God bewijst Zijn trouwe genade

God bewijst Zijn trouwe genade

Romeinen 11:1-12 God bewijst Zijn trouwe genade

De vorige 2 zondagen dat we naar Romeinen hebben gekeken, hebben we ingezoomd op thema’s die Paulus aansnijdt: ‘God is nog niet klaar met jou’ (v1) en ‘Gods genade aan het werk’ (v2-6). Hiermee heb ik niet vers-voor-vers dit stuk behandeld, noch de grote lijn van Romeinen 11 aangegeven.

  • Vanochtend gaan we v1-12 behandelen, waar we zien: God bewijst Zijn trouwe genade.

Romeinen 9-10

God heeft laten zien dat Hij trouw is, doordat Hij trouw is aan Zijn volk. Hij gaat rechtvaardig om met Israël (Romeinen 9:14), wat nog steeds Zijn volk is. Ze kunnen en mogen nog steeds bij God komen, omdat ook zij dit nodig hebben (Romeinen 1:16-17). Elk mens heeft het Evangelie nodig voor redding.

  • Israël wilde wel rechtvaardig worden, maar dan door eigen kunnen (Romeinen 9:30-33), ze mistten dat Jezus het einddoel van de wet is (Romeinen 10:4). Daarom wees Paulus de kerk er ook op dat “ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen” zalig zal worden (Romeinen 10:13).
    • Romeinen 9 keek naar het verleden van Israël en hun afwijzing van God. Romeinen 10 keek naar het heden van Israël en dat God hen nog steeds wil redden. Romeinen 11 gaat over de toekomst van Israël en hoe Hij met hen om blijft gaan.

We gaan in Romeinen 11, vanaf v13, de beeldspraak zien van de “wilde olijfboom” (v17). Daarmee gaat Paulus laten zien dat de kerk niet de vervanging is van Israël, maar juist deel wordt van de “olijfboom” die God gemaakt heeft.

Guzik: “Met het beeld van de book en de taken, herinnert Paulus de heidense christenen er aan dat het alleen door Gods genade is dat ze in Gods ‘boom’ geënt worden – waarvan de ‘wortel’ Israël is.”

  • Om dit punt te versterken, gaat Paulus eerst laten zien dat alles uit genade is. Dat wij niks kunnen ‘verdienen’ bij God, dat Israël niks ‘verdient’ heeft bij God. En hij gaat bewijzen dat Gods genade de enige weg is. Gods genade voor het verleden, heden en de toekomst.

v1 God bewijst Zijn trouwe genade aan Paulus

In v1 laat Paulus zien dat God genadig is richting hemzelf. Hij laat zien dat God niet klaar is met Zijn volk, “Volstrekt niet!”, omdat hij, Paulus, gered is door God. God bewijst Zijn trouwe genade, doordat Hij bezig blijft om Zijn volk naar Zich toe te trekken. Ondanks hun afwijzing blijft Hij trekken.

  • Dat is Gods genade aan het werk in het leven van Paulus. Hij wil laten zien dat God niet klaar is met Israël, dat God nog even trouw en genadig is als voorheen. Hij is net zo trouw naar Jood als naar heiden; Hij maakt hierin geen onderscheid tussen mensen.

Romeinen 2:9-11 “Verdrukking en benauwdheid zullen komen over de ziel van ieder mens die het kwade teweegbrengt, eerst over de Jood, en ook over de Griek, maar heerlijkheid en eer en vrede over ieder die het goede werkt, eerst over de Jood, en ook over de Griek. Want er is geen aanzien des persoons bij God.”

Hij heeft dit punt al eerder gemaakt en heeft al eerder laten zien dat Jood en heiden gelijk zijn in Gods ogen. Beide moeten tot geloof komen, beide hebben Jezus en Zijn offer aan het kruis nodig. Dat doet niks af aan het plan dat Hij met Israël heeft en dat Israël Zijn volk blijft.

