Gods gemeenschappelijk plan voor alle Christenen

Gods gemeenschappelijk plan voor alle Christenen

Gods gemeenschappelijk plan voor alle Christenen

Mattheüs 16:13-19

Als je al een tijdje Christen bent dan heb je vast wel gehoord dat God een plan voor je heeft, voor jou persoonlijk, voor jouw leven hier op aarde.

Misschien lijkt het er niet op dat God een plan voor je heeft, maar het is echt zo.

Toon volledige notities

God heeft een specifiek plan voor jou; een plan voor jouw leven dat speciaal voor jou op maat is ontworpen. Een plan dat op jouw lijf geschreven is.

En volgens Efeze 2:10 bevat dit plan goede werken die God reeds voorbereid heeft. Het plan staat dus al klaar!

Maar alhoewel Gods plan voor jou op maat gemaakt is, zijn er bepaalde elementen van Gods algeheel plan die alle Christenen met elkaar gemeen hebben.

De reden waarom ik dit zeg is omdat wanneer ik christenen vraag wat Gods plan voor hun leven is, zij al te vaak denken aan Gods specifiek plan voor hun leven.

Vraag aan een willekeurige Christen wat Gods plan voor hun leven is en zij zullen ongetwijfeld òf Gods specifiek plan noemen òf ze zullen zeggen dat zij het niet weten.

Hoe belangrijk het ook is om Gods specifiek plan voor jouw leven te gaan ontdekken, is het net zo belangrijk, misschien zelfs belangrijker om Gods gemeenschappelijk plan voor alle Christenen te gaan ontdekken.

Want, alleen wanneer wij als Christenen trouw zijn in het vervullen van Gods gemeenschappelijk plan, zal God Zijn specifiek plan aan de individuele Christen bekend gaan maken.

Een reden dat je op dit moment niet weet wat Gods specifiek plan voor jouw leven is, kan zijn dat je op dit moment niet trouw bent in het vervullen van Gods gemeenschappelijk plan.

Vanmorgen ga ik iets met jullie delen dat ons laat zien wat Gods gemeenschappelijk plan is voor ons allen.

Mijn hoop en gebed is dat eenieder acht zal slaan op Gods plan, om 1) God te gehoorzamen, en 2) om zo te gaan ontdekken wat Gods specifiek plan voor jou is.

Mattheüs 16:13-19

Vers 13 – “Toen Jezus gekomen was in het gebied van Caesarea Filippi, vroeg Hij aan Zijn discipelen: Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?”

Jezus bracht Zijn twaalf discipelen naar Caesarea Filippi voor een soort mannenretraite/mannenweekend. Jezus moest Zich van de Joodse menigten terugtrekken zodat Hij zich steeds meer kon richten op het onderwijzen, het toerusten en het klaarstomen van de twaalf.

Caesarea Filippi was een niet Joodse stad dat zo’n 45 km ten noordoosten van het Meer van Galilea lag. De inwoners waren voornamelijk niet Joods.

Het was een bolwerk van Oud Testamentisch afgoderij. Als het ware stond er op elke hoek een tempel van Baäl en in een van de bergrotsen was een grot uitgehold waarvan men zei dat dat de geboorteplaats was van de natuurgod, Pan.

Ook stond er een witmarmeren tempel ter ere van Caesar, de godheid van Rome.

En dus te midden van al deze religieuze relikwieën stond Jezus daar met Zijn discipelen en stelde hen de vraag: “Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?”

Vers 14 – “Zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper, en anderen: Elia, en weer anderen: Jeremia of een van de profeten.”

De discipelen geven als antwoord op Jezus’ vraag vier mogelijkheden. In alle vier zit er wel iets in.

Omwille van de tijd ga ik vanmorgen niet in op de vier mogelijkheden. Ik ga meteen door naar de meest belangrijke vraag die Jezus aan Zijn discipelen stelt.

Vers 15 – “Hij zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben?”

