. Ik hoef mij geen zorgen te maken dat ik verlies zal lijden. Nee, God zal het mij vergelden.
   1. Lees Mattheüs 25:31-40
      1. Hier zien wij dat wanneer wij ons laatste beoordelings-gesprek met Jezus zullen voeren, Hij Zijn register zal openen en Hij zal opnoemen wat wij voor Hem gegeven hebben.
         1. Het zal mij totaal niet verbazen dat Jezus mij zal verassen met dingen die Hij geregistreerd heeft, die ik òf vergeten ben, óf er totaal niet van bewust was.

1. Ik geloof dat wanneer ik mezelf volkomen overgeef aan de Heere, wanneer ik dicht bij Hem leef, wanneer ik Hem nauw-gezet navolg en van Hem houdt met heel mijn hart, verstand, ziel en kracht, ik het vaak niet eens door zal hebben dat ik aal-moezen geef aan mensen die het nodig hebben.
   1. Naarmate ik meer in de Geest wandel en naarmate Jezus meer gestalte in mij krijgt, zal het ‘geven’ een natuurlijk on-derdeel zijn van wie ik ben. Het gebeurt gewoon.
      1. Wat mij hiertoe helpt is dat ik mijn ogen gericht houdt op het kruis waar Jezus mij gekocht heeft met Zijn bloed.
      2. Als ik doordrongen ben van alles dat Jezus voor mij ge-leden en doorstaan heeft, dan zal mijn respons zijn dat ik Hem liefheb boven alles, ook boven mezelf.
         1. En dan zal het geven geen opgave meer zijn, al kost het mij veel, zal ik het met een blijmoedig hart doen.

• Nou, wat zijn liefdegaven? Wat verwacht God van mij dat ik geef? Wat moet ik geven?
  1. Ten eerste spreekt Jezus hier niet over het geven van geld aan de plaatselijke kerk, want Jezus ziet het geven van “tien-den” aan de plaatselijke kerk als een gegeven.
     1. De apostel Paulus onderwijst ons hierover in 1 en 2 Korinthe. Ik heb in 2009 vier zondagen besteed aan dit onderwerp (9019-9022).
  2. Vandaag de dag zijn er zat charitatieve instellingen die ons geld nodig hebben om in de levensbehoeften van de armen in derde wereldlanden te voorzien.
     1. Dit is een mogelijkheid.
  3. Om het meer persoonlijk te maken kunnen wij de Heere vragen om meer opmerkzaam te zijn voor de behoeften om ons heen.
     1. Als je ervoor openstaat zal God je bewust maken van bepaalde noden van mensen.
        1. Als je weet dat iemand het niet breed heeft, geef hen 50 euro voor boodschappen. Of als je weet dat zij op vakantie gaan, geef hen iets.
        2. Breng een tas met boodschappen naar hun toe.
        3. Of stop wat geld in een envelop en stop het in hun brievenbus.
           1. Wees creatief hierin en wanneer je het doet, vergeet het, denk er nooit meer aan. God weet het.
        4. Het geven van liefdegaven hoeft niet per se uitgedrukt te worden in geld.
           1. Ik kan iemand praktisch helpen door boodschappen voor hen doen, of voor iemand te koken, of bij hen thuis schoon te maken, of iemand helpen met het verkopen van een auto.
              1. Denk aan mindervaliden, of mensen die ziek zijn, of mensen die net een partner verloren hebben, of mensen die door overmacht gescheiden zijn, of men-sen die werkloos zijn, of mensen die in de financiele problemen zitten, enz…
                 1. Mensen die zich in dit soort omstandigheden bevinden hebben gewoon hulp nodig.
              2. Nogmaals, het is voor de christen geen kwestie van “als” ik een liefdegave geef, maar het is een kwestie van “wanneer” ik een liefdegave geef.
                 1. God is een vrijgevende God. Hij GAF Zijn eniggeboren Zoon. Hij GEEFT ons Zijn Geest. Hij GEEFT ons leven. Hij GEEFT ons redding. Hij GEEFT ons een zekere toekomst. Hij GEEFT ons alles dat wij nodig hebben en nog veel meer!
                    1. En Hij heeft het Evangelie aan ons GEGEVEN zodat wij Zijn handen en voeten zullen zijn om o.a. liefdegaven te geven aan degenen die het nodig hebben.
                 2. Het geven van liefdegaven is iets heilig, het toont het hart van God, het verheerlijkt God, het laat ons zien dat Hij leeft en dat Hij in ons leeft.
                    1. En daarom is mijn beweegreden, mijn motief om te geven zo ontzettend belangrijk. Het gaat niet om mij! Er staat veel meer op het spel dan mijn reputatie.
                 3. Religie is een dood systeem van regels, wetten en een uiterlijk vertoon van het naleven van deze regels en wetten. En, religie is onpersoonlijk omdat religie de mens niet in staat kan stellen om God persoonlijk te kennen.
                    1. Religie zal mij dus ook nooit in staat kunnen stellen om mijn liefdegaven te kunnen geven zonder dat ik er de nodige erkenning voor wil krijgen.
                    2. Alleen d.m.v. mijn relatie met de levende God van de Bijbel ben ik in staat om te doen wat God hier van mij vraagt.
                       1. Ik doe het omdat de liefde van Christus mij ertoe dringt. Ik doe het omdat ik van God houd, omdat ik Hem wil verheerlijken en omdat ik van Hem te horen wil krij-gen: “Goed gedaan, goede en trouwe dienstknecht”.