Naar God leren luisteren; Gods hart boven jouw hart

Naar God leren luisteren; Gods hart boven jouw hart

Jona 3-4

Vorige week hebben we gekeken naar het meest bekende gedeelte van het verhaal van Jona. We hebben Jona in de vis gezien, maar vooral ook de reis er naartoe. We zagen Jona’s bitterheid, boosheid, haat jegens de Assyriërs en hoe diep die haat Jona bracht. Jona nam ook anderen mee in zijn bitterheid en haat. Jona werd opgeslokt, 3 dagen in de buik van de vis, voordat hij toegaf en de Heere aanriep. Daarna was hij klaar om door God gebruikt te worden.

Vandaag zullen we zien hoe God Jona gebruikt en wat Jona’s reactie is op Gods werk. We zullen zien dat Jona toch weer terugvalt op zijn eigen, oude denken. Hij ziet toch nog niet zoals God dingen ziet.

Jona 3:1-3

Toon volledige notities

God is zo genadig, Hij geeft Jona voor een 2e keer nagenoeg dezelfde opdracht. Jona moet weer opstaan, gaan en prediken; hetzelfde als de 1e keer (Jona 1:1-3). Het enige dat anders is, is dat Jona nu “de prediking die Ik tot u spreek” moet preken tegen de Assyriërs.

  • God maakt de opdracht specifieker en nauwer. Jona mag alleen dat zeggen wat God wil dat hij zegt, geen woord minder, maar vooral ook niks meer.
    • Een belangrijke les is om echt alleen Gods woorden te spreken tegen mensen, niet je eigen woorden. Gods Woord bekeert de ziel (Psalm 19:8), geloof is door het horen van Gods Woord (Romeinen 10:17). Daar zit niks van onszelf bij. Laten wij dan ook alleen Gods woorden tegen mensen spreken, niet eigen dingen.

Deze keer luisterde Jona wel. Hij stond op (v3) en ging naar Ninevé. Vorige week hebben we gezien dat de walvis Jona uitspuugde in de Middellandse Zee en dat Jona nog >500km moest reizen om bij Ninevé te komen. Vergeet niet dat Jona wit als sneeuw was en zo kaal als een biljartbal, door de maagsappen van de walvis. Jona is dus echt de boodschap geworden (Lukas 11:30).

Ninevé was een grote stad, zoals God Zelf ook zegt. Waarschijnlijk had de stad een soort diamant vorm, met een omtrek van 95km. De muren van de stad waren rond de 30 meter hoog en breed genoeg om 3 wagens (paard en wagen) naast elkaar op te laten rijden. Het was een machtige, grote en rijke stad; met waarschijnlijk rond de 1mln inwoners rond deze tijd. Een stad vol afgoden, vol van wreedheden die lijnrecht tegenover de wil van God stonden. En toch stuurt God Jona naar deze stad. Deze stad vol mensen die anderen zoveel angst in boezemden, dat Jona bereid was om te sterven, i.p.v. Gods Woord verkondigen.

  • God laat hiermee zien dat hoe goed mensen dingen ook voor elkaar hebben, ze allemaal God en Zijn liefde en vergeving nodig hebben. Er is geen mens in die stad die God niet nodig had, jong of oud, rijk of arm; allemaal hebben ze Gods boodschap nodig.
    • De vraag is of wij christenen deze boodschap brengen, of wij bereid zijn om te gaan waar God ons wil hebben. God wil ons allemaal gebruiken om menen te bereiken, daarom heeft Hij ons ook geplaatst waar we zijn; op het werk, op school, thuis, in de supermarkt, etc. Overal zijn mensen die God en Zijn Woord nodig hebben.

Jona 3:4-10

Na niet geluisterd te hebben naar God, doet Jona hier precies wat er van hem gevraagd wordt. Hij gaat naar Ninevé en zegt de dingen die God wil dat hij zegt.

