1. Wat ik zo verfrissend vind in Jezus is Zijn eerlijkheid in hoe Hij omschrijft wat hen als apostelen allemaal te wachten staat.
   1. Als je vandaag de dag mensen spreekt over hun baan, dan krijg je regelmatig te horen dat mensen opnieuw opzoek gaan naar een andere baan, omdat hun huidige baan toch anders werd voorgehouden tijdens de sollicitatiegesprekken.
      1. Vaak wordt dit soort bedrog gerechtvaardigd door het een “dynamische functie” te noemen.
   2. Maar Jezus maakte er niet iets mooier van dan het was, en Hij wond er absoluut geen doekjes omheen!

Vers 16 – “¹⁶Zie, Ik zend u als schapen te midden van de wol-ven; wees dus bedachtzaam als de slangen en oprecht als de duiven.”

1. Dit heeft vandaag de dag in ons cultuur weinig betekenis. Maar de apostelen van Jezus wisten precies wat Jezus hiermee be-doelde.
2. Schapen zijn van nature de meest afhankelijke, hulpeloze en niet-slimme dieren. En zonder de zorg van een herder zouden schapen niet overleven, laatstaan floreren.
   1. Schapen raken net zou gauw in paniek over ongevaarlijke dingen als over levensgevaarlijke dingen.
      1. Zij kunnen daarin geen onderscheid maken.
   2. Schapen zijn geneigd om alles dat groen is op te eten, waardoor de herder er altijd voor moet zorgen dat er geen giftige planten of struiken aanwezig zijn.
   3. Omdat schapen overgevoelig zijn voor extreme weersom-standigheden, voor ontstekingen en ziekte, moeten zij regel-matig en individueel gecheckt worden voor snij-en schaafwon-den en voor insecten en parasieten, want deze dingen kunnen leiden tot ziekte en de dood.
   4. Vliegen die constant rond de ogen en oren rondvliegen en zoemen kunnen een schaap dusdanig irriteren en angstig ma-ken, dat het schaap z’n hoofd tegen een boom of rots blijft bonken totdat het sterft.

• Maar, hoe gevaarlijk al deze dingen kunnen zijn, het groot-ste gevaar voor de schapen, is de wolf.
  1. Schapen kunnen zichzelf nergens tegen verdedigen; het enige dat zij kunnen doen wanneer een wolf de kudde aanvalt is wegrennen.
     1. En zelfs het wegrennen is zinloos want een schaap is niet bijzonder snel.
  2. Wanneer een wolf aanvalt zullen er altijd doden vallen.
     1. Ik las in een artikel dat er vorige maand op een grote boerderij in de staat Idaho 31 ooien en lammeren door wolven gedood waren.
        1. Wanneer er dus sprake is van de aanwezigheid van wolven onder de schapen, dan pakt het altijd slecht uit voor de schapen.

1. Dus, als Jezus tegen Zijn apostelen zegt dat Hij hen als schapen te midden van de wolven zal zenden, zegt Jezus niet dat zij eventueel hier en daar een wolf tegen zullen komen. Nee, Hij zendt hen uit in het gebied van de wolven, in hun ter-ritorium.

En Jezus bedoeld hiermee dat het levensgevaarlijk zal zijn.

Vers 16 – “¹⁶Zie, Ik zend u als schapen te midden van de wol-ven; wees dus bedachtzaam als de slangen en oprecht als de duiven.”

1. De manier waarop de apostelen zich moeten bewegen in het vijandig gebied is door bedachtzaam en oprecht te zijn.
   1. Bedachtzaam als de slangen betekent dat zij scherpzinnig en slim en welberaden te werk moesten gaan.
      1. Toen de Farizeeën Jezus op Zijn woorden probeerde te vangen, vroegen zij aan Jezus of het geoorloofd is om aan de keizer belasting te betalen.
         1. Als Jezus nee had gezegd dan zou Hij gigantische problemen krijgen met de keizer.
         2. En als Jezus ja had gezegd dan zou Hij problemen krijgen met Zijn Joodse volksgenoten.
            1. Dus, in plaats van dat Jezus een hoop narig-heid over Zich heen haalde, handelde Hij in alle bedachtzaamheid door te zeggen: “Geef aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.” (Mattheüs 22:15-22)
         3. Oprecht als de duiven betekent dat zij ten aanzien van het kwade om hen heen, zuiver en argeloos moeten zijn.
            1. Romeinen 16:19 – “Iedereen heeft gehoord van uw gehoorzaamheid aan Christus. U begrijpt wel dat ik daar heel blij mee ben. Ik wil graag dat u steeds meer ver-trouwd raakt met het goede en dat u zich in geen enkel opzicht inlaat met het kwade.” (het boek)
               1. Het is menselijk gezien al te makkelijk om besmet te worden met het kwade om je heen.
                  1. Denk alleen al maar aan hoe het asociaal rij-gedrag van een ander jouw rijgedrag beinvloed.

