De onvergeeflijke zonde – Mattheüs 12:9-32

De onvergeeflijke zonde – Mattheüs 12:9-32

De onvergeeflijke zonde

Mattheüs 12:9-32

  1. In de laatste studie hebben wij gezien dat God de menselijke nood belangrijker vind dan de door de mens verzonnen regels rondom de sabbat.
  2. Ook hebben wij gezien dat Jezus de Heere van de sabbat is, m.a.w. dat Hij uiteindelijk bepaalt wat men wel of niet op de sabbat mag doen.
  • Ook hebben wij gezien dat het gebod om de sabbat in acht te nemen niet meer van kracht is in het N.T., dus, als weder-geboren christen ben ik niet verplicht om per se de zaterdag als sabbatdag in acht te nemen.
    1. Iemand sprak mij na de preek aan op het feit dat ik niet specifiek aangaf hoe wij, anno 2013 de sabbat moeten zien.
    2. Dit heb ik expres in het midden gelaten omdat ik niet de-gene wil zijn die voor jullie bepaald hoe jullie je rustdag invult.
      1. Het enige dat ik hierover wil zeggen is dat ieder mens rust nodig heeft van zijn/haar werk. Dus, als je een dag rust kan nemen, doe dat, maar zorg er wel voor dat je eerst zes dagen hard gewerkt hebt.
    3. In dit stuk heeft Jezus ons Gods hart m.b.t. de sabbat laten zien. Vanmorgen zullen wij als eerste gaan kijken hoe Jezus Gods hart in de praktijk brengt.
Toon volledige notities

Vers 9 – 9En Hij vertrok vandaar en kwam in hun synagoge.”

  1. De synagoge is vergelijkbaar met de kerk van vandaag, in de zin dat in de synagoge de Joden bij elkaar kwamen en daar een dienst hielden. En door de Evangeliën heen zien wij dat Jezus regelmatig de synagogedienst bijwoont.
  2. Wat mij ontzettend boeit is dat Jezus eigenlijk niets kon leren of meenemen van die diensten.
    1. Maar toch kwam Jezus heel getrouw naar de synagoge-dienst. En de reden waarom Jezus de diensten bijwoonde was niet om te consumeren, maar om de mensen te dienen.
    2. Hierin is Jezus voor ons het volmaakte voorbeeld van hoe wij de kerkdiensten horen te zien.
      1. Wij horen niet naar de kerkdienst te komen om alleen maar te consumeren, maar om God en elkaar te dienen.
      2. Een ieder van jullie hebben een gave of een talent of een bekwaamheid van God gekregen waarmee je Hem en de mensen van de kerk zou kunnen dienen.
        1. Sommigen van jullie hebben reeds ontdekt wat die gaven zijn en jullie gebruiken jullie gaven om de kerk op te bouwen.
        2. Sommigen van jullie zijn aan het ontdekken wat jullie gaven zijn en jullie hebben jullie voelsprieten uitgezet om bevestiging te zoeken.
        3. Sommigen van jullie hebben geen flauw idee dat je uberhaupt gaven van God hebt gekregen of dat je God en Zijn kerk uberhaupt hoort te dienen.
          1. Hoe dan ook, Jezus geeft een ieder van ons hierin het perfect voorbeeld dat Hij wil dat wij Hem en elkaar dienen. Kijk maar wat Hij doet.

Vers 10 – 10En zie, er was iemand die een verschrompelde hand had. En ze vroegen Hem:Is het ook geoorloofd op de sabbatda-gen te genezen? Dit om Hem te kunnen beschuldigen.”

  1. Deze man had verschrompelde oftewel een verlamde hand. Het Grieks woord dat hier door Mattheüs gebruikt wordt bete-kent meest waarschijnlijk dat deze man een verlamde hand en onderarm had.
  2. Ik kan het niet hard maken, maar het lijkt er sterk op dat de Farizeeën deze man daar als lokaas voor Jezus hebben ge-plaatst omdat zij van Jezus wisten dat Jezus het niet kon laten om mensen uit hun leed te verlossen.
  • En op basis van hun eigen verzonnen regels stellen zij Jezus de vraag of de wet het toestaat om iemand op de sabbat te genezen. In het parallel schriftgedeelte zegt Lukas dit:
    1. Lukas 6:7 – “De schriftgeleerden en de Farizeeën letten scherp op Hem of Hij op de sabbat genezen zou, om iets te kunnen vinden om Hem te beschuldigen.”
      1. Zoals ik in de afgelopen weken al zei, neemt de vijan-digheid jegens Jezus behoorlijk toe. Zij zijn er op uit om Jezus te doden, dus zijn ze op zoek naar iets waarmee zij hem kunnen beschuldigen.
      2. Het overtreden van de sabbat was een ernstige zaak:
        1. Exodus 31:14 – “Ja, u moet de sabbat in acht nemen, want die is voor u heilig. Wie hem ontheiligt, moet zeker gedood worden, ja, ieder die op die dag werk verricht, die persoon moet uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten.”
          1. Zij hoopten Jezus dus te kunnen betrappen op het schenden van de sabbat.