  • Jood en heiden hebben het Evangelie nodig. Ondanks alles waar we over hebben gelezen dat Israël niet goed doet, blijft God goed. Waar Israël ontrouw was (en is), blijft God trouw. Paulus wil dit echt benadrukken, door o.a. zichzelf als voorbeeld te gebruiken.

v2-8 God bewijst Zijn trouwe genade in de tijd van Elia

Gods trouw was er ook in het OT. Paulus gebruikt dit, om te bewijzen dat Gods trouw richting hem, geen ‘bijzondere’ situatie was, maar dat dit een uiting is van Gods karakter. Hij doet wat Hij altijd al gedaan heeft, Hij blijft handelen naar Wie Hij is.

  • In de tijd van Elia wees Israël God massaal af. Vanuit Elia’s blik (v2b-3) had heel het volk God verlaten, waren er geen profeten meer en wilden “zij” Elia doden. Voor Elia was er alleen afwijzing van God, alleen maar afgoderij.
    • Elia zag niet dat God aan het werk was (v4), dat Hij een overblijfsel had. God had “zevenduizend mannen overgelaten, die de knie voor het beeld van Baäl niet gebogen hadden.” Gods trouwe genade was dat Hij (nog) werkte in dit volk dat Hem afwees.

Deze 7000 mannen waren trouw aan God, ze kozen om niet te buigen voor de afgod. Ongeacht de gevolgen, “Uw profeten hebben zij gedood” (v3), kozen deze mannen voor God. Laten wij een voorbeeld nemen aan deze mannen, aan hun trouw, aan hun keuze voor God.

  • Door hun keuze voor God, als reactie op Zijn werk en openbaring, werden zij gezien als trouw, als een voorbeeld voor de kerk. Paulus zag hun trouw (1 Koningen 19) en werd geleid om onze aandacht op de trouw van deze mannen te leggen en Gods trouwe genade door hen heen.

God bewijst Zijn trouwe genade o.a. doordat Hij Zichzelf blijft openbaren aan mensen. Hij bleef doorgaan met mensen tot Zichzelf trekken, zelfs toen Israël als hele volk achter Baäl aanging. Toen Elia God ‘aansprak’ (v2), bleef Hij trouw en genadig naar deze vermoeide, depressieve profeet.

  • Zo trouw is God nog steeds, zo genadig gaat Hij nog steeds met mensen om. Paulus wil dat we onze aandacht op God richten, op Wie Hij is. Wat onze omstandigheden ook zijn, wat de cultuur om ons heen doet, zelfs ongeacht wat de kerk doet: richt je hart op God.
    • Kies voor tijd met Hem: leer Hem beter kennen door Zijn Woord heen, spendeer tijd in gebed om Hem te zien voor Wie Hij is. Laat God je perspectief veranderen door deze dingen heen; ga naar de kerk, kies voor tijd met broeders en zusters.

Gods trouwe genade in de tijd van Elia, is een blauwdruk voor nu (v5). Ook nu is er “een overblijfsel”, naar de blauwdruk van hen “die de knie voor het beeld van Baäl niet gebogen hebben” (v4) Het “overblijfsel” zijn zij die met geloof reageren op Gods werk, op Gods openbaring, op Gods trekken.

  • Dat is allemaal “overeenkomstig de verkiezing van de genade” (v5), het is geen werk (v6). De keuze is om God trouw te blijven, om afhankelijk van Hem te blijven. Geloof is geen werk (Romeinen 3:28), geloof is geloof.
    • Geloof kan geen werk zijn, anders zouden we “uit de werken” tot redding komen. En dan “is genade geen genade meer.” (v6) Genade is ‘onverdiende gunst’; dat sluit uit dat je iets kan verdienen. God geeft onverdiende gunst, doordat we mogen geloven.
      • Hij geeft onverdiende gunst doordat Jezus voor ons gekomen, gestorven, opgestaan en terug naar de Vader gegaan is. Dat heeft niks met “werken” te maken, dat is “genade”.