1. Een discipel/apostel van Jezus Christus, die de verlore-nen tracht te redden voor Gods koninkrijk, kan het zich niet veroorloven om een smet te werpen op zijn reputatie.
   1. Filippenzen 2:14-16 – “¹⁴Doe alles zonder mop-peren en zonder ruzie, ¹⁵zodat niemand een kwaad woord van u kan zeggen. Leef in deze ontwrichte, be-dorven wereld als zuivere, onschuldige kinderen van God. Want in deze wereld bent u als sterren die het licht van God uitstralen en ¹⁶die de mensen het Woord voorhouden, dat het leven geeft. Dan zal ik mij op de dag dat Christus terugkomt, erover kunnen verheugen dat al mijn werk onder u niet voor niets is geweest.” (het boek)
2. Het CvB zegt het volgende: “De schranderheid hebben ze nodig om niet in de strikken van de vijand verward te raken. Maar het verstand mag niet sluw of kwaaddenkend zijn. Daar-om moet er tevens sprake zijn van argeloosheid, zuiverheid, oprechtheid.”

“¹⁶Zie, Ik zend u als schapen te midden van de wolven; wees dus bedachtzaam als de slangen en oprecht als de duiven.”

Vers 17 – “¹⁷Maar wees op uw hoede voor de mensen, want zij zullen u overleveren aan raadsvergaderingen, en in hun synago-gen zullen zij u geselen.”

1. Efeze 6:12 – “Wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de we-reldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.”
   1. Hier leert de Bijbel ons dat de christen tegen satan en demonen de strijd voert. Satan is de grote vijand van Jezus Christus en als christen zijnde, ook van mij.
   2. Alles dat in dit leven tegen het ware, Bijbels christendom ingaat is afkomstig van satan.
      1. Maar, zoals God menselijke instrumenten gebruikt om Zijn doel te realiseren, gebruikt satan ook menselijke in-strumenten om zijn doel te realiseren.
         1. En zijn doel is om zo veel mogelijk mensen van Jezus Christus en de waarheid af te houden.

1. De wolven waarover Jezus sprak zijn dus mensen. En in vers 17 noemt Jezus overheids-en religieuze instanties.
   1. De raadsvergaderingen waarover Jezus hier spreekt waren rechtbanken. Bijvoorbeeld, het Sanhedrin dat in het N.T. ge-noemd wordt was de hoogste Joodse rechtbank van die tijd.
      1. En Jezus zegt dat omdat Zijn apostelen het Evangelie gaan verkondigen, zij door mensen voor de rechter ge-sleept zullen worden.
         1. In Handelingen zien wij dat Petrus en Johannes door de raadsvergadering verdoordeeld werden.
         2. Ook zien wij dat Paulus op dezelfde manier voor de rechter gesleept werd.
      2. De synagoge was de kerk van die tijd. En hier zien wij dat de synagoge o.a. mensen geselde om hen te straffen.
         1. De apostel Paulus schrijft in 2 Kor. 11:24-25: “Van de Joden heb ik vijfmaal de veertig min één zweepslagen ontvangen. Driemaal ben ik met de roede gegeseld, een-maal ben ik gestenigd…”
            1. Deze bestraffingen werden uitgevoerd door men-sen in de naam van religie.

Vers 18 – “¹⁸En u zult ook voor stadhouders en koningen geleid worden omwille van Mij, tot een getuigenis voor hen en de heide-nen.”

1. Nu, de twaalf die door Jezus op deze korte zendingsreis ge-stuurd werden hadden deze dingen niet meegemaakt.

Zij werden tijdens deze opdracht niet voor de rechter voorge-leid en zij werden zeer zeker niet in de synagoge gegeseld.

Ook werden zij niet voor stadhouders en koningen geleid. Deze dingen gebeurden pas ná de hemelvaart van Jezus, pas ná Pinksteren in Handelingen 2.  Hoe zit dit dan?