  • 8 woorden, dat is alles wat Jona moet verkondigen aan deze mensen. 8 woorden en de hele stad is in rep en roer. Iedereen, tot aan de koning van de Assyriërs, hoort deze 8 woorden en wordt er door geraakt. Dat is wat het Woord van God kan doen met de mens, dat is wat wij horen te spreken tegen de mensen om ons heen.
    • Niet per se deze woorden, maar God heeft wel woorden voor elk mens. Hij wil dat wij, christenen, Zijn woorden spreken tegen de mensen om ons heen. De opdracht aan ons is ook: ga en spreek de woorden die Ik zeg.

Mattheüs 28:19 “Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.”

Ook wij horen te gaan, ook wij horen Gods Woorden met mensen te delen. Dat Woord, bekeert al duizenden jaren de zielen van mensen. Dat Woord verandert al duizenden jaren mensenlevens, dat Woord is onze opdracht.

  • Soms zitten we met het feit dat we geen vrucht zien van ons werk, dat we geen mensen tot geloof zien komen, terwijl we wel Gods Woord met mensen delen.

1 Korinthe 3: 6-9 “Ik heb geplant,  Apollos heeft begoten, maar God heeft laten groeien. Dus is dan noch hij die plant iets, noch hij die begiet, maar God, Die laat groeien. En hij die plant en hij die begiet, zijn één, maar ieder zal zijn eigen loon ontvangen overeenkomstig zijn eigen inspanning. Want Gods medearbeiders zijn wíj. Gods akker en Gods bouwwerk bent ú.”

  • Het is onze taak om te zaaien en te begieten, het is Gods taak om groei te brengen bij mensen. Wij moeten Gods Woord blijven delen met mensen, wij moeten Zijn liefde tonen; het is aan God om Zijn Woord tot leven te laten komen in mensenlevens. De vraag is of wij Gods Woord met mensen delen?

In v5 wordt een van de mooiste dingen omschreven die er kan gebeuren na prediking. Jona heeft gezaaid, God heeft de harten geraakt (1 Korinthe 3:6-9). “De mensen van Ninevé geloofden in God.” Dit statement is geweldig, is bovennatuurlijk. Het is niet normaal dat er op basis van 8 woorden een complete opwekking was in Ninevé.

Vanaf dit vers zien we duidelijke vruchten van bekering. Johannes de Doper zei tegen de Farizeeën in Mattheüs 3:8 dat ze vruchten “in overeenstemming met de bekering” nodig hadden en vooral moesten laten zien. De mensen in Ninevé lieten zien dat de woorden van Jona echt van God kwamen, hun daden lieten zien dat ze diep geraakt waren en dingen anders wilden gaan doen. Deze mensen lieten zien dat bekering iets is dat je doet:

  • Vasten (v5, 7)

Ninevé was een rijke stad, een stad waar alles aan eten te krijgen was wat je maar wilde. Om dan te zeggen dat iedereen moet vasten, is nogal wat. Het levensonderhoud van mensen hing er ook van af en toch waren ze bereid om te vasten. Ze waren ook bereid om handelaren, die ongetwijfeld elke dag in en uit liepen, te vertellen dat er voor een onbepaalde tijd geen eten gekocht zou worden. Men was echt bereid om zelfs fysiek ver te gaan.

  • Trekken rouwgewaden aan (v5, 6, 8)

Als rijke stad zal de kleding daar ook heel mooi geweest zijn, allerlei stijlen, etc. Kleding was ook een statussymbool (e.g. de koning), dus voor iedereen, van de rijkste tot de armste, om rouwgewaden aan te trekken, is niet niks. Het woord voor rouwgewaad, is een Hebreeuws woord dat wijst op een zak waar graan in zat. Men trok iets aan dat oncomfortabel was, een beeld van rouwen, een beeld van nederigheid, op basis van Jona’s woorden van God.

  • In het stof zitten (v6)

De koning ging in het stof zitten. Hij had een troon, maar zat in het stof omdat hij inzag wat voor fouten hij had gemaakt. Hij zag ook in dat hij als leider verantwoordelijkheid droeg over deze mensen. De reactie was om zichzelf te vernederen voor het aangezicht van de Heere.