De ‘u’ in deze vraag is nadrukkelijk, Jezus zegt met klem: ‘Maar U, wie zegt U dat Ik ben?’

Jezus weet wat de menigten van Hem denken. En dat interesseert Hem eigenlijk niet. Wat voor Jezus van essentieel belang is, is wat Zijn discipelen van Hem vinden, wie zij zeggen dat Hij is, wat zij over Jezus geloven, wat zij geloven over wie Hij daadwerkelijk is.

Tegen deze tijd had Jezus reeds 2,5 jaar lang, dag-in-en-dag-uit in hen geïnvesteerd. 2,5 jaar lang had Jezus hun onvoorwaardelijk liefgehad, Hij heeft hun getraind, uitgedaagd, uitgezonden, toegerust, voorbereid. Kortom, Jezus heeft hun gediscipeld.

Jezus heeft dit allemaal doelbewust gedaan omdat Hij Zijn werk van het bouwen van het Koninkrijk van God, aan hen over zou dragen wanneer Hij terug zou varen naar de hemel.

Wij moeten het er dus met elkaar over eens zijn dat deze twaalf discipelen toch echt overtuigd moesten zijn over wie Jezus daadwerkelijk is; vandaar de nadruk op ‘U’; ‘Maar u, wie zegt u dat Ik ben?’

De ‘u’ in deze vraag is ook meervoudig. Jezus stelt de vraag aan alle twaalf discipelen. Jezus stelt deze vraag vanmorgen ook aan ons: ‘Maar jij, wie zeg jij dat Ik ben?’.

Daarom vertegenwoordigt het antwoord dat Petrus in het volgende vers geeft alle discipelen, ook ons, wij die het met heel ons hart vanmorgen geloven.

Dit is de allerbelangrijkste levensvraag die elk mens zichzelf moet stellen: “Wie zeg ik dat Jezus is?

Wie de mens gelooft dat Jezus is, Wie jij gelooft dat Jezus is, is niet een zaak dat je kan blijven negeren of waarmee je onverschillig mee omgaat.

Misschien vindt je dit totaal niet relevant. Afgelopen week kregen wij een reactie op de FB-pagina van de kerk: ‘Nee joh, heb ik helemaal geen tijd voor om over dat soort dingen na te gaan zitten te denken’.

Deze persoon vindt dit gewoon niet relevant!

Maar, uiteindelijk moet ieder mens bij God verantwoording afleggen omtrent deze levensvraag.

Hebreeën 9:27 – “Eens moeten mensen sterven en daarna volgt het oordeel.” (nbv)

En het oordeel komt neer op wat men over Jezus geloofd. Het komt neer op deze vraag: “Wie zeg IK dat Jezus is?”

Hoe nauw het ook is, er is slechts één juist antwoord dat God zal aanvaarden, en Petrus geeft ons het juiste antwoord in vers 16.

Hoe een mens deze vraag beantwoord zal niet alleen bepalen waar hij/zij voor in de eeuwigheid terecht zal komen, hemel of hel, maar het zal vooral bepalen hoe een mens invulling gaat geven aan zijn/haar leven hier op aarde. Hier kom ik later op terug.

Vers 16 – “Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God.”

Petrus belijdt hier namens de twaalf dat Jezus dé Christus is.

In tegenstelling tot wat velen denken is Christus niet de achternaam van Jezus. Hij heet niet Heere Jezus Christus.

Nee. Heere is een titel, Hij is de Heere, de Meester, de Koning der koningen en ik ben Zijn onderdaan.

Jezus is Zijn naam. In het Hebreeuws is het Yeshua wat afgeleid is van Yehoshua. Dit betekent “YHWH (of God), de Verlosser”.

En Christus spreekt van Zijn missie. Christus betekent gezalfde, oftewel, Messias. Hij is de langverwachte Messias dat God vanaf Genesis 3 al had beloofd dat Hij komen zou.