1. Wat wij heel goed moeten begrijpen m.b.t. profetiën is dat wanneer een profetie in de Bijbel vastgelegd wordt, het vaak voor meerdere tijden bedoeld is. Bijvoorbeeld:
   1. Micha 5:1 – “En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein on-der de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël.”
      1. Deze profetie spreekt in één zin over de geboorte van Jezus, én het spreekt over de toekomstige heerschappij van Jezus als de Messias van Israël.
         1. In deze profetie is één aspect reeds vervuld, maar de ander nog niet.
      2. Joël 2:28-31 – “²⁸Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen en uw doch-ters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen zullen visioenen zien. ²⁹Ja, zelfs op de dienaren en op de dienaressen zal Ik in die dagen Mijn Geest uitstorten. ³⁰Ik zal wondertekenen geven aan de hemel en op de aarde: bloed en vuur en rookzuilen. ³¹De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voor die dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende.”
         1. Hier beloofd God dat Hij zijn H.Geest zal uitstorten op mensen. Dit werd in Hand. 2, met Pinksteren vervuld.

Maar, de wondertekenen van bloed, vuur en rookzuilen, dat de zon veranderd zal worden in duisternis en de maan in bloed, de dag van de Heere, dit is nog toekomstig.

1. Uit deze twee voorbeelden zien wij dat bijbelse profetiën ruimtelijk, oftwel driedimensionaal gezien moeten worden.
   1. Voorbeeld geven van perspectief.

• Dus ook hier in Mattheüs spreekt Jezus van zaken die direct te maken hebben met de 12 apostelen op deze korte zendings-reis, maar ook van zaken waarmee zij pas na Zijn hemelvaart te maken zullen krijgen.
  1. Én, Jezus spreekt van zaken waarmee wij, die vandaag de dag als Zijn discipelen, te maken zullen krijgen, én hij spreekt van zaken die pas van toepassing zullen zijn op de christenen die tijdens de grote verdrukking tot geloof zullen komen.

Als wij dit aspect van bijbelse profetie niet goed begrijpen, dan zullen veel profetiën in de Bijbel nergens op slaan!

Vers 19-20 – “¹⁹Maar wanneer zij u overleveren, moet u niet be-zorgd zijn hoe of wat u spreken moet, want het zal u op dat mo-ment gegeven worden wat u spreken moet. ²⁰Want u bent het niet die spreekt, maar de Geest van uw Vader, Die in u spreekt.”

1. Een van de grootse angsten of zorgen die christenen hebben is het niet weten wat zij moeten zeggen wanneer zij met mensen praten over Jezus Christus.
   1. Ook maakte de discipelen zich zorgen over wat zij zouden moeten zeggen als zij voorgeleid werden.
   2. Zij wilde zeer zeker niet met een mond vol tanden voor de rechters staan. En Jezus verzekerd hen dat dat absoluut niet zou gebeuren.
2. Jezus beloofd hier dat wanneer het noodzakelijk is, de H.Geest hen de woorden zal geven om te spreken, oftewel, dat God Zelf door hen heen zal spreken.
   1. Wij zien Petrus en Paulus in het boek Hand. tot meerdere malen toe de beschuldigingen van de haters weerleggen.
      1. In Hand. 4 zien wij een prachtig voorbeeld hiervan. En het gevolg ervan was dit: “Toen zij nu de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes zagen en merkten dat zij onge-leerde en eenvoudige mensen waren, verwonderden zij zich en herkenden zij hen als mensen die met Jezus sa-men geweest waren.”
   2. Wat hierin wel belangrijk is, is dat de discipelen het Woord van God kenden.
      1. Johannes 14:26 – “Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.”
         1. Jezus legt hier aan Zijn discipelen uit dat de H.Geest ervoor zal zorgen, dat wanneer het nodig is, alles tot hun herinnering terug zal komen wat zij van Jezus geleerd hebben.
      2. Dit is een geweldige belofte die ook voor ons geld, maar de voorwaarde is dat wij het Woord van God kennen.
         1. Kolossenzen 3:16a – “Laat het woord van Chris-tus in rijke mate in u wonen…”
            1. Voordat de H.Geest iets tot onze herinnering kan brengen moet het wel eerst in onze geheugen opgeslagen zijn.

Vers 21 – “²¹De ene broer zal de andere broer overleveren om gedood te worden, en de vader het kind, en de kinderen zullen tegen de ouders opstaan en hen doden.”

1. Dit lijkt ondenkbaar! God alleen weet welke broers of zussen of ouders, christenen overgeleverd hebben in bijv. de eerste eeuw.
   1. God alleen weet welke familieleden christenen overgele-verd hebben in China, in N. Korea, en in andere landen waar het christendom verboden is.
      1. Dit is vandaag de dag helaas voor een aantal christenen een realiteit. En ik geloof dat het voor christenen die in de grote verdrukking tot geloof komen alleen maar erger zal zijn.