  • Bekeren (v8)

Men riep om bekering. Het Hebreeuwse woord hier is shuwb, wat wijst op je van iets anders naar God keren. Dat is wat deze mensen deden. Het is ook een woord dat in een continue vorm staat, oftewel men zag in dat ze zich vaker moesten bekeren.

Wat betekent dit voor ons? De mensen in Ninevé deden een aantal dingen die wij ook horen te doen (v8) als christenen.

  1. Ze kwamen in actie

Bekering hoort iets met de mens te doen. In Ninevé liep iedereen in rouwgewaden, ongemakkelijke rouwgewaden. Er was iets fundamenteel anders aan deze mensen. De berouw en bekering zette ze aan tot handelen.

  • Wij horen ook geraakt te zijn als God ons aanspreekt op zonde. Ons leven hoort niet meer hetzelfde te zijn. Doorgaan op dezelfde manier is geen optie, er moeten dingen anders. Het kan zijn dat je iemand om vergeving moet vragen, sowieso moet je God om vergeving vragen. Misschien zijn er tranen, misschien is er veel verdriet; bekering doet wat met de mens. Bekering is niet zomaar iets.
  1. Uitroepen naar God

Onderdeel van bekering, is belijden aan God wat je gedaan hebt. 1 Johannes 1:9 legt ons uit hoe bekering werkt.

1 Johannes 1:9 “Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.”

Bekering leidt tot het belijden van zonde. Belijden betekent ‘hetzelfde zeggen als iemand anders’. In deze context is dat dat wij hetzelfde zeggen over zonde als God, namelijk dat het zonde is. Belijden houdt in dat we tegen God zeggen dat Hij gelijk heeft en dat die specifieke daad zonde is.

  • Bij dit belijden hoort dat je erkent dat alleen God je kan vergeven voor je zonde, dat alleen Hij je vrij kan maken van de zonde. Alleen Zijn kracht is toereikend voor reiniging en vergeving. Dat is wat de mensen in Ninevé erkenden en hoopten, dat is wat wij nodig hebben, elke dag weer.
  1. Bekeren

Ons leven kan niet meer hetzelfde zijn na bekering, er hoort iets fundamenteel anders in ons te zijn. We horen veranderd te zijn, tot in het diepst van ons wezen, wat tot uiting hoort te komen in onze daden. In het NT is bekering metanoeō, ergens anders over denken, met spijt je van je zonde naar God keren. Dit leidt tot:

  • Radicale keuzes voor God maken. Ongeacht wat het kost, de zonde uit je leven willen halen. Niet meer met bepaalde mensen omgaan, niet meer bepaalde dingen kijken, uit de weg blijven bij bepaalde plekken. Dit niet als ‘moetjes’ zien, maar uit liefde voor God je leven zo omgooien.
  • De mensen in Ninevé gingen andere daden doen. Ieder moest zich bekeren van “zijn slechte weg en van het geweld dat aan zijn handen kleeft.” Dat is wat ze bij de Heere brachten, dat is waar ze anders over wilden denken, dat is waar ze spijt (berouw) van hadden.
    • Hoeveel bekering is er in jouw leven? Hoe anders leef jij nadat je er achter bent dat iets zonde is? Hak je je hand af, pluk je je oog uit (Mattheüs 5:29-30)? Of is er lauwe, gedeeltelijke ‘bekering’, waarbij er eigenlijk niks veranderd?

2 Korinthe 7:10 “Want de droefheid die overeenkomstig de wil van God is, brengt een onberouwelijke bekering tot zaligheid teweeg, maar de droefheid van de wereld brengt de dood teweeg.”

Jona bracht een heftige boodschap aan deze mensen, een ernstige boodschap. Wij hebben een net zo heftige en ernstige boodschap voor de mensen in onze omgeving. Zien wij deze boodschap als zodanig, of zien we de boodschap als iets lichts en fijns? Voordat er een oplossing nodig is, moet er eerst een probleem zijn.

Clarke: “En zulke ernst wordt een bediening die te maken heeft met onsterfelijke zielen, slapend en dood in zonde, over de afgrond van verderf hangend, en ongevoelig voor hun eigen staat.”