Door te belijden dat Jezus dé Christus is, de Zoon van de levende God, zegt Petrus dat Jezus de vervulling is van de honderden profetieën/voorspellingen die God ons in het Oude Testament gegeven heeft.

In tegenstelling tot alle afgoden van die tijd, die levenloos waren, die uit hout, steen en metaal door de mens gemaakt werden, belijdt Petrus dat Jezus de Zoon van de levende God is.

Hiermee zegt Petrus dat Jezus Zelf de levende God is. Hier betekent “Zoon van” dat Jezus dezelfde natuur heeft, dezelfde essentie heeft als die van God de Vader. Jezus is de levende God.

Vers 17 – “En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.”

Petrus heeft niet zelf bedacht dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God. Dit is aan Petrus door God Zelf geopenbaard.

Het principe van goddelijke openbaring was toen noodzakelijk en het is vandaag de dag nog steeds noodzakelijk.

De enige reden waarom ik een wedergeboren christen ben, waarom ik een discipel van de Heere, Jezus Christus ben, waarom ik Hem navolg en dien, is omdat God de Vader, d.m.v. de Heilige Geest, Jezus aan mij geopenbaard heeft.

Het is geen eigen verdienste. Het is niet zo dat ik na het wikken en wegen tot het besluit ben gekomen dat Jezus inderdaad is Wie Hij beweert te zijn.

Nee, het is de God de Vader, die d.m.v. Heilige Geest de ongelovige mens Jezus laat zien.

Johannes 15:26 – “. . .wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die van Mij getuigen.

Jezus sprak deze woorden tot Zijn discipelen tijdens Zijn afscheidsspeech. En Hij zegt hiermee dat wanneer de Heilige Geest gekomen is, d.w.z. met Pinksteren, dat Zijn hoofdtaak, Zijn corebusiness is om Jezus als de Christus, als de Zoon van de levende God aan de mens bekend te maken.

En zoals God dat aan Petrus bekend gemaakt heeft, heeft God dat ook aan mij bekend gemaakt.

Vers 18 – “En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.”

In vers 17 noemt Jezus Petrus: “Simon Barjona”. Simon is zijn geboortenaam, maar Jezus heeft hem in Johannes 1 de naam Petrus gegeven toen Hij hem voor het eerst riep om Hem na te volgen.

De naam Petrus betekent ‘kleine steen’.

Het woord petra waarop Jezus zegt dat Hij Zijn gemeente gaat bouwen betekent ‘rots’.

Ik geloof dat Jezus dit specifiek zegt om het contrast te laten zien tussen de zwakheid van Petrus en de discipelen versus de onwankelbare waarheid van het Evangelie, de steenrots waarop Jezus Zijn gemeente bouwt.

Maar, wat is die petra, wat is die rots waarop Jezus Zijn Gemeente bouwt? De inhoud van de belijdenis van Petrus.

De petra waarop Jezus Zijn gemeente bouwt is het onwankelbaar feit dat Hij de Christus is, dat Hij de Zoon van de levende God is, dat Hij God is.

Luister goed: elke andere opvatting van Jezus wankelt, op elke andere opvatting van Jezus kan niet gebouwd worden, het zal niet staande blijven.

Dus, alhoewel de mormonen en de Jehova’s getuigen allebei beweren dat zij in Jezus Christus geloven, geloven zij niet in de inhoud van Petrus’ belijdenis.

Zij gebruiken wel dezelfde woorden, maar zij hanteren een totaal andere definitie dan die van ons.

Ik vind het zeer bevrijdend en geruststellend dat Jezus degene is Die Zijn Gemeente bouwt. Waar ik tegelijkertijd tegen aan loop is dat Jezus niet lijfelijk op aarde is om het werk te doen!

Markus 16:19 – “De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God.”

Jezus zei nadrukkelijk dat Hij degene is die Zijn Gemeente, Zijn kerk op aarde zou bouwen, maar hoe kan dat dan als Hij in de hemel zit? Hoe werkt dat?