Vers 11-12 – 11Hij zei tegen hen: Welk mens onder u die één schaap heeft, zal het niet, als het op een sabbat in een kuil valt, grijpen en eruit tillen? 12Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven! Daarom is het geoorloofd op de sabbatdagen goed te doen.”

  1. Jezus wijst hen op het feit dat zij veel waarde hechten aan hun bezittingen. Een schaap was een bezit, en mens rijkdom werd gemeten naar de hoeveelheid schapen hij in bezit heeft.
    1. Dus, door hen op het feit te wijzen dat zij op de sabbat wél een schaap zouden redden, maar niet een mens zouden hel-pen, wijst Jezus hen op het feit dat zij bezittingen meer be-langrijk vonden dan mensen.
    2. Maar Jezus benadrukt juist dat een mensenleven vele ma-len belangrijker is dan bezittingen.
  2. En de conclusie die Jezus hier trekt is dat waar het om het welzijn van een mens gaat, dan is het zeker geoorloofd om op de sabbatdagen een mens te genezen. In het parallel schriftge-deelte zegt Markus dit:

Markus 3:3-4 – 3En Hij zei tegen de man die de verschrom-pelde hand had: Sta op en ga in het midden staan. 4En Hij zei tegen hen: Is het geoorloofd op sabbatdagen goed te doen of kwaad te doen, een mens te behouden of te doden? En zij zwegen.”

  1. Ik vind het geweldig hoe Jezus hen de mond snoert. Ten eerste laat Jezus de man in het midden van hen allen staan zodat hij voor iedereen zichtbaar was.
  2. Vervolgens stelt Jezus hen een paar vragen die zij niet kunnen beantwoorden.
    1. Want als zij tegen Jezus zeiden dat het geoorloofd is om op de sabbat goed te doen, dan spraken zij hun eigen re-gels tegen. En zij zouden zeker niet zeggen dat het geoor-loofd is om kwaad te doen. Dus, door Jezus’ vraagstelling zaten zij helemaal klem.

Vers 13-14 – 13Toen zei Hij tegen die man: Steek uw hand uit. En hij stak hem uit, en hij werd hersteld, gezond als de andere. 14De Farizeeën gingen weg en beraadslaagden tegen Hem, hoe zij Hem om zouden kunnen brengen.”

Markus 3:5-6 – 5En nadat Hij hen rondom toornig aangekeken had, tegelijk bedroefd over de verharding van hun hart, zei Hij tegen de man: Steek uw hand uit. En hij stak hem uit, en zijn hand werd hersteld, gezond als de andere. 6En toen de Farizeeën weggegaan waren, beraadslaagden zij meteen met de Herodia-nen tegen Hem hoe zij Hem om zouden kunnen brengen.”

  1. Wat mij hier opvalt is dat de man met de verschrompelde hand of arm waarschijnlijk fysiek niet in staat was om zijn hand uit te steken.
    1. En als dat zo is, dan zit in dit verhaal een zeer belangrijke les voor een ieder van ons.
      1. Jezus wil deze man genezen, maar hij geeft de man een onmogelijke opdracht; het uitsteken van zijn hand/arm.
        1. De les hierin is dat op het moment dat God jou een onmogelijke opdracht geeft, Hij jou in staat stelt om die opdracht uit te voeren.
          1. Dus, als God je iets opdraagt om te doen, dan maakt het niet uit of het voor jou onmogelijk is; want Hij maakt het voor je mogelijk, Hij stelt je in staat om het te kunnen doen; wat het ook is!
        2. Wat mij ook opvalt is hoe ver de Farizeeën willen gaan om Jezus te kunnen doden.
          1. In Markus 3:6 staat dat de Farizeeën meteen met de Hero-dianen tegen Jezus beraadslaagden hoe zij Jezus zouden kun-nen doden.
          2. Deze Herodianen waren invloedrijke Joden van standing, die vóór de Griekse gebruiken en vóór het Romeins systeem waren. Zij waren politieke vijanden van de Farizeeën die streng tégen deze dingen waren.
            1. Maar, hier zien wij dat beide partijen bereid waren om hun geschillen opzij te schuiven omwille van het doden van Jezus; vijandige partijen die met elkaar het bed in duiken.