De mensen van Ninevé hoopten (v9) dat God dit niet zou doen, dat hun bekering God aan zou zetten om hun niet te oordelen. v10 laat zien dat God inderdaad hen niet oordeelde. De reden hiervoor is dat ze zich hadden bekeerd van hun zonde, bekeerd van hun daden. In het NL staat er dat God berouw kreeg over wat hij Ninevé aan wilde doen. Het woord voor berouw is nacham, wat wijst op medelijden en ontferming hebben voor en over iemand.

  • God zag de daden van deze mensen, hun daden waren vol berouw en Zijn reactie was om Zijn oordeel (nu) niet uit te voeren. Veranderde God van gedachten? Nee.

Jeremia 18:7-10 “Het ene ogenblik doe Ik de uitspraak over een volk en over een koninkrijk dat Ik het  weg zal rukken, af zal breken en zal doen ondergaan. Bekeert zich dat volk waarover Ik die uitspraak heb gedaan echter van zijn kwaad, dan zal Ik berouw hebben over het kwade dat Ik het dacht aan te doen. Het andere ogenblik doe Ik de uitspraak over een volk en over een koninkrijk dat Ik het zal bouwen en planten. Doet het echter wat kwaad is in Mijn ogen door niet te luisteren naar Mijn stem, dan zal Ik berouw hebben over het goede waarmee Ik zei het goed te doen.”

God oordeelt slechte daden, Hij zal berouw niet oordelen. Zo ook bij Ninevé, op dit moment was er geen oordeel over deze stad; 150 jaar later deed Ninevé weer volledig hetzelfde als voorheen, dus werden ze alsnog geoordeeld door God. God zal de rechtvaardigen, hoe lang ze dan ook rechtvaardig zijn, niet straffen met de onrechtvaardigen.

  • Door de daden van de mensen in Ninevé, is het volledig in lijn met Gods karakter om deze mensen niet te straffen. Als wij berouw hebben over onze zonde, straft God ons ook niet, daarvoor is Jezus al gestraft. God verandert niet van gedachten, Hij wist al dat dit ging gebeuren. Hij handelt volledig in overeenstemming met Zijn karakter.

Jona 4:1-4

Vanaf hier laat Jona zien wat er echt in zijn hart omgaat. God heeft hem de grootste opwekking gegeven die we misschien ooit gezien hebben, ±1mn mensen tot geloof. En toch is hij boos. Jona is niet zomaar boos, het Hebreeuws wijst erop dat hij trilde en brandde van woede (v1). Zo boos was hij over Gods genade en barmhartigheid (v2). In zijn woede bad hij tot God en legt hij uit waarom hij zo boos is wat volgens hem dan nu de juiste oplossing is.

  • Jona was gevlucht omdat hij hier al bang voor was, genade en barmhartigheid (v2)

Jona is heel eerlijk tegen God, dat is goed. Zijn logica is nog steeds verblind door pijn, bitterheid en boosheid. Hij ziet nog steeds niet in dat God daar wat aan wil doen, dat Gods liefde verder gaat dan Jona kan bedenken. Jona wil niet inzien dat God ook de mensen in Ninevé wil redden, dat God ook van hen houdt.

  • Neem daarom maar mijn leven (v3)

De reactie van Jona is dat hij liever wil sterven. Hij wil liever sterven dan Gods genade en barmhartigheid over Ninevé zien. Dat is een ongelofelijk bittere reactie, een die niet vanuit Gods perspectief kijkt, maar puur en alleen vanuit een menselijk perspectief.

Dit was precies het punt dat God aan wilde pakken. In v4 vraagt God niet voor niets of Jona terecht boos geworden is. Jona ziet de Assyriërs op een menselijk logische manier, niet op een geestelijke manier. Hij kijkt alleen vanuit pijn en verdriet, niet vanuit Gods genade en Zijn plan. Jona vraagt niet of God zijn blik verandert naar die van Hem, Jona wil alleen vuur uit de hemel.