Vers 22 – “²²En u zult door allen gehaat worden omwille van Mijn Naam;  maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.”

1. Als je openlijk radicaal voor Jezus Christus staat, dan zal je door mensen, die niets met gerechtigheid te maken willen hebben, gehaat worden.
   1. Praat maar met “goede” mensen die bijv. fraude plegen.
      1. Mensen die sjoemelen met hun belastingaangifte.
      2. Studenten die tegen de DUO zeggen dat zij uitwonend zijn terwijl zij bij hun ouders inwonen.

• Mensen die een bijstandsuitkering krijgen die er wette-lijk geen recht op hebben.
  1. Als je deze mensen op hun fraude aanspreekt, dan zal het jou op z’n minst niet in dank worden afgeno-men.

1. Het is namelijk zo dat wanneer je door de nauwe poort binnengaat en op de smalle weg wandelt, de mensen die door de wijde poort binnengaan en die op de brede weg wandelen jou zullen haten.
   1. Nogmaals, wij mogen de confrontatie niet opzoeken. Wij mogen niet strijdlustig zijn.
   2. Maar, als niemand jou haat omwille van Jezus Christus, dan is het misschien omdat je niet openlijk omwille van Jezus Christus leeft en handeld.
2. Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.
   1. Het is niet zo dat men per se moet volharden om gered te worden.
   2. Wat Jezus hier bedoeld is dat mensen die gered zijn, ofte-wel die zalig worden, die zullen per definitie volharden tot het einde.
      1. Mijn volhardingsvermogen is voor mij persoonlijk een goede graadsmeter voor mijn redding.
         1. Als ik telkens weer zaken van Jezus Christus en Gods koninkrijk nalaat, als ik andere prioriteiten heb, dan kan ik er ook vanuit gaan dat ik geen volhardings-vermogen heb. En daar kan ik conclusies uit trekken.

Vers 23 – “²³Wanneer ze u in de ene stad vervolgen, vlucht dan naar de andere, want voorwaar, Ik zeg u: U zult uw rondgang door de steden van Israël niet geëindigd hebben, voordat de Zoon des mensen gekomen is.”

1. Jezus spreekt hier weer tot de 12 die op dat moment uitgezon-den werden, maar Hij spreekt ook tot allen dit Hem tot op het moment van de opname van de kerk dienen, én Hij spreekt tot degenen die tijdens de grote verdrukking tot geloof zullen komen.
   1. En wat Jezus in wezen zegt is dat wij in beweging moeten blijven.
      1. Paulus ging bijvoorbeeld naar een stad toe en verkon-digde daar het Evangelie. Omwille van het Evangelie en Jezus Christus werd hij in die stad vervolgd waardoor hij vervolgens die stad verliet en naar een andere stad toe ging om daar het Evangelie te verkondigen.
   2. God wil niet dat ik per se op één en dezelfde plek blijf ter-wijl de mensen mij en het Evangelie niet aanvaarden, maar daarentegen mij vervolgen.
      1. Jezus wil dat wij onze hersens gebruiken. Als mensen ons en het Evangelie niet aanvaarden dan moeten wij verkassen, anders is het trekken aan een dood paard.

1. Behalve de inhoud van de woorden van Jezus in dit gedeelte is het allerbelangrijkste om te onthouden dat deze profetie van Jezus bestemd is voor:
   1. De 12 die in dit gedeelte uitgezonden worden;
   2. De 12 ná de hemelvaart en ná Pinksteren;
   3. Voor ons totdat wij sterven of totdat Jezus de gemeente opneemt;
   4. Voor degenen die tijdens de grote verdrukking tot geloof in Jezus Christus komen.
2. Ja, Jezus zend ons nu uit als schapen te midden van de wol-ven.
   1. Maar Jezus is onze Goede Herder, Die ons zal beschermen, behoeden en bewaren, opdat wij die Hem navolgen, in alle heerlijkheid met Hem en met elkaar voor eeuwig zullen fees-ten.
      1. Jezus Christus is het waard!

Psalm 23

¹De HEERE is mijn Herder, mij ontbreekt niets. ²Hij doet mij neerliggen in grazige weiden, Hij leidt mij zachtjes naar stille wateren. ³Hij verkwikt mijn ziel, Hij leidt mij in het spoor van de gerechtigheid, omwille van Zijn Naam. ⁴Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. ⁵U maakt voor mij de tafel gereed voor de ogen van mijn tegenstanders; U zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over. ⁶Ja, goedheid en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven. Ik zal in het huis van de HEERE blijven tot in lengte van dagen.