Vers 15-16 – 15Maar Jezus wist dat en vertrok vandaar, en veel menigten volgden Hem en Hij genas hen allen. 16En Hij gebood hun streng dat zij niet bekend zouden maken wie Hij was,…”

  1. Jezus wist dat de vijandigheid jegens hem sterk aan het toe-nemen was. En niet omdat Hij bang van hen was, maar om voorbarig de confrontatie met de Farizeeën aan te gaan, ging Hij van daar weg.
  2. Nogmaals om aan te geven dat God’s hart met zo veel me-delijden bewogen is jegens de ellendige mens, geeft Mattheüs aan dat Jezus allen die tot Hem kwamen had genezen; en dit op de sabbat.
  • Jezus leefde volgens God de Vader’s tijdschema. En dit be-tekende dat Jezus Zich niet door de mensen naar voren liet schuiven.
    1. Hij wilde geen roem, Hij wilde geen populariteit, Hij wilde niet bekend worden als een wonderdoener, Hij wilde zeer ze-ker niet naar hun pijpen dansen.
      1. De Joden wilde Jezus voor hun karretje spannen, maar Jezus wist dat de tijd er nog niet rijp voor was om publie-kelijk als de Messias aangekondigd te worden. Het was prematuur.
        1. Vandaar dat Hij hun streng gebood dat zij niet bekend zouden maken wie Hij was.

Vers 17-21 – 17opdat vervuld zou worden wat gesproken is door de profeet Jesaja toen hij zei: 18Zie, Mijn Knecht, Die Ik uit-verkoren heb, Mijn Geliefde, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen en Hij zal aan de heide-nen het oordeel verkondigen. 19Hij zal niet twisten en niet roe-pen, en ook zal niemand Zijn stem op de straten horen. 20Het geknakte riet zal Hij niet breken en de walmende vlaspit zal Hij niet doven, totdat Hij het oordeel uitvoert tot overwinning. 21En op Zijn Naam zullen de heidenen hopen.”

  1. In Jesaja 42:1-4 spreekt God de Vader door de profeet Jesaja heen en noemt Jezus Zijn geliefde knecht waarmee God de Vader volkomen tevreden is. God heeft niets op of aan te mer-ken over Jezus. Hij is volmaakt.
  2. En God zegt hier ook dat God Jezus zal dopen, oftewel ver-vullen met de H.Geest en dat betekent dat alles dat Jezus tij-dens Zijn bediening op aarde doet, Hij het in de kracht van de H.Geest doet.
  • Jezus had nooit het politieke spel gespeeld zoals dat zowel toen als vandaag de dag gespeeld wordt. Hij hield zich niet bezig met een verkiezingscampagne.
    1. Hij hield geen debatten, hij trok ook niet rond met de be-doeling om zijn achterban te versterken. Hij riep niet: “Kijk naar Mij en wat ik allemaal kan doen”.
      1. Jezus ging naar de plaatsen toe waar God Hem leidde en het wat Hij deed was het Woord van God, de waarheid spreken.
    2. Riet werd destijds voor verschillende doeleinden gebruikt. Maar eenmaal geknakt, was het riet onbruikbaar, waardeloos.
      1. Bijvoorbeeld, een herder gebruikte riet om een fluitachtig instrument te maken om o.a. de schapen te calmeren. Maar wanneer het riet knakte kon de herder het niet meer gebrui-ken en dus, brak de herder het en gooide het weg.
    3. Wanneer een olielamp uitgebrand was, was er geen vlam meer aanwezig. Het enige dat over bleef was een walmende vlaspit.
      1. Dus, wanneer dit gebeurde, gaf de olielamp geen licht meer en men doofde de walmende vlaspit en gooide het weg.
    4. Het geknakte riet en de walmende vlaspit vertegenwoordi-gen mensen wiens levens gebroken en op zijn, mensen die de wereld liever kwijt dan rijk zijn.
      1. Omdat dit soort mensen geen “muziek” meer kunnen ma-ken en geen “licht” meer af kunnen geven, worden zij door de samenleving als de hulpeloze en de ellendige verworpen.
        1. Dit waren in Jezus’ tijd de mensen die door de Romei-nen genegeerd werden omdat zij in hun ogen nutteloos waren.
        2. Dit waren de mensen die door de Farizeeën veracht werden omdat zij in hun ogen waardeloos waren.
          1. Maar in de handen van onze Redder wordt het geknakte riet niet verworpen, maar hersteld en ver-nieuwd.
          2. En de walmende vlaspit zal door Jezus nooit ge-doofd worden, maar Jezus zal het vuur aanwakkeren zodat het in vuur en vlam zal staan voor Hem.
  • En het is o.a. om deze reden dat alle volkeren, dus niet alleen het Joods volk op Zijn Naam zullen hopen. Jezus is de langverwachte Messias voor het Joods volk, maar Hij is de hoop, de Redder en de Verlosser voor alle mensen.