Hoe moeten we dit zien (v7-8)? Israël, als volk, heeft “het niet verkregen”. “het uitverkoren deel heeft het verkregen” terwijl “de anderen zijn verhard.” (v7) Paulus laat hier het contrast zien tussen “Israël” en “het uitverkoren deel”. De ene groep is verhard, de andere groep “heeft het verkregen”.

  • De vraag is hoe Gods trouwe genade zichtbaar wordt, of God niet klaar is met Zijn volk, als Paulus nu zegt dat “Israël” niet verkregen heeft wat het zoekt. Rechtvaardiging hebben we niet gevonden, ondanks dat ze het wel zochten. Hoe zit dat? En hoe zit het met het verharden?

Paulus beantwoordt deze vragen (v8) door te zeggen: “zoals geschreven staat”. Hij verwijst hiermee weer terug naar het OT, naar het fundament voor ons geloof. Hij citeert Jesaja 29:10 en Jesaja 6:9/ Ezechiël 12:2; door deze verwijzingen heen laat hij zien dat ook dit al een OT waarheid is.

Jesaja 29:10-16 “Want de HEERE heeft over u uitgegoten een geest van diepe slaap. Gesloten heeft Hij uw ogen, de profeten; en uw hoofden, de zieners, heeft Hij omhuld. Daarom is voor u het visioen van dit alles geworden als de woorden van een verzegeld boek. Men geeft het aan iemand die lezen kan en zegt: Lees dit eens! Maar hij zegt: Dat kan ik niet, het is verzegeld. Of men geeft het aan iemand die niet lezen kan, en zegt: Lees dit eens! Maar hij zegt: Ik kan niet lezen. De Heere zei: Omdat dit volk tot Mij nadert met zijn mond en zij Mij eren met hun lippen, maar hun hart ver van Mij houden, en hun vrees voor Mij slechts een aangeleerd gebod van mensen is, daarom, zie, ga Ik verder met wonderlijk te handelen met dit volk, wonderlijk en wonderbaar; want de wijsheid van zijn wijzen zal vergaan en het verstand van zijn verstandigen zal zich verbergen. Wee hun die zich diep verbergen voor de HEERE om hun voornemen te verbergen; hun daden vinden in het duister plaats, zij zeggen: Wie ziet ons en wie kent ons? U draait de zaken om! Alsof de pottenbakker als gelijk beschouwd kan worden met het leem, zodat het maaksel over zijn maker zegt: Hij heeft mij niet gemaakt, en het gevormde voorwerp over zijn pottenbakker zegt: Hij heeft er geen inzicht in.”

  • Dit is v10 + context, waarin we zien waarom God “een geest van diepe slaap” gaf aan Zijn volk. Dat is namelijk niet ‘omdat het Zijn wil is’ zonder dat zij dat verdienen. God laat hier zien dat Hij een gegronde reden heeft om deze “geest van slaap” te geven.
    • Hij geeft aan dat het volk Hem alleen lippendienst bewees (v13), maar dat hun hart ver van Hem was. Ze verborgen zich voor Hem, zodat ze hun voornemens konden verbergen (v15). Ze wezen God af (v16), ze wilden niet gevormd worden door Hem.
    • Gods reactie op de keuzes van Zijn volk, was het dat Hij “een geest van diepe slaap” over hen uitgoot (v10). Hij heeft de ogen van de profeten gesloten en de hoofden van de zieners omhuld. Israël wees God af, God versterkte hen in hun keuzes.
      • Hetzelfde hebben we gezien bij de farao (Romeinen 9:17-18). Hij koos er zelf voor om zich te verharden, een keuze die later door God bevestigd werd. God wilde nog steeds dat de farao zich zou bekeren, maar Hij liet hem zelf kiezen.

Ook de “ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot op de dag van heden.” (v8) zijn het resultaat van keuzes van Israël. God laat ook hierover zien dat dit niet een eenzijdige actie is van de Heere, Hij doet dit als reactie op de keuzes van de mens.