Dit is waar Gods gemeenschappelijk plan voor alle Christenen de hoofdrol gaat spelen. De apostel Paulus schrijft iets zeer bijzonder hierover in 1 Korinthe 3.

1 Korinthe 3:9a – “Want Gods medearbeiders zijn wíj.” Wij die wedergeboren zijn, zijn letterlijk Gods medewerker, oftewel, collega’s.

In dit stuk in 1 Korinthe 3 spreekt Paulus specifiek over zichzelf en Apollos, maar de context laat toe dat het ook op ons betrekking heeft.

In eerste instantie heeft Jezus de grote opdracht aan de discipelen gegeven waardoor zij het werk dat Jezus begonnen was moesten voortzetten. Dezelfde grote opdracht geldt voor ons!

De Bijbel leert ons dat wij, die wedergeboren zijn, Gods medearbeiders oftewel, collega’s zijn; wij werken samen met Jezus om de kerk te bouwen.

De vraag is, hoe ziet deze samenwerkingsverband met Jezus eruit? Hoe gaat het in z’n werk? Hoe werken wij samen met Jezus als Jezus niet lijfelijk aanwezig is?

Deze vraag werd met Pinksteren beantwoord.

In Handelingen 2, met Pinksteren werd de Heilige Geest, ook elders in de Bijbel de Geest van Jezus Christus genoemd, op alle discipelen uitgestort.

Op dit moment in de geschiedenis van de mensheid werd de kerk van Jezus Christus geboren en alle discipelen ontvingen bovennatuurlijke kracht om de Gemeente van Jezus Christus te gaan bouwen. En dit werk gaat tot op de dag van vandaag, totdat de kerk opgenomen wordt, gewoon door.

De Heilige Geest, de Geest van Jezus Christus krijgt inwoning bij mij. Jezus bezit mijn lichaam. Ik ben als het ware door Jezus bezeten en zó verricht Jezus Zijn bouwwerk door mij heen. (Rom. 8:9, Gal. 4:6, Fil. 1:19, 1 Pet. 1:11)

Jezus heeft mijn lichaam en mijn ziel als het ware bezet met Zijn Geest. En zolang ik voorrang geef aan Zijn Geest bouwt Jezus Zijn Gemeente door mij heen.

Ik ben wie ik ben en ik doe wat ik doe, niet omdat ik een voorganger ben of een zendeling. Nee, ik ben en ik doe omdat ik een discipel van Jezus ben, een slaaf van Jezus, een Christen.

Ik ben Jezus’ handen en voeten, Zijn stem, Zijn ogen, Zijn oren, Zijn hart voor de mens. Maar ik ben dat alleen als ik mezelf elke keer weer opnieuw aan Hem overgeef. En dat moet dagelijks gebeuren van moment tot moment.

Want ik heb ook de keus om Jezus géén voorrang te geven. Ik heb ook de keus om m’n eigen gang te gaan, om m’n eigen ding te doen.

Ik heb ook de keus om door mijn eigen koppigheid en eigenwijsheid de Gemeente af te breken i.p.v. dat ik de Gemeente opbouw.

Door mijn eigen koppigheid en eigenwijsheid kan ik het geloof ín, en het vertrouwen óp God in mijn broers en zussen afbreken i.p.v. opbouwen.

Door bijvoorbeeld te roddelen, of door iemand zwart te maken, of door nalatigheid, of door passief te zijn kan ik afbreuk doen aan wat juist opgebouwd dient te worden.

Als mens heb ik de capaciteit om het geloof in en het vertrouwen op God in een ander af te breken. Ik heb de capaciteit om mijn broers en zussen, waarvoor Christus gestorven is, te ontmoedigen.

Als mens heb ik de capaciteit om te luieren of te niksen, of om aan de zijlijnen te staan en toe te kijken hoe anderen de kerk van Jezus Christus aan het bouwen zijn.