Vers 22 – 22Toen werd er iemand bij Hem gebracht die door een demon bezeten was en die blind was en niet kon spreken; en Hij genas hem, zodat hij die blind was en niet had kunnen spre-ken zowel kon spreken als zien.”

  1. In die tijd waren er Joodse duivelbezweerders die d.m.v. aller-lei bezweringsformules de demonen bij mensen probeerde uit drijven.
    1. Een van de dingen die voor deze Joodse duivelbezweerders noodzakelijk was om een demoon uit te drijven was dat zij de naam van de demoon te weten kregen.
      1. Op deze manier konden zij de demoon persoonlijk aan-spreken. Als zij de naam niet wisten, dan was het niet mogelijk om de demoon uit te drijven.
    2. Dus, omdat deze demoon ervoor zorgde dat de bezetene niet kon spreken, waardoor zij zijn naam niet te weten konden komen, was het voor de Joden een onmogelijke zaak om deze demoon uit te drijven.
      1. Maar voor Jezus was het kinderspel omdat God almach-tig is en alle demonen moeten voor Hem wijken. En toen dit gebeurde was heel de menigte buiten zichzelf en zei:

Vers 23 – 23…Is dit niet de Zoon van David?

  1. a.w. de mensen waren zo verbaasd door wat Jezus hier deed dat zij zich oprecht afvroegen of Jezus inderdaad de Zoon van David, d.w.z. de Messias is.

Vers 24-28 – 24Maar de Farizeeën hoorden dit en zeiden:Deze drijft de demonen alleen maar uit door Beëlzebul, de aanvoerder van de demonen. 25Jezus echter kende hun gedachten en zei te-gen hen: Ieder koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en geen enkele stad of geen enkel huis dat tegen zich-zelf verdeeld is, zal standhouden. 26En als de satan de satan uit-drijft, dan is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe kan zijn rijk dan standhouden? 27En als Ik door Beëlzebul de demonen uitdrijf, door wie drijven uw zonen ze dan uit? Daarom zullen die uw rechters zijn.”

  1. De beschuldiging van de Farizeeën is absurd en dat laat Jezus hier ook duidelijk zien door aan te geven dat als de satan de satan uitdrijft, dan is hij tegen zichzelf verdeeld en heeft zijn rijk geen enkele kans om stand te houden.
  2. En dan zegt Jezus wederom iets briljant: “Als Ik door Beël-zebul de demonen uitdrijf, door wie drijven uw zonen ze dan uit? Daarom zullen die uw rechters zijn.”
    1. Jezus bedoelt hier met hun zonen, de Joodse duivelbe-zweerders. En Jezus zegt dat als de Farizeeën deze duivelbe-zweerders zou vragen door welke macht zij demonen uitdrij-ven dan zullen zij te weten komen dat zij de plank geheel mis slaan.
      1. Want als de duivelbezweerders zouden zeggen dat zij de demonen uitdrijven door de kracht van satan, dan zouden zij zichzelf veroordelen.
      2. Maar als zij zouden zeggen dat zij de demonen door de kracht van God uitdrijven, dan zouden zij de beschuldiging tegen Jezus er helemaal onderuit halen.
        1. Dus, Jezus zegt, laat hen maar oordelen bij welke kracht ik de demomen uitdrijf.

Vers 28 – 28Maar als Ik door de Geest van God de demonen uitdrijf, dan is het Koninkrijk van God bij u gekomen.”