Ezechiël 12:2 “Mensenkind, u woont te midden van een opstandig huis. Zij hebben ogen om te zien, maar zij kijken niet, zij hebben oren om te horen, maar zij luisteren niet, want zij zijn een opstandig huis!”

Jesaja 6:9-10 “Toen zei Hij: Ga en zeg tegen dit volk: Luister voortdurend, maar u zult het niet begrijpen. Zie voortdurend, maar u zult het niet opmerken. Maak het hart van dit volk vet, en stop hun oren toe, en sluit hun ogen; anders zullen zij met hun ogen zien, en met hun oren horen, en met hun hart begrijpen en zich bekeren, en zal Hij hen genezen.”

  • God laat zien dat Zijn volk ervoor koos om niet te luisteren, om opstandig te zijn (v2). Hij laat zien dat Israël koos om niet te begrijpen of op te merken. De reactie daarop is dat hun oren toegestopt worden en hun ogen gesloten worden (v9-10).

God liet Zichzelf aan Israël zien, stuurde profeten; Israël koos ervoor om niet te luisteren. Dat is waar Hij op reageert, dat is de keuze die Hij bevestigt. God geeft de mens vrije wil, Hij kan ons bevestigen in de keuze die we maken. Dat doet Hij niet na 1x, 2x, 10x; maar op een gegeven moment wel.

  • Ondanks Gods genade, ondanks Zijn trouw kiezen mensen, wij ook, er soms voor om niet te luisteren naar Zijn stem. God kan ons dan bevestigen in onze keuze, als we blijven volharden, als we blijven vasthouden aan onze rebellie tegen Hem.

Romeinen 10:21 “Met het oog op Israël zegt Hij echter: Heel de dag heb Ik Mijn handen uitgebreid naar een ongehoorzaam en tegensprekend volk.”

  • God blijft Zijn handen uitstrekken, Hij blijft Zijn genade geven. Tegelijk zal Hij ook individuen bevestigen die Hem afwijzen, Hij zal hen versterken in hun keuze. Dat is een juridisch verharden van iemands hart, juridisch dichtstoppen van hun oren.
    • Zijn doel daarmee is om mensen terug te brengen. Hij wil dat ze de gevolgen van hun situatie inzien en daardoor terugkomen bij Hem. Gods doel is altijd om herstel te brengen en mensen terug te brengen bij Hemzelf.
      • Kijk naar de verloren zoon in Lukas 15; zijn vader had hem laten gaan. Hij kwam tot inkeer nádat hij alles kwijt was, honger had en zich realiseerde dat hij terug moest. Soms moeten we zo diep zakken vóór we Gods genade (weer) zien.

God bewijst Zijn trouwe genade richting Israël, ook in de tijd van Elia. Hij liet zien dat Hij niet klaar is met Zijn volk, maar ondanks hun afwijzing doorging met genade geven. Zelfs het juridisch verharden van hun hart betekende niet dat Hij klaar was; Hij wilde ook dit gebruiken om hen terug te brengen.

v9-12 God bewijst Zijn trouwe genade in de tijd van David

Als 3e voorbeeld haalt Paulus David aan, uit Psalm 69:23-24. In deze psalm wordt David omringd door vijanden, erkent hij zijn eigen falen en ziet hij in dat hij God nodig heeft. Het citaat in Romeinen 11:9-10 gaat over de vijanden van David (Psalm 69:19).

Psalm 69:23-24 “Laat hun tafel voor hen tot een strik worden en voor hun gasten tot een val. Laat hun ogen verduisterd worden, zodat zij niet zien; doe hun heupen voortdurend wankelen.”

Wiersbe: “Hun tafel die een strik werd, betekent dat hun zegening omgezet werd in een last en oordeel. Dit is wat er met Israël gebeurde: hun geestelijke zegen zou hen naar Christus moeten leiden, maar in plaats daarvan werd het een strik die hen van Christus af hield. Hun religieuze praktijken en vieringen werden vervangingen voor de echte ervaring van redding. Het is triest om te zeggen, mensen maken dezelfde fout vandaag de dag, wanneer ze afhankelijk zijn van religieuze rituelen, i.p.v. vertrouwen op de Christus die in deze activiteiten zichtbaar wordt.”