  • Wij zijn vaak net zo kortzichtig als Jona. Wij kijken vaak net zo tijdelijk naar situaties als Jona. Omstandigheden in ons leven, mensen die op ons pad komen; vaak zien we dit niet zoals God dat ziet. Vaak luisteren we naar menselijk advies, eigen pijn en verdriet, of ons eigen hart voor advies rond een situatie. God wil dat we leren om elke situatie, elk mens vanuit Zijn perspectief te zien.
    • Alleen wanneer we onze ogen op Jezus richten (Hebreeën 12:2), alleen wanneer we kijken naar hoeveel we zelf vergeven zijn zullen we anderen gaan vergeven.

Kolossenzen 3:13 “Verdraag elkaar en vergeef de een de ander, als iemand tegen iemand anders een klacht heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo moet ook u doen.”

  • Zoals Christus ons vergeven heeft; dat moet de standaard zijn. Of dat nou leuk is of niet, goed voelt of niet, menselijk logisch is of niet. Dat is waar God de lat legt. Als hij ons vergeven heeft, waarom mag Hij dan anderen niet vergeven?

Jona reageert niet op Gods vraag over of hij rechtvaardig boos werd. Jona ‘negeert’ God. Hij wil niet reageren op de vraag, waarschijnlijk omdat hij wel weet dat hij verkeerd zit. De Heilige Geest spreekt ook tegen zijn geweten, zodat ook Jona voelt dat wat hij doet niet klopt. God doet vaak hetzelfde bij ons, ons vragen stellen. Deze vragen laten ons namelijk zien wat er in ons hart leeft, en in hoeverre dat verschilt van wat er in Gods hart leeft.

Jona 4:5-11

Vanaf hier gaat God Jona laten zien dat wat hij doet niet juist is. God gaat Jona de logica van zijn eigen denken laten zien, maar vooral wat er in zijn hart leefde.

Jona hoopte waarschijnlijk nog steeds op vuur uit de hemel en oordeel (v5). Hij wil “zien wat er met de stad gebeurde”. Hij rende ook weg bij God, misschien wel hopende dat de 40 dagen voorbij zouden zijn en dat het oordeel gewoon zou komen. Terwijl hij daar zit te kijken, groeide er een ‘wonderboom’ (v6). Het Hebreeuws wijst op een kalebas boom (pompoen-achtige vruchten). Deze plant gaf hem schaduw, de plant bevrijdde Jona van “zijn kwelling”, de zon. Jona was heel erg blij met deze plant, letterlijk: “hij verblijdde zich met grote blijdschap”.

Om Zijn punt te maken, stuurt God (v7) de volgende dag een worm die de plant opeet. De boom verdorde, voordat de zon opging. Jona zit middenin de woestijn, zonder echte schaduw. Niet alleen dat, God bracht ook nog een “verzengende oostenwind” (v8), zodat Jona “geheel uitgeput raakte”. Opnieuw is Jona’s reactie om te willen sterven. “Het is beter voor mij te sterven dan te leven.”

  • Wat een reactie op het verdorren van een plant. Jona had deze plant zo belangrijk gemaakt, dat hij echt in zat over het sterven van de plant. Niet vanwege de plant, maar omdat hij op zichzelf gericht was. God liet Jona de staat van zijn eigen hart inzien.

Meyer: “Hoe vaak mogen onze wonderbomen sterven, om ons dit sort diepe lessen te leren.”

God vraagt Jona opnieuw of zijn woede terecht is (v9), waarop Jona durft te antwoorden dat hij terecht boos is en dat het zelfs terecht is dat hij zelf wil sterven. Jona voelde dat hij terecht boos was op de plant, boos op God, boos op iedereen, omdat hijzelf die plant niet meer had als schaduw. Jona vond dat hij belangrijker was dan anderen. Het moest allemaal om Jona gaan.

v10-11 zijn een prachtige uitleg van Gods perspectief op de situatie. Een uitleg waar Jona niks op te zeggen had, een uitleg waarmee Jona het boek afsluit. Jona wil dat God de wonderboom niet dood laat gaan, maar alle mensen in Ninevé laten sterven was geen probleem.