Vers 29-30 – 29Of hoe kan iemand het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst de sterke gebonden heeft? En dan zal hij zijn huis leegroven. 30Wie niet met Mij is, die is tegen Mij; en wie niet met Mij bijeenbrengt, die drijft uiteen.

  1. Jezus noemt satan hier de sterke en zijn huisraad zijn de gevangenen.
    1. Dit zijn niet per se mensen die bezeten zijn, maar gewoon alle mensen die onder de macht van satan in ongeloof leven. Mensen die door satan’s invloed niet in Jezus Christus gelo-ven.
  2. Jezus zegt hiermee dat Hij, als dé almachtige God, degene is die de sterke (de satan) kan binden.
    1. En pas wanneer Jezus de satan gebonden heeft, kan Jezus satan beroven van zijn huisraad. D.w.z. dat Jezus de satan beroofd van de ongelovigen, en hen tot gelovigen maakt.
      1. 1 Joh. 5:19 leert ons dat de hele wereld in de macht van de duivel is. Dit betekent heel simpel dat ieder mens die niet wedergeboren is, een gevangene van satan is.
      2. En elke keer, wanneer Jezus een persoon tot geloof brengt, pakt Jezus als het ware die persoon van de satan af.
  • Jezus is hier ook heel duidelijk. Wie niet met of vóór Jezus is, is tegen hem.
    1. Je hoeft niet per se vijandig tegen Jezus te zijn om niet aan Zijn kant te staan. Jezus zegt dat als je niet helemaal vóór Hem bent, dan ben je zonder tegenindicatie, tegen Jezus. Je kan niet neutraal zijn wat Jezus betreft.
  1. Ook zegt Jezus dat als je niet samen met Jezus, of in sa-menwerking met Jezus de ongelovigen met het Evangelie bereikt om hen bijeen te brengen in de kudden, dan ben je iemand die uiteen drijft.
    1. Je bent òf vóór Jezus en dan met de zaak van Jezus bezig, óf je bent tegen Jezus en dan met de zaak van satan bezig.

Vers 31-32 – 31Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet vergeven worden. 32En wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet vergeven worden, niet in deze eeuw, en ook niet in de komende.”

  1. Hier zegt Jezus heel duidelijk dat er één specifieke zonde is, die God nooit zal vergeven. Jezus noemt deze zonde “lastering tegen de H.Geest”.
    1. De H.Geest kwam op Jezus bij Zijn waterdoop. Wij hebben net in vs. 18 gelezen dat God Zijn Geest op Jezus gelegd heeft. De H.Geest is degene die van Jezus getuigd dat Jezus de Messias is, de Christus.
      1. Johannes 15:26 – “Wanneer de Trooster is geko-men, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die van Mij getuigen.”
      2. Jezus leert ons dat de primaire taak van de H.Geest is om van Jezus te getuigen. M.a.w. de H.Geest is degene die de mens ervan overtuigd dat Jezus de weg, de waar-heid en het leven is.
  • De H.Geest is degene die de mens naar Jezus toe trekt, die de mens van zonde overtuigd en dat hij/zij Jezus nodig heeft om hem/haar van zonde te vergeven.
    1. De enige reden waarom jij en ik tot geloof in Jezus ben gekomen is omdat de H.Geest ons ervan overtuigd heeft dat Jezus daadwerkelijk is, die Hij beweert te zijn; de Zoon van God, de Redder, de Verlosser!
  1. Maar, de Farizeeën weerstonden de overtuiging van de H.Geest. Zij lasterden de H.Geest door van Jezus te zeggen dat Hij met de satan samenwerkte.
    1. En omdat zij zich elke keer weer tegen het overtuigende en trekkende werk van de H.Geest verzette, werden hun harten dusdanig verhard dat zij niet meer in staat waren om in Jezus te kunnen geloven. Jezus zegt in Joh. 12:39 dat zij niet kon-den geloven.
  • De H.Geest werkt vandaag de dag nog steeds op deze manier. Elke keer wanneer je iets van God te zien krijgt of iets over God te horen krijgt, dan spreekt de H.Geest tot je hart.
    1. Maar, elke keer, wanneer je jezelf tegen de H.Geest verzet dan verhard je je hart tegen Hem. En het risico die je loopt is om jezelf dusdanig tegen de H.Geest te verharden dat je niet meer in Jezus kan geloven.
  1. Dus, de enige zonde die God nooit zal vergeven is de zonde van het verwerpen van Jezus Christus.
    1. Wie niet met Mij is, is tegen Mij, zegt Jezus.