  • Israël was trots geworden op hun roeping, op het feit dat zij Gods volk waren. Ze waren gaan vertrouwen op de verkiezing, i.p.v. de God van de verkiezing. Doordat ze niet meer naar God keken, was hun tafel van zegen een “strik”, “valkuil”, “struikelblok” en “vergelding” geworden.
    • Al deze woorden wijzen op iets negatiefs, iets pijnlijks. Het gaat om gevangen zitten, iets dat je doet vallen en terugkrijgen wat je daden opleveren. Israël zat vast in hun eigen denken, i.p.v. in wat God voor hen had. Ze keken niet langer naar God.

Als religie de overhand krijgt, is dit het resultaat. Als we dingen gaan ‘doen’ en daarmee iets verdienen, als we niet langer écht luisteren naar God, dan lopen wij allemaal ditzelfde gevaar. Ook wij kunnen vervallen in rituelen, in ‘dingen doen’ voor God, i.p.v. in een levende relatie met Hem.

  • Dit is precies wat we eerder gelezen hebben in Jesaja 29. Israël deed de juiste dingen, sprak de juiste woorden; hun hart was echter ver van God. In hun hart hadden ze iets bóven God gesteld, hadden ze iets belangrijker gemaakt dan God: hun religie, hun daden.

Deuteronomium 10:16 “Besnijd dan de voorhuid van uw hart en wees niet langer halsstarrig.”

Vanaf het begin is Gods oproep dat er iets in ons hart moet gebeuren, dat daar geloof moet zijn. Hij wil dat Zijn volk Hem volgt met hun hart, met alles dat ze zijn. Het is niet Zijn wil dat er alleen lippendienst is. Hij wil het hart hebben.

  • Daarom moet er een deel van het hart weggesneden worden, namelijk het vlees. We mogen leren leven vanuit genade, vanuit Wie Hij is. Dat is wat Israël nagelaten heeft. We mogen leren van hun keuzes, om ons eigen hart continu bij God te brengen. Hij wil laten zien wat nodig is.
    • Hij weet precies wat er écht in ons hart leeft, wat we moeten horen. Hij weet precies wat we nodig hebben. Zijn trouwe genade is aan het werk, de vraag is of jij luistert? God spreekt continu tegen ons, de vraag is of wij luisteren.

Zonde, drukte, pijn, verdriet, vragen, voorspoed, etc. Er is van alles dat ons luisteren naar God in de weg kan zitten. We horen meer en meer gevoelig te worden voor Zijn leiding, we horen terug te komen bij Hem; dat is wat Hij wil. Dat is wat Hij voor Israël wilde, dat is wat Hij voor jou wil.

  • Je kan namelijk struikelen in iets (v11), zonder te vallen. Het idee is dat je struikelt, zonder dat je blijft liggen. Struikelen gaat veel meer over een incidenteel iets, terwijl ‘vallen’ gaat over een keuze en daar blijven.

God was niet de oorzaak van Israël haar struikelen noch haar vallen. De eerdere citaten uit Jesaja en de Psalmen laten zien dat dit komt door Israël haar eigen keuzes. Hun keuzes zorgden ervoor dat ze zichzelf verwijderden uit Gods aanwezigheid, terwijl ze nog steeds Zijn volk zijn.

  • Israëls ‘struikelen’ hoefde niet te leiden tot ‘vallen’: “Volstrekt niet!” Hun ‘vallen’, hun keuze om weg te lopen bij God, heeft “zaligheid tot de heidenen” gebracht (v11). Dit is de letterlijke volgorde der dingen die we bijvoorbeeld in Handelingen zien.