Om dus een effectieve medearbeider van God te kunnen zijn, die daadwerkelijk meehelpt in het bouwen van de kerk, dien ik Hem in alles voorrang te geven, dien ik Hem de regie te laten voeren over mijn leven en mijn plannen.

Ik moet elke dag met Jezus beginnen, elke dag in nauw contact met Hem zijn zodat Hij mij de blauwdruk, Zijn plan voor de dag kan geven.

En doordat God Zelf, d.m.v. Zijn Heilige Geest, bij de gelovigen inwoning heeft, kan niets en niemand tegen de Gemeente van Jezus Christus op, ook de satan niet.

Jezus zegt hier in vers 18: “en de poorten van de hel zullen de Gemeente niet overweldigen.”

Poorten spreken van kracht en van macht. En Jezus zegt hiermee dat zelfs alle kracht en alle macht van satan en van de demonen, Zijn Gemeente, Zijn kerk niet kan tegenhouden en niet kan uitroeien. Ik sta aan de winnende kant!

De reden waarom de Gemeente van Jezus hier op aarde stand blijft houden is het volgende: vers 19.

Vers 19 – “En Ik zal u de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geven; en wat u bindt op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en wat u ontbindt op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.”

Jezus heeft aan Zijn discipelen, en ook aan ons, wij die wedergeboren zijn, volmacht gegeven.

Jezus zegt tegen Zijn discipelen dat Hij hen (en ons) de sleutels van het Koninkrijk der hemelen zal geven.

Iemand met de sleutels bepaald wanneer een deur open en dicht gaat. De persoon met de sleutels is degene die de toegang toelaat of weigert.

Elke zondag komt Marcel de Haan hier om 08:30 uur aan om het gebouw met de sleutels te openen opdat wij toegang krijgen.

En elke zondag, rond 12:30 uur verzoekt Marcel de Haan vriendelijk doch dringend, dat iedereen het gebouw verlaat zodat hij de boel weer kan afsluiten en alles op slot kan doen.

En hier zegt Jezus dat Hij elke ware discipel de sleutels heeft gegeven om het Koninkrijk der hemelen voor mensen te openen en dicht te doen.

Dit is een geweldig voorrecht en tegelijkertijd een gigantisch grote verantwoordelijkheid.

Jezus zegt: “Wat u bindt op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en wat u ontbindt op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.”

Hierin zien wij de volmacht dat Jezus aan Zijn discipelen schenkt.

Wanneer ik het Evangelie met iemand deel en deze persoon komt tot geloof dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God, wedergeboren wordt, vervuld wordt met de Heilige Geest, en Jezus navolgt, dan heb ik, hier op aarde de volmacht om namens Jezus Christus tegen deze persoon te verklaren dat zijn of haar naam in het Boek des Levens opgeschreven staat.

Ik kan met alle zekerheid zo’n persoon garanderen dat zijn zonden vergeven zijn, dat Jezus zijn schuld en schaamte op Zichzelf genomen heeft, dat hij nu verzoend is met God de Vader, dat hij Gods kind is, Gods slaaf én Gods medearbeider; voor eeuwig verlost!

Daarentegen, wanneer ik het Evangelie met iemand deel en deze persoon blijft koppig, of eigenwijs, boos op God, vindt het onzin, geloofd dat Jezus slechts een goed mens was, of Jezus om welke reden dan ook verwerpt en niet wíl geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God, dan heb ik hier op aarde de volmacht om tegen deze persoon te verklaren dat hij/zij na de dood voor eeuwig gescheiden zal zijn van God, van Zijn liefde en van Zijn heerlijkheid, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is.

Dus, de transactie die tussen die persoon en mij op dat moment plaatsvindt wordt zowel hier op aarde, als in de hemel, bindend.

Nog simpeler gezegd, wat ik als branche medewerker hier op aarde als bindend verklaar, wordt tegelijkertijd op het hoofdkantoor als bindend verklaart.

Goed. Ik begon vanmorgen door te zeggen dat God een gemeenschappelijk plan heeft voor alle wedergeboren Christenen.