  • Jona had niks gedaan om die boom te maken, doen groeien, etc. hij had alleen daar gezeten en had de boom gekregen. God had de boom gemaakt, net als de mensen in Ninevé. God was begaan met de mensen in Ninevé, omdat Hij deze mensen gemaakt heeft, omdat Hij ze heeft doen groeien, omdat Hij God is.
    • De les voor Jona was dat God niet alleen Jona’s God was, niet alleen Israëls God, maar de God van alle mensen. Of Jona dat nou leuk vond of niet. Gods hart gaat uit naar elk mens, van elk ras, afkomst, etc. Elk mens is door Hem gemaakt en draagt Zijn evenbeeld in zich. Elk mens is gemaakt om een relatie met Hem te hebben. Elk mens is gemaakt om eeuwig bij Hem te zijn.

Jona was bereid om mensen die dat zijn, makkelijk aan de kant te zetten voor zijn eigen pijn. Jona en zijn gedachten waren belangrijker dan “meer dan 120.000 mensen (..) die het verschil tussen hun rechter- en hun linkerhand niet weten”. Dat wijst op 120.000 kinderen die geen onderscheid kunnen maken tussen links en rechts. Dan heb je nog oudere kinderen, tieners en volwassenen. Jona was bereid al deze mensen vuur te laten ondergaan, te veroordelen, door wat er in zijn eigen hart leefde.

  • Ondanks dat Jona God aansprak met HEERE, YHVH, blijkt het dat Jona God toch niet zo goed kende als hij dacht. Hij werd gebruikt door God, verstond Zijn stem, maar toch wist hij niet zo goed als hij dacht hoe Gods hart in elkaar zat. Hij wist niet hoe God naar situaties keek, naar mensen. Hij wist niet hoe groot Gods liefde was voor de mens.

Het boek eindigt met deze vraag. Ik geloof dat Jona hier stopt, omdat er niks te zeggen is hierop. Er is geen discussie te voeren, o.i.d. Je kan alleen stil zijn zodra dit gezegd wordt door God. God laat Zijn hart hier zien, Zijn liefde en genade, de enige juiste reactie is stilzwijgend accepteren en bewonderen hoe groot Hij is.

  • God zegt hier namelijk dat Hij van ieder mens houdt. God laat hier zien dat Zijn wegen hoger zijn dan die van ons (Jesaja 55:8-9), oftewel wij zullen niet altijd snappen wat Hij waarom doet. Het is aan ons om onszelf ondergeschikt te maken aan Hem, aan Zijn wil en denken.

Als je hier zit en nog niet in deze God gelooft, dan is er geweldig nieuws: God houdt ontzettend veel van jou. Net zoals de mensen van Ninevé, wil Hij niet dat jij geoordeeld wordt. Ieder mens zondigt, elke dag, en verdient daardoor een oordeel (Romeinen 6:23). God stuurde Zijn Zoon Jezus om die straf op Zich te nemen, waardoor wij nu voor eeuwig bij Hem kunnen zijn. Zoveel houdt God van jou.

Misschien ken je God al wel, maar kijk je niet naar situaties zoals God dat doet. Misschien laat je menselijk denken regeren wat je doet, i.p.v. Gods gedachten. Leg dat bij Hem neer, want God wil je denken, doen en laten sturen.

Misschien ben je weggerend bij Gods wil. Misschien heeft God je een opdracht gegeven, in Zijn alwetendheid, maar doe je die niet. Omdat je geen zin hebt, bang bent, pijn en verdriet vasthoudt, etc.

Chuch Smith: “Als je iets anders doet dan wat God wild at je doet, creëer je alleen maar ellende en een hel voor jezelf. Je nodigt en lokt alleen maar een ramp uit. God weet wat het beste is. Daarom, onderwerp je daden aan Hem en volg Hem.”

Psalm 51:12-15 “Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest. Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg. Geef mij de vreugde over Uw heil terug, ondersteun mij met een geest van vrijmoedigheid. Dan zal ik overtreders Uw wegen leren en zondaars zullen zich tot U bekeren.”