Handelingen 18:5-6 “En nadat Silas en Timotheüs uit Macedonië gekomen waren, werd Paulus er door de Geest toe aangezet tegenover de Joden te getuigen dat Jezus de Christus is. Maar toen zij zich verzetten en lasterden, schudde hij het stof van zijn kleren en zei tegen hen: Uw bloed zij op uw hoofd, ik ben rein; vanaf nu zal ik naar de heidenen gaan.”

De Joden wezen het Evangelie af, daarom gingen deze mannen naar de heidenen. Dat betekende niet dat de Joden niet meer mochten komen, de weg was nog steeds open. Gods weg naar redding is en blijft open voor ieder mens, dat zal nooit veranderen.

  • God wilde juist “hen tot jaloersheid (…) verwekken”. Een van Zijn doelen bij het gaan naar de heidenen, is dat Hij Israël jaloers wilde maken. Zijn hart gaat nog steeds uit naar Israël, ondanks hun afwijzen van Zijn reddingsplan. Ook dat is weer Gods trouwe genade aan het werk.

v12 is Paulus optimistische, hoopvolle, liefdevolle blik op Israël. Hij ziet dat God zelfs het vallen van Israël kan gebruiken, namelijk om de heidenen te gebruiken. Dit is “rijkdom voor de heidenen”. God gebruikt alles ten goede (Romeinen 8:28), zelfs de afwijzing door mensen.

  • Hij blijft hoopvol dat Israël ‘jaloers’ zal worden door wat ze zien bij christenen. Hij ziet uit naar de “rijkdom” die er is in “hun volheid”, namelijk het herstel van Israël in hun geloof in God. Hij kijkt verder dan hun afwijzen, hij kijkt naar hun aannemen van God, van Jezus Christus.
    • Dat is en blijft zijn hoop en zijn gebed (Romeinen 10:1). Dat is en blijft waar hij zich voor inzet, waar hij voor de wereld rondreist. Hij blijft proberen, hij blijft uitreiken. Paulus had door dat Gods genade niet ophield, waarom zou hij dan stoppen?

Gods trouwe genade is zichtbaar in Israël, in hoe Hij met hen omgaat. Hij laat zien dat Hij naar hen omziet, dat Hij er voor hen is. Hij blijft Zijn Evangelie aan hen uitleggen, Hij blijft doorgaan met ze jaloers maken richting Zichzelf. Dat is namelijk wat Hij wil, dat ook Israël bij Hem komt in geloof.

Deze genade is ook aan het werk in jouw leven, in dat van je buren, naaste, van een ieder. Iedereen heeft de keuze hoe ze reageren op Zijn genade, maar God gaat door met mensen trekken. Hij zal dat blijven doen, tot ze komen te overlijden. Zo groot is Zijn liefde.

2 Timotheüs 2:13 “Als wij ontrouw zijn, blijft Hij getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen.”

  • Verwonder jezelf over Zijn genade, over Zijn liefde. Verwonder je over Zijn geduld met ieder mens. Blijf afhankelijk van Zijn genade, vertrouw niet op iets dat je zelf kan bereiken. Deze God mag je (beter) leren kennen, want deze God wil jou bij Zichzelf hebben.

Gods trouwe genade is er voor jou, ook als je nog niet gelooft. Zijn genade staat voor je klaar en wil jou bij Hem brengen. Het is genade dat Jezus voor jouw zonde stierf en opstond; het is genade dat jij bij Hem mag komen. Geloof, bekeer je van je zonde en je bent gered.

Christen, Gods trouwe genade werkt ook in en door jou heen. Vertrouw jij daarop?

  • God werkt in jou als individu en bewijst Zijn trouwe genade; leer daarop vertrouwen.
  • God werkt in hele volken, ook als jij dat niet ziet. Vraag Hem je ogen te openen voor Zijn werk, i.p.v. alleen voor wat jij ziet.
  • God werkt zelfs als mensen Hem afwijzen; blijf jij volharden zoals Hij?

2 Timotheüs 2:1 “U dan, mijn zoon, word gesterkt in de genade die in Christus Jezus is.”