Ik ben er heilig van overtuigd dat dit plan is dat alle Christenen Gods medearbeiders zijn in het bouwen van Zijn kerk.

Als je slechts één ding uit de preek van vanmorgen haalt, laat het het besef zijn dat God per se wil dat jij samen met Hem, samen met ons Zijn kerk bouwt. Dit is waar het begint.

Op het moment dat je dit beseft en vervolgens uit de boot stapt, uit je comfort zone stapt, jezelf beschikbaar stelt om Jezus te dienen in het bouwen van Zijn kerk, dan zal Hij te zijner tijd Zijn specifiek plan voor jouw leven gaan onthullen.

Maar, je moet allereerst beseffen dat God een gemeenschappelijk plan heeft voor ons allen en dat jij daarbij hoort.


Wat jij over Jezus gelooft, wie jij gelooft dat Jezus is, bepaalt of je wel of niet met Hem mee gaat werken om Zijn kerk te bouwen.

Wat jij over Jezus gelooft, wie jij gelooft dat Jezus is, zal bepalen waaraan jij jouw leven zal besteden.

Dit is de reden waarom Jezus aan Zijn discipelen vroeg: ‘Maar u, wie zegt u dat Ik ben?’.

Jezus liet het bouwwerk over aan deze twaalf, dus Hij moest er voor 100% zeker van zijn dat de twaalf voor 100% zeker waren dat Jezus daadwerkelijk de Christus is, de Zoon van de levende God.

En zo ook nu, Jezus laat Zijn bouwwerk over aan ons. Alleen wanneer wij voor 100% geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God, zullen wij ons leven besteden aan het bouwen van de kerk.

Dus, hoe sta jij er vanmorgen in? Wie zeg jij dat Jezus is?

Als jij ervan overtuigd ben dat Jezus de Christus is, en de Heilige Geest overtuigd jou vanmorgen dat je meer kan doen om met Jezus mee te bouwen, geef jezelf over aan Hem. Vraag God om jou te laten zien waar jij meer voor het bouwen van Zijn kerk kan gaan betekenen.

Niets is te groot of te klein. Niets is onbenullig. Alle hulp is welkom! Je hoeft niet per se een Bijbelstudie te geven of een voorganger te worden.

Ga de adressenlijst af en bidt voor elkaar. Ga de adressenlijst af en bel iemand, of ga bij iemand op bezoek, zoek een manier om elkaar te helpen, misschien met schoonmaken, of oppassen, of een maaltijd koken, of de was draaien, of strijken, etc.

Elke zondag wordt hier door een klein groepje mensen alles op-en afgebouwd, kom eens een keer om 08:30 uur en help mee.

Als je merkt dat er iets ontbreekt, of dat er iets niet gedaan wordt waarvan je denkt dat wij het juist wel moeten doen, pak het op, neem het initiatief. Overleg met Casper over wat je evt. zou kunnen doen.

Misschien heb je ooit in je leven iets van Jezus meegekregen, maar door alle foute keuzes die je in je leven hebt gemaakt, door omstandigheden waar je zelf geen controle over had, ben je Jezus uit het oog verloren. “Wie zeg jij dat Jezus is?

Misschien kom je al jarenlang in de kerk, maar doordat je Jezus niet volledig de voorrang in je leven hebt gegeven heeft God Jezus niet volledig aan jou geopenbaard, waardoor je niet een juist beeld van Jezus hebt. “Wie zeg jij dat Jezus is?

Misschien loop je al jarenlang mee in het christendom, maar omdat je het idee hebt dat Jezus, los van jouw inzet, Zijn Gemeente bouwt, ben je onverschillig geraakt in jouw toewijding voor de dingen van God.

Misschien heb je zoiets van: “Ah, joh, Jezus bouwt Zijn Gemeente toch?!? Waarom zou ik me druk maken om de kerk, dat loopt wel. Ik heb genoeg problemen waaraan ik m’n handen vol heb.”